Deel 1
d.d. 11-11-1801.
Missive aan
De Maire van VENROOIJ
De 11 Novb. 1801.
Den 11 December 1801.
Aan den Burger GIJSKENS, Maire van VENRAIJ.
Burger !
Uwe Missive van den 3 deezer ontvange ik daar zoo op het ogenblik, dog hebbe daar niet bij gevonden de informatien, door den Vreede-Richter ingewonnen, zonder welke egter niets tegen de Delinquenten kan worden ondernoomen, aangezien uit de zelve informatien alleen kan consteeren de Corpore Delicti. Hierom insteere ik < = houd ik aan > nogmaals, dat alle de ingenomen stukken bij copie authenticq ten allerspoedigsten aan mij worde toegezonden, buiten het welk door de justitie hier te Lande in deeze zaak, nog door mij in mijne qualiteit, nog door de Drossaarde van de omleggende plaatzen, niets zal of kan worden gedaan of geëffectueert.
Heil en Agting.
d.d 13-11-1801.
Copie
Memorie van het geene de navolgende personen, alle inwoonderen van GEMERT, aan mij M.F. D’ECEVISSE Drossard van GEMERT hebben opgegeeven dat Conform de waarheid zoude zijn, namentlijk MATTHIJS de GROOD oud omtrent 36 jaaren, zegt op of ontrent den 13e 9ber < = 13 November > 1801 door twee aan hem onbekende manspersoonen te paard, omtrent den avond, omtrent zijne wooninge alhier op DEN HEUVEL, op de publicque straat aangezogt en gevraagt te zijn geweest, om naar DEURNE in DEN SWAAN te gaan, dat hij vier Croonen konde verdienen. En dat hij MATTHIJS de GROOD, geweer mede moesten brengen en dien zelfden avond voor half tien uuren in DEN SWAEN te DEURNE te komen, en dat aan hem aldaar zoude gezegt worden wat hij moeste verrigten, en dat ingeval hij dat niet wilde doen, hij MATTHIJS de GROOD als dan naar huijs konde gaan, en dat aan hem voor zijn komste naat DEURNE, zoude betaald worden, zegt verders dat die twee onbekende manspersoonen zegden, dat een karre met goed te DEURNE stond en dat die karre naar VENRAIJ diezelve nagt doorgebragt moest worden, dat er die nagt kans was – den voorn. MATTHIJS de GROOD zegt als nog, dat deze twee persoonen scheenen Jonge menschen te zijn, den enen lang smal, lang opgeschooten, gekleed met enen blauwen Rok een rood kamisool of vest, een groote driekante opgetoomde hoed, zege eindelijk dat dien langen voorgn. Persoon, aan hem gezegd had dat hij van SOMEREN vandaan of geboortig was, en dat den tweeden of anderen persoon klein van postuur was, jong schijnende nog geen 20 Jaaren bleek te zijn, gekleed met een blauwen keel zooals de boeren draagen, en hoed voor los afhangende, zoo als de boeren draagen, en dat die twee voornoemde persoonen dien zelfden avond, al nog van GEMERT zijn vertrokken.
HENDRIK van HOEF, zegt, dat op of omtrent den 13e 9ber 1801, omtrent den avond op DEN HEUVEL alhier, op de Straat voor de deur van zijn wooning, zijn gekoomen twee manspersoonen, te paard zittende, hem onbekend, welke persoonen vraagden of alhier binnen GEMERT, volck te krijgen was, zeggende dat er niets te draagen of te sleepen was, en verders heeft hij HENDRIK van HOEF van voors. twee manspersoonen niets hooren zeggen.
PEETER SMITS oud omtrent 50 Jaaren, zegt dat aan zijne deur of woninge, op of omtrent den 13e 9ber 1801 twee bij hem onbekende manspersoonen te paard zijn gekomen van DEN HEUVEL onder GEMERT, welke twee persoonen zeijden dat zij van HELMOND quaamen, en dat zij te HELMOND enig volk hadden gekreegen, om een karre goeds van DEURNE naar VENRAIJ te brengen, beloovende aan hem en een zijnen zoons JOHANNES ieder vier Croonen, en dat hij en sijnen zoon dien zelfden avond ten 9 uuren in DE SWAAN te DEURNE moesten weezen, en dat dien hospes in DE SWAEN er goed voor spreeken zoude als zij daar waren.
JAN HAESEVELD, oud omtrent 33 Jaeren zegt dat hij op of omtrent den13e 9ber l.l. door twee onbekende manspersooen te paard zittende binnen GEMERT op DEN HEUVEL op de publieke Straat, aangezogt of gevraagt is geworden, m naar DEURNE in DE SWAAN te komen, met gelaaden geweer, en zulks op dien zelfden avond ten neegen uuren, dat hij 4 Croonen zoude genieten of hebben, en als hij te DEURNE was, en het hem niet aanstond, als dan voor zijne moeite zoude betaald worden, en na huis konde gaan, zegt verders dat hij zulke presentatie niet heeft willen aanneemen, en dat hij ook niet weet dat iemand van GEMERT zulks gedaan heeft.
ARNOLDUS HERLINGS, oud omtrent 43 Jaaren, zegt dat hij op of omtrent den 13e 9ber 1801 omtrent den avond, door twee aan hem onbekende manspersoonen, te paard zittende op de publieke Straat op DEN HEUVEL binnen GEMERT is gevraagt geworden om dien zelfden avond omtrent 9 uuren, met geweer te komen in DEN SWAAN te DEURNE, dat hij 4 Croonen zoude genieten, en dat hij te DEURNE zijnde, en het hem niet aanstond, voor zijne moeyten zoude betaalt worden, en naar huis wederom konde gaan: zegt eijndelijk dat hij zulks niet heeft willen doen, omdat hij dogt dat die zaaken niet wel bestonden.
Voor Copie conform
Onleesbaar.
d.d. 21-11-1801.
Maire van VENRAIJ
27 Novb. 1801.
No 81.
VENRAY den 6 Frimaire 10de jaar der Fransche een en onverdeelbaar Replublyk ouden styl den 27 November 1801.
Den Burger GYSKENS maire der mairie VENRAY en OIRLO
Aan
Den Burger ADRICHEN advocaat fiscaal en procureur general van ’t voormalig gewest BATAAFSCH BRABAND.
Burger !
Op dien van Ued. mij op gisteren toegekoomen missive dient dat den Burger LOMJUGE DE PAIX te GELDER en tegenwoordig officier de police van dit Canton in gepasseerde Weeke het delict begaan aan ’t bureau principal heeft doen Constateeren, zijnde ook voorneemens naastkoomenden Woensdag en Donderdag de preparatoire < = voorbereidende > informatien alhier te beëindigen dewijl hem andere omstandigheeden hebben belet, dient als nu hiermede dat den 23 Brumaire laatstleeden of den 14 November ’s morgens circa vier uuren en een half de deur van den Receveur Principal der douanen alhier op eene geweldadige wijze is opengeloopen met een zwaar houd daar toe special vervaardigt en het meestendeel der gedepositeerde goederen van groote waarde gerooft en gevoert naar de Meijerie door eene gewaapende bende bestaande naar ’t algemeen gerugt in meer als veertig persoonen te voet en twintig te paard; zommige beweeren van 80 Persoonen bij-een verzamelt; den ontvanger met zijne Huisvrouwe en meid zeer mishandelt en verscheide wonden bekoomen; de bande had haar voorneemen dusdaniglijk ingericht dat weinige Burgers haar durfde wederstaan; zij heeft met den eersten aanval beginnen te schieten, door bij naar alle straaten door haar bezet, zij deeden niets als schreeuwen vloeken en comenteeren < = kommentarieren > ten einde dat een ieder Burger schroomde, waarom ik alles aanwend om de daaders te ontdekken indien men nu onderricht is dat de goederen naar de Meijerie van ’S BOSCH zijn getransporteert gelijk uit de bijgevoegde Copien te zien is waartoe den Burger JOANNIS MARCELLIS inwoonder van DEURNE woonagtig in DEN PEEL in de zoogenoemde HUT ontrent de grensscheiding gelijk ook den Burger GOOSSENS inwoonder in de herberge DE ZWAAN waarschijnlijk omstandige ophelderingen zullen kunnen geeven en overmits ook ’t gerugt zig verspreit dat deeze Bende in de Meijerie in zekere Dorpen zig zou verzamelt hebben, dat ook de geroofde goederen daardoor bij vollen dag zijn gevoert, zoo is ’t te vermoeden dat de ingezeetenen waarvan Ued. meld inbegreepen die van GEMERT aan ’t factum < = daad > schuldig zijn, ik twijffel dus niet of Ued. zal de noodige middelen ter ontdekking dier Bende weeten uit te vinden; in zoo verre ik; Ued. nader zal kunnen elucideeren
< = verklaren > zal ik daartoe niets negligeeren < = verzuimen, aangezien ik zulks voor mijne pligt agte en van den anderen kant, om af te weeren den schade waarmede de gemeente bedrijgt word ik blijve alzoo
Met heil en agting
GIJSKENS.
d.d. 22-11-1801.
Copie.
Den Commis Collecteur P. BOERS tot DEURNE
Aan
Den Burger GIJSKENS maire van VENRAY.
DEURNE den 22 November 1801.
Burger !
Op Ued. missive van den 21 deeze tot Ued. narigt, dat ik wel op den 14 deezer dat alhier zijn aangekoomen drie karren gelaaden met zeventien pakjes goed dewelke ik heb geplombeert, maar Ued. meld van weegens Engelsche goederen, deeze waaren na mijn beste geweeten geen Engelsche maar Duitsche goederen geweest volgens declaratie koomende van WEZEL en Ued. gelieft mij te vergen om den Naam op te geeven, wien die passeport geligt heeft Burger zulks kan of mag ik niet doen, Volgens ordre van deeze Lande, mag ik geen naam bekent maaken aan niemand wie passepoort heeft geligt.
Hier mede hoop ik aan Ued. verzoek zal voldoen heb na toewensching van alle heil
Hiermede van mij gegroet blijvende
Was geteekent BOERS Commis Collesteur
Voor gelijkluidende afschrift
GIJSKENS.
22-11-1801.
Copie.
DEURNE den 22 November 1801 ‘t 7de jaar der BATAAVSCH Vrijheid.
Den Drossard van DEURNE en LIESSEL
Aan
De maire van VENRAY.
Mede Burger !
Ued. missive van den 20e op heden eerst ontvangen dient, hoe gaarne ik tot handhaving der Justitie, de hulpzaame hand wil toe reiken, echter omtrent de berooving van Ued. Comptoir, tot heeden niets als los gerugt vernoomen heb.
Wel is waar dat ik vernomen had, dat bij GOOSSENS, en elders eenige vreemdelingen zoude zijn geweest, waarop ik seffens met de Militaire in Specie en patrouille heb gemaakt en in DEURNE geene vreemdelingen als en persoonen met behoorlijke Passen had bevonden ten huizen van A. GOOSSENS, aar op dat hij als Castelijn geen aanbrenging had gedaan; heb hem volgens de wet gecallangeert voor ieder persoon 6 gulden, met waarschouwing in’t toekomende geene vreemdelingen meer zonder aanbrengen te logeeren.
Dit is al wat ik tot heden aan Ued. kan mede deelen, dog zoo dra iets nader verneem zal ik Ued. kennis geeven.
Groete Ued. met agting
Was geteekent J.W. van de MORTEL.
P.S.
Ik ben voornemens binnen kort een Reisje te doen mogelijk zal eenige zaaken ontdekken, en Ued. dan kennis geeven.
Voor gelijkluidende afschrift
GIJSKENS.
d.d. 23-11-1801.
Den Weledelgestr. Heer en Mr. Van ADRICHEM Fiscaal etc.
Amice !
Wegens tand-pijn niet mogende uijtgaan, en over een briev UwEedgestr. moeten spreken Solliciteer ik vriendelijk, om uijtgaande eens bij mij te willen instappen. Ben met de meeste agtingen
J.J.
P. LOSECAAT
S’BOSCH 23 Nov: 1801.
d.d. 23-11-1801.
Aan den Advocaat Fiscaal & Procureur Generaal van BATAAFSCHE BRABAND.
Drost van DEURNE, d. 23 Nov. 1801.
Den Drossard van DEURNE & LIESSEL
Aan
De Advocaat Fiscaal en Procureur generaal van BATAAFSCH BRABAND in DEN BOSCH.
Mede Burger !
Op gisteren ontvang ik eenen brief van de Maire van VENRAIJ inhoudende dat het Comptoir der Douane den 14e l.l. aldaar beroofd was en zo hij geïnformeerd dat de Effecten door DEURNE gepasseerd & en vermits de justitie daar aangelegen was; verzogt daar van bericht – heb daar op bericht, dat ik wegens die berooving niet dan losse gerugt vernoomen had, dat ik wel vernoomen had, dat bij eenen GOOSSENS veele vreemdelingen waaren geweest dat ik zavons met de Militaire alle suspecti < = verdachte > en andere huijsen heb gevisiteert en geene vreemdelinge, als d’perzoone bij GOOSSENS met goede passen bij A. GOOSSENS had bevonden, en om dat hij geen aangeving van die perzoone had gedaan heb gecallangeert in een boete van 6 guldens voor ieder perzoon, met een verdere waarschuwing & dat is al wat ik den Maire heb mede gedeelt met belofte, dat zodra ik iets nader vernam, hem te zullen kennis geven.
Aldus diend deezes U Ed. van het geval kennis te geven, om dat ik de zaak eerst als losse gerugte moest beschouwen, aangezien den Maire van VENRAIJ, mij niet eerder kennis gaf als gisteren, en daar het geval 8 dagen gepasseerd was, dat ik aan zijn, ter Contrarie < = strijdige > bij eenige gevallen, hem altoos op eerste onddekking, per Expresse heb kennis gegeven. Dus konde ik er geen geloof aan slaan, dat de zaak, zo hevig gevogten en geschoten, zo mij geinformeert is, ook zoude de goederen hier over getransporteert zijn, dog ik kon niets als losse gerugten opgeven, hoe dit een en andere is toe gegaan.
Heil & Broederschap
J.W. van de MORTEL.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
De Municip. Administratie te VENROIJ
Dato 24 Novb. 1801.
Den 24e November 1801.
Aan de Municipale Administratie van VENROIJ.
Burgers !
Van ter zijde geïnformeerd wordende, dat nu onlangs het huis van den Ontvanger binnen Uwe Gemeente op eene geweldadige wijse des nagts zoude zijn opengebroken en uijt het zelve onderscheijdende aldaar gedepasiteerde < = ………> goederen geroofd en mede genoomen; en dat deeze daad van geweld zoude gepleegt zijn door Ingezeetenen van DEURNE, HELMOND, VLIERDEN en SOMEREN zoo vinde ik mij, in mijne qualiteit verpligt, om, ten eijnde wegens deeze zaak nadere, meerdere en legaale informatien te bekoomen, mij bij Ue te vervoegen met instantelijk verzoek, dat Gij L. aan mij zoo spoedig mogelijk, gelieft te doen geworden een omstandig Proces Verbaal van dat geval, als mede zodanige verklaringen, als welke omtrent deeze zaak binnen U.L. Gemeente te bekoomen zijn, zoo doenlijk met opgave of uijt duijding der persoonen, welke zig aan dat geweld hebben schuldig gemaakt, ten eijnde ik in staat gesteld worde, om te zorgen dat de Justitie in deezen ten rigoureusten gehandhaafd worde, en de schuldigen, zoo verre die Ingezeetenen deezer Republiek zijn, naar verdiensten worden gestraft,
Heil en Agting.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
Den Agent van Justitie
Dato 24 Novb. 1801.
Den 24e November 1801.
Aan den Agent van Justitie der BATAAFSCHE REPUBLIEK.
Burger Agent !
Van ter zijde geïnformeerd wordende, dat nu onlangs het huis van den Ontvanger der Douanes te VENROOIJ, FRANSCH Territoir, geleegen op de grensen der Meijerij, ruim 12 uuren van hier, op eene geweldadige wijse des nagts zoude zijn opgebroken en uijt het zelve mede genoomen zijn onderscheijdende aldaar gedepositeerde < = in bewaring genomen > goederen, die door de Fransche Commisen en geemploijeerdens op de Limiten waren aangehaald; en dat de Fait zoude gepleegt weezen door Ingezeetenen van deeze Republiek, op de nabuurige Dorpen in de Meijerij woonagtig: zoo twijfel ik niet, of dit geval zal éclat < = ongunstige ruchtbaarheid > maaken, en ter kennisse van het BATAAFSCHE Gouvernement gebragt worden. Hier om heb ik nodig geoordeelt U van het zelve te prevenieeren < = voorkomen > en te melden, dat ik per Expresse aan Municipale Administratie van VENROOIJ voornt. hebbe geschreeve, en verzogt, dat de zelve, zoo spoedig mogelijk, aan mij geliefde te doen geworden een Omstandig Proces Verbaal van het geval, mitsgaders zodanige verklaringen, als welke aldaar deezen aangaande te bekoomen zouden zijn, zoo doenlijk met uitduiding der persoonen, welke zig aan dat Fait hadden schuldig gemaakt, ten einde ik daar voor in staat zoude geraaken, om te kunnen zorgen, dat de Justitie ook in dezen rigoureuselijk gehandhaafd, en de schuldigen zoo verre die mogten zijn ingezeetenen deeze Republiek, naar mentis < = …. > gestraft zouden worden.
Heil en Agting.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
Den Drosst. van DEURNE.
Den 24 November 1801.
Aan den Drossard van DEURNE en LIESSEL.
Mede burger !
Ik worde door de tweede en derde hand geinformeert, dat nu onlangs het Huis van den Onvanger te VENROOIJ op eene geweldadige wijze des nagts zou zijn opengebrooken, en uit het zelve verscheide aldaar gedepositeerde goederen geroofd en mede genomen; en dat dit Fait zoude gepleegt zijn door Ingezeetenen van DEURNE, HELMONT, VLIERDEN en SOMEREN, ja zelfs dat daar bij Militaire zouden hebben geadsisteerd, en wel speciaal een of meer Militairen van DEURNE, wordende zelfs eenige persoonen nomination genoemd.
Hierom, daar bij zeeker van deeze zaak kennis moet hebben, als in de nabijheid uwer Residentie gepleegd, requireere ik ten allerspoedigsten, des noods zelfs per Expresse, van U alle die informatie, welke gij daar van hebt of weet, ten einde onverwijld werk gemaakt worde, om deeze zaak grondig te onderzoeken, en de schuldige naar merites te straffen.
H. en Br.
d.d. 27-11-??
Aan den Heere
& Mr. H.A. van ADRICHEM
in DEN BOSCH
P. RAVENS.
Amice,
Uwrd geEerde van 25 dezer is mij wegens de slegte weg gisteren omtrent 12 uur eerst bezorgt direct zond ik brenger deezes met de brief waar op hij antwoord te rug brengt nevens de informatien die hij heeft kunnen bekomen zo als het gemeenlijk met diergelijke gevallen gaat was de zaak hier heel anders vertelt en wel op eene wijze als of de France commiesen met de Eygenaars van het goed onder een deken laagen en ’t een door gestoken werk was geweest anders had ik er zeker iets van gemeld zo verre ik hebbe kunnen vernemen zijn er geen Helmonders bij geweest.
De wegen zijn nooyt slegter geweest, alles staat onder water door de aanhoudende reegen, te ST. OEDENRODE is voor de brug een Helmonds paard gisteren verdronken van een boer van mij die met zijn zoon per geluk door een schuyt zijn gered de brenger dezes heeft gisteren met ’t slegte weer tot aan zijn knien door ’t water moeten sukkelen.
’T Geval is brutaal getracteert en resideert voornamentlijk te DEURNE daar zij haar vergadering hebben gehouden daags te vooren hadden zij hier ook wel 20 man geengangeert om goed binnen te dragen dog toen zij den volgenden dag vernamen dat de Expeditie tot in VENROOY was en dat het goed van ’t Comptoir gehaald moest worden wilde niemant mede gaan, de geheele zomer hebben ’t arme volk van hier en omleggende plaatsen zig na DEURNE aan de hut en na SOMEREN aan de hut begeven om koren en tarwe binnen te dragen zij hadden 6 a 7 stuyvers per vat, droegen 2 vat en 2 maal op een nagt dan hadden zij een goede daghuur verdient ’t volk dat overdag in DE PEEL gingen werken droegen snagts koren zo dat er dit jaar weinig turf gestoken is en daar op valt dit natte weer zo dat de brand veel duurder is als ik dezelve ooijt gekent hebbe ik hebbe het zedert enige tijd zeer volhandig gehad hebbe een steenoven gestookt en ben thans weer bezig om een partij van de omgeaayde boomen tot koopen bij een te laten brengen en uutteroeyn om over 14 dagen te verkopen het weer en weg is te slegt anders had ik ee kar koren gezonden en met een ’t plantsoen voor CRIS om de vragt te menageeren < = te ontzien > dog als ik mijn kar niet kan zenden wil ik zo het niet te laat is ’t plantsoen aanstaande Donderdag met de voerman wel zenden het geen mij met brenger gelieft te laaten weeten zo er dan direct ocatie < = gelegenheid > is op ZEELAND is ’t goed anders kan het ligt bevriezen ik plante altijd in het voorjaar.
Als het weer en weg zo slegt blijft zal Mevrouw denke ik de S.NICOLAAS gasten niet verwagten ik denke dat de F voor die tijd wel hier zal komen.
Na veele Complimenten van ons alle aan Uwrd en lieve aanhorige blijve als altoos T.T. QELS
Vanhuijs vrijdag avond.
Daar ik denke dat er grond is om meer van dat werk gewaar te worden zende deze ten eersten om alles te vertellen.
d.d. 27-11-1801.
Drost van DEURNE.
Aan
De Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig gewest BATAAFSCH BRABAND in DEN BOSCH.
DEURNE den 27e November 1801.
Het 7e jaar der Bataafsche Vrijheid.
Den Drossard van DEURNE en LIESSEL.
Aan
Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van BATAAFSCH BRABAND in den BOSCH.
Mede Burger !
Geeve U Ed. kennis dat ik den 23e l.l. meden boode van DEURNE een voorloopig berigt heb gegeven. Echter vernomen dat dezelve niet om het hoog water was gegaan, en dezelve nevens gaande brief te heb laaten te Rugh halen, dewelke hier nevens zenden, waar uit U Ed. eenige Elucidatie
< = opheldering > zult kunnen op merken. Verders diend dat ik nader geinformeert ben, dat bij den Ontvanger hier op ’t Comptoir 3 karren met goederen zijn geweest, waar op 17 Pakken goed was, en die hadden laaten plombeeren, en een paspoort geEischt van 17 pakken Duitsche goederen komende van WEEZEL maar wat voor Luijden dat daar bij waaren wist hij niet. Militairen had hij niet gezien, maar wel die zwart gemaakt waaren.
Van andere lieden kon ik geen informatien bekomen ieder zwijgt als zij mij zien. Dat er ingezeetenen van dit gewest bij zijn geweest, daar twijffele geenzins aan, dog met zekerheid zoude ik er geen durven op te geven, ook niet van de Militaire, om dat het geval in den nagt is geschied, dit kan ik U Ed. op geven dat ik den 13 een patrouillie in BROUWHUIJZE en een dito over BAKEL, AERLE & LIESHOUT en HELMOND had gezonden en den 14 een op BAKEL & MILHEEZE, en een met mij in DEURNE, zo als inde voorige vermeld heb. Echter wil niet zeggen, of dezelve zoude evenwel in den nagt die zaak hebben kunne verrigten.
Ook heb ik gehoord dat de goederen tot SOMEREN zoude zijn geweest, en dat daar nog eenige geschillen, daar over zoude zijn geweest, intusschen niets zeekers maar ik zal heden en morgen proberen meer verligting te bekomen, en U Ed. tegens Maandag als het water niet hinderd mondelings spreeken vertrouwe hier mede tot hier aan U Ed. voldaan te hebben.
Heil en Broederschap
J.W. van den MORTEL.
d.d. 28-11-1801.
Missive aan:
Den Drossd. Van DEURNE.
d. 28e Novemb. 1801.
Den 28 November 1801.
Aan den Drossaard van DEURNE en LIESSEL
Medeburger,
Beide uwe Brieven van den 23 & 28 dezer ontvange heden per Expresse: kortelijk diend tot antwoord, dat de zaak te VENROOIJ voorgevallen, zeer zeeker groote gevolgen moet hebben, en ongetwijfeld een demellé < = opheldering > moet worden tusschen de Regeeringen der beide Republieken, en dat gij, als de naast bij geleegene Officier van deeze zijde, zult gevergt worden tot voldoende informatien, wegens het gepasseerde; derhalven is het heel zeer uwe zaak, om met de meesten spoed alles nauwkeurig te onderzoeken: GOSSENS moet onder Eede gehoord worden op Articulen over die geenen, die aan zijn huis geweest zijn; zoo ook den Ontvanger. Die geen, welke het Detachement te DEURNE commandeert, is verantwoordelijk voor zijne Manschappen, waar de zelve dien nagt geweest zijn; en in eengerlije andere omstandigheden, die op het nauwkeurigste moeten onderzogt worde, en waar op ten eersten van u antwoord verwagte.
d.d. 29-11-1801.
Missive aan de Maire van VENRAIJ, d 29 Novemb. 1801.
Den 29 November 1801.
Aan den Burger GIJSKENS, Maire der Mairie van VENRAIJ.
Burger !
Gisteren avond is mij uwe Missive van den 27 deezer met de Bijlage ter hand gekoomen, en ik bedanke voor de provisioneele mij medegedeelde Informatie, dog verzoeke te gelijk in standelijk te effectueeren, dat de Burger LOM, Juge de Paix te GELDER, en Officier de Police van uw Canton, welke gij meld, dat aanstaande Woensdag en Donderdag de preparatoire < = voorbereidende > Informatie zal doen beëedigen, aan mij, zoo spoedig doenlijk, laate toekoomen Copien Authenticq van alle de bewijsen, welke in deeze zaak van eenigen dienst voor de Justitie kunnen weezen, alzoo ik niet zal nalaaten, om in mijne qualiteit alles te doen en aan te wenden, waar door dit horribel Fait grondig onderzogt, en de daaders tot hunne condigne
< = passende > straffe gebragt worden.
H. en Br:.
d.d. 29-11-1801.
Missive aan den Agent van Justitie, d= 29 Novb. 1801.
Den 29 November 1801.
Aan den Agent van Justitie der BATAAFSCHE REPUBLIEK.
Burger Agent !
Bij mijne Missive van den 24 deezer had ik de eer U kennis te geeven van de geweldaadigheden, gepleegt aan huis van den Ontvanger der Douanes te VENROOIJ of VENRAIJ, en dat ik daar over had geschreeve aan de Municipale < = plaatselijke > administratie aldaar. Mijn Expresse, derwaarts gezonden, is gisteren avond van daar geretourneerd met een Brief van den Maire dier plaats, waar uit blijkt, dat op den 14e deezer, des morgens circa
½ 5 uure, de deur van gemd. Ontvanger met een zwaar hout is opengeloopen, en het meestendeel der gedepositeerde < = in bewaring gegeven > goederen van groote waarde gerooft en vervoert naar deeze Meijerije door eene gewaapende Bende van ruim 40 man te voet en wel 20 te Paerd. Dat de Ontvanger, zijne Huisvrouw en Meid zeer mishandelt zijn en verscheide wonden bekoomen hebben, - en dat die Bende zoo door schieten, & schreeuwen als door ’t bezetten van alle de straaten en dergelijke een zoo algemeenen schrik onder de Ingezeetenen van VENRAIJ heeft te weege gebragt, dat niemand uit zijn huis had durven koomen.
Dat voorts de Officier de Police van VENRAIJ, welke te GELDER woonagtig is, van het geval wel eenige preparatoire informatien was koomen neemen, dog niet voor aanstaande Woensdag en Donderdag zig aldaar zoude sisteere < = vervoegen; verschijnen > tot verder onderzoek en het beëedigen der Informatien.
Door andere Canaalen ben ik in ’t zeekere geinformeert, dat de gem. Bende heeft bestaan uijt Ingezeetenen deezer Republiek, welke te DEURNE, VLIERDEN, SOMEREN (alle drie Dorpen der Meijerije) en GEMERT (voor heen aan de Duitsche Orde, dog thans aan deeze Republiek behoorende) woonagtig zijn; en dat de in voege voors. geroofde goederen op karren zijn gelaaden, van VENRAIJ getransporteert naar DEURNE, aldaar aan het Comptoir der Convoijen en Licenten aangegeeven voor Duitsche goederen, komende van WEZEL en bestaande in 17 Baalen, en met een Paspoort van het zelve Comptoir alzoo verder hier te Lande ingebragt zijn.
De Commis Collesteur P. BOERS te DEURNE weigert des wegens nadere opening te geeven; en daar de Justitie zeer waarschijnlijk veel ligt uit kan zoude kunnen krijgen; zoo versoeke ik, dat van zelven P. BOERS mag werden geordonneerd, om aan mij, of aan den geenen, die ik daar toe zoude qualificeeren, te geeven visie en alle ouvertures, ( = inleiding tot onderhandelingen ), deeze zaak aangaande, als mede om onder Eede geregtelijk te antwoorden op zodanige Interrogatorien, als aan hem mijnentwegen opzigtelijk deeze zaak mogten woerden voorgehouden; en dat die depèche
< = ambtelijke mededeling > voor gem. Commis P. BOERS aan mij mag worden toegezonden, om daar van gebruik te maaken, wanneer ik zulks best convenabel < = geschikt > zal vinden.
H. & Agting.
d.d. 30-11-1801.
Post Scriptum, aan
Den Drost van DEURNE
d.d. 30 Novb. 1801
P.S. aan den Drost van DEURNE.
Ik verwagte met ongeduld Uwe nadere Informatien wegens de geweldadigheden te VENRAIJ. Ik hoore, dat daags voor ’t geval die Bende bij een is geweest ten huize van GOOSSENS, die nog wel 300 guldens van de Contrabandiers zoude te pretendeeren hebben. Zeer zeker kent hij een groot gedeelte van dat volk, en weet voldoende opheldringe te geeven. JOHANNEES MARCELIS in DE HUT in DE PEEL kent de zaak en de Persoonen ook zeer wel, daar hij nog geld van dat volk te pretendeeren heeft, en’er ook een kogel door zijn huis op dien tijd gevloogen is. Dit zijn met meer anderen al te maal zaaken, die gij niet ignoreeren < = onkundig houden > kunt, en welke luiden door U op Interrogatorien onder Eede met hunne Huisgenooten moeten worden gehoort
30 Nobb: 1801.
09-12-1801.
Aan
Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van ’t voorm. Gewest BATAAFSCH BRABAND, in DEN BOSCH. N. 22.
Rel. 9 December 1801.
Voor het Land No. 22.
Nota. De dagtekening en het Nummer of de Letter van dit Besluit, by de aanhaling van hetzelve, nauwkeurig uittedrukken.
Extract uit het Register der Besluiten van het Staats-Bewind der BATAAFSCHE REPUBLICQ.
Donderdag den 3 December 1801 Gedelibereerd zijnde op ene Missive van den agent van Justitie in dato den 2e dezer maand N 34, nopens ene geweldadige inbraak en gepleegde dieverije in het huis van den ontvanger der Douanes te VENRAY / Fransch Territoiry gelegen op de grenzen der Mijerije, door Ingezetenen van de Republiek, is conform de voordragt daar bij gedaan besloten, de Commis Collecteur P. BOERS te DEURNE aan te schrijven en te gelasten, zo als geschiedt bij deze, om aan den advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig Gewest BATAAFSCHE BRABAND, oft aan den genen dien hier daartoe zoude qualificeren, te geven visie en alle ouvertures < = inleidingen > de opgemelde zaak concernerende < = betreffende >, als mede om onder Eede gerechtelijk te antwoorden op zodanige Interrogatoiren < = vraagstukken >, als aan hem van wegens den zelven advocaat Fiscaal en Procureur Generaal op zichtelijk deze zaak mogten worden voorgehouden.
En zal Extract dezes aan, den Agent van Justitie worden gezonden, tot Informatie, mitsgaders gelijk Extract aan den advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig Gewest BATAAFSCH BRABAND; ten einde daar van gebruik te maken, wanneer het zulks het meest convenabel
< = geschikt; passend > zal oordelen.
…………
Coll
G.L. GERTSEN
Ceva.
! In de marge !
Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal v.’t voorm. Ges. BAT. BRABAND
d.d. 10-12-1801.
Aan
Den Burger ADRICHEM advocaat fiscaal en procureur generaal van ’t voormaalig gewest BATAAFSCH BRABAND
Tot
S’BOSCH
11 Xbris 1801.
No 86.
VENRAY den 12 Frimaire 10de jaar ouden stijl 3 December 1801
Den Burger GIJSKENS maire van VENRAY.
Aan den Burger ADRICHEM advocaat fiscaal en procureur generaal van ’t voormaalig gewest BATAAFSCH BRABAND.
Burger !
Heden heeft den Vreedens-Richter zijne preparatoire informatien ten aanzien van ’t feit begaan aan ’t bureau principal der Douanen alhier geëindigt, naar welke gemelten Richter eenen beslooten Brief aan den Drossard van DEURNE met expresse van hier heeft toegezonden waarschijnlijk met invitatie alle Recherchen tot ontdekking der daaders te doen; in Zijne genome informatien consteert < = blijkt > geene kentenisse der Roovers, dewijl deze naar ’t algemeen gerucht inwoonders zijn van de Meijerie; zoo ik verneem heeft zig een Bande vervoegt dags te vooren bij de Weduwe van ASTEN te HELMOND, daar bij worden genoemt twee te paard met naame Van de VEN deze zouden naar GEMERT hebben gereden om volk aan te neemen, waarvan dien avond ook eenige te HELMOND bij de andere zig zouden verzammelt hebben, en ons is ’t te vermoeden dat even zoo den Drossard van HELMOND, SOMEREN als van DEURNE daar van zal onderricht zijn.
Ik geloof zoo haast UEd. of de Drossarden de Suspecten zullen in detentie gebragt hebben, de Daaders als dan zullen kenbaar worden.
Overmist niet alleen onze gemeente, den welke met de vergoeding word bedreigt; maar ook de justitie daar aan gelegen is, zoo verzoek zeer vriendelijk alzulke mesuren < = maatregelen; voorzorgen > te neemen als UEd. zal goed vinden.
Heil en agting
GIJSKENS.