Uit de geschiedenis van Bakel
UIT DE GESCHIEDENIS VAN BAKEL
DOOR PATER R.H. NOOYEN O.P.
Bakel, 18 Januari 1961.
Door onderzoek zijn enige onderdelen in de onderstaande tekst niet meer 100% correct.
In 1967 heeft Hein Nooijen het boekwerkje geschreven "Tussen Peel en Maas"
Onderstaand stuk is dus zijn voorwerk geweest.
Hoofdstuk 1 BAKEL VOOR HET JAAR 1600
In het jaar 1960 deed men onder leiding van de Universiteit van Groningen opgravingen in de Peel, waarbij men in de hoge rand van de Peel zeer primitieve stenen gebruiksvoorwerpen vond, die afkomstig moesten zijn van een zeer oud en primitief volk, naar schatting van 10.000 jaar vóór Chr. Het zouden rendierjagers zijn geweest, die zich ook bezig hielden met visserij in de Peel, die vroeger ’n soort meer moet zijn geweest.
Dit was het zgn. Tjonge volk.
Anderen hebben studies gemaakt van de akkergronden van Bakel en kwamen tot de conclusie, ook aan de hand van gevonden stenen voorwerpen, dat deze hoge akkergronden, zoals de Molenakker, Hilakker, Nuyeneind, Schouwakkers, reeds door de Menapiërs van 400 vóór Chr. in gebruik waren genomen. De andere gronden in Bakel zijn veel later tot ontwikkeling gebracht.
Bakel als kerkdorp moet gesticht zijn in de tijd van St.Lambertus, Bisschop van Maastricht rond 700. Pippijn van Herstal, de Koning der Franken, had in Bakel een soort buitenverblijf, een ‘sala’, een herenhuis van hout met hof, schuur en verblijven voor lijfeigenen. Het heette toen ‘ Baclaos.’ Bac – rug, heuvelrug, hoogte; laos – los: lo of loch is beboste woonplaats. De H. Willibrordus, die rond 700 de Abdij van Echternach stichtte, kwam wel eens op zijn tochten tussen Echternach en Noord-Nederland door Bakel. Hij was bevriend met Pippijn. Toen Pippijn in 714 ziek lag in zijn ‘sala’ te Bakel, bezocht Willibrordus hem ook en bij deze gelegenheid schonk Pippijn aan Willibrord een kerk en klooster in Susteren.
Ongeveer in de zelfde jaren had de Angellsaks Herelaef, de zoon van Badagar, een kerk gebouwd te Bakel. In 721 schonk Herelaef deze kerk met een herenhuis en hof en ook enkele goederen in Deurne (Bottel) en Vlierden aan Willibrord. De kerk heette toen Basilica (= doopkerk van St.Petrus en St.Paulus en van St.Lambertus. De naam Lambertus werd na de marteldood van Bisschop Lambertus in 705 aan de naamen van Petrus en Paulus toegevoegd.
In 739 stierf Willibrord en liet al zijn bezittingen in Bakel, Deurne `en Vlierden achter aan de Abdij van Echternach.
Deze eerste kerk was waarschijnlijk van hout, zoals toen gebruikelijk was. Later in de 11de of 12de eeuw vermoedelijk werd er een stenen kerk van gemaakt.
De naam Wibers, Wilberts, dat van Willibrord komt, is ook een echte Bakelse naam geworden.
Waarschijnlijk is in 1227 de St.Willibrordusgilde opgericht, die toen een meer practische zin had dan nu het geval is.
In 1325 schonk Jan, Hertog van Brabant, de ‘Peel en gemeente’ aan de ingezetene van Bakel tegen een zekere jaarlijkse belasting, die voor de helft moest afgedragen worden aan Jan, Hertog van Brabant, voor de andere helft aan de Abdij van Echternach. Er bestaat nu nog een lijst van ‘verkrijging van de Peel aan de ingezetene van Bakel, Helmond, Aarle-Rixtel en Beek over de jaren 1325 tot 1459.’
De naam Peel komt van het Latijnse woord ‘paludas’, dat Moerassen’ betekent. De Abdij van Binderen te Helmond dateert van ’t jaar 1231.
In 1402 werd het kasteel van Helmond gebouwd.
In 1437 werd de parochie van Gemert gesticht. Tot nog toe was de kerk van Bakel hun parochiekerk. Maar er was ook een kapel in Gemert. Deze kapel werd verheven tot Parochiekerk. Het argument was: de weg van Gemert naar de kerk van Bakel was heel dikwijls onbegaanbaar vanwege de moerassen. Gemert is dus een dochterparochie van Bakel, evenals Deurne en Milheeze.
In 1505 werd het dorp afhankelijk gesteld van Johan van Deurne, die daar op het kasteel woonde. Het was een soort verpanding, die later echter weer afgelost werd.
In 1511, in de tijd van het opkomend protestantisme, heeft Maarten van Rossem beestachtig huisgehouden in Bakel, zoals hij dat ook deed in andere plaatsen van Brabant. Hij trok met zijn leger van soldaten uit de Gelder van Roermond en Venlo naar Deurne en Bakel en brandde deze beide dorpen plat. De soldaten namen inboedel, beesten en ook enkele personen. Van de 118 huizen in Bakel bleven er 30 over. Mogelijk komt daar de naam Overschot vandaan.
Een zekere Jan van Erp was toen burgemeester van Bakel.
Zo heeft Bakel ook veel te lijden gehad van soldatentroepen in 1599. Maar dit waren Spanjaarden.
Deurne heeft lange tijd een parochie gevormd met Bakel. Toen in de 13de en 14de eeuw de bevolking van Deurne groter was dan die van Bakel, is de standplaats van de pastoor van beide dorpen in Deurne geweest. In de 16de en 17de eeuw krijgt Bakel en Deurne ieder hun eigen zielenherder. Pas bij de scheiding van de kerkelijke goederen in 1651 kan men spreken van twee zelfstandige parochies.
Namen van enkele zielenherders van Bakel van 1500 – 1600 zijn: Godefriedus van Amstel, Jasper Moers, Gerardus Jacobs, Petrus van Cauwenborch, Hendricus van Amstel.
Reeds in de 16de eeuw bestond er in Bakel een fonds voor steun aan de armen. Dit was de zgn. ‘ Tafel van de H.Geest,’ die beheerd werd door de armen. Deze armenmeesters werden door de schepen (gemeenteraadsleden) gekozen.
HOOFDSTUK II BAKEL VAN 1600 – 1700
In het begin van deze eeuw was Petrus Heyakkers, geboren te Deurne, pastoor van Bakel vanaf 1607 en Antonius Cox, geboren te Gemert, was de pastoor van Deurne. Na pastoor Heyakkers kwamen de volgende zielenzorgers in Bakel: Johannes Vehoeven, Hubertus Neefs (geboren te Antwerpen), Wilhelmus van den Einde (geboren te Lierop), Wilhelmus Moors en Servatius Nieuwenhof.Pastoor Heyakkers was ook rector van de altaren van de H.Johannes en van de H.Antonius in de kerk van Bakel. Daar had hij ook aparte beneficies (kerkelijke inkomsten) van. Pastoor Heyakkers had toentertijd 800 communicanten in zijn parochie.
In 1615 werd de grote klok van de kerk van Bakel plechtig gewijd. Bij deze plechtigheid was ook de pastoor van Deurne, Antonius Cox, aanwezig.
Tijdens pastoor Verhoeven had er nog een ernstig incident plaats in Bakel: in 1625 raakten twee soldatenpatrouilles, een van Den Bosch en een van Grave, met elkaar slaags op het dorpsplein. Het gevolg was een dode en een zwaar gewonde. De dode werd begraven op het kerkhof dat daardoor ontheiligd werd. Het was dus waarschijnlijk een protestantse soldaat. De pastoor vroeg aan de Bisschop om het kerkhof te mogen reconcilieren, weer opnieuw in te zegenen. Dit werd door de protestanten zeer kwalijk genomen en als wraakneming, hebben toen de geuzen kort daarop het dorp Bakel verwoest.
In 1629 wordt Den Bosch veroverd door de troepen van Prins Frederik Henderik. De geuzen zijn nu ook in Brabant de baas en dat zal het katholieke Brabant spoedig gaan overwinnen.
De Paters Dominicanen moesten op den duur Den Bosch verlaten. Zij vestigden zich in Eindhoven van 1632 tot 1634 en daarna in Gemert van 1642 tot 1648.
In 1636 werd Hubertus Neefs, een geleerd priester, pastoor van Bakel. Maar in 1637 moest hij al voor de protestanten vluchten. Hij nam de wijk naar de vrije Heerlijkheid van Gemert.
In 1645 werd de kleine klok van de kapel van Milheeze plechtig gewijd. Daar voor kwamen ook enkele geestelijken bij elkaar, nl. een zekere Cornelius Fransen, zielzorger in Bakel en pastoor Antonius Roymans van Deurne, plus nog enkele anderen.
Na de vrede van Munster in 1648 werd de toestand voor Brabant niet beter. Van 1648 tot 1672, toen de Fransen kwamen, was er toch wel een echte vervolging van de katholieke godsdienst. Zo langzamerhand werden de plaatselijke katholieke ambtenaren vervangen door protestante. Maar het ging toch niet erg vlot. In 1648 waren nog bijna alle plaatselijke ambtenaren katholiek.
In 1648 moesten alle mannekloosters in de Meyerij opgeheven worden. Het klooster van St.Agatha te Cuyk en de Abdij van Berne mochten nog blijven bestaan. Ook moesten alle pastoors de kerk en de parochie verlaten. Ze mochten geen zielzorg meer uitoefenen. Doch de meeste pastoors hebben zich niet veel van dit verbod aangetrokken. Als het moest verdwenen ze voor ’n paar dagen en gingen daarna weer rustig door. Bovendien kregen ze nu nog hulp van de Paters, die uit hun kloosters waren verdreven. Ook in Bakel ziet men na 1650 ’n paar Paters Capucijnen, die de pastoor komen helpen met dopen enz.
Men begint in deze jaren ook schuurkerken op te richten op grondgebied van de Spaanse Nederlanden: Kraayenhut voor Bakel en Deurne, Esdonk voor Boekel, Erp etc. en Nederweert voor Asten en Someren. Kraayenhut had er nog een schooltje bij met een katholieke onderwijzer. Pastoor Jacobs van Deurne zorgde voor Kraayenhut. Hij ging ook op Kraayenhut wonen.
Kraayenhut lag net zowat op de grens tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek der Nederlanden. Bij de schenking van de Peel aan de ingezetenen in 1325 was er blijkbaar niet heel precies gezegd, waar de grens liep. Zodoende was er nog wel eens ruzie over. Deze ruzie werd pas bijgelegd in de 18de eeuw, toen het uitgemaakt werd door de Koning van Pruisen, die ook Heer van Venray was en de Republiek der Nederlanden. Dit gebeurde in 1715 door het tractaat van Venlo.
Het schuurkerkje van Kraayenhut was in 1649 van hout gemaakt, maar in het jaar daarop gaf men het stenen muren. Het deed dienst voor de katholieken van Deurne en Bakel tot het jaar 1672, toen de Fransen in het land kwamen. Vanaf 1672 had men in het dorp zelf een schuurkerkje. Dit was zowel in Bakel als in Deurne.
Reeds eerder had men de wijk genomen naar Venray met de beelden van de kerk van Deurne en misschien ook wel van de kerk van Bakel en de kapel van Milheeze. Met karren werden die beelden naar Venray ‘gevaren’. Dat was in 1627.
In 1651 werden de parochies van Bakel en Deurne voor goud van elkaar gescheiden ook wat betreft de kerkelijke goederen en inkomsten (beneficies). En nu blijkt, dat ook de Commandeur hierin iets heeft te zeggen. Paus Eugenius IV schijnt zelfs bepaald te hebben bij de oprichting van de parochie van Gemert in 1437, dat in alle kerken, die met de Gemertse verenigd waren, een lid van de Duitse orde aangesteld moest worden voor de beneficies. Maar de abdij van Echternach meende ook iets te zeggen te hebben. Zodoende kwam daaruit een geschil voort tussen de Duitse Orde (Commandeur van Gemert) en de Abdij van Echternach. In ieder geval, in 1651 herstelde de commandeur van Gemert of liever de provinciaal commandeur van Luyk, Graaf van Gulik, die ook over Gemert ging, de oude beneficies (kerkelijke inkomsten), die verbonden waren aan het pastoraat en rectoraat over altaren en kapellen. Daarbij kon het gebeuren, dat b.v. Guilielmus Moors, rector van Handel, ook een beneficie had in Bakel, zonder dat hij daar zielzorg uitoefende. De beneficies bestonden uit een aantal mud rogge jaarlijks door de bevolking op te leveren.
Verbonden was aan:
Het pastoraat van Bakel … 125 mug rogge
Vicarie van Bakel … 20 mud rogge
Altaar van het H.Kruis en H,Anna 7 mud rogge
Altaar van de H.Maagd 8 mud rogge
Altaar van de H.Catharina in Brouwhuis 12 mud rogge
Altaar van de H.Johannes de Doper en H.Antonius in de kerk van Bakel 5 mud rogge
Altaar van de H.Antonius in de kapel van Milheeze … 7 mud rogge
Als tegenprestatie moesten dan aan deze altaren een bepaald aantal H.Missen worden gelezen. Brouwhuis heette vroeger Bruhese of Brovekhese. De Pastoor van Bakel meende, dat Wilhelmus Colman van Luyk, die als rector van het altaar van de H.Maagd in de kerk van Bakel was aangesteld, geen recht had op deze beneficies, daar die Wilhelmus verbonden was aan de Latijnse School van Gemert, waar hij ook een beneficie genoot.
De Latijnse School van Gemert werd opgericht in 1587 door Hendrik Ruyschenberg, ‘Landscommandeur’ van de Zuid Nederlandse Balije van de voormalige Duitse Orde’. Toen in 1629 het seminarie van Den Bosch werd opgeheven, werden er op verschillende plaatsen in Brabant, b.v. in Eindhoven, een Latijnse School opgericht, waar de jongens dan toch zich konden voorbereiden op het Priesterschap.
In 1650 moesten de adellijke Zusters van Hoydonk in Nederwetten en ook de adellijke Zusters van Binderen in Helmond hun klooster verlaten. Van de zusters in Hoydonk was bekend, dat zij tamelijk luxueus leefden. Iedere Zuster had daar haar eigen appartement met een eigen dienstbode. Het klooster van Binderen, waar een Cisterciënzer monnik rector was, werd in beslag genomen door Cornelis Prouninck, afkomstig van Deventer, die kwartier schout van Peelland was geworden. In Binderen zal nu zijn hoofdkwartier zijn.
Nuenen en Asten hebben in 1650 nog een klooster van Zusters Franciscanessen van de Derde Orde.
In 1650 krijgt Bakel zijn protestantse dominee. In 1651 was W. Walterbeeck de dominee van Bakel. In 1656 was dat Nicolaas Boldering.
De deken, of aartspriester, van Helmond Gerardus Verdonck, neemt nu ook de zielzorg waar van de parochie van Someren
In 1651 kwamen de kruisheren te Uden viel nog onder de vrije Heerlijkheid van Ravenstein.
In 1651 had de gemeente Bakel alle huizen geteld. Het waren er samen 238. Daar valt Milheeze, Brouwhuis en de Rips ook onder. Bijna alle tegenwoordige gehuchten, zoals Molenhof, Hilakker, Hollevoort, Benthem enz. bestonden reeds in deze tijd. En waarschijnlijk ook volgens hetzelfde beeld: gewoonlijk een drietal huizen dichtbij elkaar. Zo zijn ook alle oude dorpjes begonnen in de vroegste tijden.
De naam Grotel komt ook telkens voor in de oude boeken, evenals Molenhof. In 1730 stierf Johannes, zoon van Herman van de Hollevoort. In 1750 stierf Daniël, zoon van Gerardus van den Hilacker. In 1751 stierf Johannes, weduwe van Daniël van den Hilacker. ‘Hil’ van Hilacker is van dezelfde stam als het Engelse woord hill = heuvel, heuvelrand. Dit woordje ‘Hil’ zit ook in de naam ‘Helmond’.
Het archief van de kerk van Bakel bezit nog een doopboek, dodenboek en trouwboek vanaf het jaar 1665, d.i. het jaar, dat Servatius Nieuwenhof pastoor werd van Bakel, Deze pastoor was aangesteld door Mgr. Judocus Houbraken, Apostolisch Vicarie van het Bosse Diocees. Van hem ook verkreeg de pastoor de nodige dispensaties voor huwelijken van bloedverwanten.
Aan het bijhouden van bovengenoemde boeken en registers kan men zien, dat de parochianen van Bakel een regelmatige verzorging genoten, ondanks de tegenwerking van de protestanten, die de regering in handen hadden. Er zijn maar ’n paar korte onderbrekingen voorgekomen.
Enkele meest voorkomende familienamen uit de tijd van Pastoor Nieuwenhof zijn: van Son, Wilbers, Vriyndsen, Aerts, Joosten, Banckaers, Goorts, Joordens, Coolen, Dircks, Hermans, Kerkhof, Thomassen, Nooyen, Martens, Hendriks, Bastiaans, Welten, Lammers, Gerardts, Thysen, Molenhous, Smits, van der Kruys, Schepers, Cluytmans, Rheinders enz.; Dus allemaal namen van driehonderd jaar geleden; vooral de naam Ceelen en Aerts komen na 1650 zeer veel voor. Dit wil zeggen, dat Herman Ceelen vanaf 1665 telkens dooppeter is en getuige bij een kerkelijk huwelijk. Het lijkt ons, dat Herman zo ongeveer de rechterhand van de pastoor was. Mogelijk, dat hij koster enz. was. Herman Ceelen had een gezin.
Het blijkt ook, dat in deze jaren al veel mensen op de Molenhof woonden. Meulenhof behoorde toen ook tot de gemeente Deurne en daarom wordt dit erbij vermeld, als het parochianen van Bakel betreft. Zo worden ook de parochianen van Grotel apart vermeld. In 1696 werd in Deurne begraven: Jan Dirks van de Meulenhof. Onder Molenhof verstond men toen ook Schouw, Bleis en Brugge.
Het valt ons ook op, dat in deze tijd nog erg veel kinderen sterven.
Telkens moest de vroedvrouw een kind dopen bij de bevalling. Deze vroedvrouw was rond 1670 Maria Thomas. Het is mogelijk, dat het ook aan de kindersterfte te wijten is, dat de bevolking van Bakel zo weinig is toegenomen in de 17de en 18de eeuw.
In 16666 werden er te Bakel 40 kinderen gedoopt. In 1800 was dat aantal 49, in 1850 was het 41 kinderen.
Soms werden ook wel kinderen van katholieke gezinnen door de protestante dominee gedoopt. Later werden ze dan wel weer eens door de pastoor overgedoopt. In 1673 werd Aldegonda Driessen, die eerst door een ‘goddelijke ketter’ was gedoopt, door de pastoor overgedoopt. Zo ook in 1682 een kind, dat Everardus Meeuwissen heette. Dit gezin Meeuwissen kwam uit Lieshout.
Vanaf 1696 werden de mensen van Meulenhof in Deurne begraven. ‘Tegen de aloude gewoonte in’ schrijft de pastoor er protesterend bij. Waarschijnlijk is dat van het nieuwe bestuur uitgegaan, het protestante bestuur van de Republiek der Nederlanden. Dit zal nog 200 jaar lang doorgaan, nl. tot 1850. Men zegt, dat Barbara Swinkels – Crooymans weer de eerste was, die niet in Deurne maar in Bakel mocht begraven worden.
Een paar opmerkelijke doden vermelden wij hier nog:
1678 Jan Hendriks, bij Middelroy verdronken;
1695 Willem Pouwels, smid;
1675 Anna Ludocia, afkomstig van Venray, in het peelmoeras weggezonken en daar dood gevonden;
1696 Maria van Jan Deckers, filia devota (‘vrome dochter’, dus waarschijnlijk lid van de derde orde of zoiets.
In 1677 werd een zekere Maria van Henricus Vespaget gedoopt, die ‘reeds eerder bekeerd was van de calvinistische ketterij’.
In 1666 is Herman Coolen dooppeter namens de ‘Doorluchtige HeerWalterus van Erp’. Toen werd er een tweeling gedoopt, nl. Judocus en Petronella van Petrus Bastiaens.
In 1672 schrijft de pastoor naast het doopje van 1 september: op 4 september werd nog Maria, dochter van Peter Joosten gedoopt, terwijl de pastoor afwezig was wegens een vlucht voor de Fransen’. Van 1672 tot 1674 stonden de fransen in ons land. En het blijkt wel, dat ze ook toen net zo min als in 1795, de katholieken, vooral de geestelijken, niet met rust lieten.
In 1688 komt een Pater Dominicaan, Pater Domimicus van de Greef, hier in Bakel de Aartsbroederschap van de H. Rozenkrans oprichten. Hij zelf schreef de eerste leden in. De drie eersten waren de geestelijkheid van Bakel: Servatius Nieuwenhof, pastoor: Johannes van de Donck, vice-pastoor Paulus van der Sande.
Rond het jaar 1670 was er nog een andere dienstdoende geestelijke in Bakel, nl. Antonius van Schipstal (of ook geschreven van Scheepsel). Deze priester kwam uit Gemert. Later, na zijn taak in Bakel is hij kapelaan geworden in Beek en Donk.
Ook een Pater Capucijn, Pater Michiel Coppens, hielp de pastoor van Bakel rond deze jaren.
De armenkas, ‘Tafel van de H.Geest’, van Bakel wordt ook nog ’n paar maal genoemd in het doopboek van 1665. Hierbij wordt dan beloofd, dat bepaalde kinderen, nl. onechte kinderen, ‘er niet van zullen eten’.
HOOFDSTUK III BAKEL VAN 1700 – 1800
Bij de eeuwwisseling van het jaar 1700 was Johannes van der Asdonk reeds Pastoor van Bakel. Hij begint in 1699 het dodenregister bij te houden. Maar toch schijnt hij pas in 1703 officieel zijn benoeming ontvangen te hebben.
Zijn opvolger was Pastoor Petrus van der Kruys, pastoor van Bakel van 1721 tot 1752. Deze pastoor was van Bakelse geboorte.
In 1752 werd Johannes van Griensven pastoor van Bakel. Hij ook van Bakelse komaf. Zijn vader Nicolaas Johannes van Griensven was te St.Michielsgestel geboren, werd te Dungen gedoopt en trouwde te Bakel met een Bakels meisje Johanna Arnold Sterken. Nicolaas van Griensven stierf te Bakel in 1765. Zijn priesterzoon heeft hem begraven. Een broer van Pastoor van Griensven stierf in 1788. ‘Mresen hujus parochiae et frater meus’ (‘ voorzitter van deze parochie en zijn broer’), schrijft pastoor van Griensven er bij in het dodenboek. Deze broer heette Johannes, was getrouwd met Johanna Donkers. Zijn twee kinderen trouwden in 1819: Antonius van Grinesven met Petronella Slaats; en Johanna van Grinsven met Arnoldus Slaats. Arnoldus en Petronella Slaats waren broer en zus, van Heyterik in de Deurnese parochie.
Als ‘proses parochie’ schijnt Johannes van Griensven dus zo’n beetje de eerste kerkmeester geweest te zijn. Hij was ook ‘schepen’, gemeenteraadslid. Een tweede broer van Pastoor van Griensven was Theodoor van Griensven, die in de Franse tijd, rond het jaar 1800 burgemeester werd van Bakel en door frans bestuur ‘mire’ werd genoemd. Later schreef Pastoor van Heeswijk, dat deze Theodoor van Griensven een goede en vurige katholiek was, bij wien hij veel steun en hulp vond in de moeilijke dagen van de tijd van Napoleon.In 1708 is er brand geweest in de kerk van Bakel. Door blikseminslag, naar men meent. De kerk brandde half af, .n.l. het gedeelte achteraan: toren en zangkoor. Daarbij schijnt een groot gedeelte van het archief van de kerk van Bakel verloren te zijn gegaan. De Regenten van Bakel overleggen nu met de Commandeur van Gemert (Commandeur der Balije Aldenbiesen) over herstel van het ‘coor’ van de kerk van Bakel. De commanderij van Gemert schijnt dus nog altijd iets met de kerk van Bakel te maken te hebben.
In 1721 werd de toren van Bakel weer opgebouwd en is in het jaar daarop werden de klokken, die in de brand waren gesmolten, weer opnieuw gegoten.
In 1722 werd de Kluis van Handel gesticht. Dat ging daar, omdat Handel tot de vrije Heerlijkheid van Gemert behoorde.
Derhalve de Regenten van Bakel (Scout en scepen = burgemeester en gemeenteraadsleden) had men ook nog in de 18de eeuw enkele andere postjes, die toch wel van belang waren voor het dorpsleven.
Dat waren de borgemeester, armmeester en kerkmeester. De borgemeesters moesten de gemeente-eigendommen bijhouden en de betalingen doen voor de burgemeester en schepenen. Ook de kerkmeesters stonden onder de controle van de Regenten van Bakel, vooral omdat het protestantisme officieel de staatsgodsdienst was en dus het bestuur van het land vrij kon beschikken over kerken en pastorieën Ook het armenfonds ‘Tafel van de H.Geest’ was in handen van de Regenten van Bakel.
Borgemeesters, armmeesters en kerkmeesters werden aangesteld door stemming van de scepenen. Dat schijnt elk jaar plaats gehad te hebben. Aangezien kerk en pastorie toch in handen was van de protestanten sinds 1648 en gesloten voor de katholieken van Bakel, hadden deze kerkmeesters weinig te maken met de Pastoor, die blijkbaar een schuur in de Kerkstraat gebruikte als kerk. Dat bleef zo tot 1818, toen de kerk weer open ging voor de katholieken.
Wel waren bijna alle scepenen katholiek. Dus zal er wel veel in der minne geschikt zijn tussen Regenten en Pastoor van Bakel.
Ook van de familie Nooyen waren verschillende personen tot bovengenoemde posten aangesteld, b.v.:
Jan Nooyen, borgemeester 1668-1669
Herman Pieter Nooyen, armmeester 1710
Peter Thomas Nooyen, borgemeester 1721-1722
Goort Clas Nooyen, collecteur van gemene middelen 1729
Eyben Peter Nooyen, borgemeester 1732
Goort Simon Nooyen, borgemeester 1741-1742
Goort Simon Nooyen, beurder der Koningsbede 1742
Claes Nooyen, kerkmeester ‘ongeleerd’ 1745
Een Wilbert Hendricus van Scheepstel was ook een kerkmeester uit die tijd, nl. 1692 – 1696.
Er bestaat nog een lijst van kastelen, huizen en opstallen van de gemeente Bakel in het jaar 1748. Tot die kastelen zullen moeten gerekend worden de een beetje kasteelachtige versterkte hoven of hoeven, zoals die vroeger lagen op de Schouw, Esp, Rijpelberg. ’t Hof en Hoeve in Milheeze. Molenhof en waarschijnlijk nog wel meer gehuchten zullen heel vroeger ook wel zoiets geweest zijn. Het Kasteel van Esp schijnt toch wel het langste herkenbaar geweest te zijn als kasteel. Nog ziet men iets van een gracht om het huis van J.Kanters. nog niet zo heel lang geleden was er nog een ophaalbrug en een kloosterklok. Het huis heette vroeger: ‘Commandeur of Espesche Hoeve’. De geschiedenis van dit kasteeltje is niet volledig bekend. Men vermoedt, maar weet niet, dat het in 721 ook door Herelaef aan de kerk van Willibrord is geschonken. Het schijnt dat in de tijd der Protestanten door de Commandeur is opgekocht om het te betrekken in de vrije Heerlijkheid van Gemert, dus omwille van godsdienstvrijheid. Men meent, dat het ook een tijdje een klooster geweest is voor Zusters, die in de tijd der vervolgingen waren gevlucht. Later werd het kasteeltje opgekocht door Scheidius van Gemert.
Het oude huis van Johannes van Dijk op de Schouw was ook een kasteeltje met een gracht erom heen. De gracht is momenteel geheel dicht gegooid. Gewoonlijk werd een kasteel of kasteeltje dicht bij een riviertje gebouwd om gemakkelijk water te hebben voor een gracht, dikwijls een dubbele ringgracht. Molenhof moet daarvoor dus een prachtige plek geweest zijn. Zulke kasteeltjes waren vroeger in tijden van gevaar een toevluchtsoord ook voor de buurtbewoners.
Het kasteeltje van de Molenhof schijnt ongeveer gestaan te hebben, waar nu het huis van Berkvens staat. Op de hoogte van dat huis aan de loop stond de watermolen.
Deze kasteeltjes waren eigenlijk meer een grote pachthoeve. Vóór het jaar 1641 was de Hoeve van de Molenhof van een zekere Janssen, die te Veghel woonde. Ze werd bewerkt als pachthoeve door Jan Hendriks. In 1641 werd deze Hoeve voor F.2000,- verkocht aan Peter Willems, die er in 1654 nog op woonde.
Zo stonden er in 1654 twee boerderijen op de Schouw. De eigenaar was Marten Jan Geverts van Dorne. (Deurne). De pachters waren toen Teunis Aerts en Dries Driesen. Maar in 1766 was de Schouw van Jan Croymans en Joost Simon Nooyen, die elk een boerderij had. Jan Croymans bouwde er nog een huis bij voor zijn zoon Jacob Croymans, de vader van Barbara Croymans – Swinkels. De genoemde Joost Simon Nooyen is een van de voorvaderen van Bernardus Nooyen van de Hilakker.
Reeds heel vroeger bracht de Molenhof ook zijn geestelijke op nl. een zekere Petrus Jacobs, die pastoor was van Berlicum en Heeswijk en in 1639 stierf als Prior van de Abdij van Berne.
In 1760 was een zekere Laurens van Moorsel op den Molenhof de hospes van de Molenhof. D.w.z. hij had daar een cafeetje waar mensen, die van Deurne naar de markt van Aarle togen, eens konden aanleggen om de dorst te laven. Men had toen nog geen fiets.
Een jaarstaat van financiën van de gemeente Bakel in 1777 kan ons nog een duidelijk beeld geven van de Bakelse dorpsgemeenschap in de 18de eeuw. Daaruit blijkt o.a. dat men in 1776 een nieuwe stenen brug heeft gelegd over de Aa bij Benthem en dat de gemeente van Bakel de klokkentoren en kerk van Bakel onderhield. De geldwaarde werd aangeduid met gulden – stuiver – penning. We zullen hier enkele posten verkort overnemen om meer een idee te krijgen wat er zoal gaande was. De geldwaarden zullen we achterwege laten.
Traktementen aan:
J.W. van Nouhuys, stadhouder dezes kartier…
Willem van Ravenstein, President Scepen…
Johannes van Griensven, Scepen…
Jacob Manders, Scepen…
Adriaan van de Kerkhof, Scepen…
Jan Peter Nooyen, Scepen…
Goort Nooyen, Scepen…
Willem van Ommeren, Scepen…
Francis Martens, Scepen…
Secretaris van Noort…
Willem van Ravenstein, schoolmeester alhier…
Hendrik Rijsterborg, vorster alhier…
Antony van Deursen, ondervorster alhier…
Voor werkzaamheden en leveringen:
Francis van de Waterlaat tot Helmond voor onderhoud der horlogien van Bakel en Milheeze…
Francis van de Waterlaat voor verf en olie etc. en opverven van het torentje op het Raadhuis…
Andries Manders voor nagels voor de gemeentebruggen…
Smit Goort Vlemming voor ijzerwerk aan de klokken in de toren van de pastorie alhier…
Huybert Janssen voor hout en timmerwerk aan enige gemeente bruggen alsmede aan de klokkenberg in de toren…
Jan Janssen voor werk en hout aan gemeentebruggen en costerije alhier…
Jacob Manders voor 1550 harde stenen voor de stenen brug aan den Benthem…
Jan van de Kruys voor 900 harde steen voor brug aan den Benthem…
Dirk van den Heuvel te Deurne voor 2000 stenen voor de Benthemse brug…
Joachiem Manders voor halve zak trog…
Hendrik van der Quine tot Helmondt voor het maken van de brug aan den Benthem…
Walravus Corstens tot Gemert voor grijze gezaagde latten voor de pastorije alhier….
Hendrik Knaapen te Asten als leydekker voor repareren van de toren…
Voor 159 lb. Dakstro voor het dekken van de school…
Hendrik Knaapen voor enige glasruiten voor de school…
Jan Theelen voor een kar kalk voor de brug
Pieter Jan Peeters voor graafwerk aan de brug…
Goort Dirks van de Meulenhof voor graafwerk aan de brug…
Bastiaan Biebos voor het omgraven van de Ekelhof…
Jacob Hendriks voor het omgraven van de Ekelhof…
Jan Leenders voor het opladen van kalk uit de Gemeentekalkkuyl en het brengen naar de Benthemse brug…
Willem Raaymakers voor het dekken van de school…
Voor bijzondere karrenvrachten met arme passanten van hier naar Deurne…
Piet Manders voor het varen van hout voor de brug…
Voor het wegbrengen van den Eykmeester met zijn paard en kar van hier naar Aarle…
Voor het wegbrengen van gereedschappen van den Eykmeester…
Voor het gebruik van een huizinge voor het doen van eyk door den Eykmeester Generaal…
Voor het ordinair placaat voor het doen van Schouw…
Voor publicatie van inkomende rechten op het buitenlands rundvee tot vijf gulden per stuk…
Voor placaat, dat geen ketels, helmen en andere gereedschappen tot branderijen behorende mogen worden uitgevoerd...
Voor placaat tegen het fabriceren van vals goud en zilverdraad en dito passementen en galonnen…
Voor publicatie van verbod van uitvoer van amminutie naar de Provinciën van Groot Bretagne…
Voor placaat nopens het onderscheid der vrije en onvrije personen en der slaven, welke uit de Koloniën der Staat hier te landen worden overgebracht…
Adriaan van den Mortel voor vertering der Regenten ten zijnen huize in het kiezen der borgemeesters…
Adriaan van den Mortel voor vertering ten zijnen huize in het doen der schouwen…
Aan de schoolmeester voor olie en kloksmeer…
Jan Claessen van de Laar voor het oppassen van het horlogie tot Milheeze en voor geleverde olie en kloksmeer…
Voor pennen en papier en inkt en collectboeken van borgemeesters, collecteurs van verspondinge, bede en gemene middelen…
Hendrik Rijsterborg voor het schoonmaken en schoonhouden van de Raadkaa…
Jan van Griendsven voor 5 pond dennemastzaad om den Ekelhof te bezaaien…
Wilbert Raaymakers voor het leveren van negen rothorens voor de rotmeester dezes gemeente ten dienste en gebruike voor de wachten en patrouilles, welke des winters ’s avonds en ’s nachts door het dorp worden gedaan…
Francis Martens voor het leveren van twee vat ekelen om in den Ekelhof te zaaien…
In 1770 kregen de mensen van Bakel en omgeving de kans om naar de Peel te gaan klot steken. In dat jaar werd de ‘Moerpeel’ verdeeld.
In datzelfde jaar, 1770, raakte Pastoor van Griensven in moeilijkheden. Een Pater Franciscaan van Venray, Pater Jan Niel, waagde het in Bakel iemand de biecht af te nemen. En zoiets was bij de wet verboden. Het werd aangebracht in Den Bosch. De Scout van Den Bosch stuurde toen enkele soldaten naar Bakel om die Pater gevangen te nemen. De Pater is toen naar Den Bosch gebracht om zich daar te verantwoorden.
De Pastoor van Bakel kreeg toen nog eens te horen, dat het absoluut verboden was om enige geestelijke bediening te verrichten.
Pastoor van Griensven vluchtte toen naar St.Oedenrode (Roy van Sint Oda), waar hij zich voor enige tijd verscholen hield bij familie van hem. De kerk werd gesloten. Van 23 Juli tot 14 December kon toen geen enkel kind gedoopt worden. Bovendien moesten de katholieken van Nakel een boete betalen van 3600 gulden.
Maar in 1787 werd toch maar weer in de parochie van Bakel de Aardbroederschap van de Eeuwigdurende Aanbidding opgericht. Alle kinderen, die de Eerste communie deden, werden als lid ingeschreven en kregen voor elk jaar een dag, gewoonlijk een feestdag, als biddag opgegeven. Ze moesten op die dag samen op een bepaald uur, gewoonlijk na de middag aanbidding houden. De kinderen die toen de eerste Communie deden, waren rond de twaalf jaar. – Het schijnt, dat dit allemaal wordt gedaan in het schuurkerkje in Bakel, dat niet ver van de kerk af was.
Elk jaar werd toentertijd een paar onwettige kinderen geboren in Bakel. Dat was dan nog al een ernstige gebeurtenis. In het doopregister staat er dan ook telkens bij vermeld, dat de moeder voor twee getuigen verklaard heeft, wie de vader was. Zo verklaarde ook een moeder voor twee getuigen, dat zij niet wist wie de vader was. Deze dingen gebeurde rond het jaar 1790.
In 1787 stierf Henderik Rijsterborg, die pas van protestant Katholiek geboren was. In 1776 heeft deze man de Raadskas nog schoongemaakt.
Er woonde in Bakel een zekere Bastiaan Biebos, getrouwd met Adriana Wijnandt. Toen hun zoontje Henricus Williebrord werd geboren in 1783, werd het door de dominee gedoopt. Eveneens hun zoontje Gerard Willibrord, dat geboren werd in 1785. Beide kinderen werden netjes door de Pastoor overgedoopt, toen ze 14 jaar oud waren. Volgens de dominee zou de vader heten: Biebos van Voosen Vecht. Nogal een deftige naam voor iemand, die in 1776 nog den Ekelhof omspitte. Hun zoontje Petrus, dat in 1802 werd geboren, werd ineens katholiek gedoopt.
In 1774 stierf in Bakel een kloosterzuster nl. Zuster Anna van Neerven en in 1777 stierf Zuster Antoinia Deynen. Ze waren Franciscanessen van de Derde Orde, vermoedelijk nu thuis of ook mogelijk in het kasteeltje van Esp, vanwege toestanden.
In 1779 heeft er een besmettelijke ziekte in Bakel geheerst. Er zouden daar 90 mensen aan gestorven zijn. Het kerkelijk dodenboek vermeld er maar 58 doden, een dertigtal meer dan in andere jaren. Bakel telde toen ongeveer 900 inwoners.
In November 1794 stonden de Franse troepen in Brabant. Napoleon Bonaparte werd alleenheerser van Frankrijk in 1795. Frankrijk neemt dan ook de heerschappij over de Nederlanden. Men kreeg hier een frans bestuur, dat evenmin verdraagzaam was tegenover de katholieken godsdienst. Vooral de kloosterlingen moesten het ontgelden.
Zo werd hier in Bakel een Kruisheer gezien, pater Henricus Lemmens, die uit zijn klooster in Maaseyk verdreven was door de Fransen. Hun klooster en inboedel werd in beslag genomen. Pater Lemmens stond toen bij gelegenheid als getuige bij een kerkelijk huwelijk samen met Kapelaan Joseph de Noot. Dit was bij het huwelijk van Wilhelmus Martens en Maria Francissen, in 1797.
In 1795 stierf Pastoor van Griensven. Pastoor Wlhelmus van Heeswijk volgde hem op.
In 1798 vond men het lijk van Petrus Croymans ergens tussen Aarle en Beek. Hij was daar verdronken
Zo vond men in hetzelfde jaar het lijk van Jan Hikspoor, die zich thuis in de schuur had opgehangen. De Pastoor heeft hem nog een stille Kerkelijke begrafenis gegeven.
HOOFDSTUK IV BAKEL VAN 1800 – 1900
De jaarwisseling van 1800 vond plaats in tamelijk bewogen tijden. We zitten nu in de tijd van de Franse overheersing, die duurde van 1795 – 1813.
Theodoor van Griensven, een broer van Pastoor van Griensven, krijgt in deze tijd (Frase -) het burgemeesterschap en wordt dan genoemd ‘maire’. De oude Nederlandse naam ‘scout’. Van Griensven zal burgemeester blijven tot 1831. Dan volgt Martinus van de Poel hem op als burgemeester van Bakel. Deze wordt in 1861 opgevold door Henricus Nooyen, de vader van de latere burgemeester P.L. Nooyen. Na Henricus Nooyen wordt Johannes van Neerven burgemeester, van 1864 tot 1885. In 1885 werd Petrus Leonardus Nooyen de burgemeester van Bakel.
Wilhelmus van Heeswijk, geboren in Vucht, werd Pastoor van Bakel onder Mgr. van Alphen, Apostolisch Vicaris van het Bosse Bisdom. Hij wordt niet officieel Bisschop genoemd, omdat de kerkelijke hiërarchie in Nederland pas hersteld zal worden in 1853. Nederland staat nu onder het bestuur van de Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof, die overal over de Missiegebieden gaat.
In 1815 wordt Gerardus van der Heyde pastoor van Bakel en blijft dit tot 1827. Pastoor van der Heyde werd geboren in Eindhoven. Pastoor Johannes van de Donk, geboren in Geffen, was Pastoor van Bakel van 1827 – 1856.
In de Franse tijd zouden hier in Brabant de kerken weer terug gegeven worden aan de katholieken. Zo was dat in 1809 althans besloten. Maar in 1812 klaagt de Pastoor van Bakel, dat hij zijn kerk nog niet terug heeft, ondanks dat de afspraak de nagekomen is, dat nl. Bakel, Deurne, Milheeze en Vlierden samen 6000 gulden zouden opbrengen voor de bouw van een protestanten kerk in Deurne. Deze voorwaarde was reeds voldaan. Maar pas in 1818 wordt de kerk van Bakel weer opengesteld voor de katholieken van Bakel. Dat was dus sinds het jaar 1648. Het schuurkerkje, dat intussen – sinds 1672 – als kerk van Bakel gegolden heeft, werd nu afgebroken. Men weet soms te vertellen, dat dit schuurkerkje moet gestaan hebben, waar nu Café van Dinther is.
Het schijnt dat Pastoor van Heeswijk in het jaar 1800 een kloosterzuster herbergde nl. Zuster Agatha van de Kamp. Zij was een Zuster van de Orde van de H.Norbertus en was uit haar klooster verdreven te Heyerbos. Zij bleef in Bakel van Februari tot December en trad dikwijls op als getuige bij het inzegenen van het huwelijk.
Toentertijd waren het niet altijd familieleden, zoals nu, maar een paar mensen, die de Pastoor vroeg om getuige te willen zijn bij de huwelijkssluiting. Gewoonlijk vroeg de Pastoor dezelfde mensen, die in de buurt van de kerk woonden, of die hem op een of andere manier altijd ten dienste stonden. Dikwijls staat ook een dienstdoende geestelijke van Bakel als getuige, b.v. de Eerw. Heren Berkers, Kray, Kuypers en Walterus van Grieken.
In de tijd van Pastoor van Heeswijk was opvallend dikwijls getuige: Willem van Oyen en Helena Eenhout. Willem van Oyen was geboren in Den Bosch en trouwde in Bakel met Johanna Maria Swinkels. Helena Eenhout was een Helmondse. Men zou haast zeggen, dat Willem van Oyen de koster was. Het overlijdensregister van de gemeente vermeldt, dat hij winkelier was, toen hij in 1828 stierf. Winkelier en koster tegelijk is natuurlijk heel goed mogelijk.
Zo traden ook heel dikwijls als getuigen op: Maria van Litzenburg, Gertruda Kerstens, Johannes Goossens, Antonia van Houdt, Petrus van den Einde, Johannes Nooyen en Johanna Jansen, allen na de tijd van Willem van Oyen en Helena Eenhout. Het kan heel goed zijn, dat genoemde vrouwen huishoudster waren van de Pastoor van Bakel.
In 1818 zien wij de naam van de Eerw. Heer Antonius Kuypers als getuige in 1821, toen hij assistent was in Zeelst en Meerveldhoven, kwam hij eens naar Bakel om bij een huwelijk te assisteren. Het lijkt ons daarom voor de hand liggend, dat hij een Bakelnaar was van geboorte.
In de vorige eeuw heeft Bakel verschillende priesters opgeleverd. We zullen er enkele noemen:
Pater Aloysius Croymans, geboren in 1774, als zoon van Petrus Croymans en Maria Royakkers (of: van de Broeck). Voor hij naar het klooster ging, heette hij Justinus. Hij werd Capucijn en stierf in Velp in 1856.
De ZeerEerw. Heer Johannes Ferdinand van de Poel, geboren in Bakel in 1809. Hij was Deken van Heusden, toen hij stierf.
ZeerEerw. Heer Henricus van de Poel, geboren in Bakel in 1815.
Hij was een broer van Ferdinand van de Poel. Hun ouders heetten: Petrus van de Poel en Johanna Petronella de Dubbelen. Later is er ook een Bisschop Mgr. de Dubbelden. Henricus van de Poel was Pastoor van Geffen van 1861 – 1891.
ZeerEerw. Heer Petrus van de Biggelaar, geboren in Bakel in 1814. Hij was eens Pastoor van Soerendonk en van Hermenen. Zijn ouders waren: Lucas van de Biggelaar en Francisca van Grootel. Hij stierf in 1905.
ZeerEerw. Heer Albertus Slits, geboren te Bakel in 1814, stierf als Missionaris in Mexico. Hij was zoon van de onderwijzer Adam Slits en Francisca van Petrus van de Poel, dus een oomzegger van Pastoor Henricus van de Poel.
In 1844 was de Eerw. Heer Justinus Biemans dooppeter van een kind van Martinus Joosten en Godefrida Biemans. Godefrida zal dus wel een zuster van Justinus Biemans zijn geweest. Daarom nemen wij aan, dat ook Justinus Biemans van Bakelse geboorte is. Nu werd er wel een Judocus Biemans in Bakel geboren, nl. in 1790. Deze Judocus was de zoon van Joost Biemans en Helena Goorte Hendriks. Judocus Joost, Justinus zijn nu wel heel dikwijls namen voor een zelfde persoon.
In 1804 vroegen Adam Slits (vader van missionaris Albertus Slits), Substituut – schoolmeester en Herman van Ravenstein, oud-schoolmeester van Bakel, een uitkering van salaris, dat zij niet meer hadden ontvangen sinds 1795. Toen de Fransen in Bakel kwamen, raakte blijkbaar bijna alles in de war.
In 1813 onderbrak Pastoor van Heeswijk het doopregister met een relaas over de moeilijke tijden, die hij meemaakte. Hij schreef: ‘In het jaar 1811 zuchtten wij ongelukkigerwijze onder het ondraaglijke juk van de keizer van de Fransen, Napoleon Bonaparte, die alle katholieken rechten trachtte weg te vagen, maar er niet in slaagde. Alle pastoors werden verplicht om de doopboeken in te leveren bij de burgerlijke autoriteit, die in het frans ‘marle’ wordt genoemd. Ik heb ze ingeleverd bij Theodoris van Griensven, een parochiaan van mij, een brave en goed katholiek man, die mij in alle gevaren en benardheden trouw heeft bijgestaan’.
De doopboeken werden natuurlijk gebruikt om jonge mannen op te sporen voor het leger van Napoleon, die heel Europa aan het veroveren was. Pastoor van Heeswijk zegt erbij, dat hij alleen maar het doopboek van 1615 voorhanden had. Het archief van de kerk van Bakel bezit nog het doopboek van 1665 – 1685 en van 1790 tot heden. Jammer dat het doopboek van 1700 – 1790 verdwenen is. Anders kon men de stamboom van Bakelse families gemakkelijk herleiden tot ongeveer 1650.
In 1816 trouwden Judocus (Joost) Nooyen en Ida Verhoeven bij Pastoor Gerardus van der Heyde, die het jaar daarvoor Pastoor van Bakel geworden was. Getuigen waren: Antonius Jacobs en Ida Verhoeven, de moeder van de bruid. Op dezelfde dag trouwden Antonius Jacobs zelf, uit Vlierden en Helena Nooyen, een Zuster van Joost Nooyen. Nu was Joost Nooyen met de moeder van de bruid getuige. Deze Joost Nooyen is de grootvader van Martinus Nooyen van de Hilakker, die in 1917 stierf.
Andere huwelijken van dat jaar waren o.a.:
Hubertus van Oirschot en Petronella Manders;
Johannes Croymans uit Aarle en Anna Maria van Beek;
Petrus Hoogbergen uit Deurne en Anna Maria Peeters;
Antonius van de Biggelaar uit Aarle en Catharina van Leyenborg;
Henricus Martens en Aligonda Strijbos, weduwe van Judocus van de Broek;
Walterus van Melis uit Gemert en Antonia Arnolda van Griensven;
Petrus van de Mortel uit Deurne en Johanna Peeters.
Nog altijd worden de bewoners van de Molenhof als zodanig vermeld. In 1817 trekken de Franse troepen uit Nederland weg naar huis. We krijgen weer een Nederlands bestuur. De registers van de bevolking worden weer in het Nederlands gesteld en niet meer in het frans. De ‘maire’ zal nu ‘burgemeester’ worden genoemd. Van 1810 tot 1813 was Nederland een deel van Frankrijk. Vóór dien tijd,
1795 – 1810, waren de Fransen hier wel de baas, maar Nederland vormde een apart koninkrijk onder Lodewijk Napoleon.
In 1827 krijgt Bakel weer een nieuwe pastoor, Pastoor Johannes van der Donk.
In 1829 stierf Maria Nooyen – van Hoof, de moeder van Joost Nooyen.
In 1832, toen Martinus van de Poel burgemeester was, kreeg Bakel een Militaire bezetting. Dat hing samen met de onafhankelijkheidsbeweging van België toen België zich afscheidde van Nederland. Een groep Hollandse soldaten kreeg in 1832 en 1833 onderdak in Bakel. Tot vreugde en droefheid van velen!!
De pastoor moest toen vier onwettige kinderen dopen, waarvan de vader een militair was. Er was daar zelfs een tweeling bij. Maar de Pastoor mocht ook wel eens een doopje doen voor een militair gezin. In 1832 doopte hij Adriaan, zoon van Antonius Schoonderwoerd uit IJselstein en Gisbertya de Waal uit Amersfoort. Eveneens doopte hij in dat jaar Jennemie, kind van Johannes Lievegoed en Johanna Schouten.
In 1834 trouwt Hubertus van Schipstal uit Gemert met Anna Maria Wilbers, een tante van de moeder van burgemeester P.L. Nooyen. In 1835 trouwt Joachim Swinkels met Barbara Croymans.
In 1837 werd Hendrica Swinkels geboren. In het doopboek staat er bij geschreven, dat zij in 1903 gestorven is als penningmeesteres van de Congregatie van O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis.
In 1824 doopte de pastoor een kind van de kommies. De kommies heette Henricus Wlihelmus Korst. Hij was van Den Bosch en was voor Pastoor Meulemakers getrouwd met Johanna Maria Franken, die in Goirle geboren was.
Vanaf 1800 konden de boeren van Bakel grond kopen bij de gemeente. Het archief is nog in het bezit van een register van 1793 – 1805 ‘verkoopcondities van gemeente-eigendommen’.
In 1826 werd Helena Manders geboren, die later Zuster zou worden. Zij trad in bij de Zusters van Etten en leefde meer dan 50 jaar in Etten zelf, waar zij in 1906 stierf. Zij was de dochter van Johannes Manders en Maria Wilhelmina Biemans.
In 1840 werden er grote uitgaven gedaan voor het herstel van de bouwvallige kerktoren van Bakel. Als men de eeuwenoude toren met zijn twee meter dikke muren bekijkt, dan ziet men hier en daar toch wel sporen van de grote reparatie in 1840. Vooral de gevel en de gehele buitenkant van de toren werd weer stevig opgemetseld. Men kent het bouwjaar van de toren niet, maar men vermoedt, dat de toren van de 14e eeuw is; anderen denken van rond 1500.
In 1844 richtte Bolletable de H. Familie op.
In 1845 werd de parochie van Milheeze opgericht. De eeuwenoude kapel van Milheeze werd tot parochiekerk bevorderd. Deze oude St.Antoniuskapel werd steeds door de geestelijkheid van Bakel bediend. Mgr. den Dubbelden, Bisschop van Den Bosch heeft er een zelfstandige parochiekerk van gemaakt. Waarvan P. Schutjes de eerste pastoor werd. Een van de vurige ijveraars voor de zelfstandigheid van Milheeze was de smid H. Vlemmings, die herhaalde malen de reis naar Den Bosch ondernam om daar voor de zelfstandigheid van Milheeze te gaan pleiten. Tegelijk werd de oude kapel weer bijna geheel opnieuw opgebouwd.
In hetzelfde jaar 1845 werd er een Missie gegeven in de kerk van Bakel. De Missie werd gepredikt door de Pater Redemptoristen Jansen, Looyaartsen, Verheyen. De buurtgeestelijkheid hielp in die dagen mee met het biechthoren, nl. Pastoor Verbruggen van Gemert, Pastoor Vissers van Mierlo, Pastoor van Lent van Nuenen, Pastoor Bodijsten van Vlierden, kapelaan van de Boer uit Lieshout en kapelaan van Tilburg uit Deurne.
In 1850 werd een nieuwe Ritus ingevoerd voor de viering van de huwelijksinzegening. Het eerste paar, dat Pastoor van der Donk inzegende volgens de nieuwe wijze was: Johannes Hoogmans en N. van Horst.
In 1856 stierf Pastoor van der Donk en Pastoor Henricus Aug. Smits werd zijn opvolger, die aanbleef tot zijn dood in 1888. Pastoor Smits had een zus hier in Bakel op de pastorie. Maria Apolonia Smits, die kort na de dood van haar heerbroer stierf, een maand later.
Van 1888 – 1913 was Benedictus Josephus van Bokhoven de Pastoor van Bakel.
In 1873 stierf de Freule van Kasteel Croy, Jonkvrouwe van der Brugghen. Ze was eerst protestant, maar werd later katholiek. Ze had om haar kasteel heen een boerderij van 80 hectare. Ze stond bekend als een goede sociaal aanvoelende eigenares tegenover de zetboeren, die op haar boerderij werkten.
In 1877 ruilt de Gemeente Bakel een stuk grond met de kerk om een nieuw raadhuis te bouwen. Het oude Raadhuis was het huis van Fam. Swinkels van Thiel. Burgemeester Johannes van Neerven heeft toen het nieuwe Raadhuis gebouwd. Deze burgemeester was vrijgezel en scheen nogal lichtzinnig van aard te zijn. Er bestaan nog enkele verhaaltjes en liedjes over hem. In 1884 was er een geschil tussen de Gemeente van Bakel en de Kerk van Bakel over het eigendomsrecht over de toren en het uurwerk van de kerk. Daarover werden brieven gestuurd naar de gedeputeerde Staten. Die moesten dat maar uitmaken. Het is een feit, dat de Regenten van Bakel in de protestantentijd de toren en de klok altijd onderhouden hebben, alsof het hun eigendom was. We zien dit nog aan de jaarstaat van 1777.
In 1893 werd in Bakel een boterfabriek opgericht. Martinus Nooyen was daarvan voorzitter.
In 1896 kwam de oprichting van de NCB, die Noord Brabantse Christelijke Boerenbond tot stand.
Rond het jaar 1900 voerde Pastoor van Bokhoven nog een grote verbouwing van de kerk van Bakel uit. Het lange oostkoor werd afgebroken en daarvoor kwam in de plaats een nieuw priesterkoor met twee zijbeuken. De pilaren van de kerk schijnen niet altijd zo dik geweest te zijn. Men heeft er later, in de tijd van de protestanten, nog heel wat stenen omheen gemetseld om de pilaren wat meer stevigheid te geven. De oorspronkelijke oude pilaar zit dus nog in het hartje verscholen. In welke jaren dit gebeur is, zou men kunnen achterhalen uit het in het archief aanwezige stuk ‘Bouw en reparatiekosten van de kerk van Bakel voor de jaren 1750 tot 1810.’
Bakel, 18 Januari 1961.
← Terug: Tussen Peel en Aa