St. Willibrordusgilde te Bakel.
De Kroniek van Driek
Bakel.
St. Willibrordusgilde te BAKEL.
Uit:
De Schuttersgilden en Schutterijen van Noord Brabant.
Door:
J.A. JOLLEN.
BAKEL en MILHEEZE
Bakel: St.Willibrordusgilde.
Geschiedenis. Deze schut maakt den indruk zeer oud te zijn. Bewijsstukken bezit men daarvan niet, het oude zilver is grootendeels verloren gegaan, de papieren zijn meest uit de 19e eeuw. Maar in een en ander is nog de nagalm van vorige tijden, zoo in ’t reglement, waarmede een 4e boek (perkam. Band) begint. Een register… vernieuwd en verschreven in den jare duizend achthonderd en acht en twintig. En Bakel zelf, waar de H. Willibrordus predikte, is zeer oud.
“Extract uit een register of caart….. Laus Deo semper --- Anno 1775. Hoort toe gij broeders al te zaam dit zijn de artikelen welke de gemeene broeders der broederschap van den heiligen Willibrordus te Bakel elkander hebben beloofd, eendragtig te onderhouden.
Art. 1.
In den eersten, zullen die gemeene broeders komen schieten den papegaai of vogel….dat gedaan zijnde, zullen zij komen teren, bij malkander, om alzoo de broederlijke liefde te onderhouden….ter herberge daar de dekens dit zullen besteld hebben….” (5 st. boete voor de wegblijvers),
Ar. 2.
Ook op patroondag teren (3 st. boete).
Art. 3.
De koning heeft met zijne koningin den maaltijd vrij..vermits hij drie gulden voor eene schilt betale.”
Art. 4.
Woont de nieuwe koning buiten ’t dorp, dan laat hij den vogel (v. het zilverwerk) binnen Bakel of stelt suffisante borgen.
Art. 5.
Uittreegeld 3 st. en ½ pond was.
Art. 7.
Ieder betaalt zijn aandeel in de vertering.
Art. 10.
Een keizer zal den vogel (v. het zilver) de dekens wederom geven, en voor zijne moeite en kosten zal hij hebben drie gulden.
Art. 11.
“Item als men binnen Bakel omgang doet, dan zal ieder broeder binnen deze gemeente hebben eenen medegezel daar hij tegen gaat; in den omtrek gewapend met goed geweer, waarmede hij zijnen vijand ofte het van nooden waar, zouden mogen wederstaan, zoo wie dat niet doet zal breuken vijf stuiver.
Art. 12.
Item wij schutbroeders hebben goedgevonden door het ongeluk, van den brand ’t eenemaal de Schut is gerenueerd, malkanderen beloofd hebben, in staat te helpen; waartoe wij schutbroeders hebben gegeven, drie schellingen en al degeen die daar aan mankeert, door geen schutbroeders gekend zullen worden.
En als iemand den vogel komt af te schieten, die in dit nieuwe boek niet en staat zal breuken drie gulden.” Gedat.11 Sept 1775, m. Cop. der onderteekeningen. Later geteekend in 1779, 1780….1799—1801—1812. Aangezien de oudste koningsplaat van 1774 is, zal bedoelde brand omstr. Dat jaar hebben plaats gehad.
Volgen eenige “ophelderingen” en nieuwe artikelen.
3.
Men is verplicht “voor de Mis en verderen onraad” 10ct. p. jaar bij te dragen.
4.
Wie zich “tot den geestelijken of huwelijken staat begeeft” betaalt 50 ct.; de doodschuld bedraagt 40 ct.
5.
Alle betalingen in de vorige artikelen gemeld, alsook die komende van verkochte wol, verpachting van schutstiende molenfonds alles met uitzondering der mantelgelden, die bij het afhalen betaald moeten worden, zullen betaald worden, op den teerdag vallende daags na St.Wilbrordus feest.”
8.
Een keizer draagt zijn eigen platen en den vogel; indien officieren goedvinden “hem bij afkoop den titel en waardigheid te ontnemen, zal de zoodanige daarvoor uit de schutskas in eens genieten, de somme niet hooger dan vijftien gulden.” Additioneele art. over aanstelling van officieren; dekens voor 2, kapitein, cornet, vaandrig voor 3 jaren. Hun taak. Art. over de gemeene leden benevens derzelver pligten”; over het schieten van den vogel, ook een prijsvogel. Dan dit:
Schutschapen. Tot voordeel en instandhouding van het broederschap zijn de officianten verpligt zoovele schapen te houden, als de omstandigheden der kas zal gedoogen en zij goedschiks ter kooi en voedsel bij de ingezetenen kunnen plaatsen, en zijn de gemeene leden alsook officianten verpligt, wanneer zij schapenhouder zijn, een schutsschap bij hen ter kooi te nemen en op een behoorlijke wijze te voeden, onder genot der van ouds daartoe gebruikelijke…provenuën…van tracteren met koffy enz….”; ½ of 1 ton bier belooning, Tot beter beheer van het schapenfonds” benoemen offic. uit de gemeene broeders eenen “toezienden deken”; deze geniet vrij gelag en eenen maaltijd daags na patroonsdag.
De officianten teren in eene vrije kamer, en….zijn tevens ook gehouden, hunnen maaltijd met wijn over tafel, en zoodanig op eene deftige wijze te doen inrigten, dat zij met eer ieder bijgenoodigd persoon, daarbij kunnen plaatsen.” Ook gedurende den namiddag is wijn --- 2 tot 4 flesschen p. man -- verpligt; bier mag daar niet gedronken worden. De offic. teren op eigen kosten, tenzij ze in dienst zijn (op zekere rekendag e.d.) van broedersschapswege worden betaald: vrije maaltijd van den koning, vrije dag v.d. muzikant.
Het zilverwerk zal jaarlijks nagezien worden, de gebrekige of te veel gekneusde schilten er afgenomen, tegen nieuwe ingewisseld,” of verkocht, in geen geval “zal het zilverwerk op minder dan vier en twintig schilten mogen gebragt worden.” Deze aanvullingen zijn gedat. 31 Aug. 1828. Volgt eene aanteekening betr. den molenaar die, tot eene jaarlijksche bijdrage groot 5 guld. verplicht, daarmede eigenmachtig had opgehouden:
De Mulder tot Bakel is genootzaak om te geven jaarlijs vijf gulden aan te geven guld van Bakel dit heeft altijd bestaan Jan Koppens heeft het altijd betaald tot in het jaar zes en veertig. Maar toen brak hij af en blijft ter op tegen en wil niets meer geven niemand wist de weg om te krijgen maar het blijft open.” Hierop eene opsomming der offic. van 1859, waarna de schr. verder gaat: Dezen officianten zijnner niet met te vreden of de Mulder moet betalen, zijdenem aan en hield nog tegen maar zij zijden Jan Koppens het zal niet beter worden. Mulder begin after denken te krijgen hij durven niet meer aftewagten hij komt betalen het staad open 12 jaren 1859 heeft hij betaal 65 Gulden.”
Een model-jaarrekening door eenen “geletterde” ingeschreven.
Inventaris en verdere aanteekening “1874 Een nuwwe vaan in de Kerk voor 60 gulden… Acht sluiers (= sjerpen) voor opverven 6 gld. …1875 Een nuw vendele voor 100 en 13 gld. … 1876 Een nuw bort kled voor 15 gld… Twintig nuwwe mantels voor 100 gld.” Den 22sten Juni 1881 viert men ‘t 25 jarig jubelfeest van den pastoor. Er gebeurde dat jaar nog iets bijzonders: tijdens de kermis berijdt de kornet een paard “dat niet was aangegeven als rijpaard maar wel als werkpaard” waarom de Morsoseezen van Helmond hem hadden aangeslagen in de 2 katagori en perses verpaal opgemaakt.” Boete ƒ 36.75.
Buitengewone vergadering; met hulp van den burgemeester een request aan den Koning…. Die hen vrijspreekt van de opgelegde boete, zoodat ze alleen de kosten ad ƒ 6.75 te betalen hadden. – In 1883 wordt een nieuwe standaardvaan gekocht. In 1894 een vaandel (ƒ 83.--). In 1895 huurt men een stuk land, door alle offic. te bewerken.
Inventaris v.h. zilverwerk, 5 Febr. 1902. Naamregister 1839 – 1855. Den 30sten Oct. 1920, aanschaffing van 12 nieuwe sluiers, maakloon inbegrepen voor ƒ 68.60. Besluit van 7 Oct. 1889; offic betalen in de maandelijksche vergadering (2den Zond) 25 ct. Contributie. En.
De schapen zijn al een 40 jaar geleden afgeschaft. Tegenwoordig: 30 ct. Intree. Tien gildebroeders en ongev. 150 honoraire leden”, die 10 ct p.j. betalen waarvoor op 1 Dec.
een glas bier geschonken wordt. De molenaar betaalt nog steeds 5 guld. Tot voor enkele jaren schoot men op den molen. De kermis begint den 1sten Zond. Na 17 September. Maandag tot Donderdag, en ‘sZondags erna teren; den laatsen dag afrekening in ’t café.
Mis op Maand. en Dond., op patroonsdag niets meer. Maandelijksche bijeenkomst der werkende leden. Koningschieten eenmaal in de 3 jaren; prijsschieten elk jaar op den Donderdag van ’t kermisfeest. Het schieten met geweer is echter op ’t oogenblik (1931) verboden, zoodat men tijdelijk met den kruisboog op een doel schiet, om punten. De offic. blijven levenslang aan, tenzij ze niet voldoen.
Trouw- en sterfgeld nog gehandhaafd.
Het zilver enz. Dit bestaat uit, een ongekroonden halfplatten vogel, aan platten ring binnen kabelranden, rondschrift “dit sin die scut van bakel” (Got. Letters). Een kapiteinssikkel m. gegrav. Patroon en WILBERT RAEMAEKERS / KAPITYN. IN ST. WILLIBRORDUS / GILD TOT BAKEL. 1789; hieraan een 14-pt. Ster met gegrav. 4-blad. Bloemkroon en BASTIEAEN MANDERS ANNO 1806. Een sikkel als boven van I.K., colonel, 1819, waaraan 14-pt. ster m. gegrav. Ruiter (een kolonel zit te paard). Een vaandrigssikkel m. gegrav. patroon, I. van Neerven…. 1837; hieraan een 8-pt. ster m. versiering, en 4 vaantjes (het 5e is op een feest onlangs afgevallen en niet teruggevonden), waarop vaandrigsnamen, gegrav. patr. Ploeger, en de jaren 1854, 1893, 1897 en 1922. Verdere sikkels v.e. deken (1870 – 1894) waaraan 8-bl. bloemkroon; v.e. deken-koning-vaandrik (1899—1902—1905); v. id. (1894—1905—1899) waaraan 8-pt. ster; v. e. kapitein (1894) waaraan 8-bl. bloemkroon; v. e. toezienden deken m. afgeb. Schaap (1828), en v.e. koning (1874). Een aantal schilden van: vaandrig (1774, 3 stuks; 1775, 1789, 1801, 1860, 1886); cornet (1865 en een beschadigd); kapitein (1830, 1851,
1850—1865); deken-koning (1893—1896); en eenige van koningen. Eén afgeknipt (17..). Zes van 1774, waarop “tweede” tot “zesde” koning; zijn deze slechts vervangschildjes uit het jaar van. of eenigen tijd na den brand? In 1774, had men stellig veel meer dan 6 koningen gehad. De eerste origineele koningsplaat, indien men de afgeknipte verwaarloost, is dan van 1839; tenzij de “eerste” van 1774, waarop alleen “koning” (afgeb. Molen) de koningsplaat van dat jaar is.
Een herinneringsschild ter eere van het 50-jarig lidmaatschap van P. M. v. Thiel 28 Mei 1931, door den arts Wiegersma vervaardigd. Dit zilver wordt in een ouderwetsch plaatijzeren kistje bewaard.
Aan vlaggen bezit men: een standaard (wimpel) van licht-blauwe damastzijde m. patroon op zijde geschilderd. Stok spiraals-wijs rood-wit-blauw geschilderd; ’t onderste gedeelte als een tournooilans. Een nieuwere id. van donkerblauwe damastzijde, in ’t nedaillon gemerkt “Missiezusters Heilig Bloed”. Een zijden vaan met gestileerd Bourgondisch kruis, evenals de rand in allerlei kleuren geornameerd; patr. In ’t midden. In elken hoek een schild m. leeuw. Een id. in modernen stijl door den arts Wiegersma ontworpen en op zijde geschilderd, in lichte kleuren. De patr. Groot in ’t midden aan zijn rechterhand een Oostersch tafereel, en links drie schutters bij den boom, waarop vogel; rondom sterren verspreid en onder 2 schilden m. leeuw.
Een kapiteinsstok als een piek, met zilveren opzet, waarop naam en 1847. Onderwetsche hooge hoeden m. breeden rand, paarse veertjes en rood zijden lint; roode sjerpen m. galon en franje. Een hooge trom; op ’t koper en relief eene bloemversiering en binnen eenen rand; DE TROM VAN S: WILBRORDUS GILDE. Hoofdstel van het standaardrijderspaard, waarop: S. WilleBrordus, 1879.
Tegenwoordige toestand.
In het afgelegen Bakel is deze schut nog goed geplaatst, zich in de belangstelling der inwoners verheugend. Maar men voelt zich ’t best in eigen omgeving, of trekt oostwaarts Limburg in, als daar feest gevierd wordt, want --- gelijk ’t oudste lid mij verzekerde terwijl hij westwaarts wees --- “die daat zijn ons te voornaam. Een Bakelaar is maar ’n domme mensch, zoo een met ’n vinger in den mond …”, dit laatste althans in de waardeering dier Westerlingen. Doch voor den vreemdeling waren zij beter: eenvoudig en uitermate vriendelijk; alles was er dadelijk goed en geen moeite hun te veel. Wat de voorname “Westerlingen” van hen denken, dat zal trouwens nog wel meevallen.
Gedateerd circa 1933.
Bron: Bibliotheek van de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg.