Onderwijs in Bakel
Onderwijs in Bakel voor 1700
Wanneer er in Bakel precies een parochieschool gekomen is, is niet bekend, maar wel is zeker dat de kerk van Bakel lange tijd één van de belangrijkste was van de omgeving.
Vandaar dat we ook aan mogen nemen dat er hier ook al vrij vroeg een parochieschool bij de kerk hoorde. Ook hier zullen de kosters het onderwijs verzorgd hebben in opdracht van de pastoors van de parochie, vandaar dat we namen hebben proberen te achterhalen van de kosters die in Bakel geweest zijn, en die waarschijnlijk koster-schoolmeester waren. Uit archieven van plaatsen uit de omgeving kennen we ook de functie van koster-schoolmeester, evenals uit het boekje van Valcooch
De koster-schoolmeester kreeg wel voor beide functies uitbetaald en stond in hoog aanzien. Bij de in diensttreding werd hij aan de gemeentegrens feestelijk afgehaald en door de regenten verwelkomd.
Het onderwijs aan de parochieschool was duidelijk volksonderwijs, het schoolgeld van de armen werd dan ook betaald door de armentafel (de tafel van de H. Geest). Naast de parochiescholen ontstonden er ook particuliere scholen, want voor het oprichten van een school was geen goedkeuring van de overheid nodig.
De schoolmeester werd aangesteld door de pastoor en later door de dominee en de dorpsregenten. Ook het kerkbestuur werd hierin gekend. Hij werd betaald uit schoolopbrengsten zoals schoolgelden en uit de dorpsbelastingen. Eens per jaar met pasen hield hij de traditionele eieromgang. Ook de Vorster en de schutter (politie en hulp-politie) deelden dit recht. Men kreeg dan van de inwoners eieren voor het paasfeest. Als koster kreeg hij uitbetaald uit de dorps- en kerkbelastingen. Zijn taak bestond uit het openen en sluiten en het bewaken van de kerk. Daaruit vloeiden enkele bijverdiensten voort zoals: Het zingen en voorbidden, het maken van kaarsen, het handelen in was. Ook kreeg hij apart door de regenten betaald voor het opdraaien en bijhouden van de torenklok (het Horloge) en het luiden van de waakklok in tijden van gevaar en ziekten.
De koster-schoolmeester bekleedde ook wel eens het ambt van ondersecretaris (klerk). Hij was niet bevoegd om katechismus of godsdienst te geven, want dad deden de pastoor of dominee. De koster-schoolmeester in de zeventiende eeuw was meestal een gehuwde man. Voor de reformatie water het gehuwde of ongehuwde mannen met een lagere prieserwijding.
Hier enkele namen van kosters uit Bakel, die tevens schoolmeester zullen zijn geweest:
Voor 1400: Jan zoon van Jan van Binderen
Na 1400: Jan zoon van Jan van Vijfeijcken
1418 - 1421: Wilhelmus Rycke
1427: Ghisbertus Florentiuszoon
1436 - 1459: Daniël van Hersel, deze werd in de periode
1438 - 1445: vervangen door Henricus Schot of Schack of Schart
1475 - 1477: rektor Rodolphus Hoeck
1485: Rodolphus Hanck. Vanaf deze tijd is het ambt een periode vacant en wordt door de commandeur van Gemert vervuld
1500: Johannes Johannesz. Peter Hoefnagel
1510: Wilhelmus Yegher / Adam van Buel
1524: Wilhelmus Hoefnagel
Ook in tijden van inkwartiering zoals tijdens de Oostenrijkse successieoorlog werd de schoolmeester vrijgesteld van dienst en inkwartiering. Of dit nu algemeen gold of dat dit alleen iin Bakel was is niet duidelijk. Wel lezen we in de Bakelse geschriften dat de koster-schoolmeesters die hier in Bakel waren in de 18e eeuw, een zeer bevoorrechte, voorname positie bekleedden. Misschien was dit ook wel mede een gevolg van het feit dat het steeds dezelfde familie was die het ambt bekleedde, maar daarover later.
In het midden van de 17e eeuw werd er in vele scholen nog te veel volgens het roomse patroon onderwijs gegeven, met name in het zuiden, dus ook hier in Bakel. Het Roomse geloof was bij de vrede van Munster in 1648 verboden, dus ook het Roomse onderwijs.
In 1648 stelde de kwartierschool daarom een rapport op om de Staten Generaal duidelijk te maken dat de Republiek nog practisch geen gezag had in de Meierij. Hij stelde voor om harde maatregelen te nemen. Op het einde van het jaar 1648 werd besloten om al de katholieke ambtenaren afstand te laten doen van hun ambt en daarvoor in de plaats hervormde functionarissen aan te stellen. Toch gebeurde er voorlopig niets.
Wel werd de Staten Generaal bedolven onder een stroom van verzoekscshriften van allerlei lieden die hun geluk wilden gaan beproeven als ambtenaar in de wingewesten.
Er veranderen niet veel. Den Haag moest water bij de wijn doen. Als tussenoplossing moesten de Roomse dorpsregenten een eed afleggen waarin zij beloofden de Republiek en de hervormde godsdienst niet tegen te werken. In december 1650 kwam weer een besluit dat de ambtenaren in de Brabantse dorpen hervormden moesten zijn. Vpooral in 1651 zijn daartoe harde maatregelen getroffen en zijn velel hervormde ambtenaren naar het zuiden gestuurd. In Bakel zien we in deze tijd een man als Daniël Maccalla als onderwijzer komen, maar daarbij heeft hij ook zeer veel andere functies in handen. Ook zien we in de geschriften uit deze tijd dat er inderdaad weinig tegenwerking is tegen de predikant en de koster-schoolmeester, waarschijnlijk wel tengevolge van de strenge maatregelen die genomen waren. Dit kun je ook merken aan de velel uitgaven die gedaan worden voor de reparatie van de woning van de predikant en de schoolmeesterswoning. In het jaar 1700 wordt de schoolmeesterswoning nog een keer helemaal opgeknapt. In het jaar 1708 brandde bijna de hele dorpskern af, zo ook het schoolgebouw.
Om een indruk te krijgen van de eenvoud van een schoolgebouw en om aan te geven waarom het schoolgebouw vaak op het "kerkhof" stond, het volgende: Het schoolgebouw was meestal een eenvoudig uitziend gebouwtje en stond op het kerkhof. Ouwerling vermeldt in zijn boek "Heerlijkheid Deurne enz.": "Weet gij wel waarom de school op de dorpen gemeenlijck staan beneffens het kerkhof? Ick sall der deze reeden afgheven te weten: Nergens leert men beter als bij de lijcken en dootsbeenderen. Ick segg dan Komt hier soo jongh als oudt, komt hier een lesse hooren, s' en hebben tongh noch spraeck, nogh leeren sij doctooren. Als sijn sij sonder oogh sij stieren ons gericht en uyt een duyster graf bestraelen s'ons gesicht".
In Bakel stond het schoolgebouwtje ook op het toenmalige kerkhof maar wel naast de kerk aan de zijde van de tegenwoordige Dorpsstraat.
Het onderwijs in Bakel in de 18e eeuw
Na de brand in 1708 duurde het vrij lang voordat er iets opgebouwd werd. In 1709 was er nog steeds niets gedaan om het schoolgebouw op te bouwen. De reden was dat men geen geld had. Er bestond bij de gemeente een grote schuld in verband met de verplichtingen die men had door de Spaanse successieoorlog. Er werd les gegeven in een kamer bij Gerrit Jan Joosten, die naast de Gouden Leeuw woonde. Deze kamer was al eens eerder als leslokaal in gebruik, nl. bij de grondige restauratie in 1700.
Op 5 mei 1710 ging ook de nieuwe schoolmeester Jacob Engelen de Clerck, die de opvolger was van P. Pegerhof, nog les geven in de bovenvermelde kamer. Pas in 1711 mocht de gemeente geld lenen, en wel f 3000,-- van Floris Eijck, Heer van Mierlo.
Van dit bedrag mocht f 2100,-- besteed worden aan de opbouw van de gemeentegebouwen, waaronder dus ook de school. In het jaar 1718 kwam Geert van Ravensteijn hier als koster-schoolmeester. Met hem begon als het ware een heel tijdperk "van Ravensteijns". Het was ook deze familie die gedurende bijna de hele 18e eeuw het ambt van koster-schoolmeester vervulde en daarbij zeer veel voorrrechten genoten, zoals o.a. het vrij zijn vana dienst en inkwartiering, wat we reeds eerder vermeldden.
De familie van Ravensteijn heeft zeker hun stempel op het schoolgebeuren gedrukt, zo zien we achtereenvolgens Joachin van Ravensteijn en Hermanus van Ravensteijn. Tijdens hun ambtsperiodes werd er regelmatig aan de school en de schoolmeesterswoning gebouwd en gerepareerd. In 1735 moest het dak van de school grondig vernieuwd worden.In 1746 kwam er een schoolklok op het dak van de school. In het jaar 1770 werd de school langzaam maar zeker bouwvallig en men besloot in 1773 om het gebouw een voorlopige opknapbeurt te geven. Wanneer blijkt dat het gebouw in 1777 nog steeds erg bouwvallig is begint men met het repareren van de muren met "mondharde" steen. Een jaar later werden er Hollandsche pannen op de school gelegd. Toch waren al deze reparaties niet zodanig dat de school er weer een hele tijd tegen kon, want 10 jaar later lezen we in de archieven dat de school weer erg bouwvallig was en hoognodig gerepareerd moest worden.
Het was ook in deze tijd dat de school gebruikt werd om gevangenen te herbergen. Zo lezen we dat in 1786 een valsmunter werd opgesloten in de school en er bewaakt werd door een boerenwachter.
In 1787 nam men zich voor om de school nu eens echt grondig te repareren en verbouwen, te weten: Het gebouw moest hoger en 5 voet breder gemaakt worden, evenals de zolder. De schoorsteen moest van het midden van het lokaal verhuizen naar de buitenmuur.
Maar ook aan het interieur werd gewerkt, meester Willem van Ravensteijn kreeg een nieuwe katheder en zijn kinderen nieuwe banken en schrijftafeltjes.
Willem van Ravensteijn stierf in december 1791. Hij werd opgevolgd door Joachim van Ravensteijn, een neef van Willem die in Gemert woonde. Op 7 augustus 1792 klaagden de inwoners van Bakel dat Joachim zijn ambt als schoolmeester niet naar behoren vervulde. De schepenen verplichtten hem daarop om in Bakel te komen wonen en zijn taak beter te vervullen. Lang is hij niet gebleven want in 1795 werd Hermanus van Ravensteijn, een broer van Willem, benoemd als schoolmeester.In het jaar 1799 kreeg Hermanus van Ravensteijn, toen hij bij de gemeente aanklopte om een plaatsvervanger, ontslag als schoolmeester en wel om de volgende redenen:
- Hij was geen inwoner van de Bataafse Republiek, dus ook niet van Bakel (hij woonde namelijk bij zijn zoon in Gemert, dat een vrije heerlijkheid was).
- Hij vervulde zijn taak als onderwijzer niet goed meer.
Hij tekende in een uitgebreid verzoek- en bezwaarschrift gericht aan het departementaal bestuur van de Dommel, bezwaar aan tegen deze beslissing van het gemeentebestuur van Bakel, op grond van weerleggingen op beide punten.
Wel was waar dat Hermanus al enige tijd ziek was en vervangen werd door Gerrit van Ravensteijn, eveneens een familielid, die was komen wonen in het huis van Willem van Ravensteijn. Dit huis brandde af in 1799. Hermanus was toen ook al 76 jaar oud en werd door het departementaal bestuur in het gelijk gesteld, zodat hij een uitkering voor het leven kreeg via de schoolmeester die hem in 1802 verving en die hem in 1804 opvolgde, namelijk Adam Slits.
Het onderwijs in de 19e eeuw
In het begin van deze eeuw ontstaan landelijk gezien verschillende onderwijswetten, o.a. het ontwerpwet van 1801 van J.H. v.d. Palm. Een tweede onderwijswet in 1803 die weer verviel toen in 1805 een derde staatsregeling werd ingevoerd. Pas in 1806 ontstond een wet welke het wat langer uithield. Dit was de wet Van den Ende, getiteld: "Reglement voor het lager schoolwezen en onderwijs binnen de Bataafse Republiek".
In deze wet stond ook duidelijk dat het oprichten van een school of het geven van onderwijs gebonden was aan toestemming van de bevoegde autoriteiten. In Bakel leverde dit laatste wel een probleem op, wat blijkt uit archiefstukken van 1819. Hierin werd bezwaar gemaakt tegen het lesgeven van een zekere Mathijs Wertz, die hier in Bakel een school had zonder vergunning. Hij moest onmiddelijk stoppen met het lesgeven of hij moest zo'n vergunning (acte van algemene toelating door de provinciale schoolcommissie) binnen 24 uur aan de schoolopziener laten zien. Dit gebeurde waarschijnlijk geen van beide, want we vinden in de stukken vaker de naam Mathijs Wertz terug en telkens wordt er op gewezen dat hij geen vergunning had.
Wie was hier dan wel de officiële onderwijzer?
Van 1802 - 1854 was de opvolger van Hermanus van Ravensteijn, de heer Adam Slits schoolmeester van Bakel. Deze schoolmeester had nogal problemen, o.a. in de omgang met zijn medeburgers waar hij direkt of indirekt mee te maken had.
Zo was er al een onenigheid in 1806 over het gebruik van de waterput op het kerkhof. Door het gemeentebestuur werd gelast dat Adam Slits aan Joachim v.d. Heuvel moest toestaan om mede gebruik te maken van de put op het kerkhof. Het gemeentebestuur kortte de heer Adam Slits ook in zijn salaris, maar ter compensatie kreeg hij voor ieder lijk dat op het kerkhof begraven werd een bedrag uitbetaald te weten: voor een volwassenen 7 stuivers, voor een kinderlijkje 3½ stuiver.
In 1819 was er dus sprake van het probleem met de eerdergenoemde heer Mathijs Wertz en we zien ditzelfde ook in 1843. Dus telkens als er wat onenigheden waren tussen de schoolmeester Adam Slits en de burgers van Bakel duikt deze onderwijzer zonder vergunning op. Ook in 1826 waren er de nodige problemen: In een brief van de schoolopziener van 1826 welke hij schreef na een bezoek aan het schoolgebouw alhier, vermeldde hij dat het gebouw bouwvallig was en bovendien dat het er veel te warm was in zo'n kleine ruimte. Een derde deel van het gebouw was in gebruik als stal, wat nu niet direkt bevorderlijk was voor een leerzaamklimaat in de school. De schoolopziener deed dan ook de suggestie om de stal bij de school te trekken, door het uitbreken van het scheidingsmuurtje tussen schoollokaal en stal.
Deze suggestie kon echter niet meer gehonoreerd worden, want de school was zo bouwvallig dat reeds in 1827 een gedeelte van de achtergevel instortte zodat er door de gemeenteraad uitgekeken moest worden naar een kamer of vertrek waarin het onderwijs kon plaatsvinden, gedurende de tijd dat de nieuwe school nog niet klaar was. Wel werden er plannen opgestuurd tot het bouwen van een nieuwe school. Deze nieuwe school moest komen te staan aan de noordzijde van de kerk, in tegenstelling tot waar de oude school stond, nl. aan de zuidzijde van de parochiekerk. Als motief werd aangegeven dat de school voorheen veel schade ondervond van de wind. De onderhoudskosten waren daardoor voor de gemeente extra groot geweest. Het lijkt er misschien op dat Adam Slits steeds aan het bakkeleien was met de mensen, dat was natuurlijk niet zo, maar toch was er regelmatig onenigheid. De verhouding tussen bevolking (met name het gemeentebestuur) en de schoolmeester Adam Slits verslechterde toch wel met de tijd. Enerzijds waarschijnlijk door het feit dat Adam Slits nogal eens door het gemeentebestuur gekort werd in zijn verdiensten, waardoor de ijver om zijn taak goed te verrichten nu niet direkt werd bevorderd, maar toch zeker ook door het feit dat de ouders steeds meer klachten hadden over zijn manier van lesgeven en over de straffen die gegeven werden. Deze onenigheid liep zo hoog op dat in 1840 een duidelijke vermaning gegeven werd aan de schoolmeester Adam Slits door Gedeputeerde Staten. In 1842 kwamt het zelfs tot een schorsing van zes weken, omdat er niet voldoende verbeterd was na de vermaning van 1840.
Ook de schorsing leverde volgens een schrijven van 1843 geen verbetering op. Wel werd er wat regelmatiger les gegeven, maar de straffen, in de vorm van slaan en mishandeling, ware eerder erger dan minder geworden en werden zelfs toegepast door jongens van 12 en 13 jaar die de schoolmeester vervingen wanneer hij uit het schoolgebouw was. Toch lees je dan een hele tijd niets, alleen dat de heer Wertz weer les gaf en waarschijnlijk veel kinderen aantrok.
In het jaar 1852 werd er weer een korting op de uitbetalingen aan de heer Adam Slits toegepast. Hier tegen maakte de schoolmeester bezwaar, wat gehonoreerd werd. Het gemeentebestuur moest hem de bedragen blijven uitbetalen welke hij voorheen genoot. In het jaar 1854 werd aan de schoolmeester Adam Slits ontslag verleend.
Na de heer Adam Slits werd de heer v.d. Zanden schoolmeester en wel van 1852 tot 1886. Hij overleed 9 augustus 1886. Tijdens zijn schoolmeesterschap kreeg de schoolmeester een nieuwe ambtswoning en wel bij de school welke inmiddels was verplaatst van de zuidzijde naar de noordzijde van de kerk. Deze woning kwam gereed in 1864 en is het tegenwoordige kostershuis, achter de kerk.
Het heeft echter drie jaar geduurd voor het zover was. In 1861 al schreef de schoolinspecteur dat de schoolmeesterwoning veel te wensen overliet en dat de wet voorschreef dat de onderwijzer een vrije en goed onderhouden woning naar zijn stand moest bezitten.
In het jaar 1878 klaagde J. v.d. Zanden dat hij veel te weinig verdiende. Hem was ter ore gekomen dat de nieuw benoemde onderwijzer te Milheeze vijftig gulden meer verdiende dan hij, terwijl in dat jaar 108 leerlingen in Bakel naar school gingen tegenover 63 leerlingen in Milheezen. Bovendien had hij meer dan 25 jaar in Bakel de jeugd onderwezen. Dit was niet zo verwonderlijk, want de gemeentekas was zo goed als leeg. Na lang vragen en vele verzoeken naar het ministerie kreeg Bakel eindelijk een subsidie (eenmalig) van f 1000,--.
J. v.d. Zanden werd opgevolgd door A. Ceelen. Toen de heer Ceelen in 1886 kwam was hij al wat ziekelijk. Hij is hier gebleven tot zijn dood in 1904. Hij was toen 45 jaar oud.
De zusters komen naar Bakel, 1887
In 1887 sloot de toenmalige pastoor van Bokhoven een contract et de zusters Franciscanessen uit Oirschot om zo hier in Bakel, met name voor het onderwijs aan meisjes, verzekerd te zijn van personeel.
De zusters die hier kwamen zorgden dan ook voornamelijk voor het onderwijs. Daartoe kwam er een school te staan naast het klooster, waar les gegeven werd aan de meisjes en er werd kleuteronderwijs gegeven in de oude boerderij van wethouder J. de Veth, die stond op de plaats waar nu de Fuse en peuterspeelplaats "Olleke Bolleke" gehuisvest zijn.
Sinds 1887 was hier dus een jongens en een meisjesschool en er kwamen veel meisjes uit Milheeze hier naar school, naar de zusters die R.K. onderwijs gaven. De school werd echter pas in 1925 een bijzondere R.K. school.
Naast het geven van onderwijs hielden de zusters zich ook bezig met de sociale en maatschappelijke zorg, zoals de bejaardenzorg, maar hun belangrijkste zorg gold toch wel het onderwijs.
Hier enkele fragmenten uit het officiële contract dat pastoor van Bokhoven sloot met de zusters:
art. 1
De congregatie zal zich overeenkomstig haren geest en hare voorschriften belasten met het inwendige bestuur van het Gesticht te Bakel en met de zorg:
- Voor het bereidend onderwijs aan de kinderen, jongens en meisjes, beneden de zes jaar.
- Voor het onderricht in den Katechismus aan jongens en meisjes, in zooverre het door den Z.E.W. heer Pastoor wordt gewenst.
- Voor het lager onderwijs aan de meisjes.
- Voor het onderricht in de vrouwelijke handwerken aan de meisjes, die aan den leerplicht hevbben voldaan.
Art. IV
Het schoolbestuur verbindt zich:
- Tot behoorlijk onderhoud der gebouwen van school en gesticht en tot onderhoud van school- en huismeubelen.
- Tot het onderhoud en aanschaffen van al het noodige voor de scholen naar de eischen van het lager onderwijs en zal voor de leermiddelen en schoolbehoeften jaarlijks moeten bestemmen minstens f. 1,-- per leerling (N.B. Van deze gelden zal jaarlijks verantwoording aan het schoolbestuur moeten geschieden).
- Tot het betalen der assurantie gelden, grond- en personeele belastingen.
- Tot levering van brandstoffen en licht.
- Tot het betalen van dokters- en apothekerskosten in ziekten en bij het overlijden eener zusters van de kosten eener gewone eenvoudige begrafenis.
- Tot het afstaan aan iedere zuster van eene behoorlijke plaats in de kerk.
- Tot het betalen van f. 180,-- 's jaar voor iedere zuster, die voor den dienst van het Gesticht noodig is.
Het onderwijs in Bakel in de 20e eeuw tot 1925
In 1904 nam tweede onderwijzer A. van Gijssel de taak als hoofd over voor de periode van een half jaar totdat in deze functie de heer M. v.d. Poel benoemd werd. Deze was hoofd der school van 1904 tot 1924.
In 1883 kwam er een handwerkjuffrouw (Godefrida Jonkers) en tevens een tweede onderwijzer: A.H. Meulendijks.
In 1904 werd Simon van Gennep tweede onderwijzer in plaats van Johannes van Thull, die hier vanaf 1901 tweede onderwijzer was. Met de benoeming van van der Poel kwam als vaste tweede onderwijzer Johannes Wijnhoven. Na Johannes Wijnhoven kwam als tweede leerkracht de onderwijzeres, die de oudere mensen van Bakel nog wel zullen kennen, Antje van der Heijden.
In 1924 werd M. van der Poel opgevolgd door W. de Vries. In datzelfde jaar werd Antje van der Heijden vervangen door tweede onderwijzer Antoon de Vries, die tot 1932 in Bakel bleef. Hij werd toen opgevolgd door Antoon Wijnen.
In maart 1925 werd een aanvraag ingediend om van de openbare school een bijzondere school met name een Rooms-Katholieke school te maken, wat op 1 april 1925 werd goedgekeurd. Vanaf die datum fungeerde het kerkbestuur ook als schoolbestuur.
Op 17 oktober 1918 vond de aanbesteding plaats van de Willibrordusschool aan de Deurnese weg. De bouw werd gegund aan de laagst ingeschrevene de heer M. v.d. Mortel uit Deurne voor f.32.180,--. De schoolbanken en ander meubilair werd gemaakt door Fa. Derckx Gerards en co. uit Venlo voor f.4290,--.
In 1929 werd deze school vierklassig en kreeg de speelplaats een overdekt gedeelte.
Op 15 april 1923 werd de oude boerderij van J. de Veth afgebroken en was de aanbesteding van de drieklassige meisjesschool aan de Dorpsstraat. De kleuterschool verhuisde toen van daar naar de voormalige meisjesschool aan het Kerkplein. Deze school werd in 1968 afgebroken.
In maart 1930 werd de meisjesschool vierklassig. Het plan om een nieuwe meisjesschool te bouwen aan de Wilhelminastraat werd in 1962 goedgekeurd In 1967 werd deze school geopend. De kleuterschool kwam toen in het gebouw aan de Dorpsstraat. In 1970 kreeg de kleuterschool ook een nieuw gebouw. Dit stond aan de Speelweide, waar nu ook nog de kleuterschool is.
De meisjesschool ging in 1970 samen met de jongensschool. De naam van de meisjesschool werd toen veranderd van Fransiscusschool naar Willibrordusschool.
← Terug naar: De scholen van vrugerVerder naar: Onderwijzers in Bakel →