Oud Rechterlijk Archief 1659
“De Kroniek van Driek”.
Transcriptie gemaakt door Driek Smits te Venray, van de Schepenprothocollen van Bakel en Milheeze.
Gemeentearchief Gemert-Bakel.
Inv.nr. AB. 016 231.
Anno 1659.
Inv.nr. AB. 016 231.d.d. 07-01-1659.
Schepenen in BAKEL, doen cont, eenen iegelijcken, dat alzoe een ongevalle, van een ongeluck, ende dootslag, is gebuert opten een en twintichsten dach Julij Sesthien hondert acht ende vijftich, tot GEMERT, in wijlen GOORT JAN GOORTSEN Smit, eenen ingebooren ende inwoondere van onsen Dorpe van BAKEL, wiens Siele Godt Almachtich heeft ontfermt ende in sijn eeuwich Rijck ontfangen, als soo verhoopt ende dat door handen, ende toedoen van ANTHONIS WILLEM VERSMISSE (soo men verstaet) misdadiger ende delinquent, wooende alsdoen inde Heerlicheijt van GEMERT, daer aff de saecke mits deuchdelijcke ende minnelijcke versoeck, van de vrienden van den voorschreven misdadiger, ende delinquent. Ende door het tusschen spreken van goede mannen, aen de vrienden van de voorschreven afflivichen gedaen, soo hebben die voorschreven vrienden van den afflivichen, ter Eeren van Godt Almachtich, hen te verstaen gegeven, met de vrienden van den voorschreven misdadiger, ende delinquent, ende voor den selven mede, tusschen den geburen, ende den ongebooren, te bestemmen, ende te verdragen, eenen minnelijcken peijsselijcken, ende vredelijcken Soene, over den voorschr. dootslag, ende misdaat. Ende hebben daer inne geconsenteert, ende hen selven laten vijnden. Ende sijn alsoe gestaen voor ons Schepenen van den Dorpe ende Heerlicheijt BAKEL, die selve vrienden van de voorschreven dooden, ende delinquent, om den voorschreven Soone tot eener goeder vuijtdracht te comen. Ende hebben hen minnelijck gesubmitteert
< = onderworpen >, ende overgegeven, in handen van mannen ten wedersijden. Als te weten in handen van de selver persoonen Meester DANIEL MACCALLEN, Schoolmeester alhier, ende HANRICK JAN LENARTS als genomene Arbitrale persoonen, minnelijcke peijsmakers, ende compositeurs < = samenstellers >, omme naer Soenen recht vuijt te spreken, tusschen den vrienden van den dooden, ter eenre, ende zijne vrienden ter andere sijden, soo wel voor den gebooren, als den ongebooren, soo sij voorschr. genomineerde Arbitratuers, ter Soenen recht, sullen vijnden te behooren. Ende hebben parthijen alsoe gelooft van beijde sijden, d’een den anderen, dat sij ’t selve altijt vast, stendich, ende onverbrekelijcken houden sullen, ende in hennen name sullen doen houden, nu ende ten eeuwigen dage, van alle het gene dat bij den voorschreven Arbitrateurs, minnelijcke peijsmakers ende Compositeurs, hier inne ter Soenen recht sal woorden vuijtgesproken, sonder daer tegen te doen, ofte te laten doen, inden rechte, off daer buijten renuntierende, sij parthijen, ter wedersijden, contra van alle exceptien van rechten, brieven van relievementen < = ontheffingen > ende gratie, ende van alle decifien < = vonnissen, uitspraken > van rechters die hier enichsints tegens mochten comen te strijden, hoe wel de rechten dicteren, dat Generale Renuntiatie < = algehele ontzegging > van geender weirden en is, ten zij dat speciale voorgae < = voorrang > sonder argelist volgende dien, soo zijn voorts gestaen voor ons Schepenen, die voorschreven Arbitratuers, ende hebben hen minnelijcke Arbitrale, ende composotive vuijtstaende, daer van in presentie van ons, ende vrienden voorschreven, ter Soenen recht vuijtgesproken, in manieren hier volgende.
Inden iersten soe spreken sij vuijt, dat den voorschreven misdadigen ende delinquant gehouden, ende verbonden sal sijn, zijne leven lanck geduerende, MARIA de Weduwe van den voorschreven dooden naegelaten ende allen de vrienden van den selven, op alle plaetsen, wegen, herbergen, daer aff wete, ofte conde hebbende sal moeten wijcken, ende plaetse geven, ten ware den voorschreven misdadigen ofte delinquant eenighe plaetse, in eenige herberge inne hadde ofte beseten, ierstelijcken. Dat oock den selven voorschreven delinquant, in eene, het ierstcomende jaere binnen de Heerlicheijt van GEMERT en sal mogen woonen. Alnoch oock zijn leven lanck geduerende niet inde Heerlicheijt van BAKEL, ende ERP, en sal mogen woonen. Alnoch sal den voorschreven delinquant noch geven aen de voorschreven Weduwe en haren kijnde bij wijlen GOIJAERT den dooden voorschreven te samen naergelaten, tot Soenpenningen, de somme ven vier hondert Carolus guldens, den gulden ad twintich stuijvers Brabants gerekent, welcke voors. Soenpenningen geemploijeert sullen woorden, in twee deelen, welke eene hellicht wesende twee hondert guldens, sal hebben, MARIA de nagelaten Weduwe voorschreven, waer van, ende vuijt sij gehouden sal sijn te betalen alle de costen ter saken van desen dootslag geprocedeert, wel verstaende, alle de costen ‘tsedert den dach aen, dat wijlen GOIJAERT dooden voorschreven gequest is gewoorden, soo het meesters loon, als oock alle de andere costen, ter saken van dien voorts gecomen, totte vuijtdracht der saken van het effectueren van desen Soene. In welcke oock is vuijtgesproken dat den voorschreven delinquant, oock sal betalen, de halve costen, die in het maken deser Soenen, alhier ten huijse WILLEM HERMANS ter dier saken sijn geresen, als oock bij den delinquant te betalen de hellicht van de costen aende Schepenen, ende Secretaris, hunnen verdienden salaris van het overstaen, ende beschrijven desen Soene. Ende het tweede deel ofte hellicht vande voorschreven Soenpenningen wesende de reste van de voorschr; vier honder guldens, sal vuijtgestelt woorden, bij de momboiren, van den voorschr. kijnde bij wijlen GOIJAERT voorschr. naergelaten, ten selven en Erffrechten, ende MARIA de nagelaten Weduwe ter tochte, tot dat het voorschreven kijnt sal out ghewoorden zijn veerthien ofte vijffthien jaeren ofte immers soe lange tot dat het voorschr. kijnt, bij sijne moedere MARIA voorschr. peijsselijck ende vredelijck sal mogen verblijven te woonen. Welcke voorschreven ierste twee hondert guldens, sullen van wegen den delinquant moet gestelt, ende overgelevert woorden den ierstcomenden Lichtmis 1659. Ende de leste twee hondert guldens, te Lichtmisse 1661. sonder eenigen voorderen vuijtstel, metten behoorlijcken Intrest van dien, waer voor om ’t selve te voltrecken is gecompareert alhier HANRICK JANSSEN Smit, out President der Heerlicheijt GEMERT, ende Schoonvader van den delinquant voorschreven, vuijt crachte van procuratie brieven vanden delinquant. Belovende ‘tgene voorschr. is, ‘tselve naer te comen, op verbant als naer rechten.
Item boven alle woort alnoch hier vuijtgesproken, ende gereserveert den Heeren, ende Officieren henne Actie ende recht.
Ten lesten, soe hebben die voorschreven Arbitratuers, alles ter Soenen recht, hier inne vuijtgesproken, dat dese voorgesproken minnelijcke vuijtsprake, alsoe bij den delinquant voorschr. sal woorden onderhouden, ende ’t selve bij hem, ofte door eenen anderen, voldaen wesen, te weten de Soenpenningen bijgeleecht ten tijde voorschr. dat alsdan de vrienden, ende vragen van de voorschreven GOIJAERT JAN GOORTSSEN Smit, dooden ende afflivichgen voorschreven, jae geboren, ende ongeboren sullen sijn ende blijven, eeuwelijck, hier mede gereconfilieert, ende versoent, van den ongeval des dootslachs, in wijlen GOORT JAN GOORTSSEN Smit dooden, ende aflivijchen voorschreven gebuert alles ter Soenen recht. Ende hebben voorts tot dien eijnde voor ons Schepenen gestaen, MARIA de nagelaten Weduwe, van wijlen GOIJAERT JAN GOORTSSEN, voorschreven, met HENRICK PETERSSEN Secretaris, haren geassumeerde < = bij genomen > momboir inne desen, HANRICK GOORTS Raijmaker, ende ROUFF DRIESSEN van ERP, als geëde momboiren, vanden onmundigen nagelaten kijnde van GOIJAERT dooden ende afflivijgen voorschreven verweckt bij MARIA zijne nagelaten Weduwe WILLEM HERMANS, ende CORST GOORTSSEN, Cleermaker, als gerechte ende wettige oomen van den voorschreven dooden DIRCK JAN GOORTSSEN Smit gerechte ende wettigen Broeder van den voorschreven dooden. Ende WILLEM HERMANS hen de fort en sterck makende voor zijne wettighe kijnderen. Indier qualiteijt gerechte neven van den voorschreven afflivijgen. Ende hebben de voorgenomineerde persoonen, als vrienden ende maghen < = familieleden > van de voorschreven dooden, in alles van het gene voorschreven geconsenteert, ende te vreden gheweest. Ende hebben ten versoeke van HANRICK JANSSEN Smit out President van GEMERT, ende Schoonvader van den delinquant voorschreven die daeromme ootmoedelijcken heeft gebeden, in absentie vanden delinquant, den selven misdadigen ende delinquant gepardonneert ende vergheven eeuwelijcken, alsulcken dootslag, als hij heeft gedaen, in wijlen GOIJAERT JAN GOORTSSEN Smit voorschreven. Gelovende sij voorschreven persoonen, vrienden ende magen vanden voorschreven dooden, voor hen selven, ende voorts voor henne nacomelingen, het sij geboren ofte ongeboren dat sij den voorschreven dootslag niet ter wraken en sullen nemen, noch op den voorschreven delinquant niet en meer sullen spreken, ofte eijsschen, nu ofte ten eeuwigen dage, ofte doen spreken door hen selven, ofte iemant anders in eeniger manieren anders dan voorschreven staet op verbant van persoonen respective goederen habenda et ac quirenda, ut in meliori forma, egeen vuijtgesondert.
Aldus sonder arch ofte liste. Getuijgen waren hier over Schepenen in BAKEL, LENART JANSSEN et MARCELIS GERAERTS.
Aldus gedaen inden jare ons Heeren 1659 – den 7 Januario – dico, den 7 Jannuario.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 07-01-1659.
GEERLING JAN GERAERTS van den WASBERGH, ende MARTEN CORNELIS inde CAUWEIJDEN hebben samenderhant, gescheijden, ende geerfdeijlt, eeuwelijcken ende erffelijcken, alsulcken vier buenderen hoijlants als sij te samen waren hebbende, ende jaerlijckx plachten te rijden, tegens malcanderen, ende met meer andere, van welcke voorschreven, vier buenderen hoijlants den voorschr. GEERLING de hellicht in coope heeft vercregen, tegens den Hooch Wel Edelen Geboren Heere, Heer BERNARD, Vrij Heere van PALANT, Heere van EIJL, HAMEREN, etcetera, breeder blijckende bij brieven van Heeren Schepenen der Stadt van SHERTOGEN BOSSCHE gepasseert, gelijck die selve dat inne houden ende begrijpen, van dato den XXXI dach der maent Octobris int jaer ons Heeren 1656 – Gelegen alhier onder de Jurisdictie van, BAKEL, ter plaetschen genoempt DE LIESHOUTSE BUS. Ende alsoe is GEERLING JAN GERAERTS van de WASBERCH voorschr. bij dese deijlinge ende erffscheijdinge te loote ende ten deele gevallen. Eenen buender hoijlants ter voorschr. plaetsen gelegen, met de eene sijde beneffen erve FRANCISCA nagelaten Weduwe wijlen JAN MATTHIJSSEN de BERCKER, ende meer andere, d’ander sijde, e nde eenen eijnde, erffnis der Hoeven van SCHEEPSTAL, het andere eijnde op erve MARTEN CORNELIS voorschr.. Ende sal desen voorschr. buender hoijlants vast blijven liggen, ende niet meer tegens andere sijn rijdende, den selven GEERLING noch eenen buender hoijlants te loote, ende te deele gevallen, rijdende jaerlijckx, tegens andere buenderen hoijlants, ter plaatschen voorschr. ontrent gelegen toebehoorende JOOST PETER CEELEN, ende de erffgenamen wijlen WILLEM REIJNDERS ende meer andere, daer tegens is MARTEN CORNELIS voorschr. te loote ende te deele gevallen twee andere buendere hoijlants ter plaetsen ontrent voorschr. gelegenen ten eijnen malcanderen, met de eene sijde erve FRANCISCA Wed. voorschr. ende meer andere, d’ander sijde JOOST PETER CEELEN ende erffgenamen wijlen WILLEM REIJNDERS, ende erve GEERLING JAN GERAERTS mede deijler voorschr., het een eijnde erve der HOEVEN van SCHEEPSTAL, d’ander eijnde streckende op erve GEERLING voorschr. eest als sij seijden. Ende hebben sij samendeijleren voor ons Schepenen gestaen. Ende hebben ieder een voor hen selven op den anderen buenderen hoijlants voorschr. helmelinge vertijdenisse gedaen, in manieren in dien gewoonlijck zijnde. Gelovende sij condividenten respective als schuldenaren principael super se et omnia habenda et ac quirenda, dat voorschr. scheijden ende erffdeijlen metten vertijdenisse daer op gedaen, te houden voor goet vast stedich, van weirden, ende malcanderen te vrijen ende te weiren, los ende vrij, vuijtgenomen Dorps commeren lasten ende servituijten, daer toe van rechts wegen staende ende behorende sonder arglist. Coram Scabinis. LENART JANSSEN, et MARCELIS GERAERTS.
Actum den 7 Jauaris 1659.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 08-01-1659.
GEERLING JAN GERAERTS van den WASBERCH heeft wel wettelijcken, ende erffelijcken vercocht, opgedragen ende overgegeven, aen MATHIJS HANRICK MATHIJSSEN ERBERS eene Hoeve lants, genaempt DE CAUWEIJDE met de voordere weijden, ende erffnisse dien toebehoorende daer aengelegen onder de Parochie van BAKEL, tot MILHEZE in alder voegen ende manieren, gelijck GEERLING JAN GERAERTS van den WASBERCH vercopere de selve heeft in coope vercregen tegens den Hooch Wel Ed. Geboren Heere, Heer BERNARD, Vrij Heere van PALANDT Heere van EIJL, HAMEREN etc.. Breeder blijckende bij brieven voor Heeren Schepenen der Stadt van SHERTOGENBOSSCHE gemaect, gelijck die selve dat voorder innehouden ende begrijpen ons verthoont wesende van dato den XXXe dach der maendt Octobris, int jaer ons Heeren 1656. Ende de selve Hoeve lants, met de voordere erffnisse gelegen beneffens erve Joffrouwe MARIA LANCKVELT, Weduwe van wijlen Joncker ROBBERT de BEVER Heere van MILHEZE ter eenre, ende beneffens erve MARTEN CORNELIS inde CAUWIJDE ter andere sijden, streckende met den eenen eijnde op erffnis JOOST PETER CEELEN, ende met den anderen eijnde, op de gemeijnte van BAKEL, met ontrent twee Buenderen hoijlants, oock onder BAKEL gelegen ter plaatschen genaempt IN DE LIESHOUTSCHE BUS, gelijck de selve plachten rijden jaerlijcx tegens twee andere Buenderen hoijlants ter plaetschen voorschreven gelegen toebehoorende MARTEN CORNELIS bovengenoempt, gelegen de voorz. vier Buenderen hoijlants beneffens erve FRANCISCA nagelaten Weduwe wijlen JAN MATHIJSSEN de BERCKER met meer andere, aen de eene seijde ende andere seijde, ende metten eenen eijnde neffen erve der Hoeve van SCHEEPSTAL. Ende heeft hij GEERLING JAN GERAERTS van den WASBERCH vercopere, voor ons Schepenen gestaen, ende heeft op het voorschreven vercopen, opdragen, ende overgeven, helmelinge vertijdenisse, ten behoeve MATHIJS HANRICK MATHIJSSEN ERBERS sijnen coopere voorschreven. Gelovende die voorschreven vercoopere ende opdragere, vuijt crachte, ende machte van sijne voorschreven brieven, op verbant van sijnen persoon, ende goederen habenda, et ac quirenda, ut in meliori forma dat voorschreven vercoopen, opdragen ende overgeven, metten vertijden van dien, op het gene voorschreven is, altijt voor goet, vast stedich van weirden te houden, sonder eenich tegenseggen, ende allen voorcommer calangien ende aentael van sijnent wegen, in ‘tgene voorschr. is, wesende oft comende, den voornoemden GEERLING JAN GERAERTS, aff te doen gehelijcken des sal den voorschr. MATHIJS coopere daer vuijt blijven te vergelden, eenen erffelijcken chijns van vijff gulden, ende twee ofte drie stuijvers onbegrepen, aenden chijnsboecke der gront Heerlijckheijt van MILHEZE, jaerlijcx. Staende voorts oock alle gebuerlijcke lasten Dorps commeren, ende servituijten, daer toe soe van outs ende rechts, als gewoonten wegen, te onderhouden, staende ende behoorende, voorts vrij, sonder argelist. Getuijgen waren hier over, Schepenen in BAKEL, LENART JANSSEN, et MARCELIS GERAERTS. Gegeven den achtsten dach Januarij 1659.
MARCELIS GERAERTS.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 28-01-1659.
JAN JAN GEVEN, in sijnen vollen bedde heeft wel ende wettelijck, in beleninge overgegeven aen HERMAN JOOST THIJSSEN, een stuck heijlants, gelegen inde Jurisdictie van BAKEL, op GROTEL, ter steden genaempt DE BEEMTKENS, met de eene sijde beneffen erffnis der Kijnderen, ende erffgenamen wijlen GOORT WILLEM JEGERS, dat een eijnde, op de gemeijnte van AERLEN, ende BEECK, het andere eijnde streckende op erve der voorseijder kijnderen ende erffgenamen wijlen GOORT WILLEM JEGERS, erft als sij seijden, welcke voorseijde beleeninge ofte voorschreven stuck hoijlants, den voorschreven JAN JAN GEVEN, sal mogen lossen, ten allen jaren alst hem gelieven sal, mits aen HERMAN JOOST THIJSSEN voorschreven, wederom te restitueren de somme, ende quatiteijt van vijftich Carolus guldens, den gulden tot twintich stuijvers gerekent. Ende sal den genen, die dese beleninge ofte stuck hoijlants voorschreven, sal ofte begeiren te lossen, gehouden sijn, dat aen HERMAN JOOST THIJSSEN, ofte sijne wettige successeuren te vercondigen, drie maenden voor den tijt, ende expiratie van den jare. Gelovende hij JAN JAN GEVEN, dese voorschreven beleninge van den voorschr. stuck hoijlants, altijt voor goet, vast, ende stendich van werden te houden, ende dat voorschr. stuck hoijlants in maniere van beleninge te vrijen, ende weiren, los ende vrij, vuijtgenomen Dorps commeren, lasten, ende servituijten staende tot laste van HERMAN JOOST THIJSSEN voorschr. soe lange dese beleninge sal dueren, op verbant super se et omnia habenda et ac quirenda, ut in melioris forma, sonder argelist. Getuijgen waren hier over Schepenen in BAKEL, LENDERT JANSSEN et MARTEN JAN JOOSTEN. Actum den 28 dach van Januario 1659.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 25-02-1659.
WILLEM, ende JAN wettige soonen FRANS AERT STERCKEN, verwect bij wijlen CATHARINA, zijne gewesene wettige huijsvrouwe, wettige dochtere nagelaten bij wijlen WILLEM HANRICK van den KERCKHOFF ende wijlen CATHARINA sijne wettige huijsvrouwe geweest ende hebbende de selve WILLEM, ende JAN, wel wettelijcken ende erffelijcken vercocht, opgedragen ende overgegeven, aen NICOLAES van NEERVEN Stadthouder alhier, alsulcken huijsinghe ende erffnisse dien toebehoorende als hunlieden is bestorven, door doot ende afflivicheijt van wijlen CATHARINA voorschreven hare Grootmoedere, soe ende gelijck hun het selve te loote ende te deele is gevallen, breeder blijckende bij de scheijtbrieven, ende deijlinge daer van gemaect sijnde de inne dato den tweeden Martij Sesthien hondert acht ende vijftich soe in hooge, ende leege, diepe ende drooge geen van allen vuijtgesondert, alhier binnen der Parochie van BAKEL gelegen. Ende hebben sij respective vercoperen voorschreven, op het voorschr. henne toegedeijlde gedeelte, ende op allen recht ende toeseggen hen daar inne competerende. Ende op alle Schepenen brieven ende letteren daer van mentionerende helmelinge vertegen ten behoeve hennen coopere voorschreven. Gelovende sij vercoperen respective, dat voorschr. vercopen, opdragen ende overgeven, metten vertijden van dien, te houden voor eeuwelijck goet, vast ende gestadich van weirden. Ende hennen coopere te vrijen, ende te weiren, los ende vrij, vuijtgenomen, dat den copere gehouden sal sijn, tot sijnen laste aen te nemen ende jaerlijckx daer vuijt te vergelden, ende te betalen, alle pachten, lasten, ende chijnssen, daer van outs wegen, met recht vuijtgaende. Soe ende gelijck hen vercoperen de selve sijn toe gedeijlt. Vervolgens de scheijt ende deijlbrieven voorgespecificeert. Ende de selve daer op zijn gemaect. Bovens dien heeft den copere voorschr. alnoch belooft, de vercoperen tot ontheffen ende tot zijnen laste genomen de gewijn chijnssen < = de gewin; winst chijns >, ‘tzedert de doot van wijlen CATHARINA henne Grootmoedere voorschreven, die vuijt het voorschr. gedeelte alnoch staende te gewinnen, sonder de vercoperen daer iet voor te mogen costen. Alnoch soe belooft den copere voorschreven, dat hij de vercoperen voorgenoempt sal geven ende betalen, in goeden gelden voor dese voorschr. gedeelte, bij hem gecocht, voor de somme van drie hondert Carolus guldens, den gulden ad twintich stuijvers gerekent, ende dat den ierstcomenden Lichtmis 1660 – ofte andersints bij bebreke van dien, aende voorschreven, daer van te geven, jaerlijckx behoorlijcken intrest van dien te weten, vijff guldens voor het hondert makende jaerlijckx vijfthien guldens. Des halven sal ooc den copere de pachten genieten, ende tot sijnen profijte oorboiren ‘tzedert de scheijdinge ende deijlinge voorschreven, die de vercoperen gelooft is, van MARCELIS DIRCK HOEBEN van het gebruijk van selven goede ofte ghedeelte voorschreven volgens volgens de verhuercedulle daer van gemaect sijnde. Ende dat alles op verbant van hare respective persoonen ende goederen hebbende ende vercrijgende, egeen van allen vuijtgescheijden. Ende alsoe ‘tgene voorschr. is, bij paerthijen respective naer te comen.
Aldus sonder aerch oft list. Coram Schabinis LENART JANSSEN, et MARCELIS GERAERTS, op huijden den 25 dach Februrario 1659.
MARCELIS GERAERTS.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 26-02-1859.
LENART soone wijlen HERMAN HANRICK SCHATEN verweckt bij PETERKEN zijne wettige huijsvrouwe geweest dochtere wijlen LENART ……… ende heeft den voornoemden LENART beschut ende vernaerdert alsulcken twee stucken ackerlants, als JAN JAN ARIAENS Smit, heeft gecocht van HENDRICK HANRICK CEELEN wonende tot AERLEN, daer van alhier voor Schepenen wettelijcke transporte is gedaen, inne dato den derden Maijus 1658 – seggende hij LENART voorschreven naerder van bloede te wesen, dan den iersten copere. Ende alsoe heeft hij naerderman die twee stucken ackerlants voorschreven vernaerdert met blinckende, ende clinckende penningen ende woorden daer toe dienende, in alder maniere in dien gewoonlijck sijnde presenterende hij LENART naerderman voorschr. den voorschr. JAN JAN ARIAENS Smit, iersten copere van sijne belooften, verschoten, ende verstrecte penningen te doen restitueren, ter cause van dien gedaen. Ende den voorschr, iersten copere daer van te houden costeloos ende schadeloos, ende geheelijcken te indemneren, ende hem copere voorschr. van dese vernaerderinge doen insinuatie, op verbant van sijnen persoon ende goederen hebbende ende vercrijgende egeen vuijtgescheijden, sonder argelist voor Schepenen LENART JANSSEN et MARCELIS GERAERTS.
Actum den 26 Februarij 1659.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 22-04-1659.
Copie.
Compareerde voor ons Schepenen, desen onderteeckent, JAN JAN JOOSTEN, ende WILLEMKEN sijne tegenwoordige tweede wettige huijsvrouwe, dochtere wijlen DIRCK WALRAVENS ter eenre, ende JOOST soone, ende IKEN dochtere beijde wettige kijnderen van JAN JAN JOOSTEN voorschreven, verweckt bij wijlen CATHARINA zijne ierste geweesde huijsvrouwe, dochtere geweest wijlen PETER VERHEIJDEN, ter andere sijden. Ende sijn sij comparanten, in het minnelijck veraccordeert, ende geliquideert, door het tusschen spreken van goede mannen, onpartijdich, daer toe sonderlinge geroepen ende hebben, nopende het stuck, ende verschille dat daar mochte ontstaen, naer de doot ende afflivicheijt van JAN JAN JOOSTEN voorschreven tusschen de twee voorkijnderen voornoempt die bij wijlen CATHARINA voorschreven heeft verweckt. Ende tusschen sijne nae kijnderen die hij heeft verweckt bij WILLEMKEN zijne tegenwoordige tweede huijsvrouwe voorschreven. Ende sijn sij comparanten veraccordeert ende geliquideert met malcanderen, waer naer sij hen sullen reguleren, naer doot, ende afflivicheijt van JAN JAN JOOSTEN voorschreven, ende dat op conditiën hier naer volgende.
Inden iersten, is veraccordeert, ende verdragen bij parthijen, dat JOOST ende IKEN voorkijnderen voorschreven, hen te vreden, ende gecontenteert sullen houden, alleenlijcken, met het onberuerlijck erffgoet, het welck JAN JAN JOOSTEN ende wijlen CATHARINA voorschr. te samen hebben gehadt ende beseten, ende het selve bij doodt ende afflivicheijt van wijlen CATHARINA voorschr. in tochte is besittende, vuijtgenomen eene renthe van twintich guldens jaerlijckx wesende vier hondert gulden capitale penningen, heeft gestaen verhipotiseert opten thoren vande Kercke van BAKEL, die JAN JAN JOOSTEN voorschr. met rechte heeft moeten defenderen, ende verweiren, is de selve renthe gelost bij de Kerckmeesteren van BAKEL, sal oock zijn ende blijven doodt ende te niete sonder aen die twee respective voorkijnderen wederom te leveren ofte te behoeven te restitueren. Daer tegen sullen de voorschreven twee voorkijnderen, naer doodt van JAN JAN JOOSTEN hennen vadere voorschreven, genieten, aenveirden ende ghebruijcken, jae behouden, eeuwelijcken, ende erffelijcken, eene renthe van vijff en twintich guldens jaerlijckx wesende vijff hondert guldens capitale penningen staende verhipotiseert op het Dorpe van BAKEL, sonder meer waer mede sij, JOOST ende IKEN, voorkijnderen voorschreven, hen te vreden ende gecontenteert sullen houden, ende voorts niet meer en sullen hebben te eijsschen, nu ofte ten eeuwigen daghe door hen selven, ofte iemant anders, ofte eenich recht ofte actien, meer te pretenderen, op de goederen van JAN JAN JOOSTEN, hunnen vadere die hij heeft vercregen ende geconquesteert < = gewonnen > met WILLEMKEN, sijne tegenwoordige tweede wettige huijsvrouwe. Oock dat de voorschreven wettige successeuren ende nacomelingen ofte iemant des recht hebbende, niet en sullen hebben te eijsschen, ofte gelevert te woorden eenigen staet van inventaris, van de erff beroerlijcke goederen, het sij mobile, ofte immobile, van de gene, die JAN JAN JOOSTEN voorschreven, in tochte is besittende, ende hem zijn verbleven bij doode van wijlen CATHARINA sijne ierste geweesde wettige huijsvrouwe voorschreven der twee voorschreven voorkijnderen moedere. Noch oock tot de selve voorschr. goederen egeenen toeganck, en sullen hebben ofte mogen nemen op wat plaetsche sij mochten bevonden woorde oft hoedanich sij oock mochten genoempt wesen egeen van allen vuijtgescheijden. Als alleenlijcken hen houdende vuijtgecoocht, van allen het gene als voorschreven staet, met de voorschr. renthe voor gespecificeert. Op welcke voorschreven geconquesteerde goederen bij JAN JAN JOOSTEN, ende WILLEMKEN voorschreve geconquesteert, ende op alle erffberoerlijcke goederen het sij mobile ofte immobile die JAN JAN JOOSTEN voorschreven, van wegen wijlen CATHARINA voorschreven, in tochte is besittende, ende naer zijne doodt met vollen rechte andersints soude competeren < = toebehoren >, ende devolveren < = af komen >, op JOOST ende IKEN, de twee voorkijnderen voorschreven, als mede op het recht vanden staet van inventaris, niet te mogen eijsschen, ofte te behoeven te leveren, bij JOOST ende IKEN, respective voorkijnderen daer op helmelinge vertijdenisse gedaen, in manieren, in dien gewoonlijck sijnde, ten behoeve van JAN JAN JOOSTEN, ende WILLEMKEN, sijne tweede wettige huijsvrouwe voorscheven ende henne wettige successeuren, des recht hebbende. Gelovende sij JOOST ende IKEN respective voorkijnderen, voornoempt, als schuldenaren principael, op henne respective personen ende goederen, nu ter tijt hebbende, ofte noch naemaels vercrijgende, de voorschreven minnelijcke accordatie ende liquidatie van allen het gene voorschreven is, met de helmelinge vertijdenisse daer op gedaen, te houden voor goet vast ende stendich van weirden, nu ende eeuwelijck, ten allen dagen, voor hen ende henne wettige nacomelingen, oft de gene die des recht souden mogen hebben. Ende JOOST soone JAN JAN JOOSTEN hem dragende als geassumeerde < = bij genomem > momboir, voor EIJKEN sijn sustere hem fort ende sterck makende voor de selve van ’t selve naer te comen soo voorschr. staet, daer voor verbijndende hij JOOST geassumeerde momboir voorschreven, verders sijnen persoon, ende goederen, ende op verbant van de goederen van IKEN sijn sustere, volgens momboirs weduwen, ende wesen rechten, renuntierende tot dien eijnde v an alle exceptien van de rechte, die hier tegens mochten comen te strijden. Als oock mede van brieven van relievementen < = ontheffing; verheffing > privilegiën van gratie, ende van alle decifien < = vonnissen; uitspraken > van rechters egeen vuijtgesondert, hoedanich sij mochten genaempt wesen; hoe wel de rechten dicteren, dat generaele renuntiatie van geender weirden en is, ten dat speciale voorgae.
Item is alnoch ondersproken, ende geconditioneert, dat ofte het Godt Almachtig belieffde dat JAN JAN JOOSTEN ierst geraecte afflivich, te woorden, dat WILLEMKEN wesende alsdan zijne nagelaten Weduwe. Alle de profijte, bate ende vruchten van alle de goederen voorschreven, die JAN JAN JOOSTEN in tochte is bezittende, ende met vollen rechte sullen competeren, JOOST ende IKEN respective voorkijnderen voorschreven, gelijck voor beschreven staet totten vollen ooghste inclusive daer naer bij sal genieten soe verre ende in den verstande nochtans genomen, dat de landen bij JAN JAN JOOSTEN ende WILLEMKEN te samen voor sijne doodt wederom waren ingenomen, met rogge te besaijen. Ende alsoe den tijt ende ’t saijsoen van de rogge te saijen, niet bequamelijck, en was aengecomen ofte ingegaen, sal WILLEMKEN voorschreven alsdan aenstonts ende terstont naer JAN JAN JOOSTEN doodt, de selve onberuerlijcke goederen moeten verlaten, ende affwijcken, die bij den selven JAN in tochten woorden tegenwoordich beseten sonder daer iet meer voorders op te mogen pretenderen, nu ofte ten eeuwigen dage. Alles sonder aerch ofte liste. Getuijgen waren hier over Schepenen in BAKEL, DANIEL MACCALLEN, et HANRICK JAN LENARTS.
Actum den twee en twintichsten dach der maendt Aprillis, inden jare ons Heeren 1659.
D. MAKKALLEN.
HANRICK JAN LENARTS,
HENRICK PETERSS, Secretaris.
Inv.nr. AB. 016 231.d.d. 01-05-1659.
Alzo inden Register der Kercken van BAKEL staet geschreven, eene jaerlijcxe renthe van vier stuijvers, die de selve voorschreven Kercke soude competeren, gelijck bij den selven voornoemden Register is te sien, daer toe niet vuijtdrukkelijck bij en staet geschreven, vuijt wat gronden van erven, de selve rente haren oorspronck is nemende, waer toe de voorseijde Kercke, haer soude mogen refereren, bij foute van egeene betalinge der selver rente, ghelijck alreede geschiet was, datter egeene betalinge van de voorseijde rente gedaen en was, ’t sedert den jare 1632 – dat alleenlijck den Register der voorschreven Kercken waer mede en brengt dese volgende woorden in substantie. JAN de GREEFF nu AERT FRANSSEN VERHAGE, nu PETER HERMANS IEVEN, ende nu JAN JAN JOOST LENARTSEN vier stuijvers, lest betaelt 1632. Ende omme tot den effecte der voorseijder renthe te geraken, is bij de tegenwoordige Kerckmeesters alle mogelijcke devoiren < = plichten > gedaen, soe sij verclaerden. Ende hebben de selve renthe laten lossen ende is gelost, met ses gulden thien stuijvers door handen van GERAERTKEN naegelaten Weduwe wijlen MARCELIS THIJSSEN, dochtere wijlen AERT FRANSSEN VERHAGE voorschreven soe dat de voorseijde Kercke gecontenteert van de voorschreven renthe. Ende dat hare rendant < = rekening houder > tegenwoordige, ofte toecomende op de selve geloste renthe met meer en sullen hebben te spreken ofte de selve wederom te eijsschen, nu ofte ten eeuwigen dage, op verbant der voorseijden Kercken, goederen, habenda et ac quirenda ui in melioris forma, renuntierende alles naer rechten. Coram Schabinis MATHIJS WILLEMS van den KERCKHOFF, et HANRICK JAN LENARTS – den iersten dach Maijus 1659.
HANRICK JAN LENARTS.
MATHIJS WIJLLEMS van den KERCKHOFF.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 29-09-1659.
WILLEM GOORT GOOSSENS in sijnen vollen bedde heeft wel ende wettelijcken, opgedragen ende overgegeven eeuwelijcken ende erffelijcken aen ANSSEM WILLEMS de WITH, een stuck ackerlants groot ontrent drie Lopensaet, ghenaempt DEN LENART gelegen in de Jurisdictie van BAKEL, met de eene sijde beneffen erffnis, MARIA, nagelaten Weduwe wijlen FRANS JOOST CUSTERS, de andere sijde neffen DE BERGEN erffnis wesende, toebehoorende JOOST JAN BERNARTS, het eene eijnde opten MEIRBERCH, streckende van daar, het andere eijnde op de gemeijne strate, eest als sij seijden. Ende dat in betalinghe van de quatiteijt van eene somme van vijff ende tSeventich Carolus guldens, den gulden ad twintich stuijvers Brabants gerekent die den voorschreven, WILLEM GOORT GOOSSENS transportant, den voornoemden ANSSEM WILLEMS de WITH, schuldich was in goeden geleende gelde bij den transportant voorschreven ontfangen als ons is gebleken bij wettelijcke Acte daer van gemaect geweest van dato den vijfthienden dach Aprillis 1654 – ende geteeckent bij Schepenen van BAKEL, namentlijcken LENART JANSSEN et MARTEN JAN JOOSTEN, ende
L. v. COEVERINGEN Secretaris in BAKEL, onderteeckent. Ende heeft hij WILLEM transportant voorschreven op het voorseijde stuck ackerlants ende op allen recht ende toeseggen, ende op alle Schepene letteren daer van mentionerende, ende op het voorschrevene opdragen, ende overgeven, helmelinge vertijdenisse gedaen, in manieren, in dien gewoonlijck sijnde. Gelovende hij WILLEM transportant voorschrevene dat voorschreven cederen, opdragen ende overgeven, metten helmelinge vertijdenisse daer op gedaen. Altijt ende eeuwelijck te houden voor goet vast ende stendich van weirden voor hem ende zijne successeuren, ende allen voorcommer calangie, ende aentael, soe daer eenige inne wesen mochte, aff te doen gehelijcken. Ende alsoe ‘tselve los ende vrij, vuijtgenomen Dorps commeren laste, ende servituijten, staende ende behorende tot laste van ANSSEMEN voorschreven.
Item voorts geconditioneert, dat den voorschreven WILLEM GOORT GOOSSENS transportant, ofte des recnt hebbende, den voorschreven acker, binnen de drie ierst volgende jaren, wederom sal mogen lossen, naer datum deses, met de selve quatiteijnt van 75 gulden, als boven staet, mede bijleggende voor pachtinge van de voorschreven acker jaerlijcx vier gulden. Ende gelost wesende sal dese transporte wesen nulliter. Ende soe den selven acker niet en wort gelost, sal den voorschr. transportant ofte des recht hebbende het leste jaer de halve schare, die daer op besaeijt is, aen ANSSEMEN voorschr. laten volgen, ene opten selven acker laten, ende alsdan oock de vier guldens pachtinge niet behoeven te geven voor het derde ende leste jare. Sonder argelist. Coram Schabinis, DANIEL MACCALLEN, et MATHIJS WILLEM HERMANS.
Actum den 29 Septembris Anno 1659.
D. MAKKALLEN.
MATHIJS WILLEM HERMANS.
HENRICK PETERSS, Secretaris.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 30-10-1659.
THONIS JOOST PETERS van NEERVEN, heeft beschut, ende vernaerdert, alsulcken schuere oft huijsinge, van twee gebonden groot, staende op erffnisse, ofte goet genoempt DE MEER, onder BAKEL, gelijck NICOLAES van NEERVEN Stadthouder, deselve in coope heeft vercregen tegens de Weduwe wijlen PETRI MOLENSTEENS ende hare sustere, breeder blijckende bij de vercoopcedulle daer van zijnde gemaeckt. Ende alsoe den selven voorschreven NICOLAES de voorschr. schuere ofte huijsinge wederom vercocht aen HERMAN WILLEMS, seggende hij naerderman voorschreven eijgen wettigen Broeder te wesen van de vercopre NICOLAES voornoempt. Ende alsoe naerder van bloede te wesen, aen HERMAN WILLEMS coopere, doende hij naerderman dese naerderschappe met blinckende ende clinckende penningen, woorden daer toe dienende. In manieren, in dien gewoonlijck sijnde. Presenterende ende gelovende hij THONIS naerderman voorschreven, den voorschr. HERMAN WILLEMS copere, alle sijne verschoten, ende verstrecte penningen ter sake van dien gedaen gehelijcken te restitueren. Ende hen van desen voorschr. coope te houden costeloos ende schadeloos, ende wegens dien van alles te indemneren ende partheije HERMAN WILLEMS, daer van te doen gerichtelijcke insinuatie, sonder argelist.
Coram Schabinis, DANIEL MACCALLEN et MATHIJS WILLEM HERMANS, huijden den 30 Octobris 1659.
D. MAKKALLEN.
MATHIJS WILLEN HERMANS.
HENRICK PETERSS, Secretaris.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 03-11-1659.
BARTHOLEMEUS WIJNANTS MOLENSTEENS, heeft beschut ende vernaerdert alsulcken huijs ende schuer, metten Camp lants daer aen gelegen alhier onder BAKEL, genaempt DE MEIR. Ende dat in sulcken voegen ende forma, als NICOLAES van NEERVEN Stadthouder ‘tselve in coope heeft vercregen, tegens MAIJKEN nagelaten Weduwe wijlen PETRI WIJNANT MOLESTEENS. Ende ENGELKEN dochtere WIJNANT MOLESTEENS voorschr. breeder blijckende bij de vercoopcedulle daer van zijnde gemaect, inne dato den 30 dach Aprillis 1659 – seggende hij BARTHOLOMEUS WIJNANT MOLESTEENS voorschreven, naerderman wettigen broeder te wesen ende Swager van de vercoperssen. Ende alsoe naerder van bloede te wesen, dan NICOLAES voorschr. iersten copere doende hij naerderman voorschreven dese vernaerderinge met blinckende ende clinckende penningen, woorden daer toe dienende in manieren, in dien gewoonlijck sijnde. Presenterende ende gelovende hij BARTHOLOMEUS voorschr. naerderman, den voorschreven NICOLAES iersten copere alle sijne verschoten, ende verstrecte penningen, ter sake van dien coope gedaen, gehelijcken te doen daer van restitutie. Ende hem van desen voorschreven coope te houden costeloos ende schadeloos, ende daer van geheelijck te indemneren. Ende parthijen daer van gerichtelijcken te insinueeren op verbant van sijnen persoon, ende goederen, habenda et ac quirenda ut in meliori forma. Sonder argelist voor Schepenen DANIEL MACCALLEN, et MARCELIS GERAERTS op huijden den derden November Anno 1659.
D. MAKKALLEN.
MARCELIS GERAERTS.
Inv.nr. AB. 016 231. d.d. 18-11-1659.
PETER WILLEM PETER SCHEPERS, heeft wel wettelijcken, eeuwelijcken, ende erffelijcken vercocht, opgedragen ende overgegeven, aen HERMAN WILLEM HERMANS, een stuck ackerlants onder de Parochie van BAKEL gelegen ter steden aen HET KERCKEIJNDE, met de eene seijde beneffen erffnis WILLEM HERMANS, erffnis, PETER WILLEM PETER SCHEPERS vercopere, ende erve WILLEM HERMANS voorschreven, het eene eijnde op DE BERGEN, toebehoorende, den vercoopere voorschreven, streckende van daer het andere eijnde op eenen gemeijnen wech, als sij seijden. Ende is het voorschreven stuck ackerlants den vercoopere aengecomen door doodt ende afflivicheijt van wijlen CATHARINA nagelaten Weduwe wijlen GERAERT JAN MARCELISSEN. Als den vercopere gealieert ende getrout hebbende MARIA dochtere van wijlen GERAERT, ende CATHARINA voorschreven. Ende heeft hij vercoopere voor ons Schepenen gestaen, ende heeft, op het voorschreven stuck ackerlants, ende op allen hem daer inne competerende, ende op alle Schepenen brieven ende letteren, daer van mentionerende, helmelinge vertijdenisse gedaen, in der manieren in dien gewoonlijck sijnde. Gelovende hij vercoopere als schuldenaer principael op hem sijnen persoon ende alle sijne goederen, hebbende, ende vercrijgende, egeen van allen vuijtgescheijden. Dat voorschreven vercopen, opdragen ende overgeven met de helmelinge vertijdenisse daer op gedaen, te houden altijt, ende eeuwelijcken, voor goet, vast ende gestadich van weirden, ende ’t selve los ende vrij. Ende allen voorcommer, calangie ende aentael, van sijnen ‘twegen aff te doen, gehelijcken, soe daer enige inne wesen mochte vuijtgenomen Dorps commere, lasten, ende servituijten, daer toe van ons als rechts wegen, staende ende behorende, bij den coopere te voldoen, ende te onderhouden. Alles sonder aerch ofte liste. Getuijgen waren hier over Schepenen in BAKEL, DANIEL MACCALLEN et HANRICK JAN LENARTS. Aldus gegeven den acht thienden dach der maendt Novembris inden jare ons Heeren, Anno Duijsent ses hondert negen ende vijftich.
D. MAKKALLEN.
HANRICK JAN LEENARTS.
HENRICK PETERSS, Secretaris.