Vacantie in Bakel (1960)
Bakel is met een oppervlakte van ruim 7600 ha en een inwonertal van nagenoeg 5900 een sterk groeiende en bloeiende gemeenschap, thans omvattende 4 verschillende kerkdorpen: Bakel met 2800, Milheeze met 1300, Rips met 1000 en Brouwhuis met 800 inwoners.
Enkele decenniën terug was het nog een zuiver agrarisch dorp met ongeveer 1600 inwoners, uitsluitend aangewezen op landbouw en veeteelt als bestaansbronnen met slechts enkele ambachtslieden als thuis werkende wevers verspreid levend tussen de boerenbevolking. Er was dan ook nagenoeg geen konbebouwing; de boeren woonden in de verschillende wijd uit elkaar liggende buurtschappen in bijeengroepende boerderijen en bebouwden met primitieve middelen hun met behulp van stal-. en schapenmest vruchtbaar gemaakte kamp- of akkergronden, welke eeuwenlang slechts een oppervlakte besloegen van circa 1 .000 morgen of ha. Het overige grondgebied, ruim 5.000 ha, bestond uit heide, veen, moeras en zandvesstuivingen, uitsluitend van betekenis voor de schapenteelt en voor het winnen van brandstof in de vorm van turf en heiplaggen.
Met de landbouw leidde Bakel in de 19e eeuw een kwijnend bestaan en liep dan ook langzaam in inwonertal terug. Hierin kwam rond 1900 een gelukkige ommekeer. De kunstmest deed zijn intrede op het boerenbedrijf, er werd door de overheid iets gedaan aan verbetering van de waterafvoer en zo konden duizenden bunders heide en moeras tot vruchtbare landbouwgrond worden ontgonnen.
Het dorp bloeide op, het inwonertal steeg van 1600 in 1900 tot 4000 in 1940.
Er ontstonden nieuwe kerkdorpen: Milheeze, eertijds een boerengehucht en sedert 1845 een zelfstandige parochie, groeide uit tot 1300 inwoners, het kerkdorp Rips, een zuiver ontginningsdorp, verrees ongeveer rond 1920 uit het niets en heeft thans ongeveer 1000 inwoners en in het uiterste westen ontstond in 1930 onder de rook van Helmond het kerkdorp Brouwhuis met nu ca. 800 inwoners.
Vooral sedert de laatste wereldoorlog is de gemeente en speciaal het kerkdorp Bakel in volle ontwikkeling van boerendorp tot een aangenaam woonoord voor werkers in de nabijgelegen industriestad Helmond. Ook hebben zich reeds enkele kleinere industriën aan Bakel gewaagd als vestigingsplaats voor hun bedrijven.
Het huidige gemeentebestuur stimuleert deze ontwikkeling zo krachtig mogelijk. Zo zijn in alle kerkdorpen in en nabij de kom meerdere ha grond aangekocht voor komuitbreidingen, welke door stratenaanleg en verdere voorzieningen worden omgeschapen tot riante woonstraten, te Bakel zelfs een aaneengesloten complex van ongeveer 12 ha.
Even ten oosten van de dorpskom van Bakel is op een prachtig natuurterrein van zandverstuivingen en bosschages, groot ongeveer 40 ha, het moderne sanatorium "St . Josephsheil" gebouwd voor de verpleging van tbc. patiënten en andere chronische zieken en door H.M. de koningin op 1 september 1951 officieel in gebruik gesteld. Het biedt thans plaats aan 300 patiënten.
Bezienswaardigheden:
In Bakel bevinden zich weinig merkwaardige bouwwerken of monumenten. Als zodanig zou slechts kunnen gelden de uit de 15e eeuw daterende stoere dorpstoren, welke met het bijbehorende kerkgebouw op de rijksmonumentenlijst staat geplaatst. Er staan ook nog een tweetal oude windmolens, nabij de kom van Bakel een oude Brabantse standaardmolen en tussen Bakel en Milheeze een zgn. bergmolen of bovenkruier, ongeveer 100 jaar geleden geïmporteerd uit Holland.
Het tekort aan mooie gebouwen wordt evenwel rijkelijk gecompenseerd door het in ruime mate aanwezige natuurschoon als de met vliegdennen en bosschages overdekte zandverstuivingen nabij de kom van Bakel, het ruim 2500 ha grote boscomplex even ten zuiden van de dorpskom Rips, het rustieke boerenlands rondom de oude buurtschappen, de welige weidegebieden, ontstaan uit drooggelegde vennen en moerassen en in het uiterste oosten van de gemeente nog een restant van het vroegere heide- en veengebied, dat grotendeels in beslag is genomen door het ongeveer 10 jaren geleden aangelegde militaire vliegveld 'De Peel'. Deze mooie recreatiegebieden worden door de minnaars van de natuur en van een rustige en gezonde vacantie steeds beter toegankelijk door de steeds meer op gang komende verharding van de vroegere zandwegen. Heeft deze reeds over een lengte van ongeveer 15 km haar beslag gekregen bv. de Aarlese dijk, de Rondweg, de Hazenhutse dijk, enz., op de nominatie voor verharding staan nog ongeveer 25 km, waarmede dan nagenoeg alle buurtschappen en boerderijen over een verharde weg bereikbaar zijn.
Hotelaccomodatie:
Er heerst in Bakel nog een ernstig tekort aan hotelruimte. Hebben weliswaar de hotels "De Gouden Leeuw" te Bakel, eigenaar de heer Swinkels—van Tiel, en "de Rips" te Rips, eigenaar de heer van Dijk, op culinair gebied een goede naam, het zou toch hoogst wenselijk zijn, dat vooral aan de logeergelegenheid de nodige uitbreiding kon worden gegeven.
Geschiedenis:
Al is Bakel in de huidige verhoudingen een klein dorp, toch heeft het een oude en rijke geschiedenis. De plaats wordt reeds genoemd in een uit de 4e eeuw daterende en te Rome berustende latijnse akte, waar sprake is van de plaats Oss , waarvan de aardrijkskundige situatie wordt aangeduid als liggende halverwege tussen Bakel en Nijmegen. Bekend is ook, dat St. Willibrord speciale betrekkingen met Bakel heeft onderhouden.Hij kreeg daar van een rijke ingezetene, Herelaef zoon van Badagar genaamd, talrijke goederen, als een herehuis met hof te Bakel en hoeven te Deurne en Vlierden. Te Bakel bevond zich toen reeds een kerk gesticht door St. Lambertus, bisschop van Maastricht, en toegewijd aan de apostelen St. Petrus en St. Paulus, later na diens dood ook aan St. Lambertus zelf. Volgens de overlevering zou St. Willibrord zelfs pastoor van Bakel zijn geweest.
Deze opvatting vindt steun bij de geschiedschrijver Schutjes, die in zijn werk "Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch" vermeldt: niet zonder grond kan men beweren, dat de grote apostel der Friezen eenigen tijd te Bakel als pastoor geresideerd heeft. Voor dit gevoelen pleit eerstens, dat in verscheidene schenkingsbrieven ten behoeve van de H. Willibrord, steeds de pastoor der plaats, die destijds slechts "presbyter" heette, als notaris het stuk ondertekende; dit geschiedde o.a. in 704 te Tilburg door Virgillius, in 712 te Waalre door Ansbaldus enz., doch bij de schenking in 721 te Bakel gedaan ontbreekt de presbyter als notaris, wijl de H. Willlibrord zelf als pastoor niet gevoegelijk deze schenking kon ondertekenen. Ten andere leest men in dit charter deze merkwaardige woorden: "ubi nunc Dominus pater en Pontifex Willibrordus praeesse videtur". De later gebouwde huidige parochiekerk is dan ook haast vanzelfsprekend toegewijd aan St. Willibrord zelf. Ook de burgerlijke gemeente voert de bisschop, weliswaar uitgerust net een paternoster op zijn wapen en: de reeds in 1300 bestaande, mogelijk in 1227 opgerichte plaatselijke schut "Het St. Willibrordusgilde" heeft hem als patroon.
Is er uit de opvolgende eeuwen wegens de volslagen vernietiging van het plaatselijk archief bij de bekende torenbrand in 1708, weinig uit de geschiedenis van Bakel bekend, in het gemeente-archief bevindt zich toch nog een 17e eeuws copie van de op 1 maart 1325 gedateerde schenkingsacte van hertog Jan van Brabant "Het vercreijghboeck van de Pedel", waarbij hij aan zijne goede luiden van eaeckel ende Aerle de Peel; gelegen tussen de grenspalen van Gemert, Vlierden en Deurne schenkt tegen een jaarlijkse cijns negentich swarter tournoise. Deze schenking is de oorzaak geworden van eindeloze hevige twisten met de buurtgemeenten vooral met Venraij, behorende tot het hertogdom "Gelder". Aan deze twisten kon eerst een einde komen in de 18e eeuw door een tractaat gesloten tussen de Koning van Pruissen als Heer van Venraij en de Republiek der Verenigde Nederlanden, waarbij Bakel over het algemeen de verliezende partij noet zijn geweest.
Vermeldenswaard is ten slotte nog, dat gedurende de laatste 2 jaren aan de boord van het voormalige veenmoeras "De Peel" onder leiding van het biologisch-archeologisch instituut van de Rijksuniversiteit van Groningen opgravingen hebben plaats gehad, welke talrijke sporen opleverden van een vrij langdurig verblijf in de jaren 10.000 tot 11.000 voor Christus van de rendierjagers, het zgn. Tjonge volk, aan de oevers van de Peel. Er werden vele voorwerpen als vuurstenen pijlpunten, schrapmesjes en zelfs een fijn getand stenen zaagmesje gevonden. De talloze vuurstenen splinters doen vermoeden, dat ter plaatse een werkplaats voor deze voorwerpen heeft gestaan.
De Bakelaars zijn, hoe kan het in Brabant anders, een gemoedelijk en vriendelijk slag volk, weliswaar tengevolge van een eeuwenlange afzondering wat teruggetrokken en bescheiden, maar bij tegemoetkoming door de bezoeker toch aanstonds openhartig, blijmoedig en spraakzaam.
Een te Bakel door te brengen vacantie zal daarom bij ernstig pogen van de bezoeker zeker kunnen leiden tot een aangenaam en goed contact met de bevolking, hetgeen altijd tot de prettigste vacantieherinneringen behoort.