Korte geschiedenis van de Sint Willibrorduskerk van Deurne-centrum
De Sint Willibrorduskerk is een kruiskerk en behoort tot een van de oudste gebouwen van de gemeente Deurne.
Aan de tegenwoordige kerk is men rond het jaar 1300 gaan bouwen, maar aangenomen wordt dat er voor die tijd ook al een kerk heeft gestaan. Want bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van de verwarming, in de zestiger jaren van deze eeuw, stuitte men op het muurwerk van een Romaanse kerk.
De vlakopgaande bakstenen toren werd al in 1458 gerestaureerd en moet dus al geruime tijd eerder gebouwd zijn.
Het transept (dwarsschip), het hoogkoor, de zuilen en de scheibogen van het schip behoren met de toren tot de oudste delen van de kerk. Tot in de tweede helft van de 19e eeuw was deze kerk de grootste en hoogste van de hele meierij.
In de 16e en 17e eeuw onderging de kerk verschillende klkeine restauraties na stormschade. De restauratie van 1711 was omvangrijk; het gebouw was vervallen en er stond o.a. een gewelf op instorten. De kosten waren F 1110,--.
In 1648 werd de kerk voor de uitoefening van de eredienst gesloten. De beelden en andere zaken die tot de inventaris behoorden werden overgebracht naar Venray. De katholieken vierden toen Eucharistie in de kapel op de Grote Berg in de Peel, net buiten de gemeentegrens. Een kruis op die plaats herinnert daar nog aan. Later kwam men samen in een kerkschuur in Deurne, ongeveer op de plaats waar het nu Lage Kerk heet. Pas in 1801 werd de kerk weer aan de katholieken teruggegeven.
Bij de torenbrand van 3 februari 1737 is de toren zwaar beschadigd. De twee in de toren hangende klokken, een van 5000 en een van 3000 kilogram, zijn daarbij gesmolten. Bij de herbouw van de toren is deze meteen verlaagd. De huidige toren is ongeveer 63 meter hoog. Van de gesmolten resten van de klokken zijn in 1742 twee nieuwe klokken gegoten, een van 2500 kilogram en een kleinere. Helaas stemden ze niet met elkaar overeen bij samenklank, zodat ze maar bij hoge uitzondering samen geluid werden. Een klok hangt er nog, de kleinste is vervangen door een andere die een betere klankharmonie met de grote klok heeft.
De kerk heeft van oorsprong dezelfde vorm en hetzelfde uiterlijk als die van Bakel, de oorspronkelijke moederkerk. Tegenwoordig verschillen ze aanzienlijk van elkaar door de grote restauraties die de kerk van Deurne heeft ondergaan. Haar huidige gedaante heeft de kerk grotendeels gekregen bij de grote restauratie onder leiding van de beroemde architect Dr. P. Cuypers in 1881-1882. De kerk werd toen uitgebreid met twee zijbeuken en het middenschip werd verhoogd tot de hoogte van het priesterkoor.
Later is rond de kerk, het kerkhof en het aanliggende kloostercomplex een schans met bogen gebouwd en tevens een H. Hartkapel op de hoek van de Markt en de Kerkstraat. Deze kapel en de bogen voor de ingang van de kerk zijn na de tweede wereldoorlog veerwijderd.
De laatste grote restauratie vond plaats in de jaren 1961-1964. Toen werden o.a. de twee kleine ingangen aan weerszijde van de hoofdingang dicht gemetseld en werden er twee nieuwe ingangen gemaakt aan de beide zijkanten van de kerk. Bij deze restauratie verdween ook de beschildering, die op het einde van de vorige eeuw was aangebracht bijna geheel.
Het orgel is gebouwd en voltooid in 1838 door F. C. Smits, orgelmaker te Reek. Het was oorspronkelijk niet voor deze kerk bedoeld en is er later pas als gebruikt orgel geplaatst. Aanvankelijk bezat het slechts een klavier en een aangehangen pedaal. Een tweede manuaal werd later bijgebouwd, doch hoogst waarschijnlijk niet door de eerste orgelbouwer, omdat beide windladen verschillend van constructie zijn. Deze uitbreiding was al geschied voor het orgel in Deurne kwam. De speeltafel, die eerst achter het orgel was aangebracht, is later naar een zijkant verplaatst.
In 1954 is het orgel geheel gerestaureerd en vernieuwd. Het nieuwe pijpwerk werd in overeenstemming gebracht met het oude klankkarakter en zo kreeg het orgel de onderstaande disposities:
Manuaal 1 - 54 tonen
Manuaal 2 - 54 tonen
Vrij pedaal - 27 tonen
Koppeling van manuaal 1 en 2 en van pedaal met manuaal 1.
De kosten van deze restauratie werden voor een groot deel betaald uit de gaven van de parochianen bij het zilveren priesterfeest van pastoor J. P. van Dinther.