Venray, Overval op Douanekantoor
De Kroniek van Driek
VENRAY.
Overval op Douanekantoor.
Rijksarchief in Noord-Brabant.
Archieven van Brabant
Toegangsnummer 19.
Inv.nr. 1300.
Een geval te VENRAIJ van Baldadigheden in 1800.
d.d. 11-11-1801.
Missive aan
De Maire van VENROOIJ
De 11 Novb. 1801.
Den 11 December 1801.
Aan den Burger GIJSKENS, Maire van VENRAIJ.
Burger !
Uwe Missive van den 3 deezer ontvange ik daar zoo op het ogenblik, dog hebbe daar niet bij gevonden de informatien, door den Vreede-Richter ingewonnen, zonder welke egter niets tegen de Delinquenten kan worden ondernoomen, aangezien uit de zelve informatien alleen kan consteeren de Corpore Delicti. Hierom insteere ik < = houd ik aan > nogmaals, dat alle de ingenomen stukken bij copie authenticq ten allerspoedigsten aan mij worde toegezonden, buiten het welk door de justitie hier te Lande in deeze zaak, nog door mij in mijne qualiteit, nog door de Drossaarde van de omleggende plaatzen, niets zal of kan worden gedaan of geëffectueert.
Heil en Agting.
d.d 13-11-1801.
Copie
Memorie van het geene de navolgende personen, alle inwoonderen van GEMERT, aan mij M.F. D’ECEVISSE Drossard van GEMERT hebben opgegeeven dat Conform de waarheid zoude zijn, namentlijk MATTHIJS de GROOD oud omtrent 36 jaaren, zegt op of ontrent den 13e 9ber < = 13 November > 1801 door twee aan hem onbekende manspersoonen te paard, omtrent den avond, omtrent zijne wooninge alhier op DEN HEUVEL, op de publicque straat aangezogt en gevraagt te zijn geweest, om naar DEURNE in DEN SWAAN te gaan, dat hij vier Croonen konde verdienen. En dat hij MATTHIJS de GROOD, geweer mede moesten brengen en dien zelfden avond voor half tien uuren in DEN SWAEN te DEURNE te komen, en dat aan hem aldaar zoude gezegt worden wat hij moeste verrigten, en dat ingeval hij dat niet wilde doen, hij MATTHIJS de GROOD als dan naar huijs konde gaan, en dat aan hem voor zijn komste naat DEURNE, zoude betaald worden, zegt verders dat die twee onbekende manspersoonen zegden, dat een karre met goed te DEURNE stond en dat die karre naar VENRAIJ diezelve nagt doorgebragt moest worden, dat er die nagt kans was – den voorn. MATTHIJS de GROOD zegt als nog, dat deze twee persoonen scheenen Jonge menschen te zijn, den enen lang smal, lang opgeschooten, gekleed met enen blauwen Rok een rood kamisool of vest, een groote driekante opgetoomde hoed, zege eindelijk dat dien langen voorgn. Persoon, aan hem gezegd had dat hij van SOMEREN vandaan of geboortig was, en dat den tweeden of anderen persoon klein van postuur was, jong schijnende nog geen 20 Jaaren bleek te zijn, gekleed met een blauwen keel zooals de boeren draagen, en hoed voor los afhangende, zoo als de boeren draagen, en dat die twee voornoemde persoonen dien zelfden avond, al nog van GEMERT zijn vertrokken.
HENDRIK van HOEF, zegt, dat op of omtrent den 13e 9ber 1801, omtrent den avond op DEN HEUVEL alhier, op de Straat voor de deur van zijn wooning, zijn gekoomen twee manspersoonen, te paard zittende, hem onbekend, welke persoonen vraagden of alhier binnen GEMERT, volck te krijgen was, zeggende dat er niets te draagen of te sleepen was, en verders heeft hij HENDRIK van HOEF van voors. twee manspersoonen niets hooren zeggen.
PEETER SMITS oud omtrent 50 Jaaren, zegt dat aan zijne deur of woninge, op of omtrent den 13e 9ber 1801 twee bij hem onbekende manspersoonen te paard zijn gekomen van DEN HEUVEL onder GEMERT, welke twee persoonen zeijden dat zij van HELMOND quaamen, en dat zij te HELMOND enig volk hadden gekreegen, om een karre goeds van DEURNE naar VENRAIJ te brengen, beloovende aan hem en een zijnen zoons JOHANNES ieder vier Croonen, en dat hij en sijnen zoon dien zelfden avond ten 9 uuren in DE SWAAN te DEURNE moesten weezen, en dat dien hospes in DE SWAEN er goed voor spreeken zoude als zij daar waren.
JAN HAESEVELD, oud omtrent 33 Jaeren zegt dat hij op of omtrent den13e 9ber l.l. door twee onbekende manspersooen te paard zittende binnen GEMERT op DEN HEUVEL op de publieke Straat, aangezogt of gevraagt is geworden, m naar DEURNE in DE SWAAN te komen, met gelaaden geweer, en zulks op dien zelfden avond ten neegen uuren, dat hij 4 Croonen zoude genieten of hebben, en als hij te DEURNE was, en het hem niet aanstond, als dan voor zijne moeite zoude betaald worden, en na huis konde gaan, zegt verders dat hij zulke presentatie niet heeft willen aanneemen, en dat hij ook niet weet dat iemand van GEMERT zulks gedaan heeft.
ARNOLDUS HERLINGS, oud omtrent 43 Jaaren, zegt dat hij op of omtrent den 13e 9ber 1801 omtrent den avond, door twee aan hem onbekende manspersoonen, te paard zittende op de publieke Straat op DEN HEUVEL binnen GEMERT is gevraagt geworden om dien zelfden avond omtrent 9 uuren, met geweer te komen in DEN SWAAN te DEURNE, dat hij 4 Croonen zoude genieten, en dat hij te DEURNE zijnde, en het hem niet aanstond, voor zijne moeyten zoude betaalt worden, en naar huis wederom konde gaan: zegt eijndelijk dat hij zulks niet heeft willen doen, omdat hij dogt dat die zaaken niet wel bestonden.
Voor Copie conform
Onleesbaar.
d.d. 21-11-1801.
Maire van VENRAIJ
27 Novb. 1801.
No 81.
VENRAY den 6 Frimaire 10de jaar der Fransche een en onverdeelbaar Replublyk ouden styl den 27 November 1801.
Den Burger GYSKENS maire der mairie VENRAY en OIRLO
Aan
Den Burger ADRICHEN advocaat fiscaal en procureur general van ’t voormalig gewest BATAAFSCH BRABAND.
Burger !
Op dien van Ued. mij op gisteren toegekoomen missive dient dat den Burger LOMJUGE DE PAIX te GELDER en tegenwoordig officier de police van dit Canton in gepasseerde Weeke het delict begaan aan ’t bureau principal heeft doen Constateeren, zijnde ook voorneemens naastkoomenden Woensdag en Donderdag de preparatoire < = voorbereidende > informatien alhier te beëindigen dewijl hem andere omstandigheeden hebben belet, dient als nu hiermede dat den 23 Brumaire laatstleeden of den 14 November ’s morgens circa vier uuren en een half de deur van den Receveur Principal der douanen alhier op eene geweldadige wijze is opengeloopen met een zwaar houd daar toe special vervaardigt en het meestendeel der gedepositeerde goederen van groote waarde gerooft en gevoert naar de Meijerie door eene gewaapende bende bestaande naar ’t algemeen gerugt in meer als veertig persoonen te voet en twintig te paard; zommige beweeren van 80 Persoonen bij-een verzamelt; den ontvanger met zijne Huisvrouwe en meid zeer mishandelt en verscheide wonden bekoomen; de bande had haar voorneemen dusdaniglijk ingericht dat weinige Burgers haar durfde wederstaan; zij heeft met den eersten aanval beginnen te schieten, door bij naar alle straaten door haar bezet, zij deeden niets als schreeuwen vloeken en comenteeren < = kommentarieren > ten einde dat een ieder Burger schroomde, waarom ik alles aanwend om de daaders te ontdekken indien men nu onderricht is dat de goederen naar de Meijerie van ’S BOSCH zijn getransporteert gelijk uit de bijgevoegde Copien te zien is waartoe den Burger JOANNIS MARCELLIS inwoonder van DEURNE woonagtig in DEN PEEL in de zoogenoemde HUT ontrent de grensscheiding gelijk ook den Burger GOOSSENS inwoonder in de herberge DE ZWAAN waarschijnlijk omstandige ophelderingen zullen kunnen geeven en overmits ook ’t gerugt zig verspreit dat deeze Bende in de Meijerie in zekere Dorpen zig zou verzamelt hebben, dat ook de geroofde goederen daardoor bij vollen dag zijn gevoert, zoo is ’t te vermoeden dat de ingezeetenen waarvan Ued. meld inbegreepen die van GEMERT aan ’t factum < = daad > schuldig zijn, ik twijffel dus niet of Ued. zal de noodige middelen ter ontdekking dier Bende weeten uit te vinden; in zoo verre ik; Ued. nader zal kunnen elucideeren
< = verklaren > zal ik daartoe niets negligeeren < = verzuimen, aangezien ik zulks voor mijne pligt agte en van den anderen kant, om af te weeren den schade waarmede de gemeente bedrijgt word ik blijve alzoo
Met heil en agting
GIJSKENS.
d.d. 22-11-1801.
Copie.
Den Commis Collecteur P. BOERS tot DEURNE
Aan
Den Burger GIJSKENS maire van VENRAY.
DEURNE den 22 November 1801.
Burger !
Op Ued. missive van den 21 deeze tot Ued. narigt, dat ik wel op den 14 deezer dat alhier zijn aangekoomen drie karren gelaaden met zeventien pakjes goed dewelke ik heb geplombeert, maar Ued. meld van weegens Engelsche goederen, deeze waaren na mijn beste geweeten geen Engelsche maar Duitsche goederen geweest volgens declaratie koomende van WEZEL en Ued. gelieft mij te vergen om den Naam op te geeven, wien die passeport geligt heeft Burger zulks kan of mag ik niet doen, Volgens ordre van deeze Lande, mag ik geen naam bekent maaken aan niemand wie passepoort heeft geligt.
Hier mede hoop ik aan Ued. verzoek zal voldoen heb na toewensching van alle heil
Hiermede van mij gegroet blijvende
Was geteekent BOERS Commis Collesteur
Voor gelijkluidende afschrift
GIJSKENS.
22-11-1801.
Copie.
DEURNE den 22 November 1801 ‘t 7de jaar der BATAAVSCH Vrijheid.
Den Drossard van DEURNE en LIESSEL
Aan
De maire van VENRAY.
Mede Burger !
Ued. missive van den 20e op heden eerst ontvangen dient, hoe gaarne ik tot handhaving der Justitie, de hulpzaame hand wil toe reiken, echter omtrent de berooving van Ued. Comptoir, tot heeden niets als los gerugt vernoomen heb.
Wel is waar dat ik vernomen had, dat bij GOOSSENS, en elders eenige vreemdelingen zoude zijn geweest, waarop ik seffens met de Militaire in Specie en patrouille heb gemaakt en in DEURNE geene vreemdelingen als en persoonen met behoorlijke Passen had bevonden ten huizen van A. GOOSSENS, aar op dat hij als Castelijn geen aanbrenging had gedaan; heb hem volgens de wet gecallangeert voor ieder persoon 6 gulden, met waarschouwing in’t toekomende geene vreemdelingen meer zonder aanbrengen te logeeren.
Dit is al wat ik tot heden aan Ued. kan mede deelen, dog zoo dra iets nader verneem zal ik Ued. kennis geeven.
Groete Ued. met agting
Was geteekent J.W. van de MORTEL.
P.S.
Ik ben voornemens binnen kort een Reisje te doen mogelijk zal eenige zaaken ontdekken, en Ued. dan kennis geeven.
Voor gelijkluidende afschrift
GIJSKENS.
d.d. 23-11-1801.
Den Weledelgestr. Heer en Mr. Van ADRICHEM Fiscaal etc.
Amice !
Wegens tand-pijn niet mogende uijtgaan, en over een briev UwEedgestr. moeten spreken Solliciteer ik vriendelijk, om uijtgaande eens bij mij te willen instappen. Ben met de meeste agtingen
J.J.
P. LOSECAAT
S’BOSCH 23 Nov: 1801.
d.d. 23-11-1801.
Aan den Advocaat Fiscaal & Procureur Generaal van BATAAFSCHE BRABAND.
Drost van DEURNE, d. 23 Nov. 1801.
Den Drossard van DEURNE & LIESSEL
Aan
De Advocaat Fiscaal en Procureur generaal van BATAAFSCH BRABAND in DEN BOSCH.
Mede Burger !
Op gisteren ontvang ik eenen brief van de Maire van VENRAIJ inhoudende dat het Comptoir der Douane den 14e l.l. aldaar beroofd was en zo hij geïnformeerd dat de Effecten door DEURNE gepasseerd & en vermits de justitie daar aangelegen was; verzogt daar van bericht – heb daar op bericht, dat ik wegens die berooving niet dan losse gerugt vernoomen had, dat ik wel vernoomen had, dat bij eenen GOOSSENS veele vreemdelingen waaren geweest dat ik zavons met de Militaire alle suspecti < = verdachte > en andere huijsen heb gevisiteert en geene vreemdelinge, als d’perzoone bij GOOSSENS met goede passen bij A. GOOSSENS had bevonden, en om dat hij geen aangeving van die perzoone had gedaan heb gecallangeert in een boete van 6 guldens voor ieder perzoon, met een verdere waarschuwing & dat is al wat ik den Maire heb mede gedeelt met belofte, dat zodra ik iets nader vernam, hem te zullen kennis geven.
Aldus diend deezes U Ed. van het geval kennis te geven, om dat ik de zaak eerst als losse gerugte moest beschouwen, aangezien den Maire van VENRAIJ, mij niet eerder kennis gaf als gisteren, en daar het geval 8 dagen gepasseerd was, dat ik aan zijn, ter Contrarie < = strijdige > bij eenige gevallen, hem altoos op eerste onddekking, per Expresse heb kennis gegeven. Dus konde ik er geen geloof aan slaan, dat de zaak, zo hevig gevogten en geschoten, zo mij geinformeert is, ook zoude de goederen hier over getransporteert zijn, dog ik kon niets als losse gerugten opgeven, hoe dit een en andere is toe gegaan.
Heil & Broederschap
J.W. van de MORTEL.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
De Municip. Administratie te VENROIJ
Dato 24 Novb. 1801.
Den 24e November 1801.
Aan de Municipale Administratie van VENROIJ.
Burgers !
Van ter zijde geïnformeerd wordende, dat nu onlangs het huis van den Ontvanger binnen Uwe Gemeente op eene geweldadige wijse des nagts zoude zijn opengebroken en uijt het zelve onderscheijdende aldaar gedepasiteerde < = ………> goederen geroofd en mede genoomen; en dat deeze daad van geweld zoude gepleegt zijn door Ingezeetenen van DEURNE, HELMOND, VLIERDEN en SOMEREN zoo vinde ik mij, in mijne qualiteit verpligt, om, ten eijnde wegens deeze zaak nadere, meerdere en legaale informatien te bekoomen, mij bij Ue te vervoegen met instantelijk verzoek, dat Gij L. aan mij zoo spoedig mogelijk, gelieft te doen geworden een omstandig Proces Verbaal van dat geval, als mede zodanige verklaringen, als welke omtrent deeze zaak binnen U.L. Gemeente te bekoomen zijn, zoo doenlijk met opgave of uijt duijding der persoonen, welke zig aan dat geweld hebben schuldig gemaakt, ten eijnde ik in staat gesteld worde, om te zorgen dat de Justitie in deezen ten rigoureusten gehandhaafd worde, en de schuldigen, zoo verre die Ingezeetenen deezer Republiek zijn, naar verdiensten worden gestraft,
Heil en Agting.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
Den Agent van Justitie
Dato 24 Novb. 1801.
Den 24e November 1801.
Aan den Agent van Justitie der BATAAFSCHE REPUBLIEK.
Burger Agent !
Van ter zijde geïnformeerd wordende, dat nu onlangs het huis van den Ontvanger der Douanes te VENROOIJ, FRANSCH Territoir, geleegen op de grensen der Meijerij, ruim 12 uuren van hier, op eene geweldadige wijse des nagts zoude zijn opgebroken en uijt het zelve mede genoomen zijn onderscheijdende aldaar gedepositeerde < = in bewaring genomen > goederen, die door de Fransche Commisen en geemploijeerdens op de Limiten waren aangehaald; en dat de Fait zoude gepleegt weezen door Ingezeetenen van deeze Republiek, op de nabuurige Dorpen in de Meijerij woonagtig: zoo twijfel ik niet, of dit geval zal éclat < = ongunstige ruchtbaarheid > maaken, en ter kennisse van het BATAAFSCHE Gouvernement gebragt worden. Hier om heb ik nodig geoordeelt U van het zelve te prevenieeren < = voorkomen > en te melden, dat ik per Expresse aan Municipale Administratie van VENROOIJ voornt. hebbe geschreeve, en verzogt, dat de zelve, zoo spoedig mogelijk, aan mij geliefde te doen geworden een Omstandig Proces Verbaal van het geval, mitsgaders zodanige verklaringen, als welke aldaar deezen aangaande te bekoomen zouden zijn, zoo doenlijk met uitduiding der persoonen, welke zig aan dat Fait hadden schuldig gemaakt, ten einde ik daar voor in staat zoude geraaken, om te kunnen zorgen, dat de Justitie ook in dezen rigoureuselijk gehandhaafd, en de schuldigen zoo verre die mogten zijn ingezeetenen deeze Republiek, naar mentis < = …. > gestraft zouden worden.
Heil en Agting.
d.d. 24-11-1801.
Missive
Aan
Den Drosst. van DEURNE.
Den 24 November 1801.
Aan den Drossard van DEURNE en LIESSEL.
Mede burger !
Ik worde door de tweede en derde hand geinformeert, dat nu onlangs het Huis van den Onvanger te VENROOIJ op eene geweldadige wijze des nagts zou zijn opengebrooken, en uit het zelve verscheide aldaar gedepositeerde goederen geroofd en mede genomen; en dat dit Fait zoude gepleegt zijn door Ingezeetenen van DEURNE, HELMONT, VLIERDEN en SOMEREN, ja zelfs dat daar bij Militaire zouden hebben geadsisteerd, en wel speciaal een of meer Militairen van DEURNE, wordende zelfs eenige persoonen nomination genoemd.
Hierom, daar bij zeeker van deeze zaak kennis moet hebben, als in de nabijheid uwer Residentie gepleegd, requireere ik ten allerspoedigsten, des noods zelfs per Expresse, van U alle die informatie, welke gij daar van hebt of weet, ten einde onverwijld werk gemaakt worde, om deeze zaak grondig te onderzoeken, en de schuldige naar merites te straffen.
H. en Br.
d.d. 27-11-??
Aan den Heere
& Mr. H.A. van ADRICHEM
in DEN BOSCH
P. RAVENS.
Amice,
Uwrd geEerde van 25 dezer is mij wegens de slegte weg gisteren omtrent 12 uur eerst bezorgt direct zond ik brenger deezes met de brief waar op hij antwoord te rug brengt nevens de informatien die hij heeft kunnen bekomen zo als het gemeenlijk met diergelijke gevallen gaat was de zaak hier heel anders vertelt en wel op eene wijze als of de France commiesen met de Eygenaars van het goed onder een deken laagen en ’t een door gestoken werk was geweest anders had ik er zeker iets van gemeld zo verre ik hebbe kunnen vernemen zijn er geen Helmonders bij geweest.
De wegen zijn nooyt slegter geweest, alles staat onder water door de aanhoudende reegen, te ST. OEDENRODE is voor de brug een Helmonds paard gisteren verdronken van een boer van mij die met zijn zoon per geluk door een schuyt zijn gered de brenger dezes heeft gisteren met ’t slegte weer tot aan zijn knien door ’t water moeten sukkelen.
’T Geval is brutaal getracteert en resideert voornamentlijk te DEURNE daar zij haar vergadering hebben gehouden daags te vooren hadden zij hier ook wel 20 man geengangeert om goed binnen te dragen dog toen zij den volgenden dag vernamen dat de Expeditie tot in VENROOY was en dat het goed van ’t Comptoir gehaald moest worden wilde niemant mede gaan, de geheele zomer hebben ’t arme volk van hier en omleggende plaatsen zig na DEURNE aan de hut en na SOMEREN aan de hut begeven om koren en tarwe binnen te dragen zij hadden 6 a 7 stuyvers per vat, droegen 2 vat en 2 maal op een nagt dan hadden zij een goede daghuur verdient ’t volk dat overdag in DE PEEL gingen werken droegen snagts koren zo dat er dit jaar weinig turf gestoken is en daar op valt dit natte weer zo dat de brand veel duurder is als ik dezelve ooijt gekent hebbe ik hebbe het zedert enige tijd zeer volhandig gehad hebbe een steenoven gestookt en ben thans weer bezig om een partij van de omgeaayde boomen tot koopen bij een te laten brengen en uutteroeyn om over 14 dagen te verkopen het weer en weg is te slegt anders had ik ee kar koren gezonden en met een ’t plantsoen voor CRIS om de vragt te menageeren < = te ontzien > dog als ik mijn kar niet kan zenden wil ik zo het niet te laat is ’t plantsoen aanstaande Donderdag met de voerman wel zenden het geen mij met brenger gelieft te laaten weeten zo er dan direct ocatie < = gelegenheid > is op ZEELAND is ’t goed anders kan het ligt bevriezen ik plante altijd in het voorjaar.
Als het weer en weg zo slegt blijft zal Mevrouw denke ik de S.NICOLAAS gasten niet verwagten ik denke dat de F voor die tijd wel hier zal komen.
Na veele Complimenten van ons alle aan Uwrd en lieve aanhorige blijve als altoos T.T. QELS
Vanhuijs vrijdag avond.
Daar ik denke dat er grond is om meer van dat werk gewaar te worden zende deze ten eersten om alles te vertellen.
d.d. 27-11-1801.
Drost van DEURNE.
Aan
De Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig gewest BATAAFSCH BRABAND in DEN BOSCH.
DEURNE den 27e November 1801.
Het 7e jaar der Bataafsche Vrijheid.
Den Drossard van DEURNE en LIESSEL.
Aan
Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van BATAAFSCH BRABAND in den BOSCH.
Mede Burger !
Geeve U Ed. kennis dat ik den 23e l.l. meden boode van DEURNE een voorloopig berigt heb gegeven. Echter vernomen dat dezelve niet om het hoog water was gegaan, en dezelve nevens gaande brief te heb laaten te Rugh halen, dewelke hier nevens zenden, waar uit U Ed. eenige Elucidatie
< = opheldering > zult kunnen op merken. Verders diend dat ik nader geinformeert ben, dat bij den Ontvanger hier op ’t Comptoir 3 karren met goederen zijn geweest, waar op 17 Pakken goed was, en die hadden laaten plombeeren, en een paspoort geEischt van 17 pakken Duitsche goederen komende van WEEZEL maar wat voor Luijden dat daar bij waaren wist hij niet. Militairen had hij niet gezien, maar wel die zwart gemaakt waaren.
Van andere lieden kon ik geen informatien bekomen ieder zwijgt als zij mij zien. Dat er ingezeetenen van dit gewest bij zijn geweest, daar twijffele geenzins aan, dog met zekerheid zoude ik er geen durven op te geven, ook niet van de Militaire, om dat het geval in den nagt is geschied, dit kan ik U Ed. op geven dat ik den 13 een patrouillie in BROUWHUIJZE en een dito over BAKEL, AERLE & LIESHOUT en HELMOND had gezonden en den 14 een op BAKEL & MILHEEZE, en een met mij in DEURNE, zo als inde voorige vermeld heb. Echter wil niet zeggen, of dezelve zoude evenwel in den nagt die zaak hebben kunne verrigten.
Ook heb ik gehoord dat de goederen tot SOMEREN zoude zijn geweest, en dat daar nog eenige geschillen, daar over zoude zijn geweest, intusschen niets zeekers maar ik zal heden en morgen proberen meer verligting te bekomen, en U Ed. tegens Maandag als het water niet hinderd mondelings spreeken vertrouwe hier mede tot hier aan U Ed. voldaan te hebben.
Heil en Broederschap
J.W. van den MORTEL.
d.d. 28-11-1801.
Missive aan:
Den Drossd. Van DEURNE.
d. 28e Novemb. 1801.
Den 28 November 1801.
Aan den Drossaard van DEURNE en LIESSEL
Medeburger,
Beide uwe Brieven van den 23 & 28 dezer ontvange heden per Expresse: kortelijk diend tot antwoord, dat de zaak te VENROOIJ voorgevallen, zeer zeeker groote gevolgen moet hebben, en ongetwijfeld een demellé < = opheldering > moet worden tusschen de Regeeringen der beide Republieken, en dat gij, als de naast bij geleegene Officier van deeze zijde, zult gevergt worden tot voldoende informatien, wegens het gepasseerde; derhalven is het heel zeer uwe zaak, om met de meesten spoed alles nauwkeurig te onderzoeken: GOSSENS moet onder Eede gehoord worden op Articulen over die geenen, die aan zijn huis geweest zijn; zoo ook den Ontvanger. Die geen, welke het Detachement te DEURNE commandeert, is verantwoordelijk voor zijne Manschappen, waar de zelve dien nagt geweest zijn; en in eengerlije andere omstandigheden, die op het nauwkeurigste moeten onderzogt worde, en waar op ten eersten van u antwoord verwagte.
d.d. 29-11-1801.
Missive aan de Maire van VENRAIJ, d 29 Novemb. 1801.
Den 29 November 1801.
Aan den Burger GIJSKENS, Maire der Mairie van VENRAIJ.
Burger !
Gisteren avond is mij uwe Missive van den 27 deezer met de Bijlage ter hand gekoomen, en ik bedanke voor de provisioneele mij medegedeelde Informatie, dog verzoeke te gelijk in standelijk te effectueeren, dat de Burger LOM, Juge de Paix te GELDER, en Officier de Police van uw Canton, welke gij meld, dat aanstaande Woensdag en Donderdag de preparatoire < = voorbereidende > Informatie zal doen beëedigen, aan mij, zoo spoedig doenlijk, laate toekoomen Copien Authenticq van alle de bewijsen, welke in deeze zaak van eenigen dienst voor de Justitie kunnen weezen, alzoo ik niet zal nalaaten, om in mijne qualiteit alles te doen en aan te wenden, waar door dit horribel Fait grondig onderzogt, en de daaders tot hunne condigne
< = passende > straffe gebragt worden.
H. en Br:.
d.d. 29-11-1801.
Missive aan den Agent van Justitie, d= 29 Novb. 1801.
Den 29 November 1801.
Aan den Agent van Justitie der BATAAFSCHE REPUBLIEK.
Burger Agent !
Bij mijne Missive van den 24 deezer had ik de eer U kennis te geeven van de geweldaadigheden, gepleegt aan huis van den Ontvanger der Douanes te VENROOIJ of VENRAIJ, en dat ik daar over had geschreeve aan de Municipale < = plaatselijke > administratie aldaar. Mijn Expresse, derwaarts gezonden, is gisteren avond van daar geretourneerd met een Brief van den Maire dier plaats, waar uit blijkt, dat op den 14e deezer, des morgens circa
½ 5 uure, de deur van gemd. Ontvanger met een zwaar hout is opengeloopen, en het meestendeel der gedepositeerde < = in bewaring gegeven > goederen van groote waarde gerooft en vervoert naar deeze Meijerije door eene gewaapende Bende van ruim 40 man te voet en wel 20 te Paerd. Dat de Ontvanger, zijne Huisvrouw en Meid zeer mishandelt zijn en verscheide wonden bekoomen hebben, - en dat die Bende zoo door schieten, & schreeuwen als door ’t bezetten van alle de straaten en dergelijke een zoo algemeenen schrik onder de Ingezeetenen van VENRAIJ heeft te weege gebragt, dat niemand uit zijn huis had durven koomen.
Dat voorts de Officier de Police van VENRAIJ, welke te GELDER woonagtig is, van het geval wel eenige preparatoire informatien was koomen neemen, dog niet voor aanstaande Woensdag en Donderdag zig aldaar zoude sisteere < = vervoegen; verschijnen > tot verder onderzoek en het beëedigen der Informatien.
Door andere Canaalen ben ik in ’t zeekere geinformeert, dat de gem. Bende heeft bestaan uijt Ingezeetenen deezer Republiek, welke te DEURNE, VLIERDEN, SOMEREN (alle drie Dorpen der Meijerije) en GEMERT (voor heen aan de Duitsche Orde, dog thans aan deeze Republiek behoorende) woonagtig zijn; en dat de in voege voors. geroofde goederen op karren zijn gelaaden, van VENRAIJ getransporteert naar DEURNE, aldaar aan het Comptoir der Convoijen en Licenten aangegeeven voor Duitsche goederen, komende van WEZEL en bestaande in 17 Baalen, en met een Paspoort van het zelve Comptoir alzoo verder hier te Lande ingebragt zijn.
De Commis Collesteur P. BOERS te DEURNE weigert des wegens nadere opening te geeven; en daar de Justitie zeer waarschijnlijk veel ligt uit kan zoude kunnen krijgen; zoo versoeke ik, dat van zelven P. BOERS mag werden geordonneerd, om aan mij, of aan den geenen, die ik daar toe zoude qualificeeren, te geeven visie en alle ouvertures, ( = inleiding tot onderhandelingen ), deeze zaak aangaande, als mede om onder Eede geregtelijk te antwoorden op zodanige Interrogatorien, als aan hem mijnentwegen opzigtelijk deeze zaak mogten woerden voorgehouden; en dat die depèche
< = ambtelijke mededeling > voor gem. Commis P. BOERS aan mij mag worden toegezonden, om daar van gebruik te maaken, wanneer ik zulks best convenabel < = geschikt > zal vinden.
H. & Agting.
d.d. 30-11-1801.
Post Scriptum, aan
Den Drost van DEURNE
d.d. 30 Novb. 1801
P.S. aan den Drost van DEURNE.
Ik verwagte met ongeduld Uwe nadere Informatien wegens de geweldadigheden te VENRAIJ. Ik hoore, dat daags voor ’t geval die Bende bij een is geweest ten huize van GOOSSENS, die nog wel 300 guldens van de Contrabandiers zoude te pretendeeren hebben. Zeer zeker kent hij een groot gedeelte van dat volk, en weet voldoende opheldringe te geeven. JOHANNEES MARCELIS in DE HUT in DE PEEL kent de zaak en de Persoonen ook zeer wel, daar hij nog geld van dat volk te pretendeeren heeft, en’er ook een kogel door zijn huis op dien tijd gevloogen is. Dit zijn met meer anderen al te maal zaaken, die gij niet ignoreeren < = onkundig houden > kunt, en welke luiden door U op Interrogatorien onder Eede met hunne Huisgenooten moeten worden gehoort
30 Nobb: 1801.
09-12-1801.
Aan
Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van ’t voorm. Gewest BATAAFSCH BRABAND, in DEN BOSCH. N. 22.
Rel. 9 December 1801.
Voor het Land No. 22.
Nota. De dagtekening en het Nummer of de Letter van dit Besluit, by de aanhaling van hetzelve, nauwkeurig uittedrukken.
Extract uit het Register der Besluiten van het Staats-Bewind der BATAAFSCHE REPUBLICQ.
Donderdag den 3 December 1801 Gedelibereerd zijnde op ene Missive van den agent van Justitie in dato den 2e dezer maand N 34, nopens ene geweldadige inbraak en gepleegde dieverije in het huis van den ontvanger der Douanes te VENRAY / Fransch Territoiry gelegen op de grenzen der Mijerije, door Ingezetenen van de Republiek, is conform de voordragt daar bij gedaan besloten, de Commis Collecteur P. BOERS te DEURNE aan te schrijven en te gelasten, zo als geschiedt bij deze, om aan den advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig Gewest BATAAFSCHE BRABAND, oft aan den genen dien hier daartoe zoude qualificeren, te geven visie en alle ouvertures < = inleidingen > de opgemelde zaak concernerende < = betreffende >, als mede om onder Eede gerechtelijk te antwoorden op zodanige Interrogatoiren < = vraagstukken >, als aan hem van wegens den zelven advocaat Fiscaal en Procureur Generaal op zichtelijk deze zaak mogten worden voorgehouden.
En zal Extract dezes aan, den Agent van Justitie worden gezonden, tot Informatie, mitsgaders gelijk Extract aan den advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormalig Gewest BATAAFSCH BRABAND; ten einde daar van gebruik te maken, wanneer het zulks het meest convenabel
< = geschikt; passend > zal oordelen.
…………
Coll
G.L. GERTSEN
Ceva.
! In de marge !
Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal v.’t voorm. Ges. BAT. BRABAND
d.d. 10-12-1801.
Aan
Den Burger ADRICHEM advocaat fiscaal en procureur generaal van ’t voormaalig gewest BATAAFSCH BRABAND
Tot
S’BOSCH
11 Xbris 1801.
No 86.
VENRAY den 12 Frimaire 10de jaar ouden stijl 3 December 1801
Den Burger GIJSKENS maire van VENRAY.
Aan den Burger ADRICHEM advocaat fiscaal en procureur generaal van ’t voormaalig gewest BATAAFSCH BRABAND.
Burger !
Heden heeft den Vreedens-Richter zijne preparatoire informatien ten aanzien van ’t feit begaan aan ’t bureau principal der Douanen alhier geëindigt, naar welke gemelten Richter eenen beslooten Brief aan den Drossard van DEURNE met expresse van hier heeft toegezonden waarschijnlijk met invitatie alle Recherchen tot ontdekking der daaders te doen; in Zijne genome informatien consteert < = blijkt > geene kentenisse der Roovers, dewijl deze naar ’t algemeen gerucht inwoonders zijn van de Meijerie; zoo ik verneem heeft zig een Bande vervoegt dags te vooren bij de Weduwe van ASTEN te HELMOND, daar bij worden genoemt twee te paard met naame Van de VEN deze zouden naar GEMERT hebben gereden om volk aan te neemen, waarvan dien avond ook eenige te HELMOND bij de andere zig zouden verzammelt hebben, en ons is ’t te vermoeden dat even zoo den Drossard van HELMOND, SOMEREN als van DEURNE daar van zal onderricht zijn.
Ik geloof zoo haast UEd. of de Drossarden de Suspecten zullen in detentie gebragt hebben, de Daaders als dan zullen kenbaar worden.
Overmist niet alleen onze gemeente, den welke met de vergoeding word bedreigt; maar ook de justitie daar aan gelegen is, zoo verzoek zeer vriendelijk alzulke mesuren < = maatregelen; voorzorgen > te neemen als UEd. zal goed vinden.
Heil en agting
GIJSKENS.
d.d. 04 / -06-01-1802.
Pro Justitia
Fol. 157 verso.
DEURNE.
Interrogatorien voor
JAN WILLEM van de MORTEL Drossard van DEURNE en LIESSEL
Fol: 157.
De 4e & 6e Januarij 1802.
Inrterrogatorien om daar op ter Requisitie van JAN WILLEM van de MORTEL Drossard der gemeente van DEURNE en LIESSEL om te strekken daar en zoo ’t behoort ten overstaan van Scheepenen onder Eede te hooren, vragen en Examineren, ieder afzonderlijk de Perzoonen in Margine gemeld Inwoonders alhier en de zelver antwoorden teegens en nevens ieder art: aan te teekenen.
Compareerde
ANTONIJ GOOSSENS
JOHANNES MARCELUS
ANTONETTA van de MORTEL
HENDRIENA van de KERKHOFF
DIRK ROOIJMANS
PIETER BOERS
GEERTRUIJ AMELIA BOERS
MARIA ARNOLDA BOERS
Art. 1.
Ieder Comparant zijn ouderdom, kostwinning te vragen, en of door den Vorster namens den Drossard geciteert is om getuijgenis
der waarheid te geeven.
De 1e Comparant zegt out te weesen Circa negen en veertig jaaren en herbergier van kostwing te zijn, en door den Vorster namens den Drossard geciteert te zijn om getuijgenis der waarheid te geeven.
De 2e Comparant zegt out te weesen Circa agt en veertig jaaren en Herbergier van kostwinning te zijn en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteert te zijn.
De 3e Comp.te zegt omtrent veertig jaaren oud te weesen huijshoudster van ANTONIJ GOOSSENS te weesen, en door de Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteerd te zijn.
De 4e Comparante zegt out te weesen omtrent negentien jaaren woonende als Dienstmaagd bij ANT. GOOSSENS en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteerd te zijn.
De 5e Compe. Zegt out te weesen omtrent dertig jaaren en als knegt te woonen bij den 1e Compt. en door den Vorster ten fine voors. geciteert te zijn.
De 6e Compt. zegt out te weesen omtrent twee en vijftig jaaren zijnde Ontvanger der Convoijen en Licenten en tot het geeven van getuijgenis der waarheid ten fine voors. geciteert te zijn.
De 7e Compt. zegt out te weesen omtrent vijftig jaaren zijnde huijsvrouw van PIETER BOERS en door den Vorster ten fine voors. geciteert te zijn.
De 8e Compte. Zegt out te weesen omtrent Een en twintig jaaren en door den Vorster namens den Drossard ten fine voors. geciteert te zijn.
Art. 2.
Te vragen welke Perzoonen van ’t Complot, dat in den nagt of avond van den 13 November 1801 ten huijse van den Eersten
Comparant ANTONIJ GOOSSENS waaren.
De 1e Comparant zegt dat dien avond wel verscheide Perzoonen zijn huijs zijn in en uijt gegaan, dog niet bepaald kan zeggen welke, en of zij al of niet tot eenig Complot behoorde.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt. zegt dat er wel verscheijde Perzoonen het huijs van den 1e Comt. Zijn in en uijtgegaan, dog dat zij Compt. nietweet of zij al of niet tot zeeker Complot behoorde.
De 4e Compte. zegt dat zij dien avond wel verscheijde Perzoonen in huijs gezien heeft dog niet bepaald kan zeggen of zij al of niet tot eenig Complot behoorde.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 3.
Welke daar van gewapend waaren en of alle of veele gewapend met stokken, snaphaan en zijdgeweeren ook vertrokken zijn naar
VENROOIJ.
De 1e Comparant zegt wel eenige Perzoonen dog niet te weeten wien gewapend gezien te hebben en niet te weeten waarheen dezelve vertrokken zijn.
De 2e Compt. zegt geen gewaapende perzoon gezien te hebben.
De 3e Compt. zegt wel eenige perzoonen gezien te hebben met snaphaanen gewaapend gezien te hebben maar niet te weeten waarheen dezelve vertrokken zijn.
De 4e Compt. zegt zulx niet gezien te hebben.
De 5e Comparant zegt wel eenige Perzoonen met Snaphaanen gewaapend gesien heeft, dog niet te weeten wie, of ook niet te weeten waarheen zij vertrokken zijn.
De 6e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comparante zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 4.
Of men dezelve de weg van VENROOIJ in zag vertrekken, sommige te voet en sommige te Paard.
De 1e Comparant zegt neen.
De 2e Comparant zegt neen.
De 3e Comparante zegt neen.
De 4e Comparante zegt zulx niet gezien te hebben.
De 5e Comparant zegt dat hij eenige Perzoonen de weg na VENROOIJ heeft zien in gaan.
De 6e Comparant zegt zulx niet gesien te hebben.
De7e Comparante zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 5.
Wat Luijden zoo in de Herberg als op Straat al bezonders spraaken en of hun voorneemen ook te kennen gaaven op eenige wijze.
De 1e Comparant zegt niet te weeten welke Perzoonen of wat teegen elkanderen in sijn huijs en op Straat spraaken, dog dat het wel scheen dat zij eenig voorneemen hadden, dog hem Compt. daar van niets gezeijd hadden.
De 2e Compt. zegt hier van niets te weeten.
De 3e Compt. zegt wel gehoort te hebben dat zeeker Perzoon zoo als zij Comp.te vermeend genaamd wordende HAMEL teegens verscheide Perzoonen zonder egter Precies te weeten tegens wie zeijde met deese of dergelijke woorden, Ik ga voorop, ik zal het uw wel zeggen of Commandeeren en ook dat zij wel heeft hooren spreeken over het openloopen van zeeker deur, dog niet te weeten wie daar van sprak, of ook niet zeeker kan zeggen wiens of welke deur zij noemde, ook dat haar Comparante wel toe scheen dat zij eenig voorneemen hadden, dog dat zij haar Comp.te daar van niets gezegd hadden.
De 4e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
Art. 6.
Of zulks ook bleek dat het was eenig kwaad voorneemen teegen de Fransche Commisen of ’t Bureau of Comptoir te VENFOOIJ.
De 1e Compt. zegt hem zulx niet te zijn gebleeken.
De 2e Compt. zegt hem zulx niet te zijn gebleeken of gehoort te hebben.
De 3e Compt. zegt haar zulx niet te zijn gebleeken.
De 4e Comp.te zegt neen.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten als door gerugten.
De 7e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 7.
Of ook bleek dat het Complot van zogenaamde Contrabandiers, en andere bij dezelve voor eenige kroonen gehuurt of
aangeworven tot uitvoering van eenig gewelt en Roof van aangeslaage goederen door Fransche Commisen op ’t Comptoir te
VENROOIJ leggende.
De 1e Compt. zegt hem niet te zijn gebleeken dat eenige voorkoomen zijn gehuurt of aangeworven tot uitvoering van eenig geweld en roof niets als van gerugte.
De 2e Compt. zegt als den 1e Compt..
De 3e Comp.te zegt neen.
De 4e Comp.te zegt neen.
De 5e Compt. zegt zulks niet te weeten.
De 6e Compt. zegt daar van niets gehoort te hebben.
De 7e Comparante zegt zulx niet gehoort te hebben.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 8.
Of wel, of het een voorneemen van een zogenaamd Represaille < = vergeldingsactie > tot te rugneeming van goederen die door
Fransche Commisen op het Bataafsche Territoir mogten genoomen zijn.
De 1e Comparant zett zulx niet te weeten.
De 2e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comp.te zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt zulx niet te weeten.
Art. 9.
Wat die luijden zoo in ’t Dorp als in DE PEEL en in DE HUT seijden, en uitvaerden en of zij zamen gekoomen waaren, of bij een
versamelden.
De 1e Compt. zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt. zegt niet te weeten wat zij in DE HUT zeijden, maar dat zij zongen, dronken en vloekten, en dat zij van tijd tot tijd gekoomen waren.
De 3e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt. zegt daar van niets te weeten.
De 7e Compte. zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compte. zegt zulx niet te weeten.
Art. 10.
Wat zij al zeijden bij hunne te rugkomst, en of toen zoo menschen als Paarden beladen waaren met Pakken.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten of gezien te hebben.
De 2e Compt. zegt zulx niet te weeten of gezien te hebben maar wel gehoort te hebben dat een Perzoon hem onbekend zijnde zijde, ik heb een kogel door mijn hoofd gehad.
De 3e Compte zegt wel gehoort te hebben, dat zij zeiden, wij zijn het die het Land winnen maar geen menschen of Paarden beladen gesien te hebben met Pakken.
De 4e Compte zegt zulx niet te weeten of gesien te hebben.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten of gesien te hebben.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compte zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparante zegt dat zij door een der bendens bij het Passeeren van haar Comptes vaders woonhuijsinge had hooren zeggen, komt ontweldigd om van het goed eens, maar geen menschen of Paarden heeft belaaden gesien met Pakken.
Art. 11.
Wat door dat Complot of Een en ander bekende meedehulper van een of ander nabij geleegen Dorp bij de terugkomst
geopenbaard wierde nopens het gebeurde te VENROOIJ.
De 1e Comparant zegt niet te weeten wat er gessprooken is of niet heeft onthouden om daar met zeekerheid iets van te zeggen.
De 2e Compt zegt dat zij hem niets nopens het gebeurde tot VENROOIJ openbaarde.
De 3e Compte zegt dat zij wel heeft hooren zeggen, dat zij de deur hadden opengeloopen en dat ’t er fel gespannen had en geschootten was, zonder egter te weeten door wien zulks geseijd is.
De 4e Compte zegt daar van niets te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet meer te weeten.
De 6e Comparant zegt dat zij hem nopens het gebeurde te VENROOIJ niets geopenbaard hebben.
De 7e Comparante zegt daar van niets gehoort te hebben.
De 8e Comparante zegt zulks niets gehoort te hebben.
Art. 12.
Of zij Sommige daderlijk bij de terugkomst de goederen en Pakken heel of deels wilden verkoopen of aan presenteerden te koop.
De 1e Compt zegt niet te weeten.
De 2 Compt zegt neen.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 13.
Of ook goederen van verkogten, en zoo Ja wat voor soorten aan wie hoe veel en voor wat Prijs.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 14.
Wanneer en waarheen zij vertrokken zijn van DEURNE, en of zaamen of verdeelt of geheel gescheiden zijn.
De 1e Compt. zegt niet te weeten wanneer of waarheen vertrokken zijn, maar van tijd tot tijd zijn huijs zijn uijtgegaan.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 15.
Waar de goederen of Pakken en Valisen gelaaten en gebleven zijn.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt niet te weeten waar de pakken of valisen gebleeven zijn, maar wel een kar met Pakken geladen heeft zien vertrekken.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 16.
Of de zelve ook met karren of eenig voertuijg vervoert zijn en zoo ja door wie en met wiens kar en wie dezelve menden, of wie als
voerman daar bij was.
De 1e Compt zegt zulx niet gezien te hebben.
De 2e Compt zegt zulx niet gezien te hebben.
De 3e Comparante zegt zulx niet gezien te hebben.
De 4e Compte zegt wel een kar met Pakken heeft zien vervoeren, dog niet te weeten door wien, of met wiens kar of wie dezelve menden of wie als voerman daar bij was.
De 5e Compt zegt wel een kar met Pakken geladen te hebben zien vervoeren, dog niet te weeten door wien zijnde de Pakken gelaaden op de kar van ANTONIJ GOOSSENS maar niet te weeten wie dezelven menden of wie als voerman daar bij was.
De 6e Compt zegt dat wel gehoort heeft dat die goederen met karren vervoert zijn, dog niet te weeten door wien of met wiens kar of wie deselve menden en als voerman daar bij was, vermits beezig was met Paspoort te schrijven.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compte zegt zulx niet te weeten.
Art. 17.
Wat een of ander roemden van zijne of eens anders voorgeevende dapperheid.
De 1e Compt zegt dat hij er mogelijk wel iets heeft van hooren spreeken, dog zulx niet onthouden heeft of wat of door wien zulx geschied is.
De 2e Compt zegt dat hij daar van niets onthouden heeft.
De 3e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
De 7e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
De 8e Compt zegt zulx niet gehoord te hebben.
Art. 18.
Of er geen vrees voor een aanslag op die goederen voor Bataafschen Commiessen was, eer dat zij Paspoort geligt hadden,
terwijl men vermeend dat ze zig van een Paspoort voorsien hadden en op wiens naam dezelve geligt was en waarheen.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt niet te weeten dat zij vrees voor een aanslag hadden, maar dat zij bij hem wel een Paspoort verzogt hebben op naam van BUERX, op & Transito van WEESEL naar BRABAND per order van A. EIJKMAN.
De 7e Compte zegt niet te weeten of zij voor een aanslag bevreest waaren, dog niets meet te weeten op wiens naam de Paspoort geligt is, maar wel te hebben hooren zeggen van WEESEL naar BRABAND.
De 8e Comparant zegt zulx niet te weeten, als vermeend dat den Paspoort geligt is naar BRABAND.
Art. 19.
Of er geen vrees van agterhaaling of voor de Justitie was.
De 1e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3eCompt zegt zulx niet te weeten.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten, dog dat zij Compte wel van een der Bende heeft hooren zeggen, dat zoo den Drost kwam, zij hem gaauw het Ligt zouden uijtblaasen.
De 8e Compte zegt zulx niet te weeten.
Art. 20.
Of da die Bende zoo ontzaggelijk scheen, dat daar teegen zelvs met adsistentie van een dousijn gewapende Militaire geen
genoegzaame teegenstgand sou hebben kunnen geschieden, schoon al opendlijk en sigtbaare misdaaden gepleegd hadden.
De 1e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 2e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 3e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 21.
Of dan nu of dan sommige der voormelde als kooplieden te DEURNE of LIESSEL in l.l. somer gelogeert geweest te zijn.
De 1e Compt zegt dat er ten zijnen huijse zooals ook te LIESSEL wel van tijd tot tijd eenige der zogenaamde Contrabandiers gelogeert hebben, dog niet te weeten of het al of niet koopluijden waaren.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compt zegt dat er te DEURNE en LIESSEL wel van tijd tot tijd wel eenige der zogenaamde Contrabandiers gelogeert hebben, dog niet te weeten, of het al of niet koopluijden waaren.
De 4e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 5e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 6e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 7e Comparant zegt zulx niet te weeten.
De 8e Comparant zegt zulx niet te weeten.
Art. 22.
En bij wie Logeerde en of ook eenig misdrijf of Publicq geweld pleegden of als vreedsaame Burgers zig gedroeg.
De 1e Compt zegt dat ten zijnen huijse en zoo als vermeent bij GERRIT GOOSSENS te LIESSEL gelogeert hebben, en ten zijnen huijse als vreedsaame burgers hebben gedragen.
De 2e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 3e Compte zegt dat er ten huijse van den 1e Comparant en zoo als vermeent bij G. GOOSSENS gelogeert hebben en ten huijse van den 1e Compt als vreedsaame Burgers zig hebben gedragen.
De 4e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 5e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 6eCompt zegt zulx niet te weeten.
De 7e Compt zegt zulx niet te weeten.
De 8e Compt zegt zulx niet te weeten.
Art. 23.
Wat verder van, en betrekkelijk het een en ander vermelt kennelijk zij.
De 1e Compt. zegt dat hij betrekkelijk deese zaak voor zoo verre hij daar van kennelijk is bij voorgaande Articulen heeft geantwoord.
De 2e Compt. zegt hier van niets meer te weeten als dat des nagts den 11e November 1801, een schoot in zijn huijs gedaan is.
De 3e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 4e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 5e Compt. zegt niets meer te weeten.
De 6e Compt. zegt verzogt te zijn geweest door een onbekende Perzoon om ten spoedigsten aan de huijsinge of op de Plaats van ANTONIJ GOOSSENS te komen tot het Plumbeere van eenige goederen, bestaande in Zeeventien Pakjes, alwaarbij bevond verscheijde Perzoonen vloekende en raasende, op welk verzoek hij Compt. direct de verzogte Pakjes heeft geplumbeert en naar zijn woonhuijsinge is vertrokken, zeggende hij Compt. verders gehoort te hebben, dat de Meijer van VENROOIJ twee à drie dagen voor het voorgevallen te VENROOIJ door Brieven was geinformeert geworden dat het Comptoir zouden worden bestoolen.
De 7e Compt. zegt niets verders betrekkelijk het een en ander te weeten.
De 8e Compt. zegt niets betrekkelijk het een en ander voormeld kennelijk te zijn.
Aldus de voorschreeve Comparanten en getuijgen ieder afzonderlijk op de voors. articulen gevraagt, en daarop door ieder bizonder geantwoord, zooals teegen ieder articul staat aangeteekend, en hebben ieder zijn verklaarde na voorleesing met Eed bevestigd aan handen van den Drossard alhier van WILLEM van de MORTEL ten overstaan van EIJMERT HENDRIK GOOSSENS en WILLEM van den BOOMEN Scheepenen op heeden den vierden en zesden Januarij Een Duijzent Agt hondert en Twee was geteekend A. GOOSSENS, JOANNES MARSELLES, ANTONETTA van de MORTEL, onder stond dusXdanig handmerk waarom geschreeven stond dit merk steld HENDRIEN van de KERKHOFF verklaart niet te konnen schrijven dusXdanig handmerk waarom geschreeven stond dit merk steld DIRK ROOIJMANS verklaart niet te konnen schrijven was geteekend BOERS, G.A. BOERS, M.A. BOERS, E.H. GOOSSENS, W. v.den BOOMEN onder stond Mij present en was geteekend G. van RIET, Secrt.
Quod Attestor
G. van RIET, Secrt;
d.d. 09-01-1802.
DEURNE 9 Janewarij 1802 het 7e jaar der Bat. Vrijheid.
Den Drossard van DEURNE & LIESSEL.
Aan
De Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van ’t voormalig gewest BAT. BRABAND in DEN BOSCH.
Mede Burger !
Hier nevens zende de ingewonnen verklaaringe die ik met veel moeitens heeden eerst heb kunnen vervaardigt hebben, en om geenen tijd te verzuijmen dezelve met den post afzend, vertrouwe hier mede aan UEd. Requisitie voldaan te hebben.
Ten aanzien de Rekeninge van het Detachement heb ik veele moeitens gedaan, dezelve in goede ordres te hebben, echter daar niet toe kunnen geraaken heb UEd. missive aan den President over gegeven zegde dat zij daar over zoude spreeken en nazien maar dat zij van DE BONS nog niets hadden ontvangen, hoewel dezelve al eenigen teid waaren afgezonden, dog dat na inkoomen, dezelve bij de toe komende Pak zoude aftrekken dog geene Resolutie gaf om met mij na UEd. toe te komen, ik zal voor een en ander nader spreeken aan UEd te elucideren < = verlichten; verklaaren >.
Overigs is er niets voor gevallen van de patrouillis als alleen eene Fransche gecondemneert < = veroordeeld > na WESEL getransporteert te brengen na VENRAIJ aan den Meijer hebben over geleverd.
Wijl tans den teid ontbreekt zal UEd. over een en ander des wegens nader schrijven.
Heil & Broederschap
J.W. van de MORTEL.
d.d. 09-01-1802.
Copie.
Gelykheid, Vryheid, Broederschap.
Extract voor het Register der Resolutien van den Agent van Inwendige Politie en toezicht op den staat van Dyken, Wegen en Wateren der BATAAFSCHE REPUBLIEK.
Zaterdag den 9e January 1802.
Het agste Jaar der BATAAFSCHE VRYHEID.
Op bekomen informatien, dat er zich in het Departement van de DOMMEL eene Bende zogenaamde contrabandiers ophoud, ruim drie honderd man sterk, allen met geweeren, Pistoolen en Sabels voorzien, en meestal uit Deserteurs en Luiker Walen, doch ook uit eenige Inlanders, welke zich bij dien hoop gevoegd hebben bestaande; - dat deeze contrabandiers in den Meijery gewaren en vyr kroonen voor eenen drageren en tien Kroonen voor eene aanvaller des daags gepresenteerd hebben, - dat eenige vagebondeerende Ingezetenen zich onder dezelve hebben begeven, en met hen mede zwerven, - dat deze personen zich niet alleen geneeren met Engelsche goederen met geweld in FRENKRIJK te brengen, maar dat zij al mede zich op roven en moorden toe leggen, dat reeds meer dan twintig Fransche commiesen door hen zijn dood geslagen; dat zij voorts overal waar zij vernachten niets betalen; - dat zij te LIESSEL zich eenige dagen wel ten getale van vijftig hebben opgehouden en bij zekeren GOOSSENS gelogeerd hebben, zonder echter iets te betalen; - dat ze ook eenigen tijd te DEURNE in de Herberg DE ZWAAN gelogeerd zijn geweest, zonder al mede de door hen gemaakte verteeringe te voldoen.
En dat zij eindelijk te VENROY in de Fransche Republiek, ruim twee honderd man sterk zijnde, het huis van den Franschen Ontvanger met geweld opengebroken alle de goederen welke van tijd tot tijd zijn aangeslagen en wel Tien duyzend Guldens aan waarde bedroegen, daar uitgehaald, en op de grenzen dezer Republiek vervoerd, verdeeld en onder de hand verkogt hebben.
En wijders nog nadere informatien bij den agent ingekomen zijnde, dat de chef van het bovengemele Bandiete Corps STERKENRAAT genaamd en te GELDER in CLEEFSLAND geboren & dat de tegenwoordige Vorster of Gerechtsbode van VLIERDEN zich beroemt te VENROY, bij den ontvanger
aldaar de deur met geweld te hebben opengelopen, - en laatelijk dat zekere J. van de VEN, wonende te SOMEREN, en buiten dien als een zeer Suspect < = verdacht > persoon moet ende worden aangemerkt, te BAKEL, HELMOND en GEMERT, voor deze Bandieten zoude hebben geworven.
Is besloten. –
1e het Departementhaal Bestuur van de DOMMEL van dat een en ander kennis te geven gelijk geschied bij deze met een schrijving om op de waarheid hier van te ingeereeren < = indringen > en bij aldien er binnen het zelven, zoodanig complot mogt bestaan, als dan alle die maatregelen van voorziening te beramen en in het werk te stelllen, als geschikt kunnen zijn, om de veiligheid der Personen en Eigendommen te verzekeren en tevens zoo mogelijk de voorschr. misdadigers of eenigen van hen te doen arresteeren en in handen der Justitie over te leveren.
Wordende het meergemeld Departementaal Bestuur wijders nog bij deze aangeschreven, om zoo van het geen door het zelve hier omtrent verder mogte worden ontdekt als van de ten dezen aanzien ten enen Messures < = maatregelen; voorzorgen > van voorziening, aan den agent rapport in te zenden;
2e Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal over het voormalig gewest BATAAFSCH BRABAND, bij missive (zie Bijlage Lett. Folio 2) een copie dezer Resolutie te doen toe komen en daar bij tevens aan den zelven te kennen te geven dat de agent vertrouwt, dat hij ook van zijne zijde, wel al dat geene zal willen verrichten het welke zoo tot beteugeling als verstoring dezer Bende zal kunnen verstrekken.
En eindelijk 3e den Agent van Justitie ingevolge het 20e articul van des agente instructie van de bovengenoemde informatie, zoowel als van de bij deeze Resolutie gestelde ordere bij Missive (zie bijlage Lett. B 2) kenne te geven ten einde hij daar van zodanig gebruik zoude kunnen maken, als hij zal vermenen te behoren.
En zal Extract dezer gegeven worden aan het Departementaal Bestuur van de DOMMEL, tot dezelfs informatien, naricht, -
(Onderstond) Accordeert met voorsegde Register
Geteekend J.A. CLIGNETTE.
Accordeerd met deszelfs origineele
J.A. CLIGNETTE.
! In de marge, boven !
Advo. Fisc. Proc. Gener. van BAT. BRABAND.
! In de marge, onder !
Coll.
van DINTER.
Droilech.
d.d. 14-01-1802.
Rec. 14 Jan. 1802.
Gelykheid, Vryheid, Broederschap.
In DEN HAAG den 9e January 1802.
De Agent by het Departement van Inwendige Politie en Toezicht op den staat van Dyken, Wegen en Wateren der BATAAFSCHE REPUBLIEK
Aan
Den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal over het voormalig Gewest BATAAFSCH BRABAND.
Mede Burgers !
Daar ik eenige informatien bekomen hebbe nopene het bestaan eener Bende zoogenaamde contrabandiers in het Departement van de DOMMEL, en de Vexatien < = kwellingen; moeiten > door dezelve gepleegd wordende heb ik mij verpligt gezien, het Bestuur over dat Departement, met kennisgeving der daar omtrent bij mij ontvangen berigten, tot het nemen van zodanige maatregelen in deze aan te schrijven, als geschikt kunnen zijn, om de Veiligheid der Ingezetenen en derzelver eigendommen te verzekeren; -
De Resolutie in welke mijne voorschreve aanschrijving vervat is neem ik de Vrijheid U hier nevens copielijk doen toekomen, ten einde U daar uit meer gedetailleerd zoude blijken, van het geen mij met relatie tot de bovengemelde Bende, de Misdaden welke aan dezelve worden te lasten gelegd, en eenige der personen die gepresumeerd < = vermoed > worden daar toe te behoren is gerapporteerd geworden, terwijl ik geen ogenblik twijffelen of gij zult ook van Uwe zijde wel willen medewerken, om dezelve door het aanwenden van alle die middelen, welke binnen het bereik der aan U toebetrouwde magt vallen, te beteugelen en zoo veel mogelijk te verstoren.
Indien gij eenige nader ontdekkingen, dezen aangaande mogt kunnen doen, of den een of anderen van het zelve complot in handen mogt krijgen, zal het mij aangenaam wezen daar van kennis te bekomen.
Heil en Broederschap
Handtekening niet leesbaar.
Ter Ordonnantie van denzelven
Handtekening niet leesbaar.
! In de marge !
Coll
Van DINTER
Handtekening niet leesbaar.
d.d. 22-01-1802.
Copie.
In DEN BOSCH den 22e Januarij 1802, het 8e Jaar der Bataafsche Vrijheid.
De Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van het voormaalig Gewest BATAAFSCH BRABAND,
Aan
De Agent van Inwendige Politie der Bataafsche Republiek,
Burger Agent.
Ik heb de eer gehad te ontvangen Uwe missive van den 9e deezer loopende maand, hebbende tot Bij Laage Uwe Resolutie van den zelven dag, beide concerneerende < = betreffende > de exïstentie van eene Bende Contrabandiere < = smokkelaars > in het Departement van DE DOMMEL, ende Geweldenarijen door de zelve gepleegd, speciaal te VENRAIJ (Fransche Territoir teegen de Limiten deezer Republiek) aan het Huis van den ontvanger aldaar, terwijl het U beliefd heeft, bij den zelven Uwe missive mij uit te nodigen, om van de ontdekkingen, welke ik deezen aangaande mogte doen, aan U kennisse te geeven.
Hier van mij zullende acquiteeren < = kwijtschelden >, diene ik deeze zaak van wat hooger op te haalen.
Dit voormaalig Gewese BATAAFSCH BRABAND paalt voor een zeer groot gedeelte aan het voorheen OOSTENRIJKSCH BRABAND en Over Quartier van GELDERLAND, nu beide tot de Fransche Replubiek behoorende, van welke het meest is afgescheiden door onmetelijke Heide. Het verbod van uitvoer der Graanen, ’t welk zedert eenige jaaren binnen de Fransche Republiek plaats heeft, en de exclusieve hooge prijs waar toe de graanen binnen onze Republiek gesteegen zijn, heeft de winzugt aangezet, om op veelerleij wijze te beproeven, de Graanen van het Spaanse gebied op het onze over te brengen. Daar toe verschaften de groote Heijden, tusschen de beide Republiequen geleegen, dikwils bekwaamen geleegenheid. De Graanen en ook andere Contrabande Goederen werden veel al bij magt en ontijden van het eene op het andere Territoir gedraagen, ook zomwijlen met karren vervoerd maar maate dat het toezigt der Fransche Commisen en Geëmploijeerdens meer of min zulke uitvoerlijk maakte. Van alle kanten versamelde zig veel arm en behoeftig volk, welke zig tot dat uitdraagen lieten emploijeeren, en daar voor hooge dagloonen genooten. De quantiteit graanen, op deeze wijze hier te Lande ingebragt, moet zeer aanmerkelijk weezen, daar men, alleen in deeze Stad, dagelijks meenigvuldige karren met de zelve ter markt zag koomen, en naar HOLLAND afscheepen. De Fransche Commisen en Geëmploijeerdens, deeden wel hun best, om deezen smokkelhandel te beletten en teegen te gaan; dog de vervoerders der Graanen en andere goederen wierden ook des te stouter; en dit gaf aanleiding tot menigvuldige slagerijen en geweldaadigheeden, welke op de Grensen daagelijks voorvielen, en waar door beide de Parthijen al meer en meer teegens elkanderen wierden geëxamineert en opgezet. Het bleef niet bij het vervoeren der graanen; maar allerleije verbooden waaren, en daar onder ongetwijfeld veele Engelsche goederen, wierden op deeze wijze uit en in gevoerd en de Fransche Commisen en Geëmploijeerdens bestonden ook ons Territoir te violeeren < = te schenden >, en gewapenderhand en met geweld de huizen, welke op het Bataafsche Grondgebied digt bij de Limiten geleegen waaren, te visiteeren, de goederen, die zij daar vonden, en voor Contrabanden hielden, te inventariseeren op karren te laaden en naar het Fransche Territoir meede te neemen.
Van twee zodanige gevallen, welke te BAARLE-NASSAU, Lande van BREDA, het eene op den 12en Augustus en het andere op den 4e October 1801, gebeurd zijn, hebbe ik aan het Uitvoerende Bewind deezer Republiek, met toezending van de Gerechtelijke Informatien de Bewijzen, daar van ingewonnen, kennis gegeeven, en het zelve Bewind heeft bij Resolutien van den 24e Augustus en 13e October l.l. die stukken gezonden aan den Agent van Buitenlandsche Betrekkingen, met last, om des wegens door onzen Ambassadeur te PARIJS de noodige Representatien < = plaatsvervulling > te laten doen.
Vervolgens is het gebeurd, dat op den 14e November Jongstleeden, des morgens circa half vijf uuren, te VENRAIJ, Fransch Territoir, geleegen aan de Grensen der Meijereije, het huis van den Ontvanger der Douanes op eene geweldaadige wijze is open gebrooken, en uit het zelve meede genoomen onderscheidene aldaar gedeponeerde goederen, die door de Fransche Commisen en Geëmploijeerdens van tijd tot tijd op de Limiten waaren aangehaald, welk Fait is gepleegd door eene Gewaapende Bende van ruim 40 mat te voet en wel 20 te paard, die gemelde ontvanger, zijne Huisvrouw en meid zeer mishandeld en verscheiden wonden toegebragt hebben, en zoo door schieten en schreeuwen, als door het bezetten van alle de Straaten van het Dorp een zodanige schrik onder de Ingeseetenen van VENRAIJ te weeg gebragt, dat niemans uit zijn huis had durven koomen en deeze bende heeft vervolgens de geroofde goederen op karren gelaaden, van VENRAIJ getransporteerd naar DEURNE, (BATAAFSCHE REPUBLIEK) aldaar aan het Comptoir der Convoijen en Licenten < = geleiden en vergunningen > aangegeeven voor Duitsche goederen, koomende van WEEZEL, en bestaande in 17 baalen, ende zelve met een Paspoort van het voors. Comptoir alzoo verder hier te Lande ingebragt, terwijl mij al meede wierd geïnformeerd, dat dit horribel < = verschrikkelijk; gruwelijk > fait was gepleegd door Ingeseetenen van deeze Republiek, op de nabuurige Dorpen in de Meijerije woonagtig.
Ik verbeelde mij dat dit geval eclat < = opschudding > zoude maaken, en dat daar over Representatien door het Fransche Gouvernement bij het onze zouden worden gedaan, waarom, ten einde op de versche daad de noodig bewijzen magtig te worden, zoo dra deeze zaak mij ter ooren was gekoomen, ik immediaat < = onmiddellijk > een Expresse af zond naar VENRAIJ met een brief aan den Municipaale administratie aldaar, innehoudende int kortelijk verzoek, om aan mij zoo spoedig mogelijk te doen geworden een omstandig Proces-verbaal van het geval, mitsgaders zodanige verklaringen, als aldaar te bekoomen mogten zijn, zoo doenlijk met op gaave en uitduiding van de persoonen, welke zig aan het voorn. Forfait < = misdrijf > hadden schuldig gemaakt.
Het antwoord dat ik daar op ontvong, was van den Maire < = Burgermeester > van VENRAIJ, en hield in, dat de Juge de Paix < Vrederechter > de
< = van > GELDER, Officier de Police van het Canton, wel eenige provisioneele Informatien had ingewonnen, dog eerstdaags weder te VENRAIJ verwagt wierd tot nader onderzoek.
Ik verzogt daarop bij eene nadere missive, copien authentiecq van alle de bewijzen, welke in deezen van dienst voor de Justitie konden weezen, mogten worden gesuppediteerd < = toegereikt >; maar het antwoord daar op was, dat de Vreede Rechter zijne preparatoire < = bereidwillige > informatien ten aansien van het Fait, begaan aan het Bureau principal der Douanes, hadde geëindigt; maar men zond mij niet een eenig stuk van de zelve toe, waarom ik nogmaals schreef, en nader insteerde < = vervolgde > op het overzenden der bewijzen met bijvoeging, dat zonder de zelve niets konde worden ondernoomen, aangezien alleen daaruit moest consteeren de Corpore Delicti < = het levend bewijs >.
Vervolgens bekwam ik een brief van den Directeur den Junij de l’arrondissement de CLEVE, mij vraagende, of ik de gerequireerde Copien authenticq terstond moeste hebben, en zoo ja, dat hij mij de zelve dan toe zoude zenden; waar op immediaat hebbe gerescribeerd, en verzogt, dat mij de zelve ten allereersten mogten worden toegezonden, alzoo zonder de zelve in deezen zaak niet konde worden geägeerd.
Maar tot hier toe hebbe ik, hoegenaamd, nog niets dien aangaande ontvangen, en dan alzoo buiten staat, om ten dienste der Justitie daar in verder werkzaam te weezen.
Ik hebbe wel verscheiden getuigen bereids onder Eede doen hooren, en door de goede Directie van den Agent van Justitie geöbtineerd < = verkregen > bij het Staats Bewind een Besluit vanden 3e December 1801, waarbij den Commis Collecteur der Convoijen en Licenten te DEURNE P. BOERS, welke zoo als voorzegd, een Paspoort voor de goederen, te VENRAIJ gespolieerd < = geroofd >, heeft afgegeven, en zeeker meerder kennis van die zaak, en speciaal van de persoonen, die het voors. Paspoort bij hem gehaald hebben, en van de goederen welke in het zelve begrepen waaren, hebben moest, gelast werd, om aan mij, in mijne qualiteit, of aan den geenen, dien ik daar toe zoude qualificeeren, de opgemelde zaak concerneerende
< = betreffende >; als meede om onder Eede gerechtelijk te antwoorden op zodanige Interrogatorien < = vraagstukken >, als aan hem, mijnent wegen, op zigtelijk deeze zaak mogten worden voorgehouden; maar niet dat alles kan in deezen niets geavanceerd < = gevorderd > worden, zoo lange men niet in handen heeft de principaale bewijzen, die van VENRAIJ moeten koomen, waar door het Corpus Delictie moet consteeren, en alwaar de draad gezogt moet worden, om het kluwe te kunnen ontwinden.
Gij ziet dus, Burger Agent ! uit het hier vooren geënnaxeerde, aan de eene zijde, dat ik in deeze materie wel niet leedig ben geweest, maar dat het te rug houden der noodige bewijzen van de zijde van die van VENRAIJ, eene stremming in het onderzoek heeft te weege gebragt; en aan den anderen kant, dat ‘er daadwerkelijk een Bende van zogenaamde Contrabandiers in deeze streeken op de Grenzen bestaat, en dat de zelve zig heeft schuldig gemaakt aan eene horribele Geweldenarij, op het Fransche Territoir gepleegd; dog mij is nog niet voorgekoomen, dat de zelve bende medepligtig zoude weezen aan eenige Forfaiten op het Bataafsche Grondgebied. Het is wel zeer prosumtief < = zeer goed mogelijk >, dat ook onder die Bende zullen gevonden worden vagabonden en dergelijk gespuis, aangelokt door de hooge dagloonen, welke in deeze smokkel-handel zijn gegeeven; dit soort van volk is ten hoogsten gevaarlijk voor de veiligheid der Ingezeetenen ten platten Lande; maar het komt mij voor, dat de delicten van de eerste zijn van een gansch anderen aard, dan die der laatstgemelden. De zogenaamde contrabandiers hebben het alleen gelaaden op de Fransche ontvangers, ten einde hunnen smokkel-handel met geweld door te zetten; en den zelven Hoofden zijn geen zints zodanige menschen, welke onder de Gaauwdieven moeten gerangschikt worden; daar in teegendeel de Misdaaden van het andere soort haare betrekking hebben op de rust en Veijligheid der Persoonen en Eigendommen van onze Ingeseetenen ten platten Lande, waar omtrent de Justitie bizonder waakzaam behoord te weezen.
Ik hebbe vermeend, in antwoord op uwe voors. missive van den 9e deezer, het geene voormeld is, zullende verder niet nalaaten, om, ingevolge uwe intentie over deezen ten meesten diensten van den Lande en des zelfs Ingeseetenen.
Q Heil en achting.
d.d. 15-02-1802.
Aan den Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van BATAAFS BRABAND in DEN BOSCH.
Geachten Vriend.
Hier nevens heb de Eer Ued. te retourneeren de nevens gaande Copie Missive.
De Commissie van Correspondentie heeft geresolveert < = besloten > eerstdaags met Ued. een Conferentie te houden over die zaak, tot ’t bijwonen van welke Ued. binnen korten versogt zal worden, om dat men hoe langs hoe meer op ’t platte land volgens ingekomen informatien beweert word voor dat volkje, dat zich met de contrabande goederen te transporteeren, gegeneert heeft.
BOSCH 15 Febr. 1802.
Ued D.W.D.
J.J. RIBBIUS
Datum onbekend.
< Zonder aanhef >
Twee persoonen zijn Donderdag voor ’t geval te HELMOND geweest om volk te werven. Een van deeze persoonen was genaamt Van de VEN woonagtig SOMEREN, // welke van Venray van daan is en zig te HELMOND bekend zeekere KUIJPERS zoude van HELMOND den brief naar VENRAIJ geschreeven hebben // < = met potlood in de marge bij geschreven >, zijn te HELMOND bij vrouw van ASTEN op de Markt aan huijs geweest en hebben aldaar een persoon van HELMOND gent. HENDRIK KLUMPERS, een wever, soldaat geweest, rond doen gaan om volk te engageeren, om naar DEURNE te koomen, etc., genoemde KLUMPERS wierd ook verzogt om mede te gaan, dog hoorende dat ’t was om goederen van ’t Comptoir te Venraij te haalen, heeft ’t geweijgert, zoo als ook de andere Helmonders. Voorz. twee persoonen naar eene korten tijd verbleven te zijn te HE GenLMOND zijn de zelve naar GEMERT vertrokken.
TOON KEIJZERS woonagtig te SOOMEREN is bij ’t goed toen ’t zelven door MIERLO getranspoort werd, met nog andere persoonen bij SLUIJERS in de ROODE LEEUW geweest, // Van der LINDEN te OMMEL onder ASTEN, zoude er ook bij geweest // < = met potlood in de marge bij geschreven > waar zij met het goed ’s nagts gebleeven zijn tusschen Zondag en Maandag nagt. Maandagmorgen vertrokken zoo zij zijden naar St.Oedenrode dog denkelijk op LOMMEL …… twee dagen daarna is TOON KEIJZERS weder met nog drie andere alle te paard te MIERLO gekoomen gaande zij, zoo zij zeijden, geld haalen.
De Vorster van VLIERDEN, gent. MACHIEL ten HORRE zoude er bij geweest te VENRAIJ, volgens uijt duijding van de vrouw van den Ontfanger.
GERRIT KLAAS WELTEN woonagtig te VLIERDEN een oude keerel, zoude zulks aan een Hospes te VENROIJ in de eerste Herberg van DEURNE afkoomende aan de Regte hande aan DE HUT in DE PEEL zoude nog geschooten zijn.
< EINDE van dit relaas >
d.d. 29-03-1802.
Copie.
GEMERT den 29e Maart 1802.
Den Drossard van GEMERT
Aan
Mr. Jb. Van HAEFTEN Commissaris van het Staats-Bewind der BATAAFSCHE REPUBLIEK bij het Departementaal Bestuur van de DOMMELen gecommitteerd tot gecedeerde Landen.
Ik heb ingevolge aanschrijving van van 30e November des gepasseerde jaars, mij op de poincten daarin vervat immediaat < = onmiddellijk > daarna geinformeert, dog niet konnen ontdekken, dat er Ingezeetenen van GEMERT, zig aan die daar hebben schuldig gemaakt, alleen heb ik door verloop van tijd ontwaar geworden, dat er persoonen in deeze Gemeente waren die ietwes van de zaak wisten, welke ik daarna heb onderhouden, en het geene zij zouden durven declareeren, in geschrifte gesteld het geene ik de Eer heb hier nevens pro Occupatien < = voor innemingen >, en vergeteenheid zijn daar wel de meeste oorzaak van geweest.
Indien ik tot dienst van de Justitie weezen kan, zal ik het mij altijd voor een eer achten daarin te worden geemployeert en met de meeste ijver tragte te bevorderen, voor het overige heb ik de Eer met verschuldigde Eerbied, en toewensching van Heil & hoogachting mij te onderteekenen.
Was geteekend M.F. D’CREVISSE
Voor Copie conform
Onleesbaar.
d.d. 01-04-1802
Venraij.
Voor het Land No. 5.
Exract uit het Verbaal van den Commissaris van het Staatsbewind der BATAAFSCHE REPUBLICQ bij het Departementaal Bestuur van de DOMMEL en geadmitteerd tot de gecedeerde Landen.
In DEN BOSCH den Eerste April 1802.
Is geleezen ene missive van den Drossart van GEMERT geschreeven aldaar den 29e Maart j.l. met ‘ene bij gaande memorie; daarbij, agtervolgens besluit van 30e November anna passato < = het afgelopen jaar > informeerende (’t geen ter zijner kennisse gekoomen was, nopens de gepleegde braak te VENRAAIJ.
Waar gedelibereerd, en in aanmerking genomen zijnde, dat deze informatien, ten dier tijd zijn gerequireerd, ten verzoeken van den Procureur Generaal en Advocaat Fiscaal van dit voormalig gewest.
Is beslooten: Copie dier missive en memorie aan gem. Fiscaal in te zenden, ten einde daarvan zodanig gebruik te maken, als hij zal oordeelen en goedvinden te behoren.
En zal ten dien einde met gemelde Copien, Extract deeze gezonden worden aan voorn. Fiscaal tot Informatie.
Bij absentie va den Commissaris
<onleesbaar
Accordeert met voors. Verbaal.
C.J.B. VERSPIJCK l.s.
Aanvulling gevonden in Archief van Venray 1798 – 1815. Inv.nr. 8, no. 81 en 86 enz.
Moet nog opgevraagd worden.