Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 3

02-03-1651.

Donderdag den 2den Maart 1651.

Sijnde geleesen het Berigt ende Advis van de Rentm. PIEK in dato den 30sten October 1650 op de Requeste van de Regeerders en de gemeene Ingezetenen van den dorpe van BAKEL hem den 26e Februarij deszelven Jaars toegesonden: meldende dat men de Supplianten wel zoude mogen vergunnen Octrooy van Poot Caarte omme vermogens dien in de voorhoofdden van huire Huizen Schuuren ende Erffenisse, ter Spacien van Vijff Bossche Roeden ter gemeinte ende Straatewaards inne te planten en de pooten allerhande opgaande Heesteren ende Boomen, ende dat buiten dier Spacien het Corpus van BAKEL, ook zouden planten allerhande Boomen en ook meede Struikhouten op der gemeinte tot het stuiten van het vliegende sandt ende Duinen, als mede ten dienste ende oirbaare van het Corpus, soo tot onderhoud van Bruggen en de andere gemeene lasten ende respectivelijk altijds wederom andere in plaatse van dien te mogen planten, mits een tijde van het afhouwen betaalende naer gewoonte den Xe penning van de weerde des Houts voor den Schuldigen houtschat ende te vergelden eenen Recognitie < = erkentenis > Chijns van Twaalff oude grooten grondchijns jaarlijks ten chijnsdage van BAKEL, ende voor den eersten Termijn, ten eersten Cijnsdage eerstkomende, en de daar van te passeeren Verbandsbrieven in de Leen en Tolkamer tot heuren Coste met expresse Conditiën dat men de Heerbanen, wegen, Straaten en de Voetpaden, niet en zal door de voorszegden plantingen enigzints komen te bekommeren ofte verëngen, maar die laten op de gerequireerde breedte, op de peene en de placcaten begrepen; Dat ook niemand een anderen hout, op de Straaten en de gemeente geplant staande, en zal vermogen af te houden en vervoeren, op de verbeurte van de oude gewoondelijken peen van vier Markten tien pond tien Schell Bosch gelds: ende aangaande de eekelen < = eikels >, wassende op de voors.den geplante Bomen bij niemanden af te slaan of te schudden, maar die laten gemeen voor den in gesetenen heure verckens, op de peene, die geene Contrarie < = strijd > doende, telken reise te verbeuren den peene van drie Caroly guldens, respective aan de Domeijnen en de te verdeelen naar ouder gewoonte, ende dat alle questien die ten reguarde < = ten aanzien > van ’t zelve Hout ofte andere Saacken voorschr. de gemeente zouden mogen komen te gerijsen, dat dezelve ter eerste instantie sullen geventuleerd worden voor de Leen en Tolkamer binnen S’HERTOGENBOSCHE.
Den Raad daar op gedelibereerd hebbende, heeft zig daar mede geconformeerd, en het versogte Octrooy in forma te depescheeren.

! In de marge !
Pootkaart aan de Regeerders en Ingezetenen van BAKEL verleend.

Die van BAKEL mogen op de voorhoovde van heure huiseen en Erffenissen vijff Bossche roeden ver gemeente en straate waards en planten opgaande heesteren en den Boomen
Buiten de spatie mag het Corpus van BAKEL planten allerhande Bomen en ook Struikhout.

Soo de Ingezetenen als Corpus, mogen respectivelijk andere Bomen en plantsoen altijd planten.

Mits 1e bij de van het afhouwen betalende de 10e penning van de weerde des houts.
2e vergeldende een Recogn. Cijns van 12 oude groten grondtchijns ten Cijnsdage van BAKEL en daar van te passeeren verband brieven in de Leen en Tolkamer.

Voorts met conditie dat de wegen, straten en voetpaden door de plantingen niet worden bekommert of verengt maar gelaten op de gerequireerde breedte.

Dat niemand een anders hout op de straten en gemeenten geplant staande sal vermogen af te houden op de verbeurte van de oude gewoonlijken peen van 4 Markten 10 pond 10 Schell. Bosch geld.

Dat de Ekelen niemand van de voorsz. Bomen en mag afslaan of afschudden, maar gelaten moeten werden gemeen voorde ingesetenen heurer verkens.

De zin is hier mank.
Moet aparent zijn.
Of andere zaken der voorschreve gemeente.


d.d. 05-07-1708.

Wij JAN IJSBOUTS, GOORT JOENDENS, WILBERT GERRITS en AART PEETER STERKEN Scheepenen, JAN THEUNIS de SMITT en CLAAS HERMANS Peelmeesters van den Dorpe van BAKEL, de Heer en Mr. ANTONIE MOOLENMAKERS, Advocaat en Borgemeesters der Stad HELMOND, d’Heer HENDRICK HEERINCS Scheepen, JACOB BECKERS Deeken, D’Heeren JAN COOLEN en JAN MEELISSEN Peelmeesters der voorseide Stad HELMOND, D’Heer HENDRIK VERMULST President, d’Heer GODEFRIDUS VERBEECK en CORNELUS DIRKS Peelmeesters des Dorps AARLE en RIXTEL, zoo voor haar als haare meede Consorten welke gecommitteerdens van de twee laaste plaatsen uijt kragte hen der respective Commissien die van HELMOND van den vierden, en die van AARLE RIXTEL van den vijffden Julij 1708 met en beneffens de voors. Scheepenen en Peelmeesters van BAKEL hebben gemaakt, de navolgende en nadere Conditiën en Articulen rakende den Gemeene PEEL, bestaande als volgt.
1.
Eerstelijk, dat het origineele Ceurboek van DEN PEEL ’t geen teegenwoordig en tot nog toe onderhouden is geweest in zijn geheel zal zijn en blijven.
2.
Dat op het versoek van de ingezeetenen van voorseide plaatsen door de Zes Peelmeesters zullen worde aangeweezen nieuwe en bekwaame Peelturff of Clodvelden, gelijk die zullen gevonden worden tot hun gebruijcke volgens den Sevende en Agste Articul van het Ceurboek beginnende van de Velden die Tegenwoordig zijn.
3.
Dat dezelve velden zullen worden geteekend en onderhouden, met opgaande baanen gelijck andere velden in DEN PEEL op poene als in den Keurboecken ten dien einde staat vemeld.
4.
Dat geen velden booven DEN KOORENHORST off Turffvelden in DEN PEEL, en zullen moogen worden uijtgegeeven, dieboven eenige velden zouden voorsteeken, maar opwaards gaande als voorschreeve
5.
Dat niemand boven DEN KOORENHORST off Turffvelden in DEN PEEL en zal mogen tusschen als strijdig tegens het verdrag op heeden bij de Regeerderen en Gecommitteerdens van de verdere Regeerders van de voorschreeve plaatzen zullende ten dien einde door de Zes Peelmeesters aldaar teekenen gestooken off opgeschooten worden, en boven welke teekenen zoo voors: bij niemanden en zal mogen worden getust off geblekt, gelijck ook niemand boven de velden, daar die van AARLE RIXTEL en BEEK haar gebruijk hebben en zal moogen tusschen steecken offte blekken, dat ook niemans in eenige velden van een ander zal moogen vallen, zonder voorgaande permissie van de Ses Peelmeesters, op poene, dat in geval iemand deeze Articulen off eenig point van dien kwam te overtreeden zullen vervallen ten behoeve het Officie van BAKEL, in eene poene van Seeve Guldens en Tien Stuijvers, en dat de haalders daar van ook t’elke maalen zullen vervallen in gelijcke poenen van Seeve Guldens en Tien Stuijvers, of wel dat bij gebrek van dien die poene te voldoen, Paard en Kar voor dezelve boete aansprakelijck zijn.
6.
Ende zal deeze voorschreeve Articule en nadere conventie aanvraag neemen op op Maandag den Neegende Julij XVIJ en agt en op dat na deeze zig een ijder mogen reguleeren zoo zal deeze Articulen en Contract op ieder plaatsen werden gepubliceerd op Zondag den 8 Julij XVIJ agt en werden vermits het maken en aangaan van deeze nadere accoorden, de gedaane Publicatie weegens het staapelen van Tusschen ingetrockken, derwelcke op Zondagh jongstleeden alhier is gepubliceerd.

Aldus gedaan geordonneerd, en geslooten bij de voornoemde Regeerders en Gecommitteerdens van de voors. Twee Plaatzen uijt kragte hender Commissien zoo voors. vertoont en henne vergaderinge binnen BAKEL deezen vijffden dag Julij XVIJ end agt, en waare onderteekend JAN ISBOUTS President, GOORT JOENDENS, AART PEETER STERKEN dusdanigmerk X waar bij geschreeven stond, dit is het merk van WILBERT GERITS verklarende niet te konnen schrijven, CLAAS HERMENS, dusdanig merk X waarbij geschreeven stond, dit is het merk van JAN TONIS de SMIT verklaarende niet te kunnen schrijven A. MOOLEMAAKERS 1708. HENDRICK HERINCX, JACOB JOOST BERKERS, dusdanig merk X waar bij geschreeven stond dit is ’t merk van JAN MELISSEN verklarende niet te konnen schrijven, J.L. COOLEN, HENDRIKS VERMULS President, CORNELIS DIRKS, GODEFRIDUS VERBEECK, Onderstond naar gedaane collatie is deeze met de Prothocolaire Minute geschreeven gedateerd en onderteekend zoo voors. staat accordeerende bevonden bij mij ondergeschreeven Secretaris des Dorps en Dingbancke van BAKEL datum Ut Supra was onderteekend
P. de CORT. 1708.


d.d. 15-09-1738.

Wij JAN JANSSEN IJSBOUTS oudt omtrent de vijftig jaaren, JACOB VERHOEVEN oud omtrent de vijftig jaaren beide Scheepenen des Dorps van BAKEL, doen conde op den Eed onser bedieninge gedaan waar ende waaragtig te zijn voor eersten dat den eersten deponent van kinds gedaage tot DE CRUIJSSCHOT de STEEGE tot op de Linie van AERTS van BROUWHEESE de schaepen gehoeijt heeft, ende heij en strousel gemaaijt te hebben tot den Jaare 1700 vier en dertig incluis, ende doen met er woon op een andere plaats vertrokken is ende den Tweeden deponent verklaart, op DEN CRUIJSSCHOT gewoond te hebben van den jaare 1711 tot dato deser niet door die van HELMOND zijn geschut geweest maar altoos in rust en vreede zijne schaapen en beesten gehoeyt te hebben, ende meede heij strouwsel gemaaijt te hebben, zonder voor zijn zelve als zijne dienstbode eenige molestie van die van HELMOND zijn aan gedaan geworden van DE CRUIJSSCHOTSE STEEGE tot de Linie off Paal van AART van BROUWHEESE reedene van welwetenheid hebben zij daarbij gepersisteert etc.
BAKEL 15 September 1738.


20-04-1765.

Wij JOHAN bij der gratien Godts ons Heeren hertogen van LOTRINCK van BRABAND ende van LIJMBORG maacken kondt allen den genen die deeze Letteren zullen zien en de hoeren leezen. Dat wij hebben verkocht wettelijken ende welle onzen Luiden van BAECKELL ende van AERLE ende den gheenen die meede gequijt hebben, ende heure nacoemelinghen erffelijk ende emmermeer voer ons voer onse Oire ende voer onze nacoemelinghen alle die gemeijnte die is geleghen binnen den paelen ende binnen der termijnen die hier nae zijn beschreeven, Dat is te wetene yerstwerff van den Raeijde van SCHIPSTAL totten Gemeijnte van AERLE ende totten gerichte van GEMERT alzoo voerts op DEN PEDELL ende totten gerichte van DORNEN ende van daer totten paelen van VLIERDEN bij den PROEFFTWEIJER van WASSELBERGHE, ende van daer totten paelen ARNDTS van BRUHEEZE tot CRUISSCHOT ende van daer weder totten Raeijde van SCHEPSTALLE voersz. Omme onzen ende onzer voergezeide Luijde gemeinten oirbare ende profijte omme eenen erffelijken Chijns van vier ende vertich Schellinghe zwarter tournoisen jaarlijcx elcken ouden groeten voer Sesthien penninghen gerekend te geevene ende te geldene ons onze oiren ende nacoemelinen erffelijken ende emmermeer tot elcken Sijnte Baeffs daeghe mede om t’negentich pont Zwarten tournoisen van der voersz. Munte te voirlijve van den welken Chijnze en de voirlijve vrij zullen hebben die helvt ende die Abt van AFFTERNAECKEN die andere helvt, voerts zoe Conzenteeren vrij, oirloven ende willecoeren onzen voorgezegden Luiden van BAECKELL ende van AERLE ende den gheenen die met hen gequijt hebben ende haren naecomelinghen dat onze Richter die nu daer is ofte naemaelen weezen zall zette van onsz weghen ende van onzer naecomelinghen weghen eenen Schuttere die mechtich zij van onzen weghen te Schuttene ende te pandene < = te belenen > alle andere vreemde beesten die hij vijnden zal op die voersz. Ghemeijnte voer vijff Schellinghe Swarter tournoisen van den voersz. munten. Alzoe dikwille als hijse daar op zal moeghen vijnden, ende die vijf Schellingen zullen onze zijn ende onze naecoemelinghe ende nijemant anders, ende van de keuren willen wij dat onze voirsz. Schuttere woirde vergonden van Zijnen dienst, in oirconschap van welker dinghen wij hebben onzen Zeeghell doen hanghen aen deeze teeghenwordighe Letteren vuijthangende, in kennisse der waarheid, die welke waeren gegeven te BRUESSELLE den yersten dag van der maandt van Merte in den Jare ons Heeren duizend drie hondert vijve ende twintich. Onder stont halven bladzijde gecollationeerd tegens die originale Kopie ende daar mede bevonden accordeeren bij mij JAN BALTAZAR Secrets. noch lager stond Deze copie met een origineele copie accordeerende bevonden bij mij Ondergesz. Notaris residerende te s’BOSCH, op huiden den twintichsten April 1700 vijff en zestich Quod Attestor geteekend J. de GIER Not.s Publ.


Extract uit het Register ter Secretarije van HELMONT berustende en welk de verkrijgbrieff en andere Stukken rakende DE PEEL en Gemeente Competeerende aan de Gemeentens of Ingezeetenen van BAKEL, AERLE RIXTEL en HELMONT zijn geregistreert en waarinne onder andere Staat als volgd:

Allen den geenen die deezen Brieff sellen of hooren leezen wije ENGBRECHT LUDICH van DIJCK, Rentmr. ons Heeren S’Hertoge van BRABANT en der meijerije van DEN BOSSCHE Cond si dat voor ons quamen die gebueren van BAECKEL en van AERLE, en gaven die geburen van HELMOND alzulcke gemeijnt als zi gekocht hebben tegens onzen Hr. den Hertoge voorzeit binnen dezen Jaar in alre formen, ende in den zelven Coope daar sich en hebben, met hen te gebruke Liden voor ons, dat deeze voorzeide gebure van HELMONT met hen deeze voorzeide gemeente wettelic ende waele betaeld hebben, dat ons ook waele Cont is waar bij van ons Hrn. S’Hertogen wegen voorzeit alle deeze voorsproken voorwaarden consenteeren ende houden vast ende gestedich;
In oircondschap van dezer waarheid zoo hebben wij onzen Zegel aan deezen Letteren gehangen dit was gedaan in’t Jaar ons Hrn. doe men schreef dusend drie hondert ende sess ende twintich, des ierst Zondaechs van Wedemaent < = Junij >, onder was uithangende eenen Zegel in groene wassche aan een enckele Sterte // Onderstond halver bladzijde, naer gedaene Collatie is deze Copije met voorsz. Register
( voor zoo veel dit geëxtraheerde aangaat ) accordeerende bevonden bij mijn ondergesz. Schepen Loco Secret. van HELMONT heden den zeven en twintichsten Maart 1700 vier en zestig was geth. N. DONCKEN noch lager stond nagedane Collatie deeze Copie met een origineele Copie accordeerende bevonden bij mij ondersgeschreven Notaris, resideerende te S’BOSCH, op huiden den twintigsten April 1700 vijf en sestig, Quod Attestor geteekend J. de GIER Nots. Publ.


d.d. 08-02-1784.

Extract
uijt het Schutters Reglement
betreffende eenige articulen
die de gemeente aangaat
D 8 Februarij 1784.
Fol. 158 recto.
Extract uijt het Register der Resolutien van Officier en Scheepenen des Dorps en dingbanke van BAKEL en MILHEEZE waerin onder andere staat als volgt.

Reglement en Ordonnantie waerna zig den ondervorster en schutter deser Dorps zal hebben te gedragen.
Art. 1.
Eerstelijk zal denzelver gehouden en verpligt zijn etc.
4.
Zal den zelven mede naukeurig moeten letten op alle overtreeder van het keuboek van DE PEEL en van de gemeente. Dezelve bevindende aanstonds moeten callangeeren en getrouwelijk overbrengen aen den Officier en President Scheepen gelijk ook alle verdere overtreders van haar Hoog en Edele Mogende Placaaten, Resolutien en ordonnantiën ten zijner kennisse komende mede moeten bekeuren en overbrengen op poene dat bij aldien bevonden wierd, dat hij ondervorster of schutter van het een of ander misdrijf bewust waere, en nalatig was gebleeven zulx zo als voorsz. is over te brengen alzulken calangie als de overtreeders van dusdanig misdrijf weeren schuldig geworden, op denzelver bij middelen en maniere van Regte zal werden verhaalt.

6.
Zal den zelven gehouden zijn op ordre van Officier oft Regenten ten allen tijde zo des avonds, snagts als bij daghen wanneer er op vreemde stroopers van turff, heij, tussen, vlaggen oft andere goederen mitsgaders op vreemde Land loopers, Beedelaars gepatrouilleert word, de Patrouilles behoorlijk te moeten adsisteeren en in allen op zigte van Officie weege de behulpsaeme hand te bieden, op poene vn bij gebreeke van dien, van zijne bedieninge germoveert < = ontslagen > te worden.
9.
Voorsz. zal dezelve al nog ten allen tijde, naukeurig moeten letten dat op geene straaten, gemeentens off andere gronden, eenige tussen, groes off vlaggen gestooken, off op onbehoorlijke en van outs verbodene Plaatzen eenige zogenaamde Strouwzel, heij off laar < = dicht ineen gegroeid vlotgras > gemaaijt, nog eenig hout en boemgewas door het stroopen beschaedigt en werde off zal de overtreeders van dien aanstonds moeten calangeeren en overbrengen als voor gemeld is zullende bij aldien kwam te blijken dat ’t een of ander hier bovengenoemd met zijn voorweeten geschiede off geschied waere, zonder dat hij alzulke overtreeders aen den Officier of President Scheepen had overgebragt, de boette van zodanig een overtreder op zijn tractement verhaalt worden.
11.
Denzelven zal ook wel en na behoeve in agt moeten neemen dat geene paerden, beesten, schaapen of ander weijvee eenige schade veroorsaake nog toe en brengen aan eenige graan, boekwijt of andere velden stont gewassen, mitsgaders aan eenige groes, weijvelden vroente of gemeenten en zulx bevindende gedaante werden, zodanig vee aanstonds moeten drijven in des gemeentens schutskooij, en vervolgens daer van aanstonds aan den Officier of President Scheepen kennisse geeven, zullende daer voer van de Eijgenaars van alzulk geschutte vee genieten, namentlijk: van ieder paard off beest van andere Plaatzen op de gemeente alhier bevonden werdende seeven stuijvers.
En van een kooij schaepen veertien stuijvers.
Item van ieder kooijschaapen van de Ingezeetenen binnen de teekens in de groes bevonden werdende zeeven stuijvers.
Van ieder paard in de graanen off vrugten bevonden wordende eene gulden.
En in dien van buijten de gemeente zijn eene gulden en tien stuijvers.
Van ieder beest vijftien stuijvers.
En van buijten de gemeente eene gulden.
Item van ieder paard of beest in ’t gras bevonden werdende vijftien stuijvers.
En van buijten de gemeente eene gulden.
Zullende hij schutter etc.
Aldus gedaan gereserveert en gearresteert in onse vergadering ten Raedhuijse van BAKEL desen agsten Februarij 1700 vier en seeventig presente pleno Colegio was geteekent W. v. RAVESTEIJN, J. van GRIENSVEN, JACOB MANDERS, JAN PEETER NOIJEN, FRANCIS MARTENS, GOORT NOIJEN, A. van de KERKHOFF onderstont Ter ordonnantie van dezelve en was geteekent A.A. van NOORT, Secrts.
Accordeert met voorsz Register / voor zo veel dit geëxtraheerde aangaat /
Quod Attestor
A. A. van NOORT.


d.d. 28-03-1786.

Aan de Edele Mogende Heeren Raden van Staten der Vereenigde NEDERLANDEN.

Geeven met verschuldigden eerbied te kennen de Regenten des Dorps van BAKEL Quartiere van PEELLAND Meijerije van S’BOSCH.
Dat hunne gemeente, welke bestaat uit schraale en magere Heij en Sandgronden, door Ingezeetenen der nabuurige Plaatzen zodanig misbruikt en beschadigt word, door het weinige gras het geene hier en daar in laagtens werd gevonden, dooe dezelve word weggemaaijd, met Schoppen afgestooken en weggehaald werd, welke mishandelingen, de van tijd tot tijd toeneemen oorsaak sullen zijn dat de Ingezeetenen die jaarlijks meer dan drie duizend guldens aan in koop van gras en Hooij moeten besteeden, geheel onvermogende zullen raaken hunne Lasten op te brengen, het nodige Vee voor den Ackerbouw geschikt te onderhouden, en dus hun eenigst bestaan sullen moeten laten varen, ten zij daar inne voorzien werde; om welk totaal bederff voor te koomen en de Supplianten bij hunne Memorie van Bezwaaren den 28e Maart 1786 geformeerd en aan Stadhouder en Ordinare Gecommitteerden overgegeven, zeer ernstig om eenig redres
< = herstel > hebben aangedrongen, uitwijzens extract daar aan ten dezen annex Sub N 1 dan waar en niet hebben mogen reússeeren
< = welig opgroeien >.
Weshalve de Supplianten een Reglement op het gebruik en bestier der gemeente hebben doen formeeren waar van zij de Vrijheid noemen een afschrift hier bij te voegen Sub No 2 met ootmoedig verzoek dat het zelve Reglement door U Edele Mo. in dier voegen mogen worden geapprobeerd.
’T Welk doende etc.

Extract uit de Memorie van Bezwaaren die van wegens den Dorpe BAKEL aan haar Ed. Mo. de Heeren Raden v. Staten dezer Vereenigde NEDERLANDEN dienen te werden voorgesteld.

Bestaande der / Beesten / meeste voeder in Heij en Stroo terwijl hun het nodigst voedzel van Gras en Hooij met geringe portien worde toegedeelt, alzoo de meeste Landlieden hun Hooij van HELMOND, AARLE en elders van Twaalff tot Twintig Stuivers de hondert ponden moeten halen en koopen behalven dat de Ingezetenen nog jaarlijks een aanmerkelijke Somme moeten opbrengen voor het gras dat zij op de Stok tot HELMOND, AARLE en elders tot voeding van hun Vee moeten pagten, waar van de Specifique opgaav den 14de maart jongstleeden door de Ingezeetenen gedaan, ver over de 3000 guldens bedraagd, welk gras zij nog zelvs Twee a drie uuren ver moeten gaan maaijen, hooijen en met hun Slegte karren, Paarden en veel al ossen t’huis haalen, terwijl zij dikwerff nog gevaar lopen, om bij een overloop van Waater dat bij donderschoeren als anders gebeurd, hun gemaaijde gras te verliesen of door aanhoudende Regens verdorven word, welk hooij zij nogtans hun Vee, waar door in het voorjaar als het warm word, Beesten en Schapen van dag tot dag te niet gaan en eindelijk sterven, die dan in het onvermogen zijn ander Vee te koopen, moeten hunnen Landbouw wegens gebrek aan het nodige mest, desert laten leggen, het geen aan de Gemeente een groot Bezwaar toebrengt.
Verders zijn door de Geërfdens alhier nog opgegeven als een groot point van bezwaar dat deeze Gemeente en deszelvs Moerpeel ( welke gelegen is omtrent ter lengte van Twee uuren ten Noorde aan de grenzen van de grondheerlijkheid en Commanderije van GEMERT, alwaar geen andere Scheiding is, als omtrent alle Quartiersturs een Scheiding of Limietpaal) door de Ingezetenen van die Plaats werd aangedaan welke groote Schade en inbreuk op onze Moerpeel en Gemeente aanregten.
Dat zij niet alleen in den Moerpeel invallen turff Steeken en weghaalen, maar daar en boven, in het zoogenaamde BEESTEVELDT off BROEK dat ook nevens de Gemeente van GEMERT gelegen is alle de weijde voor Paarden en Beesten met Schop en Spae afsteeken en t’huis haalen, dat er niets voor ons Vee aldaar te weiden is, gelijk zij ook langs de heele Limieting Noordwaards alle Heij, Strouwsel < = strooisel > en Laar < = zode van dicht ineengegroeid vlotgras > van de bergen wegmaaijen zoodat er geen Strouwzel voor ons Vee te vinden is, het gunt alhier in plaats van Strooij welks gewas niet halff toereikende is, moet gebruikt worden, terwijl zij niet ontzien zelvs met geweld onze Ingezetenen van haar eigen grond te verdrijven.
Dat wij niet alleen moeten zien en lijden, dat hun Vee op onze gemeente ter weide komt, maar ook gedoogen dat zij de Heide, weide en grond weghaalen, het geen door de tijd tot een geheel verderff van onze gemeente en verarming der Ingezeetenen verstrekken zal, zoo niet haar Ed. Mo. gelieven hier in eenige voorzieninge te doen.
Dat zulke inkruipingen zoodanig toenemen dat veele zig niet ontzien het vee onzer ingezeetenen van onzen eigen grond af te maaijen en te steeken, met groote bedrijgingen zelvs, zoo daar in belet worden, ten welke einde zig sommigen van Schietgeweer voorzien zoo als inzonderheid die van GEMERT een en andermaal bevonden zijn.
Welke behandelingen onze Ingezetenen zeer doet klagen, die beneffens andere plaatzen zooveel s’Lands en Dorpslasten moeten opbrengen, van het gebruik van hare eigene gemeente dus ontzet te worden, waar door met er tijd te voorsien is, dat er zig veele van het nodige Vee zullen moeten ontdoen, den Ackerbouw laten varen, en het land voor de Lasten laten leggen, zoo als reeds een en andere Stukken Lands daar van bewijsen zijn, die, voor de lasten verkogt zijnde, niets hebben mogen gelden, omtrent welke geweldige en kruipingen de Ingezetenen derhalve ootmoedig bidden, dat het Haar Edele Mogende behagen mag, te verstaan, dat sij haare Gemeente vreedzamig en vrij, met exclusie < = uitsluiting > van alle andere plaatsen, daar toe geen regt hebbende, mogen gebruiken en besitten.

! In de marge !

In margine stond
Sij deze gesteld in handen van Raad en Rentmeester Generaal der domeinen van BRABAND van RHEMEN, om, na verhoor van die geenen, die daar bij sijn geïnteresseerd haar Ed. Mo. te dienen van Bericht.
Act. 03 Juny 1788.
Geparapheert
H.J. STAVENISSE POUS
Onderstondt
Ter ordonn. Vande Raad v. State
Getekend
J.H. MOLLERUS

De Gemeente of Woeste gronden van BAKEL levert op de hoogtens Heij en Berggras en in de Laagtens voedergras, twee voornaame Articulen, die alhier door den Bouwmans niet gemist kunnen worden, alzoo de eerstgenoemde gewassen, hem tot voeder voor zijne Schaapen, en in plaatze van Stroo op zijnen Stal moeten dienen, terwijl het Laastgem. Product hem tot voeding voor zijne Paarden en Beesten verstrekt, om welke beide noodzakelijke middelen, dus te conserveeren; Regenten vermeenen niet ondienstig te zijn, het onderstaande tot een Reglement vast te stellen.

Reglement waar na alle Ingezeetenen van BAKEL en MILHEEZE als geregtigt zijnde tot het gebruik der gemeente of Woeste
plaatzen of Heijden gelegen binnen de paalen, zoo als die bij den Verkrijg of Koopbriev van Hertog JAN van BRABAND van den
1ste maart 1325 zijn gedesigneerd en omschreeven, namentlijk van den raade < = watermolen > van SCHIPSTAL tot de gemeente
van AARLE, en tot den gerechte van GEMERT, alzoo voort door den PEDEL en tot den gerechte van DOERNE ende van daar tot
de paelen van VLIERDEN bij den PROEFFWEIJER van WASSENBERG en de van daar tot de paelen AERTS van BREUHOVEN
tot CRUISSCHOT ende van daar weder tot den rade van SCHIPSTAL voorseid zig zullen moeten reguleeren in het gebruiken van
die Gemeente of woeste grond en Heijde.
Art. 1.
Niemand zal van deze Gemeente enid gebruik mogen maken met Vlaggen, Heij maaijen, Turff Steeken, Beesten stouwen < = drijven > of andersints als die wettig zullen kunnen bewijzen, daar toe geregtigt te zijn, en speciaal de Ingezeetenen van BAKEL aldaar vast gedomicilieerd en huishoudende op verbeurte van eene boete van vijftien gulden, mitsgaders de gestoken vlaggen en turff, als mede de Schoppen, vlag seijsen of andere Instrumenten daar toe gebruikt, gelijk ook de karren, Paarden waar mede de Vlaggen of Turff vervoert zullen worden.
Art. 2.
Die naar behoorlijk bekoome permissie Leem op de Gemeente graaft zal de kuilen wederom moeten aan en toevullen binnen vijff dagen op verbeurte van drie gulden.
Art. 3.
Niemand zal Heij maaijen of Turff steken mogen buiten het beslag, of die plaatzen welke gevrijd zijn, of alwaar aan gewesen is, dat geen heij gemaaijd of Turff gestooken mag worden op de verbeurte van drie gulden.
Art. 4.
Jaarlijks zal door de geëede Rotmeesters de Gemeente geïnspecteerd en tekenen gesteld worden waar geturft en Heijvlaggen gestoken zullen mogen worden, en waar van aan den volke bij Publicatie kennis zal gegeven worden met opgaav van de tijd, wanneer te beginnen en wanneer uit te scheiden.
Art. 5.
Niemand zal mogen heij maaijden of Turf steken voor of na zonnen ondergang op verbeurte van eene gulden.
Art. 6.
Al wie heij meid of Turfsteekt zal gehouden zijn op afvragen van Regenten of andere daar toe gequalificeerd zijn naam op te geven en voor wie hij Heij vlagt of Turfft en bij weigering zal hij in persoon werden gearresteerd en in Verseekering gebragt.
Art. 7.
Niemand zal Sand mogen laden of weghalen ter plaatze daar het zand begint te vliegen, op verbeurte van 30 Stuivers.
Art. 8.
De Vorster, Ondervorster of Schutter, gezwoorens en alle andere onder Eede staande zullen bevoegd zijn de Calange of aanhalinge te doen, en zal de invordering der Boeten en Executien van dien bij parate executie moeten geschieden door den Stadhouder van der Quartierschout die een derde der Boete aan den aan haler zal moeten betalen.
Art. 9.
Vreemde Beesten, Paarden of Schapen op de Gemeente bevonden wordende zullen moeten werden gebragt in de Schut kooy tot BAKEL en daar van in voegen als in het bovenstaande Articul ingevordert worden, volgens Schut reglement van dato 18e February 1774 bepaald.
Art. 10.
Niemand zal op de Gemeente meerder huisvorstvlaggen < = vlaggen of rússen om de nok van het dak af te dekken > mogen steeken, als hij nodig heevt om op sijn huizinge te leggen, of om een oven te dekken op de verbeurte van eene gulden.
Art. 11.
Insgelijks zal niemand meer Walrússen dan hij aan zijne buiten wallen, leggende teegens de Gemeente, nodig heeft, op de verbeurte van eene gulden thien stuijvers, en zal hij die meer Walrússen gestooken heeft gehouden zijn die wederom te doen zetten, ter plaatze daar hij die gestooken heeft.
Art. 12.
Niemand mag vlaggen halen daar groes staat op verbeurte van drie gulden, en die rússen steekt, blekt of vlagt, daar meer groese is dan heij, zal insgelijks drie gulden verbeuren.
Art. 13.
Die Heije of groese maaijd, blekt of steekt op eenige Straten of onder Poterije, zal verbeuren drie gulden.
Art. 14.
Die eenige Erven heevt daar het Sand uit is vliegende of begint te vliegen, die zal het alzoo stoppen en bewaren, dat de Gemeente of aangelegen Erven egeene Schade daar bij en komen te lijden of te hebben, op verbeurte van eene gulden, zoo dikwerff als zulx bevonden word.
Art. 15.
Niemand zal Huisen of Schuuren nader maaijen dan agt roeden, op den poen van eene gulden.
Art. 16.
Niemand zal heije of Laar moogen maaijen op de Bergen of daar vliegende zand is op den poen van eene gulden.
Art. 17.
Niemand vermag eenige Beesten te drijven in de Gemeente Beemden noch op hunne eigen erffenisse voor den 24e Augustus of naa den laasten April op de boete van Twee gulden.
Art. 18.
Niemand vermag eenige aardhoopen op de gemeente maaken, ten zij met goedvinden van de Rotmeesters en de aardrússen wederom na behooren en te zetten, op den poen van drie gulden.
Art. 19.
Niemand vermag met eenige Zeijsen, Vlagschuppen, Peelspaaijen of andere Instrumenten, maaijen, steken of blekken, en aan of omtrent de plaatsen hier ondergenoemd, of zal door ider Ingezeeten verbeurd worden, telken rijze drie gulden, en buiten gezeetenen zullen gehandelt worden, als hier boven articul eén gezegt.
Art. 20.
De Plaatzen, op welke hier meede verbooden zijn, dat niet gemaaijd, gestooken of geblekt mogen werden, maar alleen geschikt zijn tot weide voor Paarden en Beesten zijn
de LANGE VLAAS aan HET OVERSCHOT;
HET VEN aan HET GEENEN EINDT;
HET GOOR aan HET NUIJEN EINDT;
DE MORTEL aan DE SCHOUW boven DE RIJPELBERG;
HET VEN boven DE HOEFF; en
DE EESSEN boven DE WEIJR
Alles zoo verre de Schutteekenen of opgeworpen aardhoopen aan en rondsom die plaatzen te zien zijn, Reserveerende de Regenten aan haar de magt, om nog andere groesplaatzen tot voeding van Paarden en Beesten te bepalen, en met Sand hoopen of aardhopen in vreede te leggen als hun Eerw. In tijd en wijlen sullen koomen goed te vinden, en waar van als dan bij Publicatie den Ingezetenen kennis zal gegeven worden.
Art. 21.
En, om de geduurige klagten voor te komen, dat door zwermende Bijen langs openbaar wegen geen menschen of Vee beschadigt worde, zal niemand der Ingezeetenen zijne Erven paalende aan eenige mest of andere gemeene drijfwegen, dijcken, straten of voetpaden, door eenige buiten gezeetenen mogen laten gebruiken of zelvs daar van gebruik maaken, om daar op in het Saijsoen van het bloeijen van den Boekweit, Bijen te setten of te laten zetten op verbeurte van dezelve Bijen of eene boete van Tien gulden, zullen boven dien van idere Stok Beijen, die van buiten in koomen, en op binnen Erven geset worden, ten behoeve dezer gemeente betaald moeten worden, drie Stuivers welk Staangeld de Borgemeesters in der tijd sullen moeten ophaalen en verantwoorden.
Art. 22.
Niemand vermag eenige heggen, Bomen of andere Houtwas te Stroopen, Blekken of beschaadigen, of zal telken reijze verbeuren drie gulden.
Art. 23.
Niemand vermag eenige Beesten te drijven beneeden de PEEL of onder de kuilen of velden van St. Jan tot prima September op poene van Twee gulden.

Website door Active-Bits