Mientje Beijers had wel vijftig piloten...
"Ik snap niet hoe ik het gedurfd heb.."
"lk snap nog niet hoe ik het gedurfd heb. Maar dat zal ik wel van vader hebben. Die kon ook niet tegen onrechtvaardigheid". Mientje Manders-Beijers zit er heel ontspannen bij in haar flat in Uden. Zij en haar man Bernard waren in de laatste jaren van de oorlog belangrijke schakels in het net 'pilotenlijnen' dat Brabant en Noord-Limburg overdekte.
Na de oorlog bleek de waardering, in eigen 'huis' althans, niet erg groot. Teleurstelling, zoals wel meer mensen in heel Nederland destijds ondervonden hebben. Van elders kwamen nogal wat onderscheidingen.
Zeker vijftig piloten hebben Mientje Beijers en Bernard Manders op het adres Schoolstraat 18 in Bakel onderdak en beschutting geboden. De meesten voor maar een paar dagen, enkelen - onder wie een Amerikaanse vlieger die, zwaar gewond, nadrukkelijk verpleging nodig had; "lk dacht echt dat hij dood zou gaan" - bleven een paar weken. Vaak waren er een of twee, ooit waren er dertien vreemde, jonge mensen tegelijk.
Het begon allemaal al vroeg in de oorlog. Er was een vliegtuig gevallen aan de Gemertseweg, op Esp, bij Jaspers. De piloot hadden ze naar het gemeentehuis gebracht. Daar kreeg hij van een Nederlander een sigaret. Toen een Duitser erbij kwam, sloeg die hem de sigaret zo uit de mond. "En ik werd me toch kwaad Moet dat nou zo, een gewonde?" Toen moet er bij Mientje Beijers - ze was nog niet getrouwd - iets opgekomen zijn van: "Wacht maar, ik zal jullie nog wel hebben". Zoiets ... De piloot is afgevoerd, in een motor met zijspan, naar Helmond.
In het begin van de bezetting was de situatie in de gemeente Bakel en Milheeze redelijk ontspannen. In het huis dat nu de hoek Schoolstraat/Kortestraat vormt - destijds lag er achter het huis nog een zandpad - zaten Duitse militairen. Van hen hoorde Mientje die twee panden verderop bij haar vader op het postkantoor woonde en werkte, dat het huis leeg kwam. Omdat de Duitsers met hun luisterpost, waarmee zij probeerden naderende vliegtuigen tijdig te ontdekken, dieper de Peel in moesten. En zij meteen: "Zeg het tegen niemand, dan ga ik snel trouwen en heb ik een huis".
Mientje was toen al benaderd om iets te doen voor piloten, door iemand van het postkantoor Helmond, iemand uit Deurne. Haar man, Bernard Manders, vond het best. Naast hen, tussen het postkantoor en het eigen huis, woonde dokter Nelemans. Die zou als 'ome Jan' in de daarop volgende jaren naam krijgen als centrale figuur in het verzet, de ondergrondse van Bakel. Hij is na de oorlog snel weggegaan, eerst als militair naar Den Bosch, later naar Nieuw-Guinea en tenslotte naar Zuid-Afrika.
Het kersverse echtpaar - het vlugge trouwen had aardig wat tongen in beweging gebracht - kreeg eerst een paar maanden inwoning. Van een gemeenteambtenaar. Die trouwde in september. En eind dat jaar - 1942 dus - zat de eerste piloot bij Mientje en Bernard. Er kwamen er meer, mondjesmaat aanvankelijk. "De grote stroom is begonnen met het neerstorten in Bakel van een vliegend fort, op 30 januari 1943. Wij zagen dat er mensen uitsprongen. Bernard er meteen op af, in z'n brandweerpak. Dat gaf hem en een aantal anderen die mee gingen zoeken, een zekere bescherming.."
Uit dat toestel kwamen zeven piloten aan de Schoolstraat terecht. En zo bleef het gaan, dik anderhalf jaar lang. "Soms lag het hele huis vol". Mientje had thuis spul voor bedden gehaald ... "Stiekem, vader mocht het niet weten, die was veel te bezorgd" .... kussens en lakens, ook lepels en vorken .... "We waren pas getrouwd en je kon bijna niks kopen". Moeder vond het niet erg, die zei er nooit iets van. "lk denk dat die wel iets in de gaten had"
"Vader kwam wel ooit achterdoor, bij Nelemans door de tuin. Dan lag er wel 's een piloot in het gras. Dat gras lieten we groeien, dan konden die mannen 's buiten. Als ze maar gingen liggen en stil waren ... Vader praatte graag, tegen iedereen, en dan kwam hij binnen met: "Mientje, ik weet niet wat voor mensen je nu weer in huis hebt. Ze doen d're kop niet open". Dan gaf ik hem maar een sigaar. "Da's toch zonde, om die binnen op te roken", besloot hij dan. En ik was hem kwijt". Ja, dat verhaal vonden ze in Canada ook leuk, meldt ze. Daar was ze drie maanden, op uitnodiging van de oud-strijders.
Ze laat een dik boek zien ... herinneringen en ja hoor, foto's. Op de motor van Bernard in de tuin in Bakel .
De piloten kwamen vaak van de familie Otten uit Erp. Vandaar kwam ook veelal het seintje, briefje, berichtje, telefoontje dat de mannen weg konden. Mientje vertelt hoe dat ging. Ze is een aantal malen met de piloten meegereisd naar Eindhoven. Daar ontmoette zij 'de witte' - een schuilnaam; hij had altijd een witte pleister op de wang, dat was zijn herkenningsteken; zelf droeg zij een wit sjaaltje - en die nam hen mee naar Maastricht. Maar vaker bracht ze de mannen naar het station in Helmond. Vandaar moesten ze zelf verder.
"Tinuske van de Crisishoeve - weer zo'n schuilnaam, je kende niemand echt; hij kwam uit Zeilberg - had een auto, zo'n klein blauw 'koektrommeltje'. Die mocht rijden omdat hij geslacht vee aan de Duitsers leverde. Tot in Helmond, niet de stad in met mensen in de auto.
lk moest dus op de fiets naar Helmond. Want die mannen moesten naar het station, ik zou de kaartjes kopen en dan moest ik weer terug. lk wachtte bij de St. Jozefskerk. Daar stond ik, alleen, fiets aan de hand .... Wachten ... Kun je je voorstellen?
Eindelijk was het autootje er. Drie stoere piloten - er was zelfs een heel lange bij, die is na de oorlog nog 's bij ons geweest - kwamen er helemaal gekreukt uit. En toen moesten we nog naar het station, de Tolpoststraat, een stuk Molenstraat, de hele Tiendstraat door...
lk voorop. Op een gegeven moment meende ik er iets van te moeten zeggen. Want zoals die mannen liepen ... dat moest wel opvallen. lk ging dus wat aan de fiets staan morrelen, gebogen, en probeerde in m'n beste Engels, zo zachtjes mogelijk: Stommeriken, loop nou niet zo als ganzen achter elkaar ... Ze waren toch al een beetje ... nou ja, ze hadden Nederlandse burgerkleren aan, maar toch ... Het waren duidelijk geen Hollanders, dat idee had ik tenminste.
Op het station moest ik de kaartjes stiekem aan hen geven, midden tussen een wachtend publiek. Het was er altijd druk, ook met Duitsers. Die keer kon ik er een dat kaartje maar niet ongemerkt in de hand gefrommeld krijgen. Toen ben ik op 'm afgestapt en heb - in het Nederlands, ook al verstond hij dat niet gezegd: "Hier luilak, je kaartje. De volgende keer haal je het zelf en betaal dan ook meteen. Nu heb ik dat nog gedaan". Je moest toch wat. lk had toen ook drie kranten gekocht. Dan konden ze in de trein net doen of ze lazen, hoefden ze met niemand te praten. Want daarvoor waren ze bang. Laat nou een van die idioten z'n krant ondersteboven houden ... En ik mocht niet lachen. Zelfs niet van de zenuwen..."
Mientje is oprecht blij dat een van die mannen - die lange - bij een bezoek in Bakel later ongevraagd dat verhaal zelf ook vertelde: "Anders denken ze misschien dat ik het te avontuurlijk voorstel".
De naam 'Mientje' konden de Engelsen en Amerikanen niet uitspreken. Voor hen was het 'Mendy'. Ze is nu 79 jaar, maar ze waarschuwt: "Als ik alles zou moeten vertellen, zit je morgenavond nog hier".
Niemand heeft ooit iets van die piloten geweten, houdt ze vol, ook de familie niet. Maar als ze al iets gemerkt zouden hebben, werd er gezwegen. Alleen buurman Nelemans wist van de activiteiten. En nog iemand .... maar daarover later.
De piloten bleven overdag op de opkamer, de deur daarvan viel net achter de achterdeur als die open stond. "Dus dacht ik, dat is de veiligste kamer". Ze vertelt van die keer dat er drie piloten binnen zaten. De zus van Jan Nelemans kwam gelopen: "De Duitsers zijn er. Ze doen huiszoeking"
"lk ben altijd al een nuchtere geweest ... Die piloten zaten echt te bibberen van angst, ze zagen helemaal grijs. lk zeg - intussen sloegen de Duitsers al eisend met de geweerkolven op de deur - ik zeg tegen hen: Nou ga ik naar de voordeur. Als ik erg begin te hoesten, moeten jullie zorgen dat je achteruit weg bent en zien dat je je ergens gedekt houdt. Gek hé, ik was helemaal niet bang.
Dus ik doe de deur open en zeg: Hé, ken ik jullie niet? Kom binnen. Zij binnen en ik liet ze in de kamer voor. De piloten konden ze door de dunne muur goed horen. Kopje thee, al is het niet zo'n goeie? Nou, dat wilden ze wel. En ik langzaam thee inschenken, ik wist dat ze niet zo heel lang binnen mochten blijven, al wist ik niet hoelang. Hé, ken jij ons? Ga je misschien wel eens in Eindhoven dansen dan? O ja, sloot ik meteen aan, wel 's ooit. Maar ik mag het eigenlijk niet, van vader. lk frommelde intussen achter m'n rug m'n trouwring af . Zullen we je dan eens komen halen? Nee, nee, dat zeker niet. lk kom wel zelf, met iemand mee. Nou, dat vonden ze prima. Als ik maar kwam. Op datzelfde moment gaf de soldaat die bij zulke gelegenheden altijd op straat blijft, alweer een roffel op de deur. O ja, we moeten weg. Tot kijk dan maar, misschien. lk kon wel dansen en zingen tegelijk, al kon ik niet meer van de mat af, m'n benen weigerden dienst. Maar wat zagen die vliegers er uit..."
Een probleem was ook zulke jonge, gezonde mensen niet alleen verborgen maar ook stil te houden. Een voorbeeld: "Op 15 augustus 1944 bombardeerden de geallieerden een aantal vliegvelden in Brabant. Ook Volkel. We hadden een piloot in huis, Douglas Jennings. Hij is toen wel drie weken bij ons gebleven omdat hij in verband met de strijd in Frankrijk niet langs de normale route weg kon. Hij is tenslotte via Zeeland gegaan. Maar toen, op die feestdag, kwam er een vliegtuig aan: Let op, daar is iets kapot. Die komt omlaag, riep hij. En toen kwam het toestel inderdaad laag over en Jennings stond te zwaaien en te roepen in de tuin .... In het Engels natuurlijk, spontaan. lk schrok me rot. Op de zandweg naast het huis was het nogal druk met wandelaars - het was immers feestdag - en stel je eens voor ... Gelukkig maakte het vliegtuig herrie genoeg Maar wat denk je van die spanning?..."
Het eten voor die knapen was natuurlijk ook steeds een bron van zorg in huize Manders, in die tijd. Geld was een probleem, al geeft Mientje nadrukkelijk en bij herhaling aan dat veel boeren best wilden helpen. Maar ze heeft wel eens een horloge of een fototoestel verkocht om aan wat extra geld te komen.
Bonkaarten hadden de Mandersen niet, ook al reed Bernard er elke maand met een slordige 3000 rond. Maar zij konden die niet gebruiken, die waren voor onderduikers. Daarvan was precies vastgesteld waar wat naar toe moest.
"'s Morgens om een uur of vier ging ik er vaak al op uit. Brood, dat bakten de boeren zelf. Ze wisten natuurlijk dat we maar met ons tweeën waren, maar ik kon de meesten ervan overtuigen dat Bernard een erg grote eter was. Goed, hier heb je een halfje, zeiden ze dan. Kom er volgende week maar weer een halen. lk moest er vaak wel iets tegenover stellen. Want boeren kunnen meestal geen formulieren invullen. Zat ik tot 's avonds laat met die papieren van de boer zoveel mogelijk leugens in te vullen natuurlijk".
Zij herinnert zich een keer, dat ze echt omhoog zat. "lk wist niet wat ik de jongens de andere dag voor zou zetten, want ik had niks. En laat me nou net toen een boertje aankloppen, ik ken hem nog goed, Van Berlo, zo'n echte nog met een rooie das om en zo ... Schoof-ie een grote mand met eten naar binnen, met brood, eieren, spek ... van alles. Zou hij iets vermoed hebben? lk was zo blij. Er gebeuren toch ook nog wonderen, zelfs nu", dacht ik.
Op het laatst, rond juli 1944, in dezelfde tijd dat burgemeester Wijtvliet gearresteerd werd, maakte Mientje Beijers een angstig avontuur mee met iemand die toch eigenlijk aan de goede kant behoorde te staan. Met ene Jos - o, ze kent ook de achternaam heel goed, alleen wil die haar nu even niet te binnen schieten - uit Deurne. "Dat ze die ooit bij de groep hebben gehaald", schudt ze nog het hoofd. Want die Jos stond bekend als een pure avonturier, in het bos in een hutje wonen en dat soort zaken. Hij kwam veel bij Nelemans... Maar er gingen ook vreemde geruchten over hem. Hij zou in Vught gevangen hebben gezeten en nu zou hij...
Pistool in de nek
"Op 'n dag waren er weer van die verhalen. Jos was weer gesignaleerd. Uit voorzorg schoot Bernard met drie piloten toch maar de bossen in. En daar was Jos. Hij stapte achterom binnen. Bevestigde dat-ie in Vught had gezeten. lk loosde hem zo snel mogelijk. Maar hij bleef kennelijk in de buurt, samen met een andere man van de Deurnese groep (zij noemt de naam; heeft hem onlangs nog ontmoet)".
"Toen ik 's ochtends uit het raam keek, stond die man daar beneden. Wat moet je hebben? lk wil Bernard spreken. Dat kan niet, die is niet thuis. lk ben alleen. Hoor je wel iets? Nou, dat is de hond. Uiteindelijk ben ik toch maar 's naar beneden gegaan en heb ik de deur op een kiertje geopend. De tweede Deurnenaar: We zoeken die en die. Er is vannacht van alles gebeurd, maar we zullen ze wel krijgen ... En in enen zie ik achter een uitgebouwd muurtje een stukje witte pet. Jos .. Kom op, joh, ik heb je wel gezien.
En daar stond hij, een revolver in de hand. lk moest me omdraaien; hij zette me het wapen in de nek. Hij moest weten waar die piloten waren die wij in huis hadden. Dat hadden ze bij Nelemans zelf gezegd. lk zeg: Ze kunnen je wel meer vertellen .... maar d'r is hier niemand in huis. En ik hield dat vol. Uiteindelijk dropen ze toch af. Ze hebben nog een hele tijd in een van de notebomen achter het huis gezeten".
Later is die Jos, naar men zegt, geliquideerd. Mientje: "lk weet niet hoeveel er naderhand beweerd hebben: 'O, dat heb ik gedaan. Het moest toch iemand doen'. lk dacht dan steeds dat ze zulke fabeltjes niet hoefden te vertellen. Met zoiets wilde ik niet van doen hebben. Maar het is wel gebeurd"
Avonturiers
Volgens haar had Nelemans wel meer de neiging zulke avonturiers om zich heen te dulden. Mensen als zijn neef, ook Jan. Die liep soms zelfs openlijk met schiettuig te zwaaien: "lk schiet ze kapot". En toen hij eens betrapt was met gestolen explosieven achterop de fiets, moet hij volgens de verhalen op het bureau zo gek gedaan hebben, dat ze hem 'van erremoei' maar weer hebben laten gaan. Hij heeft overigens ook eens twee mensen die met gerepareerde pistolen in de zak rondliepen en een Duitser achter zich aan kregen, gered door het wapentuig snel binnen het huis te verbergen en zo op die Duitser in te praten dat die 'vergat' binnen te gaan kijken.
Mientje: "Neef Jan stond een paar dagen voor de bevrijding 's avonds met enorm veel herrie spijkers in planken te slaan. Ik erop af: Zijn jullie nou gek geworden, die herrie. Dadelijk komen de Duitsers erop af. En dat kan ik niet hebben. Wilden ze die planken met grote spijkers erin, op de Helmondseweg gooien. Daar zou een grote Duitse kolonne over komen. Ik zeg: En wat moet dat dan met de mensen die daar in de buurt wonen? Het gele gedoe is niet doorgegaan".
Aan de andere kant nam Nelemans nauwelijks risico's. Veel spullen verborg hij elders, bij Manders thuis of bijvoorbeeld in de gezamenlijke schuilkelder. In de laatste dagen van de oorlog nam Nelemans de distributie over van de illegale bonkaarten waarvoor de Mandersen steeds gezorgd hadden. Daarover zijn toen wel eens klachten gekomen.
Bernard en Mientje Manders-Beijers kregen voor hun vele aktiviteiten in de oorlog een fors aantal onderscheidingen, oorkondes en medailles.
1946: getuigenis van 'erkentelijkheid voor Uw activiteiten van het Staatsbedrijf der PTT
1949: 'dankbaarheid en waardering van het Amerikaanse volk', oorkonde getekend door Dwight D. Eisenhower
1950: Londen: dank en waardering van de 'Allied Expeditionary Force' en 'The King's medal for Courage in de cause of Freedom'
1970: Franse oorkonde en medaille van de 'Confederation Europeenne des Ancients Combattants'
1971: oorkonde en medaille van het Nationale Verbond der "Belgische Oorlogskruisen"
1981: het Nederlandse Verzetsherdenkingskruis
1992: Canada: speciaal lidmaatschap voor het leven de 'Air Forces Escape & Evasion Society' met de Freedom-medaille met bronzen palm, lidmaatschap voor het leven de 'Royal Air Forces Escaping Society' en het ereburgerschap van de stad Toronto
Ontdekking geheime zender bijna fataal
De dag dat Bakel bevrijd werd, op 25 september 1944, is nog bijna fataal geworden voor de dorpskern van Bakel. De Duitsers hadden in de kerktoren een antenne ontdekt en vermoedden een geheime zender. Als kapelaan Van de Laar niet zou zeggen wie er onlangs in de toren was/waren geweest, zouden de Duitsers uit alle huizen rond de kerk de mannen verzamelen en hen doodschieten. In overleg wees de kapelaan Bernard Manders aan; hij had de antenne ook werkelijk aangebracht. Hij wist te ontsnappen.
Mientje en Bernard Manders-Beijers hebben in de oorlog behalve een vijftigtal piloten geruime tijd een geheime zender onder de pannen gehad. Rond de jaarwisseling 1943/1944 herbergden zij de eerste marconist, een Amerikaan die hier was gedropt. Hij had een blauwe maandag in ons land gestudeerd en sprak dus wat Nederlands. Er zouden er nog vier volgen. "Die konden er nog wel bij", lacht Mientje.
Zij mochten om twee uur 's nachts zenden, tien minuten. Langer was te gevaarlijk. "En dan hadden die Engelsen nog ooit: Sorry, we zijn weg teatime. Die snapten er absoluut niets van". Als er gezonden werd, stond Mientje buiten op wacht, attent op vliegtuigen of auto's met antennes waarmee zulke zenders gepeild werden. "Een keer ben ik toch zo geschrokken van zo'n auto. lk nam een kei en gooide die boven door het raam waarachter de marconist bezig was. Niemand heeft ooit iets gevonden". Dat raam was het raam van de slaapkamer van Bernard en Mientje. Want daar stond het toestel. Bernard kwam er ooit veertien dagen niet. Dan was hij bijvoorbeeld met de zender naar Wanroy om niet steeds vanuit dezelfde plaats te hoeven zenden.
Inlichtingen
Mientje ging voor de zender nogal eens op inlichtingen uit. "lk was daar schijnbaar goed in. lk denk dat ik een heel onnozel gezicht had". Zij fietste daarvoor bijvoorbeeld van Volkel naar Langenboom, een heel stuk langs het vliegveld. "De Duitse soldaten praatten maar wat graag met jonge meisjes. En ik leek wel tien jaar jonger dan ik was. Dat ging dan zo van: Maar er zijn toch geen vliegtuigen, waarom moeten jullie dan op wacht staan? Zoiets ... Meestal kwam ik wel iets te weten".
Ook anderen kwamen wel met berichten. "Bijvoorbeeld toen het verzet de stromijten van de Duitsers in brand wilde steken. Daarvoor is via de zender in Londen fosfor gevraagd. Dat is toen afgeworpen en vlakbij ons, bij het oude huis van Koenings aan de Nieuwe Uitleg, in de tuin terechtgekomen. Ze wisten kennelijk waar wij woonden." Bernard was een van de mensen die de zaak toen in de hens joegen.
Incidenten
De zender was in de laatste dagen van de oorlog nog aanleiding voor minstens twee ernstige incidenten. Mientje en Bernard Manders hebben er nog heel lang de gevolgen van moeten dragen, zo lijkt het. Eigenlijk tot de dag van vandaag.
Directeur Soeterboek van de Stoomzuivelfabriek - hij eigende zich allerlei functies toe, werd na de bevrijding zelfs burgemeester, waarom en hoe is onduidelijk - Soeterboek dus stapte op een gegeven dag op hoge poten op het adres Schoolstraat 18 binnen: "lk hoor dat jullie een geheime zender in huis hebben. lk kom om te zeggen dat die weg moet". Verwarring. Maar Mientje gaf geen krimp: "lk zal het doorgeven". Ze mocht die man die altijd zo hoog van de toren blies, niet.
Ze vertelde tegen de marconist die toen in huis was, Jacques van Loon, wat er gebeurd was. Die werd ziedend: "Dat is verraderswerk ... en verraders moeten kapot". Zijn reactie was begrijpelijk: Het Englandspiel had net daarvoor aan 57 gedropte agenten het leven gekost.
Mientje protesteerde: "Niet doen, dan gaat de hele illegaliteit hier d'r aan". Later op die dag ging Bernard met Van Loon toch naar Soeterboek, maar alleen nadat de marconist had beloofd niet te zullen schieten. Aanbellen. Mevrouw deed de deur open. Lange gang met op het einde de keuken. En daar verscheen Soeterboek. Van Loon trok een pistool: "Op je knieën hierheen ...." En even later: "Verraders moeten dood". Beven, huilen, smeken. Uiteindelijk zei Bernard iets over een misverstand en dat ze maar eens bij Nelemans zouden moeten gaan informeren. Toen zijn de mannen weer gegaan.
Het tweede incident viel voor, toen de Duitsers de nieuwe antenne voor de zender in de kerktoren hadden ontdekt. Bernard had die antenne aangebracht, samen met een ingenieur van Philips, Paul Blom uit Eindhoven. De koperdraad kwam van Philips die wel meer leverde als er iets met de zender was. Op 24 september 1944 - daags voor de bevrijding! - eisten de Duitsers van kapelaan Van de Laar dat deze hun zou vertellen wie er in de toren was geweest. Deed hij dat niet, dan zouden ze alle mannen uit de huizen rond de kerk halen en doodschieten.
Via de schoonmaakster van de kerk liet de kapelaan een briefje met die mededeling bij Manders bezorgen: "lk weet niet wat te doen". Hij kreeg een briefje terug, in verdraaid handschrift: 'Wij zullen er over denken. Morgen krijg je bericht. Zorg voor wat uitstel, zeg dat je zieken de communie moet brengen. Spreek maar af dat je om een uur of tien op het plein zult zijn voor het antwoord'.
Mientje: "We hebben er de hele nacht over gepraat, Bernard en ik. We stelden vast dat we nooit meer een zuiver geweten zouden hebben, als we de Duitsers hun gang lieten gaan; dat wij nooit meer zouden kunnen slapen, als we al die mensen lieten vermoorden. lk liet de kapelaan weten: Zeg maar dat Bernard het is geweest".
Er werd een strategie ontwikkeld. Bernard zou tegen tienen over de Schoolstraat lopen, samen met de hond, tot bij Goossens. Dan zouden ze elkaar kunnen zien, de mensen op het kerkplein en hij. De kapelaan zou zich over het hoofd strijken als hij het gezegd had: Daar, die man met die hond, die is het laatst in de toren geweest.
Mientje: "lk heb Bernard gezien, zien wegrennen over die zandweg, zo hard hij kon. De Duitsers hebben wel tien keer op hem geschoten. Wat ik toen heb doorgemaakt .... We waren al twee uur bevrijd en ik zat nog in huis, achter kapotte ruiten, bij een kapotgeschoten dressoir. lk had geen stap meer kunnen verzetten". Op een gegeven moment kwam Bernard op een Engelse tank aanrijden Die man met die bril? lk wist niet eens meer of Bernard een bril droeg.
Maar hij was het. Hij had zich buiten het dorp in een kuil laten vallen
Mientje denkt dat haar man aan die ervaring iets heeft overgehouden. "Hij kon een tijdlang niet praten, wist nauwelijks meer iets, bleef maar in huis hangen . Later, in Nieuw-Zeeland, onderzocht een arts hem. Hij had het over een schok of ... Dat moet die ervaring geweest zijn".
Waardering
Bernard en Mientje Manders-Beijers hebben na de oorlog niet de waardering gekregen waarop zij meenden te mogen rekenen. Mientje zegt te weten dat anderen hun het predikaat 'gevaarlijke communisten' hebben opgeplakt, zoals dat in die tijd meer gebeurde met verzetsmensen. Zij wijt dit niet in de laatste plaats aan Soeterboek met wie zij meermalen in aanvaring was gekomen.
Een van de gevolgen daarvan was dat Bernard geen werk meer kon krijgen.
Ook bijvoorbeeld niet als hulpbesteller bij de post. De directeur in Helmond onder wie het kantoor Bakel ressorteerde, zou gezegd hebben: "Er zijn zaken waarover ik niet mag spreken". Maar ook Mientje zou volgens hem beter doen uit te zien naar ander werk: "Ze zijn met jou ook bezig".
Uiteindelijk zijn de Mandersen in arren moede naar Nieuw- Zeeland geëmigreerd. Daar kreeg Mientje ontslag uit een goed baantje bij het vaderlandse consulaat. Zonder opgaaf van reden. Bernard werd ziek en in 1962 vestigde het echtpaar zich definitief weer in Nederland. Op 2 september 1979 overleed Bernard. Mientje woonde een tijd in Bakel. Maar de oorlog heeft diepe sporen nagelaten en zij voelt zich niet gemakkelijk meer thuis. Nu woont ze al weer anderhalf jaar in Uden.
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: De vrijheid begon met chaos →