Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 4

Niet gedateerd.

Corte Memorie van Regt gedaan maken en aan de Wel.Ed. Heeren en Mrs. CORNELIS van BOXTEL, en FRANS van HEURN Advocaaten binnen S’BOSCH als geëligeerde arbiters overgegeven op den naame en van wegens de Regenten van AERLE RIXTEL en HELMONT, sustinenten ter eenre
Op ende jegens
De Regenten van BAKEL contra sustinenten ter andere zeijde.

WelEdele Heeren,
Wanner in den jaare 1325 door den Hertoge JAN van BRABAND het Reght van eijgendom van de gemeente en PEEL volgens sijne ringenooten < = naburen > in de acte van uijtgiffte breder vermelt aan die van AARLE RIXTEL en BAKEL ende den geene die mede gequijt hebben was gecedeert, en overgegeven, en die van HELMONT van dese twee gemeentens bij acte in dato eersten Sondag van Wiedemaand < = 1326 een derde part daar inne hadden geacquireert.
En dus ieder des drie plaatsen van een derde daar inne geregtigt waren.
Soo is in den beginne dier tijden door de respective inwoonderen en gemeentenaaren derselves plaatsen voors. PEEL als gemeente pro libitu < = naar wens > gebruijkt geworden.
En aan ieder gepermitteert geweest sijn turf te steeken ter plaatse die hem het beste was Conveniërende < = goed gelegen kwam > en hem het naaste was gelegen.
Dog gelijk sulx oirsaake tot veele misbruijken en nadeel van DEN PEEL voornamentlijk ter plaatsen daar denselve turf was uijt leverende quamen te geven.
Soo is men in vervolg van tijden tot voorkominge van deselve abuijsen en om te wege te brengen dat DEN PEEL tot een gemeen mits en voordeel van alle den geassocieerdens in ’t generaal soude verstrekken over een gekomen om sekere keuren hoe en op welke wijse den turf daar inne souden werden gestooken en verbragt daar op te maaken en te beraamen.
En de uijtvoeringe daar van te demandeeren < = bevelen; belasten > aan ses persoonen te weeten twee uijt BAKEL. Twee uijt HELMONT en twee uijt AERLE-RIXTEL daar toe door ieder plaatse te committeeren.
Hebbende men daar bij vooral in ’t oog gehouden en expresselijk bevoorwaart en getermineert, dat geene van de voors. drie plaatsen in ’t meerder Regt in voors. PEEL soude hebben dan de anderen.
En vervolgens een begin gemaakt met sekere gedeeltens van DEN PEEL of Peelvelden aan een iegelijk der ingesetenen der voors. drie plaatsen tot gebruijk te assigneren < = op iemand bewijzen > en aan te wijsen.
Gelijk nu voors. keuren tot Conservatie < = bewaring > van DEN PEEL en tot gemeen nut van de respective plaatsen waren ingeregt.
Soo dat die agtervolt werdende niemant redende tot eenige doleantie < = beklag > of clagten souden sijn gegeven.
Soo is egter in ’t vervolg van tijden gebleeken dat wat praecautien < = voorhoeden > ook van tijd tot tijd sijn genoomen om voor te koomen dat geene der drie plaatsen meerder voordeel als de andere uijt DEN PEEL souden genieten, sulx niet heeft te weeg kunnen brengen dat die egaliteijt soo als behoorde in agt genomen en geobserveert is geworden.
In soo verre dat de Regenten van AARLE RIXTEL en HELMONT ontwaar geworden zijnde, dat deselve merkelijk wierden verkort in haar egaale Regt van eijgendom met die van BAKEL tot DE PEEL gronden aldaar, sulx met langer onverschillig hebben kunnen aanzien, maar sig genootsaakt gevonden middelen te beraamen, ten eijnde niet geheelijk van haar Regt of voors. Peelvelden en moer gronden ontset te worden.
Waaromme deselve bij geregtelijke insinuatie < = waarschuwing > op den 30 Julij 1760 van de Regenten van BAKEL hebben laten requireren,
Om aan haar onder Copie authenticq ter hand te stellen soodanige bewijsen en bescheeden als deselve tot betoog.
Dat die van BAKEL meerder Regt tot DE PEEL en moervelden soude Competeeren en derselver ingesetenen tot meerder quantiteijten als die van AARLE RIXTEL en HELMONT soude geregtigt zijn, voor handen mogten hebben.
En ingeval deselve geene soodanige bewijzen, gelijk vertrouwt wierde magtig mogten sijn of door haar souden konnen geproduceert werden, deselve laaten interpelleeren om met hen lieden in Conferentie te treeden en te arresteeren en vast te stellen dese navolgende poincten.
1e.
Dat die van BAKEL de meerdere PEEL of turfvelden dien hunne ingesetenen thans in gebruijk hebben het sij aanstonds direct of wel bij uijtsterving aan die van AARLE en HELMONT tot egalisering sullen laten volgen.
2e.
Dat nooit meer Peelvelden aan ingesetenen van d’eene dan aan de ingesetenen van de andere des drie plaatsen sullen werden vergeven.
3e.
Dat om alle misbruijk daar ontrent te prevenieeren < = voorkomen > geene Peelvelden meer door de Peelmeesters sullen mogen werden vergeven, dan op ordre van Regenten en aan soodanige ingesetenen als die hen sullen opgeven.
4e.
Dat de negen nieuwe Peelvelden bij de Peelmeesters der drie plaatsen nieuw uijt gevonden of afgemeeten aan ingesetenen van AERLE en HELMONT sullen werden vergeven om alsoo een begin tot egalisatie te maaken.
Het welk dan ook van dat gevolg is geweest, dat Commissarissen van AERLE, RIXTEL en HELMONT met Regenten van BAKEL na het houden van verscheijdene conferentien en bij aankomsten bij acte van accoord en compromis op den 17e Maart 1761 hebben vastgesteld. Dat om in het vervolg alle misbruijk ontrent het vergeven van Peelvelden voor te komen geene Peelvelden door Peel-meesters in ’t toekomende aan Ingesetenen van eenige der geregtigde plaatsen sullen mogen werden vergeven dan op ordre van de regenten van die plaatsen en aan soodanige Ingesetenen als aan hun sullen werden opgegeven.
Dog dat men ten respecte van de questieuse poincten of die in BAKEL gehouden sijn de meerdere Peel of turf velden die hunne ingesetenen boven die van AERLE en HELMONT thans in gebruijk hebben, het sij aanstonds direct of wel bij uijtsterving aan AERLE en HELMONT te laaten volgen en verblijven en of ooit meer turf of Peelvelden aan de Ingesetenen van de eene dan d’Ingesetenen van de andere der drie plaatsen sullen mogen werden uijtgegeven niet hebbende konnen eens worden.
Tot voorkoming van verdere disputen en kostbare procedures tusschen de gecommittteerdens van AERLE RIXTEL en HELMONT en Regenten van BAKEL met den anderen was geconvenieert en over een gekomen om het voors. different en poinct in questie te stellen en te laaten aan de uijtspraade van onpartijdige arbiters.
En dat aan deselve soude werden overgegeven sodanige memorien van Regt, als ieder respectivelijk souden komen goed te vinden met geen andere bescheeden als de navolgende als
1e
Een copie authenticq van de uijtgifte van Hertog JAN van BRABAND in dato 1 Maart 1325.
2e
Een copie van den bekentenissen dat die van HELMONT nevens AERLE en BAKEL in DE PEEL en gemeenten voors. mede geregtigt sijn in dato 26 van Wiedemaand 1326.
3e
Een copie van het verdrag aangegaan in den Jaare 1649.
4e
Het keurboek of copie van dien in dato 12 Meij 1649.
5e
Een Conventie of ampliatie < = aanvulling van een verordening > van voors. keurboek in dato 5 Julius 1708.
En eijndelijk een extract uijt het Chijnsboek van s’lands Domeijnen.
En dat Heeren arbiters op de bovenstaande documenten en voorts als na regten, wetten en costuijmen zullen bevinden te behoren sonder figuur van proces met deselver uijtspraak zullen t’examineeren de bovenstaande questien, namentlijk
Of die van BAKEL gehouden zijn de meerdere Peel of turfvelden die hunne ingesetenen boven die van AARLE en HELMONT tans in gebruijk hebben, het sij aanstonds direct of wel bij uijtsterving aan AARLE en HELMONT te laten volgen en verblijven ?
En of ooijt meer torf of Peelvelden aan de Ingesetenen van eene aan de ingesetenen van de andere der drie plaatsen zullen mogen werden uijtgegeven ?
Omme aan welk gecompromitteerde te voldoen, soo sal men alhier bij deze memorie van regt voor de Regenten van AARLE RIXTEL en HELMONT adstrueeren < = vastmaken > dese vier poincten.
1e
Dat de gemeentens van AARLE RIXTEL en HELMONT hebben egaal regt van eijgendom met de gemeente van BAKEL tot de Peelvelden daar omstreeks, en gevolgelijk dat deselve egalijk moeten uijtgedeelt worden.
2e
Dat die van BAKEL gehouden zijn de meerdere Peelvelden, die hunnen Ingesetenen tans in gebruijk hebben aanstonds aan die van AARLE en HELMONT te laten volgen en verbljven.
3e
Dat nooijt meer Peelvelden aan de ingesetenen van de eene dan de ingesetenen van de andere der drie plaatsen zullen mogen werden vergeven.
4e
Dat tegens de twee laatste poincten geen praescriptie plaats kan hebben.
Betreffende het eerste, daar toe behoeft men slegts de hier boven aangehaalde bescheeden en documenten in te sien, om overtuijgt te zijn, dat die van AARLE en HELMONT hebben egaal regt van eigendom tot de Peelvelden in questie met die van BAKEL.
Want uijt den verkrijgbrief sub nö 1 blijkt, dat JAN Hertog van BRABAND op den eersten Maart 1325 aan de lieden van AARLE en BAKEL wettelijk heeft verkogt de gemeente, die gelegen is binnen de paalen en tuijnen aldaar breeder omschreven.
Voor eenen erfelijken chijns van vier en twintig Schellingen Swarter Tornoise Jaarlijks, en negentig Pont Swarter Tornoisen de: en uijt het Certificaat sub nö 2. consteert.
Dat aldaar ENGELBREGT van den DIJK Rentmeester des Hertogs van BRABAND in de Meijerije van DEN BOSSCHE certificeert :
Dat voor hem sijn gekomen de geburen van BAKEL en AARLE op den 26 van Wiedemaant van het Jaar 1326.
Dewelke verklaarden te geven die gebure van HELMONT alsulke gemeijnt als sij gekogt hadden van den Hertog van BRABAND, om deselve met hen soo als sij die gekogt hadden te gebruijken, bekennende dat die van HELMONT haar aandeel wettelijk betaald hadden.
Sie daar een wettige titel van verkrijg van meergemelde Peelvelden voor de twee eerste plaatsen BAKEL en AARLE door koop van den Hertog van BRABAND in der tijd, en voor de derde HELMONT door deelneming in voors. koop met de twee andere.
Elk der drie plaatsen heeft evenwel aan den Hertog betaald, en gelden alnog den bovengemelden chijns gesamentlijk aan den Hertog van BRABAND, als te sien is uijt het extract van het cijns-boek van de Domeijnen van BRABAND men imagineert < = inbeeldt > sig dat men overtollig werk soude doen, indien men in het brede soude willen adstrueeren < = va st maken >.
Dat vermits de drie gemeentens egalijk hebben gedragen in den koop der Peelvelden, deselve ook egaal regt van verkrijg, eijgendom en gebruijk hebben.
Gemerkt de natuurlijke rede sulx genoegsaam dicteert.
En na regten de benaming van het quasi contract, waar in dese drie plaatsen in cas voorhanden schijnen te verseren < = verkeren > namentlijk verum communio < = gemeenschappelijk zaak > het selve ook te kennen geeft
Waar in desen regel soo wel als in societate < = maatschap > plaats moet grijpen.
Si nihil de partibus lucri et damni convenerit, aequales partes esse debere, habita ratione collatronis.
L 6 ff de societate.
Gelijk nu uijt de drie hier voren aangehaalde documenten sonne-klaar is aangetoont het egaal regt van verkrijg der Peelvelden in questie, van die van AARLE en HELMONT met die van BAKEL.
Soo zal men als nu demonstreeren, uijt de vorige geproduceerde bescheeden, dat daar uijt niet alleen ggen schijn of blijk te halen is, dat die van BAKEL meerder Peelvelden soude competeeren als die van AARLE en HELMONT maar dat daar in ter contrarie altijd de egaliteijt is in het oog gehouden en bedongen; men wil niet ontkennen dat die van BAKEL al vroeg sig eenige praerogativen
< = voordelen; voorrechten > hebben soeken aan te matigen dog sonder grond, waar tegens die van AARLE en HELMONT sig ook hebben geopposeert < verzet; te weer gesteld >.
Dus hebben die van BAKEL al in den jaare 1463 gesustineert < = staande gehouden >, dat hen de administratie van DEN PEEL en gemeente en het beslaan en ontslaan der keuren privativelijk toequam, waar ontrent die van AARLE en HELMONT met die van BAKEL zijn geconvenieert in het voors. Jaar van 1463 in dier voegen.
Dat de ingesetenen van BAKEL, AARLE en HELMONT alle jaren drie elk uijt den haren souden stellen, die dat jaar souden ordonneeren hoe en in wat maniere dat men DEN PEEL e n gemeijnte hanteren en gebruijken souden, alles breder te sien bij het voors. contract sub. nö 3.
Uijt dat contract blijkt over klaar, dat die van BAKEL geen meerder regt tot DEN PEEL (toen sekerlijk nog niet tot bijsondere velden aan de respective ingesetenen uijtgegeven) hebben als die van AARLE en HELMONT.
Want daar in staat met sooveel woorden dat de gemeijnte aan die van BAKEL, AARLE en HELMONT verleent is sonder eenige van hem tot regt besunderen daar inne te hebben en te houden de naderhand hebben die van BAKEL, AARLE en HELMONT gesamentlijk beraamt en vastgesteld op den 16e Meij 1649 een keurboek waar bij de distributie der Peelvelden word gedemandeert < = bevolen; gelast> aan zes Peelmeesters van elke plaats twee, maar wel verre, dat aan deselve werd gelast aan de ingesetenen van BAKEL meer Peelvelden uijt te rijken als aan die van AARLE en HELMONT.
Word ter contrarie wel uijtdrukkelijk art.8 gesegt, dat verstaan en gedetermineert < = afgepaald > is, dat egeene van de voors. plaatsen, het zij BAKEL, HELMONT ende AARLE meer regt in de voors. PEEL sullen hebben dan de andere.
En dat Peelmeesters de egaliteijt hebben moeten observeren is al mede af te nemen uijt den 69 articul van voors. keurboek sulx nö 4 want aldaar word gelast.
Dat soo dikwils eenige Persoonen groote velden of groote quantiteijt van cloot of turfvelden hebben, de Peelmeesters daar beneffens een of twee andere luijden sullen mogen inwijsen en onbekroont insetten.
Eindelijk hebben die van BAKEL, AARLE en HELMONT nog nadere conditiën en articulen gemaakt op den 5e Julij 1708, alhier sub nö 5, maar daar uijt is alwederom niets tot voordeel van die van BAKEL te halen, maar is daar alwederom de egaliteijt besproken;
Want aldaar werd bij den 2e articul bevolen dat de Peelmeesters aan de ingesetenen nieuwe Peelvelden sullen aanwijsen, ingevolge den hier voren aangehaalde 8e articul van de keuren van den jaare 1649.
Uijt allen desen is (onder verbetering) evident, dat uijt het geproduceerde geen meerder regt tot de Peelvelden voor die van BAKEL te behalen is.
Maar dat daar uijt allesints blijkt, dat den eene plaats geen meerder regt tot deselve heeft als de andere.
En nademaal die van BAKEL geen andere bescheeden of documenten hebben geproduceert, moet men vast stellen, dat die van BAKEL niet voor hebben daar uijt eenig praerogatief tot de Peelvelden te deduceeren <= verhalen; verklaren >.
Want het soude een kragteloos argument sijn, indien die van BAKEL op fundament dat uijt de voors. bescheeden komt te blijken, dat eenige praerogativen aan haar daar bij worden vergunt, als het stellen van keuren en poenen, het afnemen der Eeden van de Peelmeesters etc. daar uijt wilden argumenteeren, dat hen ook meerder Peelvelden competeeren;
Maar dat dit argument van geen valeur < = waarde > is behoeft nauwelijx aangetoont, nam argumentum a minere ad najus non procedit, behalven dar in de voorgemelde praerogativen die van BAKEL hebben die van AARLE en HELMONT geconsenteert maar nimmer daar in, dat deselve meerder Peelvelden souden hebben, maar hebben ter contrarie daar tegens altijd gewaakt.
Dus dan vast staande dat die van BAKEL, AARLE en HELMONT egaal regt van eijgendom tot de Peelvelden hebben, zal men tot het tweede overgaan om aan te tooen,
Dat die van BAKEL gehouden sijn de meerdere Peelvelden die hunne ingesetenen tans in gebruijk hebben, aanstonds aan die van AARLE en HELMONT te laten volgen en verblijven.
Het is hier voren reeds geremarqueert < = aangemerkt >, dat al in den jare 1649, de distributie der nieuwe Peelvelden en der Peelvelden waar van de bezitters overleden waren, is gelaten aan ses Peelmeesters, twee uijt elke plaats.
Welke s’jaarlijks nieuw werden aangesteld en beëdigt, dewelke in de verdeling derselver Peelvelden niet willekeurig hebben mogen te werk gaan.
Maar hebben sig moeten reguleren na de reglementen daar op successivelijk gemaakt, waar bij telkens is bedongen, dat aan de eene plaats niet meer soude werden uijtgerijkt als aan de andere.
Nu is het er soo verre vandaan, dat Peelmeesters in der tijd desen last soude hebben geobserveert, dat deselve ter contrarie de palen van egaliteijt soo verre zijn te buijten gegaan, dat die van AARLE en HELMONT als nu hebben ondervonden, dat die van BAKEL thans besitten eene quantiteit van 118 of moer of Peelvelden daar die van AARLE niet meer dan 12 en die van HELMONT niet meer als 36 à 38 diergelijke Peelvelden van hare gemeentens hebben en behouden.
Gelijk nu onbetwisbaar is, dat dese Peelmeesters niet anders na regten aan te merken zijn als mandatarii < = lastgevers > van de drie plaatsen en die gevolgelijk het mandatum < = bevel > van de Peelvelden egelijk te verdelen stiptelijk hadden behoren na te komen.
Argumento L 5 ff mandate vel contra, alwaar PAULUS segt, diligenter fines mandati custo diendi sunt nam qui excessit aliud quid facere videtur confer corpsavii definitfer parte 2. constit 20. defin 11.
Soo dat deze meerdere uijtgifte der Peelvelden aan die van BAKEL door de mandatariis gedaan moet gerekent worden als niet gedaan te zijn.
Om redenen dat die van AERLE en HELMONT nooit in die meerdere uijtgifte der Peelvelden in questie hebben bewilligt, en gevolgelijk haar regt hebben behouden.
Nam id quod nostrum est, sine facto nostro ad alium transferri non potest, secundum L 12 ff de regul: jur:.
Sonder dat die van BAKEL hier tegens met eenig fundament souden kunnen inwerpen, dat die van AARLE en HELMONT de Peelmeesters in soo verre sij haar mandaat hebben te buijten gegaan souden kunnen aanspreeken tot vergoeding van de schade en het ongelijk aan hare ingesetenen veroorsaakt.
Vermits verscheijdene redenen daar tegens kunnen geoppert worden.
Als voor eerst,
Dat men niet weet wanneer die van BAKEL die meerdere Peelvelden hebben verkregen, en dus onseker soude zijn wie daar over aan te spreeken, gemerkt jaarlijx nieuwe Peelmeesters zijn aangesteld.
Ten tweede hebben die van AARLE en HELMONT niet alleen deze Peelmeesters aangesteld, maar te gelijk met die van BAKEL, en dus geen mandatarii van die van AARLE en HELMONT alleen.
Maar eijndelijk hebben de Peelmeesters de meerdere Peelvelden op persuasie en inductie < = aanraden > van die van BAKEL aan haar uijtgerijkt.
Soo dat men sig niet hoeft te ontsien alhier te poseren, dat die van BAKEL niet ter goeder trouw hebben hier in te werk gegaan en dat de meerdere Peelvelden door haare ingesetenen clani en mala fide verkrijgen en gepossideert < = bezittende > zijn, waaromme niet de Peelmeesters maar die van BAKEL gehouden zijn de meerdere Peelvelden op soodanige wijse verkreegen te extraderen < = uitgeven >.
Want na regten moeten socii (hoedanig dese drie plaatsen in cas voorhanden wel kunnen genoemt worden > elkanderen praesteren
< = betoonen > niet alleen culpam latam sed etam levem, vide carpsorium definit: forens par. 2. constit 26. defin 12. alwaar hij zegt, dubium non est, quim socius socio te tencaturm su quid dolo commiserit, quia dolus bonae fidei est contrarius.
Maar in allen gevallen zouden die van AARLE en HELMONT de Peelmeesters alleen maar kunnen aanspreeken tot vergoeding der schaden aan haar veroorsaakt door het distribueren van de meerdere Peelvelden aan die van BAKEL maar niet tot extraditie van deselve, waar toen alleen ten desen werd geageert.
En waar over die van AERLE en HELMONT vermenen, dat die van BAKEL alleen aansprekelijk zijn om dat die meerdere Peelvelden door haar beseten worden.
Sonder dat men eens behoeft te ondersoeken, op wat wijse deselve die hebben verkregen;
T’is hier voren genoeg geadstrueert < = vast gelegd >, dat die van AARLE en HELMONT hebben egaal regt van verkrijg en van eijgendom van de Peelvelden in questie met die van BAKEL, en dat desen eijgendom van de drie plaatsen valt in de termen van het quasi contract rei communio.
Dewelke de Regtsdoctoren aldus definiesen, cum duo vel plures habent, rem sine conventione societatis communem indivisam, veluti cum res duobus legata, empta vel donata sit, vide Huber in praelect ad instit: L. 3 tit 38 & 5.;
Even soo hebben die van BAKEL, AERLE en HELMONT de Peel-velden door koop in gemeenschap verkregen en hebben naderhand een en ander maal contacten aangegaan om die Peelvelden onder hen te verdelen, soo dat ieders ingesetenen evenveel voordeel daar van souden genieten; waar door sij eeniger maten zijn gekomen in de termen van een Societas, que conventio de rebus lucro et damno communiter habendis.
Hoe men het neemt of verstaat, den aart en fundament van dese contracten brengen made, ut res aequaliter inter socios dividantur.
Verstaat men er een Societas door dan competeert die van AARLE en HELMONT de actio pro socio tegens die van BAKEL ad praestationes personales.
Dat is tot vergoeding van de schade, die die van BAKEL aan die van AARLE en HELMONT hebben veroorsaakt door hen die meerdere Peelvelden mala fide < = ter kwader trouw > te onthouden, en dus in effecte nog meer als ten desen gevordert werd; begrijpt men er een rei communio door, dan hebben die van AARLE en HELMONT tegens die van BAKEL de actio communi dividundo.
Dewelke den Professor voet ad tit: comm: divid. Aldus beschrijft.
Actio cummuni dividundo est; qua rem titulo plerumque particulari communem habentes patunt eam dividi et praestan praestationes personales,
Als men nu ondersoekt wie volgens de leere van VOET loco citate dese actie competeert sal men bevinden, dat het selve op het cas voorhanden volstrekt applicabel is;
Want voor eerst zegt hij, competit illis, qui rem pro indiviso communem habent, gevolgelijk ook die van AARLE en HELMONT tot consequering van haar aandeel in de meerdere Peelvelden door die van BAKEL beseten wordende, welke voor onverdeelt moeten gehouden werden.
Hij voegt er bij, sive com Societate sive sine societate ves inter eos communis sit, dat alhier niet behoeft ondersogt te worden, of er een Societeijt tusschen dese drie plaatsen is aangegaan off niet.
Sive possideant, sive neuter corum vel alter solus in possessione sit, het kan vervolgens die van BAKEL niet baten, dat sij in de possessien van die meerdere Peelvelden zijn, mits dat de Socii daar op een gemeen regt hebben;
Sive eodem sive diverso ex jure Dominium habent commune, het komt er dus al mede niet op aan, datse denselven titul van e ijgendom niet hebben.
Al het welke breder bij voornoemde VOET met wetten werd gecorrebeert < = versterkt >.
Waar mede men oordeelt de regten genoeg geadstrueert te zijn, dat die van BAKEL gehouden zijn de meerdere Peelvelden door hunne ingesetenen beseten wordende aan die van AARLE en HELMONT te laten volgen.
Op deselve gronden steunt de andere sustenue van die van AARLE en HELMONT, dat in het vervolg geene meerdere Peelvelden aan de ingesetenen van de eene als aan de ingesetenen van de andere plaats zullen mogen worden uijtgerijkt;
Want hebben die van AARLE en HELMONT egaal regt van verkrijg en eijgendom met die van BAKEL, en competeert hem dieswegens het egaal gebruijk van deselve, en hebben die van AARLE en HELMONT van dat egaal regt nooit op eenigerhanden maniere te behoeven van die van BAKEL afstand gedaan of gerenuntieert, soo competeert die van AARLE en HELMONT alnog dat egaal regt.
Het eerste dat die van AARLE en HELMONT hebben egaal regt van verkrijg met die van BAKEL is berijds hier voren aangetoont.
Het tweede namentlijk dat die van AARLE en HELMONT ooit eenig meerder regt tot de Peelvelden aan die van BAKEL soude hebben gecedeert, of dat die van BAKEL eenig meerdere regt tot deselve soude verkregen hebben ontkennen die van AARLE en HELMONT, en gemerkt het de pligt van die van BAKEL was het een en ander te bewijsen, en sij sulx niet hebben konnen doen, maakt men hier uijt dat wettig besluijt, dat die van AARLE en HELMONT nooit eenig meerder regt tot de Peelvelden in questie aan die van BAKEL nooit eenig meerder regt tot deselve hebben verkregen, het welk tot een verder gevolg heeft, dat de Peelvelden alnog egaal moeten verdeelt worden.
Ja maar die van BAKEL schijnen sig hier op te funderen.
Dat sij nu sedert een geruijme tijd die meerdere Peelvelden hebben gehad, en dat sij daar door in de possessie van die meerdere Peelvelden zijnde per praeseriptionem longissimi temporis een verkrege regt hebben, niet alleen om die meerdere Peelvelden te behouden, maar ook om in ’t vervolg een meerder aandeel als die van AARLE en HELMONT in de uijtdeling der nieuwe Peelvelden te moeten hebben, tot wederlegging van dese pretense praeseriptie zal men aantonen, dat die van BAKEL niet een van de vereijschtens, die er Jure hodierno tot eene praeseriptie worden gerequireert, kunnen proberen, maar dat die alle aan haare voorgewende praeseriptie ontbreken.
Want na voorschrift van den 23e titel van de costuijmen van S’BOSCH, mag niemand eenig regt verkrijgen bij verloop van tijde ofte bij praeseriptie minder dan dertig jaaren continulijk, weshalve die van BAKEL hadden behoren te proberen, dat sij die meerdere Peelvelden nu over de dertig jaaren ongestoort hebben beseten, het welk door haar niet gedaan zijnde sij sig geene praeseriptie kunnen te bate nemen, want of schoon men van ter seijde onderrigt is geworden.
Dat door die van BAKEL verscheijdene ingesetene haarer plaatsen zijn gehoort en door haar onder eede verklaart dat de ingesetene van AARLE en HELMONT nooit meerder gebruijk in DEN PEEL oft Peelvelden hebben gehad dan deselve thans zijn hebbende.
En dat zij mogelijk daar van productie zullen doen en die bij haare memorie van Reght overleggen.
Soo kan haar sulx in geene deelen te staande komen of daar op bij U Wel Ed. eenig reguard genomen werden.
Als U Wel Edelen maar zullen gelieve te reflecteeren.
Dat bij de acte van compromis wel is geconditioneert en bedongen dat het aan partijen vrij sal staan.
Boven de hier voorgemelde ses documenten en bewijsstukken nog verdere en meerdere bescheeden binnen een maand na dato van ’t passeren van voors. acte van compromis te mogen voegen,
Dog onder den restrictie en Limitatien nogtans dat die geen van partije welke sulx komen te doen daar van aan sijne wederpartije behoorlijke copie binnen gemelde tijd sal laten geworden en dat die van BAKEL sulx niet hebben gedaan en dus tot een notoir gevolg heeft dat die bescheeden als niet ingedient moeten werden aangemerkt en daar op geen reflectie gemaakt nog Regt geasministreert werden.
Behalven dat het gedeposeerde van die inwoonderen als in propria Cause < = oorspronkelijke eigenaren > geen gelooff altoos komt te meriteeren < = verdienen >.
Waar bij nog komt dat ingeval door die van BAKEL al eens wierde geprobeert een possessie of liever misbruijk gedurende een tijd van dertig jaaren.
Aan haar dan nog soude ontbreeken den titulus ad acquirendom idoneus.
Wel is waar, dat Jure Romano geen titul nodig was, en dat alleen een continate possessie genoeg was, en dat die Jure hodierno geen titul nodig was, en dat alleen een Continuate possessie genoeg was, en dat die Jure hodierno nog niet seer gerequireert word.
De reden hier voor is palpabel < = tastbaar >, om dat wanneer men sig behelpt met een praeseriptie men selden weet op wat wijse men er aangekomen is, en men dan kan volstaan met de possessie, maar de hedendaagse Regtsdoctoren leren, dat als men aan kan toonen, dat de wijse van verkrijg is wederregtelijk, dan geen praeseriptie plaats kan hebben.
Soo als den neerstigen commentator van SOMEREN op de Bossche costuijmen ad tit: 23 aantekent met dese woorden.
Ubicumque constat de originali titulo insufficienti vitioso et inutili tune praeseriptio ex vi illius tituli inutilis nihil operatur, cum enim effectus praescriptionis sit, ut ex eo titulus et verus et justus praesumatur, quando titulus ad propositum producitur inutilis atque inefficax, tum omnis cessat praesumtio, et cesit veritati L continuus & cum ita ff de verb: obligat. daar toe allegerende KINSCHOT Resp: 109 & 5;
Nu hebben die van BAKEL de meerdere Peelvelden door Peelmeesters in der tijd verkregen, dewelke daar toe geen magt hadden, en dus onwettig verkregen van die geene, die geen regt van geven hadden, en is consecutivelijk de wijse of titul van verkrijg onwettig en kan vervolgens hen de praescriptie niet te stade komen;
In de laatste plaats vermeent men; dat tot een praescriptie vereijscht word de bona fidee.
Dat is, dat die geene die sig op een praescriptie wil fundeeren moet hebben dat mede weten, dat hem dat goed regtveerdig toekomt en daar toe geregtigt is.
Men ignoreert < = zegt onkundig te zijn > niet dat sulx al mede Jure Romano niet wierd gerequireert, maar wel uijtdrukkelijk Jure Canonica, welk Jus canonicum in dit geval praeveleert bij de Regterdoctoren.
Het welk breedvoerig word beweesen bij de voorn. Van SOMEREN in Comm. M s s; loco citato, en dat die van BAKEL niet ter goedertrouw hier ontrent zijn te werk gegaan is hier boven reets aangetekent.
Men sal dit besluijten met des finale reflectie, dat volgens de leere van BALDUS arbiters ex aequitate cognoscentes de exceptie van praescriptie kunnen rejecteren.
Soo als men kan sien bij KINSCHOT responso 76, num 37. ubi praescriptionem vocat praesidium impiorum et iniquorum hominum.

! Zonder enige verdere aanwijzingen wordt dit geschrift beëindigd !

Website door Active-Bits