Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 6

d.d. 15-04-1765.

Agtervolgens de acte van Compromis op den 17 Maart 1761 tusschen gecommitteerde weegens regenten van AARLE RIXTEL, als meede weegens regenten van HELMONT te eenre en Schepenen van BAKEL te andere zijde onder de respective handteijkeninge op de d’eensluijdende actens aangegaan, waar bij de voorschr. partijen aan de uitspraak van de 2 eerste ondergeteekende mitsgaders van een 3e bij haar te afsweere ( en waar toe door de 2 eerste ondergeteekendes den 3e ondergeteekende is geassumeert < = aangenomen > geworden) hadde gedefereert < = aangebracht > de beslissinge van Heere differenten namelijk off die van BAKEL gehouden sijn, de meeerdere Peelvelden die hunne ingesetenen boven die van AARLE en HELMONT thans in gebruijk hebben, het sij aanstons direct off wel bij uijtsterven aan AARLE en HELMONT te laten volgen en verblijven: en off ooijt wel torff Peel velden aan de ingeseetenen van de eene dan aan de andere ingeseetenen de drie plaatsen zullen moogen werden uijtgegeeven.
Soo ist dat wij ondergeteekende arbiters en geassumeerde meede arbiter na examinatie van alle de wedersijdse aan ons overgegeevene Stukken acte, bewijsen en Memorien van regt, verklare voor onse Arbitrale uijtspraek dat die van BAKEL niet geregtigt sijn nu of in het vervolg eenige meerdere Peel of Turffvelden in de Soogenaamde moer Peel breeder bij op gem. acte van Compromis vermelt niet het uitmoeren de selve off uitsteeken van de turff speijs daar inne gevonde werden de te gebruijke als die van AARLE en HELMONT des dat die van de voorn. drie plaatsen bevoegt sijnde tot soo danig gebruijk en voor de soo genaamde moerpeel de respective ingeseetenen der selver drie plaatse ieder daar van voor een geregte derde part het genot behoore te hebbe dat alsoo die van BAKEL gehouden sijn de meerdere Peel off torff velden die hunne ingeseetenen thans in gebruijk hebben aanstons direct aan die van AARLE en HELMONT te Contribueere en na rato aff te staan en te laten volgen en nooyt geen moerpeel off torff velden aan de ingeseetenen van de eene daar aan de ingeseetenen van de andere de voorn. 3 plaatsen zullen moogen werden uitgegeeven. Wijders verklare wij arbiters en geassumeerden meede arbiters dat aan ons geen Stukken, acten, bewijsen off memorien sijn overgegeeve off daar op in deele gearbitreert als die na vereijsde ordonnantie Op het klijn Seegel, gesegelt off met een overslag van Seegel behoorlijk voorsien waren.
Aldus bij ons ondergeteekende gearbitreert en uitgesprooke binnen …. Den 15 April 1765 waren geteekent
C. van BOXTEL
F. van HEURN, en
C.L. ACKERSDIJCK


d.d. 23-05-1772.

Vergadering van Officier en Scheepenen van BAKEL en MILHEESE gehouden op Saterdag den 23 Meij 1782.

En is wijders goedgevonden en geresolveerd dat vermits de groote schaade en bederff dat aan de groese en andere gemeentens gronden zo weegens het steeken van groes en andere tussen als ten aanzien van het maaijt van stroouwsel op onbehoorlijke plaatzen het geen niet teegenstaande zulx zoo meenig malen is verboden geworden nogtans van geen of wijnig effect schijnt te weesen maer in teegendeel als nog meer eene oorsaak tot nog verdere pleegingen van alzulke ongepermitteerde en ten hoogste voor deze gemeente schadelijke gebruijken is strekkende het dus ten uijterste noodzakelijk is dat daar inne werd voorzien, en door dien deze gemeente van een al te grootte uijtgestrektheid is en door de twee Peelmeesters te kunnen worden nagegaan en geweert; om de teegenwoordige tien Rotmeesters alhier van hunne bedieningen te ontslaan en vervolgens wederom andere tien, in derzelver plaatze tot Rotmeester te verkiesen, welke dan ook gehouden en verpligt zullen zijn in die qualiteit als gemeijnt meester te moeten fungeeren en dus bi voorsz. bedieningen naukeurig reguard neemen op het steeken en haalen van groeze en ondertussen op des gemeijntens gronden, of andere ongeoerlofde plaatzen, als mede op het haalen en maaijen van strouwsel …. en wat die natuur meer is, zullende zij lieden op de ondekkkingen van alzulke ongehoorde en ongeoorloofde gebruijken gehouden zijn de contraventeurs < = overtreders > te callangeeren in alzulke poene en boette als daerteegen zouden mogen gesteld en gestattueert weesen, waer voorsijde Lieden daer ook om des gemeentens inkomsten door geene tractemente te beswaeren, dat nogtans in navolging van andere Plaatzen zoude kunnen geschieden het een derde deel van voorsz. boeten zullen profiteeren en genieten zonder dat zij lieden zig van de voorsz. bedieningen zullen mogen op hennen ontrekken veel min in gebreeke blijven zig dien aangaende eenigzints van hunnen pligt te kwijten maar in teegendeel op het doen van den Eed moeten belooven hun getrouwlijk in hunne voorsz. bedieninge te zullen gedraegen etc. was geteekent J. KIEN, W. v. RAVENSTEIJN, J. van GRIENSVEN, FRANCIS MARTENS, H. van ….LICHT, JAN FRANSEN, GOERT NOOIJEN, JAN PETER NOOIJEN.


d.d. 08-03-1786.

BAKEL.
Memorie van bezwaaren
Dato 28 Maart 1786, fol. 72.
1787 niet geboekt
1 Maart zeer ampele missive aan Regenten
L.E. f 211.
Memorie van Beswaaren die van weegens den Dorpe BAKEL aan haar Edele Mogende de Heeren Raeden van Staate dezer VEREENIGDE NEEDERLANDEN dienen te werden voorgesteld en aan den Heere Stadhouder deses Quartiers op zijn Edele speciaale aanschrijvinge in dato OEDENRODE 21 Februarij 1786 overgezonden.
1e. Hooftgelt.
Ingevolge Resolutie van opgem. Haar Edele Mogende van den 30 December 1785 stellen Regenten van BAKEL alhier eerstelijk voor dat van weegens dezelve ten Comptoire der gemeend middelen betaalt moet werden weegens hoofdgeld f. 770.== en het collect loon genomen ad 3 percento is f. 23.== maakt alzo zame f. 793.== ter dien last te dragen zijn er omtrent 900 zielen boven en 200 beneeden de zestien jaeren vermogende en arme door een gereekent waartoe de eerst gem. dus moeten opbrengen sestien en de laatst genoemde agt stuijvers per hoofd jaerlijx dus dat een kind tot zijn elfde jaer toe al eer het in staat is iets te kunnen verdienen alreede vier gulden betaalt heeft.
2e.
Hoorngelt.
Weegens Hoorngeld moetten voersz. comptoire betaalt werden 675 gulden: daarbij getogen het wijloon ad 3 percento is f. 20.==, maakt alzo zamen 695 guldens om dien last te vinden zijn er omtrent jaerlijx 900 Beesten die dus heele en halve door een genomen op 16 stuyvers het stuk getauxeert moeten worden, onder deze Beesten ziet men veeltijds dat in het voorjaar weegens geleeden gebrek aan het nodige voeder hier en daar eenige gestorven waer van egter het Hoorngeld dat met 1 October is ingegaan betaalt moet worden zijnde het vee alhier zodanig slegt en ligt dat er zelden in de slagtijd een Beest van 3 off ponden swaergevenden werdt bestaende derzelver meeste voeder in heij en stroo terwijl hun het nodigst voedzel van gras en hooij met geringe portien werd toegedeelt, alzo de meeste landlieden hun hooij van HELMOND, AARLE en elders van 12 tot 20 en meer stuyvers de 100 ponden moeten haalen en koopen behalven dat de Ingeseetenen nog jaarlijx een aenmerkelijke somme moeten opbrengen, voor het gras dat zij op de stok tot HELMOND, AERLE en elders tot voeding van hun vee moeten pagten waer van de specifique opgaeve den 14 Maart jongstleeden door de ingeseetenen gedaen ver over de f. 3000.== bedraagt, welk gras zij nog zelfs 2 à 3 uuren ver moeten gaan maaijen, hooijen en met haare slegte karren, paarden en veel al ossen thuijs haalen terwijl zij dikwerff nog gevaar loopen om bij een overloop van water dat bij donder schoeren als anders gebeurt hum gemaaijde gras te verlaeten of dat het zelve door aenhoudende reegens verdorven werd welk hooij zij nogtans hun vee moeten geeven waerdoor in het voorjaar als het warm werd paarden, beesten en schaepen van dag tot dag te niet gaan en eijndelijk sterven; die van in het onvermogen zijn ander vee te koopen; moeten hunnen landbou wegens gebrek aen het nodige mest desert laten leggen het geen aan de gemeente een groot beswaar toebrengt.
3.
Dranken – geslagt – kleijne specien.
Weegens dranken – geslagt en klijne specien moet betaalt worden 728 guldens, daerbij getogen het beurloon ad 3 percent f. 22== maakt alzo 750 guldens om dien last op te brengen zijn er omtrent 290 huysgezinnen die daarin betaalen kunnen en welke dus ieder door een genomen f. 2.12.0 daertoe moeten opbrengen, al schoon er geen wijnen, bieren off gedistilleert bij de ingezetenen off huyslieden te vinden is daer meer als 250 huysgezinnen zouden kunnen betuigen nooyt geen wijn of bier in haare huysen gehad te hebben en die zig alleen met brood, boekwijtemeel, peën, aardappelen en kaernemelk geneeren en op zijn best genomen een enkel varken in ’t jaar slagten, waer van zij geheele jaer eeten, daer hunne huysvesting, bedleegers bij de meeste aller ellendigst is toegesteld, en meestal in veel geringer staat dan veele plaatsen waer in beesten in HOLLAND gestalt worden. Voorsz. zijn alhier geenerhande coopmanschap nog fabricqen als zijnde te ver van alle steeden afgeleegen midden in het vaste land op het uijterste van de MEIJERIJE agt uuren van de Stadt S’BOSCH en gelijke distantie van de steeden GRAEVE en NIMWEGEN zijnde het eenigste bestaan van de meeste menschen alhier het vercoopen van boter nu en dan een beestie en sommige haare schaepen waeruijt haere lasten, schattingen en hooijgeld moeten vinden. Terwijl de negotie en fabricque hier te lande door het vorderen van in en uitgaende Regten van goederen die naer eenige Provincien off zelfs van de een na de andere plaats in de Generaliteijt versonden werden zodanig gestremt wordt dat van koopgoederen hier te lande gefabriceert twee, drie tot vijff per cent moeten betaalen behalven de Tollen die des weegen visa versae gevordert worden waerom het bij veele als eene hardigheid voorkomt dat de arme huysgezinnen zo swaer weegens de voor vermelde middelen belast zijn, vermits een ieder van zijn huijsgezin van zijn vee en van zijn land nog bovendien betaalen moet zo als hier boven gesegt is en hieronder nader volgen zal.
4.
Bezaait.
Wat nu de landerijen betreffen dezelve bestaen uyt schraal en magere sandgronden die jaerlijx een zeer sober gewas van graenen en wijnig gras op leeveren, en welke niet dan met oneyndigen arbeyt en meenigvuldige mest moeten worden bekwaam gemaakt en na dat alles aangewend nog zo veel niet opleevert dat de ingesamelde vrugten toerijkende zijn om (eenige wijnige daevan uijtgezonderd) van den eenen tot den anderen oogst te kannen leeven maar veele na de zaaytijd genootzaakt zijn hem nodig brood te koopen, en daer voor het gezaayde weder opnieuws te veronderpanden. Dat de producten derhalve alhier zo gering zijn is behalven het voorvermelde ook voornamentlijk aan een zeeker zogenaamde vlijns < = geelbruine aarde > off leemaarde toe te schrijven ’t geen alhier een voorname bedding van den grond uijt maakt, waerop in tijden van droogte de vrugten verdorren en ten tijde van veel reegen daerop verdrinken het geen dus meertijds geleegentheid geeft om over een misgewas gelijk nu drie jaeren agter den anderen geexteert heeft, en waertoe zig tans wederom wijnig hoope van voordeeliger gewas op doet te klaagen.
Van zulk een landt moet egter weegens bezaayd betaalt werden 2 ½ stuyver van de 50 Roede makende over de geheele cultuure jaerlijx aan bezaayd f. 330.0 wegens de Beede welken last die van S’BOSCH ten jaere 1636 van weegens haere Stad bij weege van Reductie betoogt hebben niet meer gehouden te zijn te betaalen en in den jaer 1723 door Stadhouders en ordinaire Gecommitteerden zulx mede aan haer Edele Mogende is voorgebragt bedraegende f. 615.0.=
Verpondinge f. 1817.0.=
f. 2762.0=
Ende Reële lasten die veeltijds in 7/16 van de verpondingen bestaan bedragen f. 887.0=
Samen f. 3649.=
Hierbij gerekend bet. beurloon ad 3 percento isf. 112. 0.== maakt te zamen f. 3761 guldens om deze laste vinden zijn er ontrent 5500 Lop. Dus dat van ieder Lop. of Roeden omtrent 18 stuyvers betaalt moet worden dat van de ses Lop. of 300 Roede of een gemet < = 1 bunder = een landmaat in Vlaanderen > is f. 5.8.0 zijnde bij na zo veel als van een gemet best land in een der Provincien betaalt word.
5.
Personele omslagen.
Tot vinding van de dorps lasten ter betalinge der Tractementen aan alle Dorps bedienden, reparatien van gemeentens huysen, bruggen, subsidie aan armen en quartiertaxen etc. behoort een Personeeler omslag van omtrent f. 750. 0.== waartoe ieder der voor vermelde 290 huysgezinnen f. 2.12. 0 moet opbrengen, bovendien zijn veele vaste goederen alhier beswaart en belast met verscheijdene Renten, Pagten en Chijnsen zo aan de Comptoiren der Geestelijke goederen als andere.
6.
Over te hoog aangeslage middelen in den jare 1723 reets geklaagd.
Alle de gemeene middelen die de gemeente tegens de geneegenheid van Regenten vrij hooger zijn aangeschreeven als dezelve handen verpagt worden zoals door Stadhouder en ordinaire Gecommitteerden in haare Memorie van des Beswaeren den 15 Junij 1723 aan haar Ed. Mog. overgegeeven betoogt hebben bestaan in hoofdgeld tot f. 770.0=
Hoorngeld en Bezaaijd f. 1005.0=
Dranken f. 188.0=
Geslagt f. 167.0=
Klijne specien f. 374.0=
f. 2504.0=
Hier bij het beurloon f. 75.0=
f. 2579.0=
Dus ieder der voor vermelde 290 huysgezinnen door malkander genomen hier toe ruijm tien guldens moeten opbrengen behalven de gemeentens
Lasten die meestijds bestaen in 7/16 verpondingen tot f. 888.0=
Den Personeele omslag f. 712.0=
f. 1600.0.=
Waertoe dus ieder huysgezin omtrent 6 guldens moet betaalen aan alle welke swaere Belastingen der ingesetenen de merkelijk toenemende armoede voornamentlijk is toe te schrijven, tot welke te betaelen er veele in het onvermogen raaken, om haare lasten te betaalen tot den last der armen taeffele vervallen welks inkomen ‘sjaarlijx van gemeentens weege met meer dan 200 guldens gesubsidieert moet worden terwijl ook het verdeelen der Erven daertoe veel aanleijding geeft waer door het dick maals gebeurt dat van een goede Bouwerij wiens eijgenaer in Staat is de lasten op te brengen – na zijn overlijden in twee à drie partien verdeelt werd, En die eijgenaeren daerop hem bestaen niet kunnende gewinnen nog hunne lasten betaalen moet zulx met tijden last van den armen merkelijk beswaeren
Nu in ’t generaal betoogt hebbende hoe het met den last der ingeseetenen alhier geleegen is.

Verzoek tot op het van de kleijne Specien.
Zouden wij haar Ed. Mog. als een groot Point van bezwaren voor eerst volgens den 3e articul versoeken ontheeven te zijn van den last der kleijne specien

Twee derde in de dranken.
daarbij vermeld gelijk ook voor twee derde van den Last der dranken, en dat het overige daarvan alleen mogt gedragen worden door die geene welke Brouwen, tapneering off winkel doen en die eenig aanzienlijk ampt bekleeden

Vrijdom van Tollen en Licenten.
Voorts dat volgens voorzeiden 3e articul de fabriequeurs en andere handeldrijvende ingeseetenen van de Generaliteijt mogt verleent worden vrijdom van betalinge der in en uijtgaande Regten Tollen en Licenten welke alleen maar gevordert en betaalt moeten worden van goederen die direct buyten ‘sLands verzonden of van daar ontfangen worden

Vrij verkoping van boter en andere waren.
En dat het aan een ieder der ingeseetenen gepermitteert zij hun vee, boter en andere inlandse waaren te verkoopen, daar en op zulke plaatsen in ons Land als het hun gelieft zonder gehouden te zijn daar mede binnen de Meijerije op Publijcque markten te komen en zo daarop komen hun waren onverkogt terug brengen dat zulks dan ook beneevens alle goederen zonder onderscheijd welke binnen de Meijerije verhuijst worden vrij van alle Tollen en Paspoorten mogen zijn

Ontslag van de Beeden.
Dat het wijders haar Edele Mogende behaegen mogt om volgens den 5e articul den Landtaux te verminderen met den impost
< = schattingen > der Beeden < = oorspronkelijk een aanvraag van de Landsheer, later een vorm van belasting > van welk middel alle Steeden en Plaatsen buyten de Meijerije zeedert lange jaeren zijn ontheft geworden.

Bepaling ontrent de splitsing der Landgoederen.
Dat ook volgens den 6e articul geene vaste goederen tusschen kinderen mogten verdeelt worden ten zij ieder cavel of lot een getal van 20 Lop. teul- en 10 Lop. weijland groot waere, maar dat zij elkanderen voor een onder hen te bepaalen somme gelds moesten uijtkoopen gelijk zulx in CLEEFSLAND en elders plaats heeft

Voordelig slot der verponding voor den Armen.
Dat om de inkomsten van den armen te soulageeren < = vertroosten > jaarlijx van het voordeelig slot der verpondinge dat van tijd tot tijd monteert < = beloopt > en waarvan nog Collecteur nog Ingeseetenen eenig voordeel hebben een en tweehondert guldens aan de Armmeesters bij weege van subsidie mogte betaalt worden onder die bepaalinge egter dat het voordeelig slot derzelve jaarlijx 4 à 500 guldens moeste blijven.

De Molenaars en derzelver knegts in Eed te nemen.
Dat de Molenaars en haare knegts door Officier en Regenten ieder in zijne Plaats mogten beEedigt worden en op haare kosten op off bij haere molens een schaal doen hangen en een gesworen Waagmeester onderhouden, ten eijnde aldaer het graan gewogen en daer van tot Molsterloon het 16e gedeelte of zo veel meer off minder gedeelte als haar Ed.Mog. geheven goed te vinden gegeeven wordt waar door veele klagten der ingeseetenen zouden kunnen worden voorgekomen.

Bienvenuen < = bijen requesten >.
Dat de Bienvenues aan de Heeren Gouverneurs Hoofd off Quartier Schouten te geeven voor altoos mogten worden afgeschaft

Amptenaren Brabanders.
en dat zo het met haar Ed.Mog. goedvinden waere de Hoofd en de Quartier Schouten en andere Officianten volgens de Privilegiën der Stad ’S BOSCH gebooren Brabanders moeten zijn die de Stad en Meijerije in haaren Staat toestanden vermoge zeer wel bekend waaren en ook binnen dezelve Stad of Meijerije woonagtig.

Houtschatten aan te schrijven.
Dat de houtschatten van nu voortaan de gemeentens mogten worden aangeschreeven tot en voor zodanige somme van Penningen als dezelve voor den jaere 1760 hebben mogen gelden, waar door veele vexatien < = kwellingen; moeiten > en knevelarijen die de ingeseetenen van veele Pagters derzelve zom wijlen moeten ondergaan zouden kunnen worden af gesneeden.

Ieder plaats eijgen Eijkmeester.
Dat ieder plaats zijn eijgen Regt van Eijk mogten hebben waardoor het Tractement dat den Eijkmeester Generaal komt te trekken zoude kunnen bespaart worden.

Reglement op de salarissen van Secretarissen.
Als mede dat het Reglement op de Salarissen der Secretarissen van den jaare 1696 ………….. ten jaere 1724 mogte worden verandert in een nieuw en meerbepaald – Reglement zo als des – weegens een en andere Plan gemaakt er nog voor handen zijn ten eijnde zulx overal op een bepaalden voet gevordert, en de ingeseetenen weeten wat door hen voor een en ander betaalt moet worden.

Geen Tol of andere Comptoir bediende tot Scheepenen aan te stellen.
Dat het ook haar Ed.Mog. goedgunstig behaagen mogt dat tot het aanstellen van Scheepenen en andere Dorpsbedieningen waar toe die van de Gereformeerde Religie boven alle andere volgens de Politique Reformatie moeten gepraefereert worden, zulx onder deze bepalinge alleen – mogt plaats hebben dat de zodanige moesten zijn Leedematen van de Gereformeerde Religie boven – de 25 jaeren oudt geen Tol of Comptoir bediendens zijnde, van een goed en eerlijk gedrag, waardoor dat veele heijmelijke knevelarijen en andere vexatoire behandelingen, die de Roomsche ingeseetenen van Gereformeerde die naulijks schot of lot in de Lasten betaalen moeten ondergaan gelijk daarvan meenigvuldige bewijzen alhier ter plaatze voor handen zijn daar het ook eene hardigheid is voor gegoede ingeseetenen ( schoon Roomsch zijnde ) van zulke Gereformeerde die bijna niets te verliesen hebben in haare middelen getauxeert < = getaxeert > te moeten werden.

Misbruijk van de Gemeente door die van GEMERT.
Verders zijn door de Geërffdens alhier nog opgegeeven als een groot Point van beswaar dat deze Gemeente en des selffs Moerpeel ( welke geleegen is omtrent ter lengte van twee uuren ten Noorde aen de grensen van de Grondheerlijkheid en Commanderije van GEMERT alwaar geen andere scheijding is als omtrent alle quartier-uurs een scheijdings off LimietPaal ) door de ingeseetenen van GEMERT word aangedaan, welke op onse gemeente groote schaade en inbreuk aan regten. Daar zij niet alleen in den Moerpeel invallen turff steeken en weghaalen maar daar en boven in het zogenaamde BEESTEVELD off BROEK, dat ook neevens de Gemeente van GEMERT gelegen is, al de weijde voor Paarden en Beesten met schop en spaa afsteeken en thuijs haalen alzo dat er niets voor ons vee aldaar te weijden is gelijk zij ook langst de geheele Limieten Noordwaards alle heij – strouwsel en zaar van de bergen wegmaaijen, zo dat de ingeseetenen geen strouwsel voor hun vee konnen bekomen het gunt alhier in plaatze stroo welks gewas niet halff toerijkende is moet gebruijkt worden welke inbreuken van tijd tot tijd toeneemen en waardoor onse gemeente merkelijk benadeelt word terwijl zij niet ontzien zelfs met geweld onse ingeseetenen van haar eijgen grond te drijven.

Als meede door die van HELMONT en AERLE.
Ten anderen dat die van HELMOND en AERLE die in den jaare 1324 met die van BAKEL een gelijk gedeelte in den Moerpeel hebben aangekogt zijnde geleegen Oostwaards langst de Limieten van VENROOIJ twee uuren van hier en vier uuren distantie van HELMOND en AERLE ten minsten drie uuren ver over onse gemeentens Weegen en Bruggen moeten vaeren eerdat zij in den Moerpeel kennen komen om haare turff off klot te haalen daar wij van onse zeide alle gemeentens weegen en bruggen alleen moeten bekostigen en onderhouden, en met onse karren tot AARLE off HELMOND komende moeten wij aldaar weg en bruggeld betaalen alleen ’t welke onse gemeente grootelijks beswaart.

Die van AERLE en HELMONT tot de gemeente van BAKEL niet geregtig.
Welk beswaar nog te meer drukkende word als wij moeten zien en lijden dat die van AARLE en HELMOND en andere Plaatzen onse gemeente gebruijken en weghaalen daer geen Moerpeel is, en verder van de Moerpeel af geleegen, en haar niet ontzien om de beste plaatzen daar zulx onse eijgene ingeseetenen verboden is, en alwaar nog enige weijde voor onse vee zoude te vinden zijn. Met vlagseijsens en schuppen aft te steeken en weg te haalen welke verregaande inkruijpingen onse ingeseetenen merkelijk benadeelen, te meer d’gardie van HELMOND en AERLE geen verder Regt werd toegekent dan dat zij in den Moerpeel hebben, die niet in het midden van onse gemeente maar Oostwaarts langst de grensen van VENRAAIJ geleegen is. En onse gemeente mogelijk wel 3 à 400 jaeren vroeger dan de Moerpeel oft andere nabuurige gemeentens door de Hertogen van BRABAND aan onse ingeseetenen alleen is uijtgegeeven, zo als die in haare Paalen en Limieten geleegen is, om daer van het superficieel < = oppervlak > gebruijk te hebben.

Andere plaatsen hebben ook Peelgronden gemeen, maar niet gemeentens.
Dog om te moeren moet men een byzonder Privilegie hebben het welk in den jaere 1324 is aangekogt en waar in die van HELMOND en AARLE ieder mede voor een derde deel hebben aan den Peelkant vind men meer voorbeelden zo op het Cleefse Luykse als – Keijserlijke dat aldaar differente nabuurige – plaatzen geregtigt zijn om in een en dezelve Moerpeel te mogen turven gelijk ook de Hoeve DEN BOOM en die van STIPDONK onder LIEROP het regt van moeren in de SOMERENSE PEEL hebben, maar geenzints zijn die geregtigt tot het gebruijk van eenige gemeenten buijten den Moerpeel dan om die te passeeren en repasseeren. Daar het ook teegen alle billijke reedenen strijd, dat die van HELMOND en AARLE etc. welke ieder haar vrije en eijgene Jurisdictie hebben, en dus niet gedoogen dat ons vee op hunne Jurisdictie komt maar dat schutten en opvangen zo haast zulx maar op de gemeentens gezien werd, dat wij niet alleen moeten zien en lijden dat hun vee op onse gemeente ter weijde komt, maar ook gedoogen dat zij de heijde weijde en grond weg haalen het geen met er tijd tot een geheel verderff van onse gemeente en verarming der ingeseetenen verstrekken zal, zo niet haar Edele Mogende gelieven hier in eenige voorzieninge te dpem daar zulke in kruijpingen zodanig toeneemen - dat veele zig niet ontzien het vee onzer ingeseetenen van onse eijgene grond – te drijven, en in ons gesigt de heijde en grond aff te maaijen en te steeken met groote bedreijgingen zelfs zo daar in belet worden, ten welken eijnde zig sommige van schietgeweer voorzien, zo als in zonderheijd die van GEMERT een en andermaal bevonden zijn.

Die van HELMONT en AERLE kunnen niet bewijzen dat in de gemeente van BAKEL geregtigt zijn.
Daer nu die van HELMOND en AERLE zo min als die van GEMERT, eenig regt kunnen aentoonen dat zij op onse gemeente buijten den Moerpeel hebben, moet men besluijten dat zij zig zulx met geweld eijgen maaken want zo als oude lieden betuijgen had, wel eer in vroeger tijd plaats dat zij met hun vee op onze gemeente komende oft heij oft strouwsel staken of maaijden door den Schutter gebreukt wierden en aan den Officier de boete betaalde, het ongelijk heeft in den jaare 1708 onse gemeente getroffen dat door een fellen brand Kerk toern ende geheel kom van het dorp waerbij ook de Secretarije behoorde met alle desselfs archieven en Papieren in de assche gelegt wierd waardoor wij niet weeten waar onse oude uijtgiften Regten of Privelegies – te bekomen zijn dus – zouden wij haar Ed. Mog. versoeken dat voor ons geliefden te zorgen om dezelve bij copie authenticq te mogen bekomen, waaruijt wij mogelijk zouden kunnen aantonen dat nog HELMOND nog AERLE eenig regt in onse gemeente hebben wijl onse arme Plaats al te onvermogende is om zig teegens de invasie van HELMOND en AARLE te konnen versetten daer het zelfs onbestaanbaar is, dat alle die voorsz. Plaatzen beneevens ons in onze gemeente zouden deel hebben en wij dus niet meer als voor een derde of een vierde in onse eijgene gemeente zouden geregtigt zijn; welke behandelingen onse ingeseetenen zeer doet klaagen die beneffens andere – Plaatzen zo veel ’s Lands en Dorps lasten moeten opbrengen, - van het gebruijk van haere eijgene gemeente dus ontset te worden waar door met er tijd te voorzien dat er zig veele van het nodige vele zullen ontdoen den ackerbouw laten vaeren, en het land voor de lasten laten leggen zoals reets een en andere stukken lands daar van bewijsen zijn, en die wederom voor de lasten verzogt zijnde niets hebben mogen gelden. Omtrent welke geweldige inkruijpinge de ingeseetenen derhalven ootmoedig bidden dat het haar Edele Mogende behaagen mogt te verstaan dat zij haare gemeente (gereserveert het aandeel dat die van HELMOND en AERLE daar in hebben) vreedsamig en vrij met exclusie van alle andere Plaatzen mogen gebruijken en bezitten.

Recognitiën < = erkentenissen > aan de Officieren af te schaffen.
Wijders geeft de Roomsche Gemeente alhier met alle onderdanigheid deze volgende beswaeren op het gunt wij in haere naam haar Edele Mogende versoeken voor te stellen voor eerst dat zij door haer Ed. Mog. mogten ontlast worden van de Jaarlijxse zogenaemde Recognitie of fiscaal gelden, en dat haere Godsdienst vrij en onbeswaert mogen blijven oeffenen.

Reparatien der Kerken.
Gelijk ook om in ’t vervolg wanneer hunne Kerkschuur eenig reparatie vernieuwing verandering of vergrooting het zij van binnen of buijten mogte nodig hebben of vernieuwing of verandering van toebehoorten tot den Godsdienst nodig waare alleen het zelve niet voor kennisse van den tijdelijken Vicaris Generaal te mogen doen dewelke de nood zakelijkheid het beste kan kennen hier door zoude een merkelijke somme gelds kunnen bespaart worden de Requesten van die natuur veel tijds kosten, alzo die dikwerff zo hoog loopen als dat geene dat daarin versogt word, bedraegt behalve dat zodanige Requesten sinds jaar en dag tot der gemeenten groote schaade onafgedaan blijven leggen, waarom haar Ed. Mog. zijn versoekende om haar van die onnodige kosten, waar van het Land geenerhande voordeel trekt te willen ontlasten en bevrijden.

Dat inboorlingen dienst mogen doen.
En eijndelijk dat het aan de Roomsche Inboorlingen dezer Lande welke tot den Geestelijken Staat zijn bekwaam gemaakt gepermitteert mogte werden om zo lange in geen gemeentens tot Priester zijn aangesteld, in de Roomsche Kerken dezer Lande, in zonderheid op zodanige Plaatzen waar zij des versogt werden te mogen dienst doen, waardoor dat zoude kunnen werden voor gekomen dat deze zodanige niet van haare ouders als ontset en buijten haar Vaderland gezonden wierden, om zo lange zij geen vaste Plaatzen hebben haar bij d’een oft ander Priester tot haare verdere evertueering < = uitsloven > te onthouden, en aldaar tot hunner ouderen beswaer hun geld verteeren.

Alle welke Poincten van beswaer wij ondergeteekende Regenten van BAKEL onderdanigst versoeken dat ten fine van Redres < = herstelling > aan haar Edele Mogende moge worden voorgesteld.
Actum den agtetwintigste Maart Seventien hondert ses en tagtentig was geteekent
J. van GRIENSVEN
JACOBUS MANDERS
GOORT HENDRIKS
PETER van de KERKHOFF
Pr. Van de POEL
onderstond
Mij present
en was geteekent
A.A. van NOORT Secrts.

Website door Active-Bits