Tussen Peel en Aa - Deel 4
DE SCHUT VAN BAKEL
Het Willibrordusgilde van Bakel meent zelf, dat ze ontstaan is in het jaar 1296. Aldus op de schutskast in "De Leeuw". Het zilveren haantje zou van dat jaar dateren. Een ander stukje zilver, een schildje, vermeldt het jaar 1302. Dus de Schut van Bakel bestaat meer dan vijf en een halve eeuw.
Tot het jaar 1775 is er verder geen geschiedenis bekend van het Willibrordusgilde. In 1775 of een jaar eerder moet het huis, waarin de bezittingen van de Schut bewaard bleven afgebrand zijn. Alleen een paar stukjes zilver en de trom bleven gespaard. Het haantje op de vaan draagt nog de brandsporen.
In 1775 heeft men een nieuw Gildeboek moeten aanleggen, het oude was verbrand. Later, in 1828, heeft men het Gildeboek nogmaals hernieuwd en waar nodig het oude gecopieerd.
Enkele notities uit dit Gildeboek verschaft ons tevens een beetje geschiedenis van de Schut of Schutterij van Bakel.
Het Gildeboek begint met drie artikelen, die de doelstelling van het Gilde aangeven:
"Extract uit een register of Caart van de Schutterij van Bakel waarin staat als volgt: Laus Deo Semper - Anno 1775."
"Hoort toe gij broeders al te zaam. Dit zijn de artikelen welke de gemene broeders der Broederschap van de heiligen Willibrordus te Bakel elkander hebben beloofd, eendrachtig te onderhouden."
Art. I.
"In den eersten zullen de gemene Broeders komen schieten den Papegaai of Vogel ter plaatse daar zulks gewoonlijk is te geschieden, en dan dat gedaan zijnde, zullen zij komen teren, bij malkander, om alzo de broederlijke liefde te onderhouden, des zelven daags of bij aldien er wettelijke oorzaken waren, des anderen daags, ter herberge daar de Dekens dit zullen besteld hebben, En zo wie daar niet komt teren, zoo voorschreven is, zal breuken vijf stuiver."
Art. II.
"Item op St. Willibrordusdag, indien de Dekens dat believen zullen zij ook bij malkander komen teren, zoo voorschreven is, en die dat niet doet, zal verbreuken drie stuiver."
Art. III.
"Item zo wie de koning is van deze Broederschap, zal met Zijne koningin den maaltijd vrij hebben, vermits hij drie gulden voor een schilt betale."
DE SCHUT IN 1775
Wie er zo allemaal in de Schut waren in vroeger tijden, zien wij aan de lijsten van leden en bestuursleden.
De ondertekening van de Statuten in 1775 waren gedaan door:
Jacobus Manders, capitein
Jan Rijnder Kluitmans, deken
Peter Jan Manders, koning
A.v.d.Kerkhof, gewezen koning
Jan Sterken, vendrig
Wilbert Raaymakers, gewezen deken
Huybert Jansen, deken
Francis Martenstens, gewezen deken.
In 1780 tekenden:
Wilbert Raaymakers, kapitein
Hendrik G. Hendriks, vendrig
Magiel van de Laer, deken
Peter Goort Nooyen, deken.
In 1779 tekenden:
Cornelis Molensteen, koning
Hendrik W. Werts, deken
Peter Willem Raaymakers, deken.
In 1799 tekenden:
Joost van den Heuvel, koning
Frans Martens, kapitein
Johannes van Grotel, deken
Johannes Fr. Martens, vendrig
Mathijs Manders, deken
Hendrik Verbaarschot, deken
Jan van Leyenburch, deken
Willem H.Werts, deken.
Men besloot in 1898 met: "Hebben Jan van Grotel, Coonet, Jan van de Laer, koning, Mathijs Johannes en Johannes Vriends Dirks verklaard niet te kunnen schrijven". Wel schreven toen: Goort Nooyen, Goort Ceelen, Johannes Kluytmans, Mathijs Vlemmings, Michiel Croymans, F. Slits, J. Reynders.
SCHUTSSCHAPEN
Wat dit voor dieren zijn, verklaren de artikelen 40 en 43 van het Gildeboek:
Art. 40: Tot voordeel en instandhouding van het Broederschap zijn de officianten verplicht zoveel schapen te houden, als de omstandigheden der kas zal gedogen en zij goedschiks ter kooi en voedsel bij de ingezetenen kunnen plaatsen, en zijn de gemene leden, alsook de officianten verplicht, wanneer zij schapenhouders zijn, een schutsschaap bij hen ter kooi te nemen en op een behoorlijke wijze te voeden, onder het genot, dat van ouds daartoe gebruikelijke of door de officianten te bepalen provenuen, zal kunnen bestaan op de van ouds gebruikelijke wijze, van tracteren met koffie enz., of gezegde tracteringen zal op een andere wijze door de officianten kunnen bepaald worden, bijvoorbeeld bij het geven van een halve of een hele ton bier.
Art.43: Tot betere instandhouding van dit voorgemeld schapenfonds benoemen de officianten een persoon uit de gemene broederen, onder de naam van toeziend deken. Deze wordt benoemd voor drie of meer jaren naar wederzijds goedvinden en zal belast zijn met het toezicht en desnoods met de aankoop en uitverkoop der schapen, in welke gevallen hij door de deken zal geassisteerd worden. Deze geniet de vrije maaltijd en vrije vertering met de officianten aan tafel, op de teerdag, vallende daags na St. Willibrordusfeest.
DE MULDER OP HET MATJE GEROEPEN
Van ouds moest de mulder van Bakel ieder jaar een bijdrage van vijf gulden aan de Schut van Bakel geven. Dat heeft Jan Coppens ook altijd gedaan tot.... 1846. Toen niet meer tot 1859. De officianten van de Schut: Christ van Ansem, kapitein; Ties Raymakers, koning; Hendrik van den Heuvel, secretaris; Willem van de Ven, kornet; Gerardus Kanters, vendrig; Martinus Raaymakers, deken; Peter van Beek, deken; Antonie van de Mortel, deken; Martinus Martens, deken; verklaren in 1859 dat zij daarmee niet tevreden zijn. Zij praten met Jan Coppens, dreigen hem een beetje en eindelijk geeft Jan Coppens toe en betaalt prompt 65 guldens, voor de 12 achterstallige jaren.
DE SCHUT KRIJGT EEN PROCES VERBAAL
In het jaar 1831 had men een prachtig feest gevierd voor Pastoor H. Smits, die zijn zilveren jubileum vierde. De Schut bracht hem een serenade en schonk aan de kerk een carpet en benedictiedoek. kosten samen 27 gulden.
Maar toen de Schut met de Kermis van 1881 was uitgetrokken kwam de Marechaussee van Helmond vertellen, dat het paard van de cornet niet als rijpaard, maar als werkpaard stond ingeschreven; en dus proces verbaal.
De cornet Jan Vondervoort moest voor de Officier van Justitie te Roermond verschijnen en kreeg een boete van f. 36,75.
De Kapitein Gerard Kanters en zijn mede-officianten vonden dat wel een beetje te bar. Zij vroeger Burgemeester J. van Neerven om Koning Willem III daarover te schrijven. Zijne Majesteit Koning Willem III schonk de cornet J. Vondervoort vrijspraak van de straf. Wel moest hij de onkosten van de Rechtbank betalen n.l. f. 6,75.
KLEVERVELDJES
In 1895 kocht de Schut van Bakel een stuk grond van Comelis Joosten, de zgn. Kleverveldjes, die gelegen waren, waar nu de Speelweide is. Maar de aankoop zou slechts voor zes jaar gelden. Dit stukje grond was bedoeld als schapengrond, om de schapen van de Schut te weiden.
In 1902 maakte men een inventarislijst op van het aanwezige zilver in de Schut. Daar bleek uit, dat men de meeste stukjes, vooral de schilden, had laten maken in 1774 na de brand.
RODE SCHUT
Terloops zij hier nog vermeld, dat rond 1900 er een conflictje in de schut uitbrak, dat aanleiding gaf tot de oprichting van een nieuwe Schut, de St. Hubertusgilde. Deze zou vergaderen in de herberg van B. van der Aa (nu Vermulst). Dit was dan de "groene schut” terwijl de oude St. Willibrordusgilde vanwege de kleur van de costuums aangeduid werd met de ”rode schut"
Leden van de groene Schut, die het overigens niet lang heeft uit gehouden, waren: o.a. Jan van Velthoven, Driekske van Neerven, Marinus Ackkers, Aert van Neerven, Nelis Joosten, Fried Smits en Johannes Smits.
NAAMLIJST VAN DE SCHUT IN 1839
Het heeft er de schijn van, dat de St. Willibrordus Schut weer eens opnieuw begonnen is in het jaar 1839. Althans men heeft blijkbaar toen een groot aantal leden bijgewonnen.
Het aantal was toen totaal 181 leden voor Bakel en Milheeze. Dus bijna iedereen werd als lid ingeschreven en de meesten daarvan hebben een tiental jaren hun contributie betaald t.w. 10 cent per jaar.
De Kerkstraat, dorp dus, alleen telde 56 leden, Milheeze telde 26 leden, Overschot 9, Hilakker 9. De meeste van deze leden beperkten hun activiteiten voor de Schut tot de jaarlijkse contributie.
De lijst is in zoverre interessant, dat men daaruit kan aflezen, welke mensen de verschillende buurten of gehuchten van Bakel bewoonden in het jaar 1839. We vermelden hier de lijst, omdat zij bij velen nog herinneringen kan oproepen. Het is dan meer een inwonerslijst dan ledenlijst, waar voornamelijk de namen van de huisvaders en zijn grote zonen op voorkomen.
INWONERS VAN BAKEL IN 1839, SCHUTSLEDEN
KERKSTRAAT:
Francis Biemans - Peter van den Eynden - Martinus van de Poel - Peter Mathijs Manders - Hendrikus van de Poel - Joost Mathijs Manders - J.G.van Lupen - Jan van den Hout - Mathijs Vlemmings - Johannes van den Hout - Willem van den Hout - Peter Johannes Manders - Hendrik Coppens - Jan Evers - Peter de Veth - Willem Evers - Peter van de Veghel - Antonie Evers - Nicolaas van der Putten - H. Nooyen - Hendrik van den Heuvel - Johannes Jan Manders - Johannes Kluytmans - Mathijs Johannes Manders - Hendrik van Thiel - Goort Jaspers - Peter Spoormakers - Antonie Jaspers - Johannes Nooyen - Joost van Leyenburg - Cornelis Nooyen - Matheus van de Kruys - Peter Kuypers - Peter van den Eynden - Johannes van den Broek - Johannes Claassen - Hendrik Habraken - Louis Nooyen - Willem van Geenen - Jan Crooymans - Laurens Cortjaans - Huybert Swinkels - Hendrik Bloemen - Nicolaas Althuizen - Friet Jonkers - Hendrik Althuizen - Jan van Deursen - Francis Swinkels - Gijs van Deursen - Jan Jan Manders - Johannes Lammers - Peter Jaspers - Johannes Vriends - Eimbert Swinkels (naar Helmond) - Jan P. van de Ven - M. van Dinther - Peter J. Jansen.
OVERSCH0T:
Johannes van Grotel - Jan de Willem Joost Jansen - Peter Jansen - Thomas Peters (naar Vlierden) - Jan Thijssen - Peter Crooymans - Antonie Raaymakers.
HILAKKER:
Johannes Dirks - Jan Kuunders - Peter Dirks - Johannes Kuunders (naar Deurne) - Johannes van de Berg - Mathijs Kuunders (naar Deurne)
MOLENHOF:
Johannes Theunissen - Peter Hendrik Lansen (naar Deurne)
SCHOUW:
Leonard van Leyenburg - Peter Kanters - Johannes van Leyenburg
RAVENSGAT:
Mathijs van Neerven - Hendrik Claassen (naar Helmond) - Peter van Neerven - Joost Claassen (naar Deurne)
DE BRUG:
Hendrik van Asten - Jacobus van den Heuvel - Hendrik Verbruggen - Leendert van den Heuvel - Hendrik Bankers - Jan van Moorsel (naar Deurne)
RIJPELBERG:
Thomas Kanters - Martinus van den Heuvel - M. van den Heuvel
BROUWHUIS:
Hendrik van Tilburg - Peter Willem Verhoeven
KRUISSCHOT:
Willem Verhoeven - Jan van de Laar (naar Helmond)
DIERDONK:
Lambert Willems - Leendert Vondervoort - Hendrik Willems - Jacobus Verbruggen - Jan van Beek
GROOTEL:
Dielus Jansen - Lucas van de Biggelaar - Jan Antonie van Grootel - Martinus van de Biggelaar - Mathijs de Veth
NEERSTRAAT:
Jan Gerrits - Johannes de Wit - Leendert van Berlo (naar Gemert) - Antonie Cortjaans
ESP:
Peter van Ansem - Hendrik Martens - Peter Nooyen - Hendrik Mansvelders
GENENEIND:
Hendrik Biemans - Thomas Piet Manders (naar Deurne) - Andries Jan Manders - Willem Werts (naar Boekel) - Hendrik van de Berg - Wilbert van de Broek - Dorus Verbruggen - Gijs Jan Manders (naar Boekel)
MATHIJSEIND:
Jan Biemans - Peter Crooymans - Joost van Neerven - Joost G. Crooymans - Willem Jan Raaymakers - Peter Hendrik Martens (naar Helmond) - L. Kanters - Goort Nooyen - Antonie van de Laar
NIEUWENEIND:
Goort van den Meulenhof - Jan Hendrik Werts - Johannes van den Meulenhof - Johannes H. Werts - Johannes van den Boogaard - Peter H. Werts - Martinus van den Boogaard
MILHEEZE:
Peter Klaassen - Dorus Cornelissen - Antonie de Veth - Joost Cornelissen - Gijsbert Jan Martens - Peter Jan Andriessen - Johannes Fr. Thijssen - Hendrik Jacobus Swinkels - Joost Peter Nooyen - Jan Peer van Grotel - Huybert van Oirschot - Jan Hendriks - Mathijs Mastenbroek - Adriaan Welten - Johannes van de Weyer - Jan Peter Driessen - Joost van de Weyer - Johannes J. Jansen - Antonie Slaats - Johannes van den Boom - Peter Slaats - Leendert van Dinther - Dorus Slaats - E. v. d. Berkmortel - P. v. d. Berkmortel
BROUWHUIS
In 1929 kreeg het dorpje Brouwhuis een eigen kerk, samen met het Missiehuis Christus Koning van de Paters van S.C.J. Brouwhuis werd toen een eigen parochie.
Toch is Brouwhuis al bekend uit de Middeleeuwen. Van ouds moet daar een ridderfamilie gewoond hebben onder de naam van “van Bruhese".
In 1300 werd het gebied van Helmond omschreven en liep dan o.a. tot aan de "nieuwe akker bij Bruhese gelegen". In 1325 werd diezelfde grens omschreven als lopende tot de "Palen toe Aerts van Bruhese".
In het jaar 1326, als Bakel Helmond laat delen in het gebruik van de gemene gronden, dan zegt men in het stuk, dat het overgeschreven is "in het huis van Johannes, genoemd van Bruhese, zoon van een zekere Johannes, en die weer zoon van Godfried van Bruhese".
In 1383 blijkt dat een zekere Johannes van Bruhese schepen is van Den Bosch.
In 1418 worden Jan van Bruhese, Godart van Bruhese en Hendrik van Bruhese mannen van leen van de Hertog van Brabant genoemd.
In 1416 wordt vermeld, dat te Brouwhuls de zgn Heyacker ook van Godart van Bruhese is.
Reeds in deze tijden heeft er te Brouwhuis een kapel gestaan, de kapel van de H. Catharina. Waar die precies gestaan heeft, is niet zeker, maar men vermoedt toch in de buurt van de tegenwoordige kerk. Wel kende men vroeger te Brouwhuis nog een zgn. Kapelakker.
In de jaren 1441 tot 1443 las daar de H. Mis een zekere Jacobus Nouden of Noyden of Arnolds.
In 1440 vinden we, dat Heylwijghem van Bruhese de vrouw is van Jacob van Schout en haar nicht Aeghten van Bruhese is de vrouw van Willem van Eck. Deze twee heren gaan hun gruitrechten in de Meyerij verdedigen bij de Hertog van Brabant.
In 1843 schrijft Coppens, kon men van de kapel van Brouwhuis niets meer zien, tenzij alleen de plaats waar ze gestaan heeft.
Aan de Kloostereindweg te Brouwhuis, tegenover huis no.3. heeft vroeger ook iets gestaan dat men "Klooster" noemde. De oude mensen hebben nog voortverteld, dat daar eens een klooster had gestaan. Het is nu een stuk weiland. Niet ver uit de buurt ligt er nog een "Torenakker".
In 1551 wordt er melding gemaakt van een zeker erf op de plaats geheten "Het Claester". Men spreekt ook van een zeker huis met twee boerderijen, ten dele in Bakel, ten dele in Vlierden gelegen. Het schijnen goederen geweest te zijn van adellijke families en meent zelfs, dat in 1551 de Heer van Poederooyen daar een buitenverblijf had. Dat zou dan het zgn. "Klooster" zijn.
DE RIPS
Het aantrekkelijke bosdorpje Rips met zijn vele reeën, fazanten, konijnen en hazen is pas rond het jaar 1900 ontstaan uit een grote troosteloze heidevlakte, een stuk woeste grond, zoals men ze nu en hier en daar in Zuid Oost Brabant nog vindt als natuurreservaat. De benaming Rips is ontleend aan een beekje De Rips. Er is nog een beekje De Rips, dat van Mortel naar het Kasteel van Gemert loopt.
De ontginning van de Peel is pas voor goed begonnen rond het midden van de vorige eeuw. Het begon, moest beginnen, met de openlegging van de Peel. Wegenaanleg is het begin van alle vooruitgang. Zij het waterwegen, spoorwegen of karrewegen, nu autowegen.
De Zuid Willemsvaart werd gegraven tussen 1816 en 1822.
De spoorweg van Helmond naar Venlo kwam tot stand in 1866. Dit was een groot werk, waar de mensen van Bakel en Milheeze graag naar gingen kijken op zondagen. Men ging zelfs met de kar naar de Rakt om het werk in ogenschouw te nemen en daarna thuis de conversatie mee te vullen.
In 1864 had de gemeente Bakel besloten om goede zandwegen door de Peel aan te leggen.
In 1853 stichtten Jan en Nicolaas van de Griendt de peeldorpen Griendtsveen en Helenaveen. Helena Panis was de vrouw van J. van Griendt. Ze kopen in 1856 daarvoor veel peelgronden aan tussen Deurne en Meyel.
De Limburgse mijnen vragen steeds meer om hout voor het schragen van de mijnen. Men gaat dennenbossen poten om later goed mijnhout te verkrijgen.
Wanneer men de omgeving van de Rips gaat bepoten met dennen en ook loofhout, dan zijn er al bepote dennebossen in Grotel Bakel en de Rakt Brouwhuis.
In 1894 werden voor de heren Ledeboer, van Ogtrop, Roelvink en voor de Mijn Laura (Beestenveld) duizend hectare heidegrond bebost. De zaak werd eerst omgeploegd, waarvoor men drie ossen per ploeg gebruikte. Maar later kwam er ook een stoomploeg meehelpen.
De burgemeester P.L. Nooyen heeft altijd goed begrip getoond voor het belang van de ontginning van de Peel. Hij heeft er hard voor gewerkt.
In 1909 begon een grote modelboerderij in de Peel van Stevensbeek. De onderneming heette Lactaria (ongeveer als "Melkbedrijf) en werkte met 200 koeien. Later is de boerderij omgeschapen in een klooster en boerderij voor de Zusters van Bethanie.
Vele peelwerkers begonnen zich te vestigen in de Rips, zodat daar ook een dorpje ging groeien. In 1921 en 1922 bouwde men daar een nieuw kerkje, dat eerst onder de hoede van wereldheren stond maar rond 1929 overging naar de Paters van S.C.J.
En nu heeft men een heel ander beeld van de Rips als goed zestig jaar geleden, toen de koeienhoeder in de Hoeven ‘s morgens vroeg langs kwam en riep om de koeien los te maken, want hij zou ze naar de heide van de Rips brengen en 's avonds weer netjes thuisbezorgen.
ESP DE KOMMANDEURSHOEVE
Vanouds is bekend dat de Espse Hoeve, nu in het bezit van Sjef Kanters, een hoeve is geweest van de Kommanderij van Gemert. Ook op het huis stond vroeger “Commandeurshoeve".
De Kommanderij van Gemert was een onderafdeling van de Duitse Ridderorde (ook Teutonische Orde genoemd), die aan de Kruistochten in de Middeleeuwen zijn ontstaan dankt. Zij kreeg het karakter van een grootgrondbezitter en werd in Gemert zelf een vrije Heerlijkheid. Ze bezat minstens 19 hoeven te Bakel, Esp, Milschot, Biezen, Tereyken, Mortel, Gemert, Boekel.
Met de komst van de Fransen in 1795 is het met de Duitse Orde en de Kommananderij van Gemert afgelopen. Ze werd door Napoleon opgeheven en alle bezittingen werden Staatsdomein. De Staat heeft echter bijna alles weer aan Heren verkocht.
In 1813 kocht Jonkheer van Riemsdijk uit Maastricht het Kasteel van Gemert en in 1832 ook de boerderijen. Deze bezittingen gingen over naar de familie Lups en later naar de familie Scheidius uit Utrecht. Een dochter van van Riemsdijk was met Lups getrouwd en een dochter van Lups was met Scheidius getrouwd. Hun rentmeesters of opzichters waren Hannes van Gemert, Frans van Gemert en Wim van Dijk.
Wat betreft de bezittingen van de Kommandeur van Gemert in Bakel:
De hoeve Esp en de hoeve Grootel waren als zodanig al bekend in 1500.
In 1492 verkocht Judocus van de Berch aan de Kommandeur van Gemert H.mvan Eynatten, een erfrente op een boerderij in de parochie Bakel “auf der Espe”.
In 1502 verkopen de erven Vrankenwirth aan de Kommandeur H. van Eynatten een erfrente uit een ander huis te Esp.
In 1542 verklaart het Gerecht van Bakel (Schepenbank), dat de twee huizen te Bakel wegens het niet betalen van de cijns aan de Kommandeur vervallen.
In 1729 ongeveer vermeldt een Kaartboek twee hoeven in Bakel als behorend aan de Kommandeur van Gemert n.l. "de Hoeve Grootel Baeckel en de Hoeve Esp Baeckel".
In 1839 woonden te Esp Peter van Ansem, Peter Nooyen en Hendrik Martens. Later woonden op de pachthoeve Esp familie Heesakker en daarna Donkers. Hannes Kanters kocht de boerderij van Scheidius in 1911.
Van de twee grachten, die om de hoeve waren aangebracht, zijn de sporen nog te zien. Stukken binnenmuur van dit huis bestonden nog van klot, zwarte turf of baggert. Het vroegere huis had een heel grote “herd” een lange kamer met een lange eettafel, een weefkamer met weefgetouw.
Een poort gaf toegang tot de Hoeve. De grote arduinstenen die men daar nog vindt, zijn misschien delen van de poort geweest.
Men meent zelfs dat er nog een poort of toegang geweest is meer naar de grote weg Bakel - Mortel. Binnen de poort en de grachten stonden nog een grote schaapskooi, een stal en een schuur.
Ook de hoeve van Hoog Aarle, nu in het bezit van G. v. d. Biggelaar, had twee grachten ter verdediging. Men weet niet meer te vertellen, van welke heer deze Hoeve moet zijn geweest, Wel zijn een paar huurhoeven te Hoog Aarle nog steeds van de Armen van Gemert.
Bij Esp woonde vroeger Maria van Allewegen. Eigenlijk heette zij van Moorsel; maar zij werd van Allewegen genoemd, omdat daar bij haar huis op Esp alle wegen, ook uit de bossen en hei blij elkaar uitkwamen.
GROTEL
De hoeve Grotel stamt ook uit de Middeleeuwen. Rond het jaar 1375 was ze het bezit van de Armen van Helmond. Als zodanig wordt ze vermeld in een stuk van 1405.
In 1596 was deze hoeve verpacht aan Lambrecht van Soersel. (Men zegt, dat Soersel een oude naam is voor Roessel).
In 1609 brandt de hoeve af en wordt weer opgebouwd.
In 1732 verkocht het Armbestuur van Helmond de hoeve aan een landbouwer.
Een kaartboek van 1720 vermeldt de hoeve Grootel als bezit van de Kommandeur van Gemert. Maar in 1492 verkoopt Johan Werts een wei op Grotel aan de Kommandeur van Gemert, H. Eynatten en ook de erven Vriese verkopen een weiland aan de Kommandeur in hetzelfde jaar.
Men zou daaruit opmaken dat Grotel in de oude tijd al meer dan een hoeve had. Voor de oudste hoeve, de beginhoeve van Grotel lijkt het meest in aanmerking te komen, de tegenwoordige hoeve van A. van Veghel voorheen van de familie Beekman. Men vindt daar nog sporen van twee grachten om de hoeve heen.
In 1839 woonden te Grotel Dielus Jansen, die daar verscheidene boerderijen bezat en veel grond, Jan Antonie van Grotel, Mathijs de Veth en Lucas van de Biggelaar, de vader van de priester Petrus van de Biggelaar.
Het onlangs ingerichte café “Het Grotels Hof” blijft nog een aardige herinnering aan de oude geschiedenis van dit gehucht.
In de Biezen achter Grotel bezat de Kommandeur van Gemert en later Scheidius ook enkele hoeven en veel grond o.a. de hoeve van de familie Crooymans. Het huis van Crooymans draagt nog het sierlijke torenklokje, dat vroeger op de vorige boerderij stond. Het diende om de werklieden bij elkaar te roepen voor de maaltijden.
SCHEEPSTAL
De hoeve Scheepstal werd al vermeld in 1325, bij de grensbepaling van de gemeente Bakel. Daar heette het: De Rade van Scheepstal.
In 1388 wordt het gebied van de Heerlijkheid van Helmond beschreven en daarin “tot Scheptal ten Rade toe, en van de rade voort....”. Dus de watermolen of het waterrad aan de Aa bij Scheepstal was een grenspunt.
Oude mensen kunnen zich nog herinneren, dat in de Aa een oud stuk muur zat, wat dan moet wijzen op het oude rad.
Ook in 1415 spreekt men over de Raede van Scheepstal, als men het goed en de hof van Kemmenade beschrijft.
In 1425 schrijft Jan van Berlaer, Heer van Helmond, zijn testament en als het testament in 1427 wordt uitgevoerd, dan worden ook vermeld zijn erfcijnsen uit de goederen van Scheepstal in de parochie Bakel. In 1435 is er nog sprake van de erfrechten die de Heer van Helmond bezit op de goederen van Scheepstal.
In 1490 wordt een boedelscheiding beschreven van de bezittingen van Jan van Cortenbach, Heer van Helmond, die toekomen aan zijn zoon Jan van Cortenbach en oomzegger van Iwan van Cortenbach. Daarin wordt ook genoemd een erfcijns op de goederen van "Schepstal” “van de Abt van Achternaken (Echternach) in leen gehouden".
Daaruit zou men moeten opmaken, dat Scheepstal van de Abdij van Echternach is geweest, maar dat de Heer van Helmond ook rechten had, verleend door de Hertog van Brabant. Het zou zelfs kunnen dat Willibrordus zelf al Scheepstal ontvangen heeft samen met de kerk van Bakel en de kerkelijke goederen in Bakel.
In 1720 woonde b.v. Jan Wilberts op Scheepstal. Hij was collecteur van de koningsbede.
De laatste berichten zijn, dat Scheepstal toebehoorde aan Duitse Heren, waarvan een burgemeester was van Xanten, anderen officieren in het Duitse leger. Deze hebben de boerderij verpacht aan de bewoners van Scheepstal.
Dat was tot 1933. Daarna kwam het in handen van Lips en na hem van Den Bezemen. Eindelijk is Scheepstal verkocht aan de bewoner van de Weijer.
De naam Molenkamp bij Scheepstal schijnt ook nog te wijzen op de watermolen, die bij Scheepstal in de Aa was aangelegd.
Dat de familienaam van Scheepstal afkomstig is van dit gehucht, kan men voorlopig veilig aannemen.
KRUISSCHOT
Actueel en ook op een kaart van het jaar 1900 schrijft men Kruisschot, dus met “ss”. In de 14e eeuw en ook nog later schreef men Cruyschot. De vraag is dus, gaat het over Cruy of Kruis. Nog een beetje anders uitgesproken hoort men en schreef men ook wel eens: Kruisend.
In 1374 komt al een naam voor van Matheus van Cruyschot, burger van Helmond. Dus het schijnt, dat toen al lang Kruisschot een bestaand landgoed was.
Ook bij de grensbepaling van 1325 wordt Cruyschot aangehaald als grenspunt van de Bakelse gemene gronden, dus nog behorend tot de parochie of gemeente Bakel.
In 1415 wordt de grens van Helmond beschreven als "tot een paal die bij het goed Cruyschot ligt, aan een akker geheten Paelacker.
In 1537 krijgt de weduwe van Jan van Erp, Schout van Bakel, wonende te Deurne, Cruyschot als zijn leenbezit.
Tenslotte werd ook Kruisschot verkocht aan de pachter of bewoner.
RIJPELBERG
De eerste vermelding van Rijpelberg vinden we in het jaar 1395. Dan wordt het ook geschreven als Repelberch. Wat betekent “Repel”? Komt het van vlas repelen of wijst het op het landschapskarakter van het heuvelachtig bos rond Rijpelberg?
In 1396 wordt in een stuk van Helmond een zekere Dirk van Rijpelberch genoemd, die zijn erfrechten in de gemeente Helmond verdedigde.
In 1425 bezat Jan van Berlaer, Heer van Helmond, ook twee vijvers met toebehoren nabij de plaats geheten Repelbereh. Deze visvijvers zijn nu nog heideplassen, bekend onder de naam Scherenvlaas of Straapven, ook genoemd Straakven, gelegen achter de bossen van Rijpelberg.
Wanneer in 1776 de overdracht van de Heerlijkheid Helmond aan C. Fr. Wesselman plaats heeft, dan worden ook inbegrepen de visvijvers met een groot moer en heideveld bij de Rijpelberg, gelegen onder de Heerlijkheid Deurne, tussen Deurne en Bakel.
Jac. Heeren weet te vertellen, dat de Abdij van Binderen, die in 1587 door de protestanten werd platgebrand, ook twee boerderijen bezat bij het gehucht Brouwhuis, welke plaats Repelberch wordt genoemd. Deze twee boerderijen van Rijpelberg waren voordien van het adellijke geslacht van Horn.
Later, tot 1907, waren de boerderijen van Rijpelberg van een Duitse familie, aan wie de pachtboeren hun pacht moesten betalen. In 1907 heeft de familie van Hout de boerderij van Rijpelberg gekocht.
In 1839 woonde te Rijpelberg o.a. Thomas Kanters, getrouwd met Joanna Maria Crooymans en Martinus van den Heuvel. Thomas Kanters was ook een pachtboer van die Duitse familie.
SCHAUW
H. Ouwerling vertelt in zijn geschiedenis van Deurne ook de geschiedenis van Schauw, daar dit tot de gemeente van Deurne behoort. Van ouds echter behoorde Schauw en Molenhof tot de parochie van Bakel.
Dat gaf een beetje conflicten omtrent de begrafenis van mensen van Molenhof en Schauw. In 1683 krijgt de Heer van Deurne gedaan, dat Jenneke van de Kromma Aa, die op de Molenhof woonde, dus in de parochie Bakel, toch te Deurne begraven werd.
Vanaf 1696 schijnt dat de regel zijn geweest tot aan 1850.
Men vertelt dat Barbara Swinkels - Crooymans, die op de Schauw woonde, weer de eerste was, die te Bakel werd begraven. Maar toch werd vroeger de begrafenisdienst in de kerk van Bakel verricht en vandaar werd per kar het lijk vervoerd naar Deurne. Vandaar het gezegde van toen: Te Bakel de klank (van de klokken) te Deurne de stank”.
Het begin van de Schauw als hoeve van de Heerlijkheid van Deurne moet gezocht worden in het huis van de familie van Dijk. Daar lag vroeger nog een gracht omheen. De zolder van dit huis heeft nog de heel vroeger gebruikelijke bedekking met plavuizen.
De eigenaars van de Schauw waren Marten Jan Geverts van Deurne en daarna zijn twee neven Jan en Gevert Geverts van Deurne. Hun pachtboeren waren b.v. in 1654 Teunis Aerts en Dries Driessen. Dus twee boerderijen. Teunis had 16 beesten en Dries 11.
In 1766 was de hoeve van Schauw het bezit van Jan Croymans, die er in dat jaar nog een huis bijbouwde voor zijn zoon Jacobus Croymans, de vader van Barbara Croymans, getrouwd met Swinkels.
In dezelfde tijd was de eigenaar van de andere boerderij op de Schauw Joost Simon Nooyen, getrouwd met Helena van Hikspoor, een van de voorvaders van Bernard Nooyen van den Hilakker.
MOLENHOF
In de Middeleeuwen was de Hoeve Molenhof of Meulenhof ook een bezit van Heren nl. een hoeve met grond aan beide kanten van de loop, de Aa. Het eerste huis stond ten zuiden van wat nu het huis van Berkers is. Dit laatste huis, vroeger van v.d. Biggelaar werd gebouwd in 1860.
De watermolen of het waterrad was nog iets meer naar het zuiden, waar men vroeger een bocht en een kuil in de loop vond. De laatste hereboer van de Meulenhof was een familie Janssen te Veghel. Jan Hendriks was zijn pachtboer. In 1641 werd de hoeve verkocht aan Peter Willems, die er in 1654 nog woonde.
De weg naar Deurne over Molenhof naar Aarle was een vrij drukke weg: o.a. liggend in de verbinding tussen Venlo en Den Bosch, maar ook de weg om naar de markt van Aarle te gaan. Van daar dat er best een "even rusten" kon komen. Men ging n.l. te voet of met de kar. In 1760 was daarom Laurens van Moorsel, wonend op de hoeve van Molenhof de “hospes” een latijns woord voor gastheer, kastelein.
Blijkbaar had de hoeve van Molenhof geen gracht om zich heen. In 1654 stonden er te Molenhof zeven huizen. Of hierbij ook de Schauw en Bleis bijgerekend is, weet ik niet, maar het was wel heel gebruikelijk om Schauw, Bleis, Molenhof samen Meulenhof te noemen.
Trouwens Bleis heeft later pas die naam gekregen, naar aanleiding van de eigenaar van de hoeve van Bleis. Dat was Jan Bluyssen uit Asten. Bluyssen is dus Bleis geworden.
Tussen 1800 en 1839 vinden we vermeld als inwoners van de Molenhof o.a. Theodoor Royackers, Joanna Reinders, Petrus Hooybergen, Antonius van de Biggelaar, Willem van den Heuvel, Petrus Strijbos, Johannes van de Berg, Johannes van Berlo, Johan Manders, Hubertus Denen, Hendrik van Hout, Martinus Donkers.
HILAKKER
De oudste vermelding van de Hilakker is van het jaar 1405. Dat was in een document waarin de Hoeve Hilacker en ook de Hoeve Grootel als bezit van de Armen van Helmond werden genoemd.
Men denkt dat de hoeve Hilakker al vanaf ongeveer 1350 van de Armen van Helmond is geweest.
In 1600 stonden er twee hoeven op de Hilakker, door twee boeren gepacht van de Armen van Helmond.
Tussen 1700 en 1733 zijn beide boerderijen afgebrand en enkele jaren onbewoond gebleven. Later werden ze weer opgebouwd.
In deze jaren komt de naam Hilakker ook als familienaam voor. In 1756 werd te Bakel geboren Daniel, zoon van Gerardus van den Hilacker en Maria van Godefridus van Eyck. In 1767 trouwde Wilhelmus van den Hilacker met Catharina Peters. Ze woonden in Bakel, maar het is niet zeker dat ze op de Hilakker woonden.
In 1730 werden de landerijen van de Hoeve Hilakker gedeeltelijk verkocht, gedeeltelijk verhuurd.
In 1839 woonden te Hilakker, Justinus Swinkels - Crooymans, Johannes Dirks, Johannes van den Berg, Antonie Martens, Jan Kuunders. Men meent soms, dat Kuundert van Kuunders komt, die daar gewoond zou hebben.
In 1846 is Joost Swinkels naar de Schauw (Deurne) vertrokken. In 1875 kwam bij een boedelscheiding het huis op de Hilakker aan Joost Swinkels, vader van Maria Nooyen - Swinkels. In 1886 bij een tweede boedelscheiding kreeg Martinus Nooyen het huis op de Hilakker.
BRONNEN:
Kerkelijke Archieven van Bakel
Gemeentearchieven van Bakel
Rijksarchief te Den Bosch
J. A. Coppens: Nieuwe Beschrijving van het Bisdom Den Bosch 1843
Mr. C. Krom: Oorkonden betreffende Helmond, 1884.
H. Ouwerling: Geschiedenis van Deurne, Liessel en Vlierden 1933
V. Cleerdin: Het Brabantse Dorp, 1944
Dr .W .Gierlichs: Geschiedenis van de Bokkenrijders, 1939
K. Dilling: De Peelstreek
G. Bannenberg: Brabantia
J. Heeren: Uit de geschiedenis van Helmond en omgeving
A. Frencken: Helmond in het verleden
P. J. H. Holwerda: De geschiedenis van Nederland
Verder vele mondelinge mededelingen.
ALLERJONGSTE GESCHIEDENIS
Als besluit van deze reeks greepjes uit het grijze verleden van Bakel, iets over de geschiedenismakende jeugd van Bakel in 1967.
Moderne communicatiemiddelen, telefoon, radio, televisie, grammofoonplaat, krant, hebben er allen toe bijgedragen dat de jeugd van Bakel zo hier en daar ook begon mee te tellen op regionaal en landelijk niveau. De Katholieke plattelands Jongeren (KPJ) doorbraken de locale grenzen met hun sport en muziek, en begonnen met hun trofeeënkastjes de eeuwenoude Schut van Bakel te overtreffen.
Bekers, standdaards, medaljes en wimpeltjes bleven als evenvele leuke herinneringen aan overwinningen op sport- en muziekgebied. Ook buiten de grenzen van Bakel zijn op dit terrein namen bekend geworden als die van Harry van Doren (Overschot), Jan en Toon van Dijk (Bleis), Carla Joosten (Mathijseind), Frans Sigmans (Dorp).
De Boerenkapel van Bakel, een “dochteronderneming” van Music Sacrum passeerde de Peelgrenzen herhaaldelijk, ook in de richting van Limburg. Bernard Nooyen (Kuundert) was echt "toonaangevend". Gitaar- en accordeonclub bleken bijna televisierijp.
Slechts enigen van hen, waarvan men het heel natuurlijk vond, dat ze ergens buiten Bakel weer gewonnen hadden, bereikten maar amper de leeftijd van 20 jaar.
Een doorbraak naar het landelijk niveau maakten Carla Joosten en Frans Sigmans. Deze laatste begon zelfs mee te tellen op internationaal niveau.
FRANS SIGMANS
De Katholieke Illustratie van 3 juni 1967 wijdde een royaal artikel aan de motororosser Frans Sigmans. Geboren op 19 juli 1947 is Frans bovendien nog tenger van gestalte en volgens de Katholieke Illustratie maakte dit hem nog des te populairder bij de schooljeugd van Bakel. De schooljongens groepen om hem heen, alsof hij de Sinterklaas is. En Frans weet erg leuk daar op te reageren, zelfs midden in de hitte van een motorcrossgevecht. Frans had het ook gewonnen bij de televisiemensen (Mise en scene).
De nationale triomfen van Frans Sigmans in de eerste helft van 1967 waren de Kampioenswedstrijden te Raalte, waar hij voor de eerste keer een 500 cc bereed en als tweede over de streep kwam; te Rooden (Drente), Venray, Emmen, Apeldoorn, Lochem, waar hij de eerste was van de gewoonlijk 30 tot 40 deelnemers.
In 1964 werd hij landskampioen bromfietser te Vriezenveen.
De eerste van Nederland en Belgie was hij in het begin van 1967 te Meijel en Gemert met zijn 250 cc. Internationale overwinningen behaalde hij te Makkinga en Norg met zijn 500 cc. Voor de Grand Prix te Norg stond hij op de vierde plaats, iets wat een Nederlander tot nog toe niet had bereikt.
CARLA JOOSTEN
Het Bakels Parochieblad "Rond onze Toren” van 9 juni 1967 wijdde een artikel aan de hardloopster Carla Joosten, die ook op nationaal niveau haar overwinningen aan het behalen was.
Dat een monteur van huis uit, Frans Sigmans, zich aan de motorsport gaf en tussen het sleutelen door ging crossen, was bijna logisch. Carla Joosten, geboren 15 januari 1949, een gewoon Bakels boerenmeisje, dat op zijn tijd moet helpen met het asperge steken, is door de sportclub van de Plattelands Jongeren in de atletiek verzeild geraakt. Zij bleef trouw aan de KPJ, maar moest tegelijk ook de atletiekclub van Helmond dienen.
Overwinnares in de KPJ sportbeweging was zij al lang. Candidaat landskampioene van de atletiek voor lange afstand (1000 of 1500 meter veldloop) is zij nu zeker, want al twee keer heeft zij de landskampioene Jo van der Stelt uit Aalsmeer verslagen.
In de eerste helft van het jaar 1967 was zij de eerste in hardlopen in de Veluwe Cross voor A-meisjes (17 en 18 jarigen), de Beda Cross Uden, Propaganda Cross Avanti Udenhout, AVRO Cross Hilversum A-meisjes, Trainingspakkenwedstrijd den Bosch A-meisjes 800 meter.
Carla was de tweede in de IJzeren-man Bosloop, Vught A-meisjes en Baanwedstrijden Baarn, 400 meter.
Natuurlijk moet zij regelmatig trainen en langs de B-wegen van Bakel draven, in de winteravonden onder begeleiding van haar zusje op de fiets.
Dat zij ook een kast heeft met meer dan 50 trofeeën, bekers, standdaards, medaljes, dat spreekt van zelf. En Carla gaat er heel gerust trots op. Wij met haar.
P. H. Nooyen
Hilakker 10 juni 1967
← Terug naar: Tussen Peel en Aa