Van Bakel zou geen steen op de andere blijven
Vrijheid betaald met verscheidene doden
"Die mannen die hier lagen - bij Dennelucht bijvoorbeeld lagen heel veel Duitsers - verwachtten in 1944 een zware tankslag om Bakel. Als het zover komt, gaven ze telkens weer goede raad, moet je zorgen dat je ver weg bent van hier. Ver weg in ieder geval van de harde weg want daar zal de slag uitgaan.
Zij meenden dat er van Bakel niets over zou blijven. Geen steen op de andere. Het is meegevallen, de slag is uiteindelijk geleverd rond Overloon".
Was de gemeente Bakel en Milheeze tot dan redelijk gespaard gebleven voor ruw oorlogsgeweld, in 1944 kreeg de gemeente - ook zonder dat dit soort verwachtingen bewaarheid werd - royaal haar deel. De vrijheid kostte ook Bakel en Milheeze een aantal doden.
Op 24 september 1943 leken de Duitsers te 'waarschuwen' dat het nu ernst werd. Er was toen een bijeenkomst in de Bakelse kerk, huwelijksvoorlichting waarvoor onder anderen de latere bisschop Bekkers in het geweer kwam. De kerk was slecht verduisterd; sommigen hadden daarvoor al gewaarschuwd. Er zou zelfs al eens een Duits vliegtuig over Bakel gecirkeld hebben in verband daarmee.
Op die septemberdag, 's avonds om een uur of negen, vielen er plotseling vier Duitse bommen. Een bij Van Uden, schuin tegenover Sigmans, een bij Manders op de Zandseweg (nu Emmastraat), een bij Nelleke Jonkers op het café in de Dorpsstraat (daar waar nu elektricien Vd. Heuvel zit) en de andere - een blindganger - bij de zusters in de tuin. Er waren twee doden: Jantje Nooijen, 39 jaar, en slager Toon Voesten, 38 jaar. Beiden werden op straat getroffen. Er was veel schade. De Dorpsstraat bleef dagenlang grotendeels ontruimd. De blindganger hebben ze later onder een enorme berg zand tot ontploffing gebracht.
In januari 1944 was er opnieuw een slachtoffer van de Duitse woede te betreuren. Er was weer eens een vliegtuig gevallen, een 'vliegend fort' ditmaal - dat moet geweest zijn op zondag 30 januari. Twee mannen waren in het wrak omgekomen, zeven waren er via verschillende wegen bij Mientje Manders terechtgekomen. En de Duitsers maar zoeken ... 's Maandags hielden ze razzia in het buitengebied van Bakel.
Op de Hilakker kropen twee mannen weg achter een stromijt, toen ze Duitsers zagen aankomen. "Hadden ze nou maar blijven staan, maar toen de vijand dichterbij kwam, gingen ze lopen. De Hilakker over, naar de Meulenhof en de Rakt op. Daar was Harrie van Vijfeijken hout aan het zagen. Geef me gauw een kiel, riep een van de vluchtende mannen. Zo stond hij mee te zagen toen de Duitsers langskwamen". Ze gingen voorbij en vonden noch vluchters noch piloten. Op de Rakt stond Schrama te schoffelen. Of hij het toen ook op een lopen heeft gezet, is onduidelijk, maar de Duitsers schoten hem pardoes dood. "Gewoon afgeknald, pure beesterij, omdat ze overal naast grepen", is het oordeel van tijdgenoten.
Waar de tweede vluchteling is gebleven, vertelt het verhaal niet. Wel hebben ze later in het dorp een Duitser zien lopen met diens klompen in de hand. Die had hij kennelijk achtergelaten om beter uit de voeten te kunnen.
Dolle Dinsdag
Zo werd de situatie steeds nijpender. De strijd in Frankrijk en België verliep allesbehalve goed voor de Duitsers en die werden daarvan natuurlijk niet vrolijker. Het hoogtepunt van de paniek die zich langzaam maar zeker van hen meester maakte, viel op dindag, 5 september. Dolle Dinsdag...
In Bakel was het kermis. Maar er was ook heel wat plezier over het in paniek terugtrekkende Duitse leger. De soldaten hadden de indruk dat de geallieerden hen pal op de hielen zaten. Het gerucht ging - en werd zelfs officieel door Radio Oranje bevestigd - dat de Engelsen al in Breda stonden.
Niets was toen nog veilig voor de mannen die zich verslagen voelden en alleen nog maar naar huis wilden. Fietsen waren het meest populair, voorzien van keiharde oorlogsbanden of niet. Huizen en bergingen werden ernaar afgezocht.
Maar ook karren, steps en zelfs kinderwagens en kruiwagen(tje)s konden ze gebruiken. Als het maar reed, als je er maar iets mee kon vervoeren.
Nogal wat Duitsers zagen de strijd toen niet meer zitten. Zij raakten even later duidelijk onder de indruk van de verpletterende massaliteit van 'Operatie Market Garden' die op 17 september luchtlandingstroepen dwars door Oost-Brabant deed neerdwarrelen. Doel was het snelle forceren van een definitief einde aan de oorlog door verovering van de 'poort' naar Duitsland, de brug over de Rijn bij Arnhem. Helaas bleek dat 'een brug te ver'.
Bij de Edah in Bakel vonden twee soldaten een bakfiets. Enthousiast kwam er een mee de schuur uitgereden. Maar hij had niet in de gaten dat een neergeklapt 'gaffeltje' onder aan de bak het ding onbestuurbaar maakte. boem, zat-ie tegen het huis van de buren aan. Gelach bij de omstanders, woede bij de Duitsers. Een van hen wilde zelfs de handgranaat gooien die hij aan z'n koppel had. Maar Bert vd Heuvel klopte hem kalmerend op de schouder: "Momentje ..." En snel klapte hij het verende gaffeltje omhoog. Weg waren de Duitsers. De bakfiets werd later in Oploo teruggevonden.
Drie doden
Bijzonder tragisch verliep het bombardement in Rips op diezelfde 17de september. Het was bedoeld voor een groep Duitsers die in een bos op het einde van de Hazenhutsedijk zat. Daar hadden de Duitsers een complete stelling ingericht. Het geallieerde gids-vliegtuig - het toestel dat moest aangeven waar de bommen gelost moesten worden - moet zich vergist hebben of een fout hebben gemaakt, zo zou later de uitleg zijn. "Maar de wind kan ook de schuld geweest zijn, wie zal het zeggen". De doelaanduiding lag in ieder geval verkeerd.
Resultaat was dat er bij Harrie Gelden en bij buurman Voermans - anderhalve kilometer van de bosrand - rond vijfenzestig bommen vielen. Eerst bommen die pas in de grond ontploften, daarna splinterbommen die bovengronds uiteenspatten.
De gevolgen waren verschrikkelijk: Marietje (2) en Henk (7) Gelden en buurmeisje Mientje Voermans (10) waren op slag dood, vreselijk verminkt. Zij waren samen met enkele andere kinderen die ongedeerd bleven - reepjes zilverpapier aan het zoeken die de geallieerde vliegtuigen toen steeds uitwierpen om de Duitse radar te misleiden.
Er vielen twee rijen bommen. Vader Gelden liep eerst de voordeur uit en kreeg daar een scherf in het hoofd, ging toen achter buiten en werd in het been getroffen. Ook moeder Gelden en Door van Bakel die net uit de hoogmis kwamen gefietst, werden gewond toen ze eventjes stonden na te kletsen. Zij hebben enkele uren in een sloot daar gelegen voordat er een ambulance kwam. Die was eerst naar een verkeerd adres gereden.
Zeven maanden jonge Riekie lag in de kinderwagen buiten. Er zaten dertien scherfgaten in de wagen, drie wielen waren er af .... en Riek mankeerde niets. Een ander die haar kind snel uit eveneens een kinderwagen haalde, kreeg een fikse haal van een scherf over de arm waarop het kind zat.
Er was bovendien erg veel vee dood, koeien, paarden, veulens, overal lagen de kadavers. Deels hebben ze die snel in de bomgaten geduwd, deels geslacht. 's Middags kwamen nogal wat Helmonders vlees halen. Er was bovendien veel schade, "gaten waar je doorheen kon kruipen". In een stromijt iets van het huis af bleef van verstopte fietsen, paardetuig, karren e.d. weinig meer dan schroot over.
Onaangenaam
In de Neerstraat in Bakel heeft een Duitser, een vliegenier, toen zowat veertien dagen op een boerderij verscholen gezeten. Een deserteur. Die wilde echt niet meer. De boer die hem onderdak gaf: "lk heb hem verstopt. Hij was ook een mens. Hij was het zat, zoals zovelen".
In die dagen probeerden op heel wat plaatsen Duitsers burgerkleding te krijgen om erin te ontsnappen. Soms ook namen ze die gewoon mee. Veel soldaten, zeker die van de strijdtonelen in België of Frankrijk kwamen, vergingen van de honger. Ze eisten vaak eten, stalen vee uit de wei of kippen uit het hok. Die slachtten ze ter plekke.
De laatste weken waren in de streek nogal wat SS-ers en 'doodskopmannen' - genoemd naar het onderscheidingsteken van hun tankonderdeel - opgedoken. Niet zo'n gemakkelijke mensen, integendeel. Oorlogsveteranen, zij vooral hadden al heel wat meegemaakt. Velen waren volledig 'verruwd', heel andere mensen dan de Duitsers die de dorpelingen hadden leren kennen. Zij gaven zich niet gewonnen. Ook Bakel, Milheeze en Rips maakten op onaangename wijze kennis met deze 'echte soldaten'.
"'s Ochtends werd ik wakker door het harde geluid van klepperende klompen. Zie ik me de oude Hofmans met twee of drie van zijn jongens de SS-auto aanduwen. Die hadden ze kennelijk uit hun bed gehaald. De oude baas liep zelfs nog in z'n lange onderbroek..."
"Op een avond, rond tien uur, ik was alleen thuis, al sliep ik al zowat een jaar op een ander adres. Iemand klopte op het raam achterom. lk vloekte zachtjes voor me uit ... D'r stond een auto achter het huis, een Duitse. 'Ortskommandantur Nord Frankreich und Belgium' stond erop. Oorlogsveteranen dus, SS-ers. Het zweet brak me uit. Een van hen bleek een Nederlander. Slaapplaats, commandeerde hij. lk zeg: Kan niet, ik heb hier al tien man. Dat was niet waar, wij hadden inkwartiering van één 'Feldwebel' van het 'Sprengkommando" dat de bruggen in Helmond moest opblazen ... Maar de SS-er slikte mijn bewering. lk zeg: Misschien is hier tegenover plaats. Daar, bij Veldpaus, lag het hele huis vol. Voor en achter, op stro dat ze hadden weggehaald bij Doruske v.d. Broek. Zij er heen . . even later ... een kabaal ... Joegen die vier SS-ers alle weermachtmannen die er sliepen, de straat op. Toen kropen ze zelf in het huis van Mina en Kees".
Roessel 6 in Bakel werd op dinsdag 19 september 1944 om zeven uur 's ochtends overvallen door een troep "tankmannen met een doodskop op de revers". Ze zetten de tanks in het bos ertegenover en haalden alle bedden in het hele huis naar de grote voorkamer. Een etenswagen parkeerden ze aan het keldergat, zodat ze in en uit konden zonder buiten te komen. "Wij moesten binnen blijven, aardappels schillen". Rond het middaguur kwam een stel aan met een vaars (jonge koe, puh) die ze bij Ties Nooijen uit de wei hadden gehaald. "Met de bijl voor de kop geslagen en de nek afgesneden. Ze hadden het beest zo weggewerkt". Later slachtten ze nog een zeug die ze bij Harrie vd. Boomen uit de kooi hadden meegenomen, "daar lagen de biggen nog bij".
"We hadden besloten dat we die nacht niet in het huis zouden blijven. Maar ze lieten ons niet gaan. Als iemand ook maar de schijn wekte van te willen vertrekken, dreef de commandant - vanwege zijn gedrag en zijn rode trui noemden wij hem 'de rooie hond' - ons terug met het geweer in de aanslag. Ze hadden trouwens allemaal het geweer schietklaar steeds bij zich. 's Avonds bombardeerden de Duitsers Eindhoven. Zodra onze gasten vliegtuigen hoorden, moesten de lichten uit. Toen bleek dat het Duitse machines waren, mochten ze weer aan".
"Tien minuten na dat bombardement was het ineens .. hup, inpakken en wegwezen. Maar voordat hij wegging kwam die 'rooie hond' vader nog even laten zien dat hij een van diens onderbroeken aan had en sokken van ons. En vol trots liet hij zien hoe hij ook het gouden horloge met ketting meenam. Als dank voor de gastvrijheid zeker".
"D'r kwam er eentje even terug. Hij gaf vader een brief. Met handen en voeten maakte hij duidelijk dat we die aan de 'tommies' moesten geven. Want hij had familie in Engeland. Maar als de 'tommies' niet kwamen - kennelijk hield hij dat voor mogelijk - dan moesten we die brief verbranden; hij wees nadrukkelijk naar het fornuis".
In de Neerstraat zaten zes tankmannen in een boerderij, die avond in de week voor de bevrijding. Ze hadden de tank in het stro weggezet. En ze wilden dat boer Jan de wacht hield. Toen die tegensputterde, maakten ze daarvan niet zo'n punt. "Maar als onze wagen vannacht opgeblazen wordt, hangen we jou morgen op, daar kun je op rekenen", zei er een die wat Nederlands sprak.
Midden in de nacht een hels kabaal: "Nou zul je het hebben". Enorm gebons op de deur. Jan moest wel open doen. "Waar zijn de jongens", snauwde de man buiten. De boer voorop, hij met het geweer in de aanslag er achter. "Daar slapen ze". Boer Jan moest het eerst naar binnen: "Ik hoorde ze de geweren grendelen". Maar alles liep goed af. De troep vertrok onmiddelijk, mét de tank.
Een paar dagen voor de Engelse luchtaanval op Duitse tanks die zich in Bakel hadden verzameld, had dokter Jan Nelemans, dé man van het verzet, over Roessel al gezegd: "In die buurt zit je slecht". Kennelijk had de ondergrondse toen al doorgegeven dat bij Louwers in de schuur een commando-tank stond. De commandant daarvan zou zelfs al bevolen hebben dat de al weggetrokken tanks terug zouden moeten komen. Kroop Bakel toen echt door het oog van de naald?
Aanval
Vrijdag 22 september 1944 was een meer dan rumoerige dag in het Bakelse. Toen wilde de RAF een aanval doen op de Duitse tanks die zich daar verzameld hadden. Alleen al op het terrein van het latere St. Jozefsheil (Roessel) en langs de Milheezerweg tot bij de Edah hadden er wel vijftien gestaan. Ze waren echter al weer weg toen 's middags acht geallieerde vliegtuigen acht aanvallen uitvoerden. De boerderij van Louwers op Roessel werd bij de eerste aanval al in brand geschoten. In Milheeze ging de boerderij van Peerke Peters in vlammen op, toen daar een benzinewagen geraakt werd. Peerke stond al zwaaiend en wenkend om hulp te roepen ... Maar niemand durfde.
De herrie was oorverdovend, verwarrend, angstaanjagend. De hulzen ratelden over de daken. Wonderlijk genoeg gebeurden er nauwelijks persoonlijke ongelukken. Miet Louwers liep brandwonden op die haar drie weken aan bed bonden. Wel werd een aantal Duitsers gedood of gewond.
Dubbele schade
De familie Van den Berk, buren van Louwers, kreeg voor de tweede keer behoorlijke oorlogsschade. Al in 1941 was een Engelse bommenwerper, aangeschoten door een Duitse jager, op haar boerderij gevallen. Nu lagen 600 pannen van het dak en waren alle ruiten stuk. Overal zaten gaten van granaatscherven en kogels. De hele familie had tijdig dekking gevonden in een sloot in het veld ... samen met twee Duitse militairen.
Na deze belevenis zochten de bewoners van de huizen aan de Milheezerweg hun toevlucht in boerderijen en schuilkelders, verder het veld in. In de schuilkelders daar vonden soms wel tachtig mensen tegelijk een onderkomen.
In de schuilkelder op 't Zand had een 'twennie' een probleem: haar fiets had ze ergens verstopt tussen de tabaksplanten. Hoe zou ze in hemelsnaam straks aan de bevrijders duidelijk kunnen maken dat het háár fiets was. Ze kende geen woord Engels. Ze zat er echt mee ... Een dorpse jongeling - in zo'n schuilkelder zat 'van alles' in een nooit meer vertoonde saamhorigheid - schoot te hulp; hij had per slot niet voor niets Engels geleerd op school in Helmond. Het voor- en nazeggen begon, werd eindeloos herhaald. 'Bycicle' en 'tobacco' waren uiteraard de meest gerepeteerde woorden. Dat gaf weer mooi afleiding in het vervelende ondergrondse schuilkelderbestaan van die dagen.
Geboren
Temidden van dit dodelijke rumoer werd Piet Verberkt geboren, vrijdagmiddag twaalf uur, in de grote schuilkelder daar waar nu de Viltstraat ligt. Moeder lag op een geïmproviseerd bed op een ladder. Om half twee was ze alleen, de anderen waren al naar de doop. "Komt me daar ineens een Duitser binnen. lk schrok me kapot. Maar die man zei alleen: Haben Sie kleren? Hij was helemaal nat, had in de Loop gelegen, op Auerschoot aan. Hij wilde burgerkleren. lk zeg: lk habe niks. Nee, ik had niks, helemaal niks. Hij zei: Arme vrouw.... En toen was hij weg"
Onmiddellijk nadat het gezelschap van de doop was teruggekomen, brak volgens moeder Nolda de aanval los. Anderen zeggen dat het wat later was. Maar toen opa en oma Van den Broek thuis kwamen in Milheeze, lag daar de hele Berken waar ze woonden, vol bommen. En zat iedereen in de grote, volle schuilkelder bij Driek v.d. Weijst, op de Heibloem.
Over de Rijn...
Zondag de 24ste bleven de Duitsers in stromen door Bakel komen, alles richting Duitsland. Midden in Bakel stond een Duitse vrachtwagen die niet meer liep. De twee militairen die erbij hoorden, probeerden collega's aan te houden voor hulp. Maar niemand stopte. Weg, weg ... Op een gegeven moment zijn die twee hun geweren aan het leegschieten gegaan, gewoon midden in het dorp. D'r liepen nog wel mensen achterom. Gewoon hun munitie weggeschoten. "Wij hebben den Krieg ook niet gewollt", zeiden ze. En: "Als we maar 's over de Rijn zijn, dan zijn we weer thuis". Dat was kennelijk het enige doel dat hun nog restte.
Momentje uit een (bange) schuilkelder:... en moederke Rooijackers maar bidden en bidden. Hannes op een gegeven moment: "Ben 's stil, stil nou 's. Ik hoor iets ... ik weet niet wat er aan de hand is." Angstige Toon: "Niks stil .. Bidden, moeder, bidden.." Toen ze even later buiten loerden, bleek Hannes toch de bevrijders gehoord te hebben.
In die laatste dagen werd er heel veel geschoten met zware artillerie, vooral in de nacht van zondag op maandag, uit de richting Deurne. Daar zaten de Engelsen al. Het is bijna een wonder dat er toen geen doden en/of gewonden zijn gevallen. Die zondagmiddag 24 september had een Duitse eenheid zich ingegraven lans de weg naar Deurne. Tiger-tanks stonden links en rechts in het gebied. De spanning steeg met het uur. Zouden de Duitsers het erop aan laten komen?
Rond zes uur maakte een tiental Engelse tanks een verkenningstocht. Die kwam hen te staan op het verlies van twee tanks. Acht inzittende zijn toen begraven langs de weg bij de Kaweise-Loop.
Op een van die laatste bezettingsdagen hebben de Duitsers Ad Vermulst, de kastelein van 'De Zwaan' enige tijd gegijzeld. Harrie de Corte zag op een gegeven moment zijn fiets bij Vermulst voor de deur staan. Die was net tevoren door Duitsers op de Oudestraat meegenomen. Dus Harrie dacht: "Dat komt mooi uit". En toen die Duitser buitenkwam, miste hij niet alleen de fiets, maar - erger - de tas met papieren die hij achterop had gehad. Dus die Duitser 'ging aan ..' En Ad Vermulst werd gegijzeld: Als die spullen niet terugkwamen ... Enkelen zijn toen naar De Corte gegaan. Die had de tas ergens in het veld weggegooid. Ze was snel gevonden. Zo kwam Ad weer vrij.
Maar maandagochtend verliet al snel de laatste Duitser Bakel. Bij De Vries waar de ingegraven eenheid haar commando-post had, sprongen ze zelfs uit de ramen. Zo'n haast hadden ze plotseling. Een laatste Duitse tank bij de afgebrande boerderij van Louwers werd geraakt, een andere kieperde op de Auerschootseweg in een beek, machteloos. Die twee moordmachines zijn geruime tijd blijven liggen. Ze werden met de dag kaler, tot alleen het grofmetalen karkas over bleef.
En toen was plotseling het grote moment daar; even na tienen, die maandag, rolden de eerste Engelse tanks het centrum van Bakel binnen. Uiteraard stond in minder dan geen tijd iedereen erom heen. Overal verschenen vlaggen, roodwit-blauw en oranje.
Tot de Duitsers de feestroes nog even verstoorden met een beschieting. In paniek dook iedereen weg. In de kelder van De Vries stonden de mensen dicht opeengepakt, zelfs op de toegangstrap. Gelukkig vielen de meeste granaten buiten de kom (daar waar nu de Emmastraat is). Er waren geen slachtoffers en de materiële schade viel mee.
Weinig bekend is dat er op die bevrijdingsdag nog een dode te betreuren viel op het Mathijseind. Bij de familie Donkers daar hadden enkele Duitsers de nacht doorgebracht. De ondergrondse uit Aarle-Rixtel wilde dat groepje wel 'even' inrekenen. Er was een probleem: die Duitsers wilden daaraan niet meewerken. De actie eindigde met het neerschieten van een van de verzetsmensen, een onderduiker van elders in het land. De man overleed ter plekke. Later heeft het groepje Duitsers zich overgegeven aan de Engelsen.
Nog zes weken
Ook Rips en Milheeze werd diezelfde dag bevrijd, 25 september 1944 dus, zonder dat er een schot gelost werd. Maar de bevrijding in Rips betrof daar slechts een gedeelte. In de Peel hield het schieten aan. Terwijl het dorp de bevrijding vierde, zaten de mensen in de buurt van de Hazehutsedijk nog volop in het oorlogsgeweld. Sterker: Het was er nog niet zo spannend geweest. Dat zou zes weken duren. In het dorp hadden ze daarvan nauwelijks notie; verhalen die doordrongen, geloofden ze niet eens. Het was ook zo'n onwezenlijk verschil.
In Rips hadden ze al vanaf de zondag van 'Market Garden' geen Duitse militair meer gezien. Allemaal weg, richting Deurne. Vier jongens fietsten 's woensdags daarop maar eens naar Uden, via Volkel. Rond 2 uur zagen zij de geallieerden met vrachtwagens, carriers, tanks en jeeps door de corridor naar Grave trekken.
Zij gooiden af en toe sigaretten en chocola, het was een feest. 's Avonds fietsten de vier vrolijk terug, weer naar bezet gebied. Geen Duitser te zien.
De andere dag wilden anderen hetzelfde proberen. Zij werden voor Volkel 'opgevangen' door Duitse soldaten. De situatie was nogal verward in die dagen. In de Peel zou dat nog even duren.
"Wij waren aan het melken. Twee keer onder de koe gezeten, drie keer er onder uit, de sloot in. D'r stond een kar in de Peel met de burries omhoog. De Engelsen moeten gedacht hebben dat dat afweergeschut was, want telkens doken ze er schietend op af. Links zaten de Duitsers, rechts de Engelsen. Daar zaten wij tussenin. Maar de koeien moesten toch gemolken worden".
'Die vechten niet meer'
Zondagmiddag, de 24ste, gingen ze uit de Peel naar de kerk in Rips. Ook dat moest doorgaan ... "Toen kwamen daar die Duitsers uit de Mortel, op de vlucht, met hun pantserwagens, zwarte gezichten van de strijd.... D'r reden er nog een paar vast in de bossen. Ze keken lelijk en vermoeid, die zondagavond. We zeiden nog: Dat de Engelsen nou maar snel komen. Deze Duitsers vechten niet meer. Maar de Engelsen groeven zich in. Ze hadden even pauze nodig".
In de nachten na de officiële bevrijding van Rips kwamen de Duitsers in de Peel steeds weer terug, over het Defensiekanaal, van Merselo uit. Op de landwegen daar, maar ook in weilanden legden ze volop mijnen. Het regende er vaak granaten en bommen, zeker drie weken lang, op een voormiddag wel zestig. De Duitse tanks trokken pas op 30 september terug, over de Hazenhutsedijk richting Venray. Hun kanonnen konden toen Rips niet meer bereiken. Wel de Peel. Een aantal van de mensen die daar woonden, is opnieuw een tijdje geëvacueerd geweest, net als in 1940. Bij Nard Arts groeven ze zelfs nog een groot gat, een mitrailleursnest. Daarin vond de laatste Duitse soldaat die ze zagen, de dood.
In het dorp braakte een fiks aantal zware geallieerde kanonnen dagenlang onophoudelijk een dodelijke lading uit. Die hadden een veel groter bereik dan de tanks. "Als we met paard en wagen naar het veld gingen, kregen we een seintje, moesten we even wachten tot ze uitgeschoten waren. En dan snel onder de lopen van de kanonnen door ... Die gingen daarna weer door met schieten.
Slachtoffers
De mijnen eisten nieuwe slachtoffers. "lk had ze goed gezien, 's nachts ... Want wanneer sliep je nog? Duitsers met die dingen onder de arm. 's Anderendaags groeven we die dan op en dan liepen Piet en ik met allebei zo'n ding onder de arm naar het kanaal. Gooiden we ze in". Nol van Beek en de veel jongere Sjaak van de Weijer ook. Drie anti-tankmijnen hadden ze opgegraven. "Opeens een vreselijke knal - ze konden het zelfs in het dorp op school horen. Het was om een uur of drie 's middags". Beiden waren op slag dood.
Leentje Cornelissen, 10 jaar jong, zocht ook de zilveren reepjes uit vliegtuigen ... Ze stapte op een voetmijn -"krek sigarenkistjes" - viel om met haar zij op nog zo'n zelfde kistje. Dood.
Met name jongeren kenden het gevaar niet. Maar ook de ouderen werden bevangen door een zekere mate van onverschilligheid. Met kistjes pootaardappelen door zo'n veld met mijnen scharrelen ... ze krijgen er nu pas de kriebels van. "De koeien waren uitgebroken en op mijnen gelopen. Toen was er een doorgang voor de ploeg en de paarden. De hond was mee ... lk heb de hele tijd lopen denken: Als die maar niet ... Een ander heeft z'n hond af moeten schieten omdat-ie wel op een mijn liep; een groot gat in z'n keel. Achteraf denk ik nu wel: We hadden wel geen aardappels staan, maar ... Maar ja, je moest er toch heen. Zat je te melken en dan was het ineens of ze met aardappels gooiden. Vlug een gat in .... Gekkenwerk".
Verwarring
De verwarring, de chaos was groot, in die dagen. "Wij zaten op de drempel met Piet Gloudemans die was komen vertellen dat de Engelsman op de Rips zat. "Zullen we gaan kijken?' vroeg Piet. We staan op, de hoek om van het huis en toen stond daar een Duitser. Die vroeg waar de Engelsen zaten. Wilde zich overgeven. We hebben hem de weg gewezen".
Een ander zag iets vreemds aan een stromijt daar. Ging hij kijken en lag daar een Duitser. "We schrokken allebei evenveel". 'Geef je toch over. Da's het veiligst". Maar de Duitser wilde weten waar dan de Engelsen zaten en waar de Duitsers. "Niks overgeven en hij sjokte aan, richting IJsselsteijn. Zo waren d'r ook".
Iets eerder: "lk weet nog goed, dat bij ons een Duitser een paard eiste. "Loopt in de wei en kan ik nu niet krijgen", zei vader. Maar onder bedreiging met het geweer moest-ie wel. Ingespannen .... en daar deed-ie op de Hazenhut aan. Hij was krek aan het kanaal, toen plofte daar die brug omhoog. Kon-ie niet verder. Toen hebben we even gelachen".
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: Mientje Beijers had wel vijftig piloten →