Dossier Mathijs Willem Manders.
“De Kroniek van Driek”.
Bakel.
Dossier
van : MATHIJS WILLEM MANDERS.
Vindplaats:
Brabants Historisch Informatie Centrum (B.H.I.C.).
Archieftitel: Raad van Brabant, 1586 – 1811.
Criminele en proces dossiers.
Civiele proces dossiers 1678 – 1707.
Toegangsnummer 19; Inventaris nummer 788.2464.
Processtukken in het tijdvak van 06-08-1686 tot 28-05-1689.
d.d. 06-08-1686.
Op huijden den sesten Augustij, Sestienhondert ses ende taghtentigh, Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS bij den Ed. Rade van BRABANDT geadmitteert Openbaar Notaris binnen BEECK bij AERLE residerende ter presentie van de ondergesz. getuijgen PETER HUIJBERS, out ontrent vijff ende dertigh jaeren inwoonder tot BAKEL, den welcke ter instantie ende requisitie van den Heer Officier ende Schepenen van BAKEL voorss. opden Eedt aen handen van den Heere Stadthouder affgeleght heeft verclaert getuijght ende geaffirmeert, gelijck hij verclaert, tuijght ende affirmeert mits desen, waer ende waeraghtigh te sijn dat hij deponent is geweest op den 26e dagh der voorleden maent Julij ten huijse van JAN JOOSTEN binnen BAKEL, alwaer onder meer andere oock in huijs sijnde MATHTIJS WILLEM MANDERS den welcke MANDERS doen aldaer overluijdt was, seggende ende spreckende het is onbehoorlijck datter een Kerckmeester van de Bakelesche Kerck, tot MELIS is woonende, ende seggende onder andere dat de Schepenen van BAKEL maer Condt Schepens waeren. Gevende Redene van welwetenschap van 't geene voorschr. staet nogh seer goede vaste ende seckere kennisse te hebben, ende de voorschr. woorden, den voorschr. MANDERS alsoo te hebben hooren ende sien sprecken. Eijndende hier bij dese sijne verclaertinge ende depositie, ende want Goddelijck ende eerlijck is der waerheijt getuijghnis te geven, bij sonder des versoght sijnde soo heeft hij deponent van 't geene voorschr. staet naer pertinente voorlesinge daer bij gepersisteert, consenterende hier van acte in behoorlijcke forme gemaeckt ende gepasseert binnen BAKEL in presentie van Mr. COENRAET DENIS Schoolmeester tot BAKEL ende MEGHIEL van der BIJL als geloofwaerdighe getuigen hier toe versoght ende gebeden die de minute deses prothocollair neffens hem deponent en mij Notaris hebben onderteeckent ten dage voorschr. (Was onderteeckent) -
PETER HUIJBERT, COENRAET DENIS, MICHIEL van der BIJL,
H. DECKERS, Nots. publ.
Accordeert dese met sijn origineele gesz. ende onderteeckent als boven desen 9e Augustij 1686.
Quos Attestor.
H. DECKERS, Nots. publ. 1686.
d.d. 06-08-1686.
Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS bij den Ed. Rade van BRABANDT geadmitteert openbaer Notaris binnen BEECK bij AERLE residerende ter presentie van de ondergeschr. getuijghen, ANDRIES JAN GOORTS inwoonder tot BAKEL, out ontrent veertigh jaeren, den welcke naer den gedaene dagemente den Eedt heeft affgeleght aen handen van den Heere Stadthouder van BAKEL, voorschr., omme der waerheijt getuijghenis te geven, ende heeft verclaert, getuijght ende affirmeert mits desen, waer ende waeraghtigh te sijn, dat hij deponent op den 26e der verleden maent Julij staende in sijne deur schuijns tegens over de huijsinge van JAN JOOSTEN, ende aldaer in het huijs van JAN JOOSTEN, verscheijde harde scheldende woorden te hebben hooren sprecken door MATHIJS WILLEM MANDERS, alwaer onder ander hoorende dat den voorschr. MATHIJS MANDERS seijde dat de Schepenen van BAKEL alle maer schelmen waeren. Gevende redenen van welwetenschap, dat hij deponent, de voorschr. woorden den voorschr. MATHIJS MANDERS alsoo heeft hooren sprecken, ende het welck uijt den huijse van JAN JOOSTEN commende hij deponent vragende wat seght MATHIJS daer, daer op aen hem deponent geantwoort wierde, hij seght dat de Schepenen alle maer schelmen sijn..
Eijndende hij deponent hier dese sijne depositien ende heeft naer pertinente voorlesing daerbij gepersisteert consenterende hier van Acte in behoorlijke forme gemaeckt ende gepasseert te werden. Aldus gedaen ende gepasseert binnen BAKEL in presentie van Mr. COENRAET DENIS ende MICHIEL van de BIJL, als geloofwaardige getuijgen ten desen versoght ende gebeden, die de minute deses protocollair neffens hem deponent ende mij Notaris hebben onderteckent, desen sesten Augustij Sestienhondert ses en taghtentigh. (Was onderteckent) DRIES JAN GOORTS, COENRAET DENIS, MICHIEL van der BIJL, ende bij mij Notaris.
Accordeert dese met sijn origineel geschr. ende onderteckent als boven desen 9e Augustij Sestienhondert ses ende taghtentigh.
Quod Attestor.
H. DECKERS Not, Publ.
1686.
d.d. 07-08-1686.
Op huijden den sevenden Augustij Sesthien hondert ses ende taghtentigh, Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS bij den Ed. Rade van BRABANDT geadmitteert openbaer Notaris binnen BEECK bij AERLE residerende, ter presentie van de ondergeschr. getuijgen REIJNDER MARTENS out ontrent veertig jaeren out Borgemeester tot BAKEL, den welcke ter instantie ende requisitie vanden Officier ende Schepenen door den Vorster gedaght sijnde omme der waerheijt getuijgenis te geven, heeft op den Eedt die hij deponent aen handen van den Heer Stadthouder heeft affgeleght. Verclaert getuijght ende geaffirmeert, sulx hij verclaert ende deponeert bij desen, dat hij deponent opden ses en twintigsten der verleden maent Julij is geweest ten huijse van JAN JOOSTEN tot BAKEL, alwaer als doen onder meer andere int huijs van JAN JOOSTEN sijnde MATHIJS WILLEM MANDERS, welcken MANDERS, onder andere woorden was seggende, ende streckende, het is onbehoorlijk, en het is noijt geweest datter een Kerkmeester van de Bakelsche Kerk is woonende tot MILHEESSE, ende dat de Schepenen van BAKEL maer condt Schepenen waeren.
Verclaert hij deponent van de voordere scheldtwoorden egeen memorie ofte kennisse te hebben.
Gevende redenen van welwetenschap die voorts woorden nogh wel onthouden te hebben, dat den voors. MANDERS seijde het is onbehoorlijck dat de Kerckmeester van BAKEL tot MILHEESSE woondt, en dat schepenen van BAKEL maer condt Schepenen en waeren.
Eijndende hier bij dese sijne depositie etc. Consenterende hier van acte in behoorlijcke forme gemaeckt en gepasseert te werden. Aldus gedaen ende gepasseert binnen BAKEL, in presentie van Mr. COENRAET DENIS, ende FRANS van den HOUT als getuijgen ten dese versoght ende gebeden die de minute deses prothocollair neffens gem. deponent en mij Notaris hebben onderteekent ten daghe voorschr. (was geteeckent) REIJNDER MARTENS, COENRAET DENIS.
Dit ... merk stelt FRANS van den HOUDT, ende bij mij Notaris.
Accordeert dese met sijn origineel geschr. ende onderteeckent als boven deses 9e Augustij 1686.
Quod attestor.
H. DECKERS NOTARIS 1686.
d.d. 07-08-1686.
Op huijden den sevenden Augustij Sestienhondert ses ende taghtentigh Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS bij den Ed. Raede van BRABANDT geadmitteert Openbaer Notaris binnen BEECK bij AERLE residerende ter presentie van de ondergeschr. getuijgen, den Eersamen JAN ANTHONISSEN woonende tot BAKEL out ontrent dertigh jaeren, den welcke ter instantie ende requisitie van den Heere Officier MACCALLE ende Schepenen van BAKEL heeft verclaert, getuijght, ende geaffirmeert, gelijck hij deponent verclaert, tuijght ende affirmeert mits desen, op den Eedt die hij deponent, ten dese heeft affgeleght aen handen van den voorschr. Heer Officier, waer ende waeraghtigh te sijn, dat hij deponent op den ses ende twintigshten der voorleden maent Julij is geweest ten huijse van JAN JOOSTEN, binnen BAKEL, alwaer alsdoen ondermeer andere int geselschap in huijs sijnde MATHIJS WILLEM MANDERS welcken MANDERS onder andere woorde was seggende ende spreckende het is onbehoorlijck datter een Kerckmeester van de Bakelsche Kerck woonende tot MILHEESSE, ende dat Schepenen van BAKEL waeren condtschepenen, seggende wijders het sijn schelmen met een verclaert hij deponent van de voordere woorden geen onthout ofte memorie te hebben. Gevende redenen van welwetenschap van 't geene voorschr. staet nogh goede memorie ende kennisse te hebben. Eijndende hier bij dese sijne depositie ende want Goddelijck ende eerlijck is der waerheijt getuijghenis te geven bij sonder des versoght sijnde soo heeft hij deponent naer prelecture daer bij gepersisteert. Consenterende hier van acte in behoorlijcke forme gemaeckt ende gepasseert te worden. Aldus gedaen ende gepasseert binnen BAKEL in presentie van Mr. COENRAET DENIS, ende FRANS van den HOUT als getuijghen hier hier over geroepen ende gebeden welcke de minute deses prothocollair neffens hem deponet ende mij Notaris hebben ondeteeckent, ten daghe voorschr. was geteeckent Dit 't merck stelt JAN ANTHONISSEN, COENRAET DENIS. Dit merck stelt FRANS van den HOUT en bij mij Notaris.
Accordeert dese met sijn origineel geschr. ende onderteeckent als boven desen 9e Augustij 1686.
Quod Attestor,
H. DECKERS Nots publ. 1686.
d.d. 06-09-1686.
JERUSALEM.
d'Eerste Residerende, en andere Raden van BRABANT den Eersten Deurwaarder hier toe versogt, Saluijt,
Wij hebben ontfangh de supplicas van de Stathouder, mitsgaders Schepenen vanden Dorpe BAKEL Quartiere van PEELLANT Meijerije van s'HERTOGENBOSCH, innehouden, dat off wel sij supplianten sonder roem gesproocken, sijn wele. luijden, haere bedieninge wel nae behooren waernemende, dester eenen MATIJS WILLEM HERMAN MANDERS sich niet ontsien en heeft op den 26 Julij 1686 ten huijse van JAN JOOSTEN tot BAKEL voornt. niet alleen de supplianten te sensureren, en maer oock seer atrocelijck te inureren, seggende dat sij waeren dieven en schelmen te saemen, met meer ongebondene ende schandeleuse woorden dewelcke de supplianten om eerbaerheijts will hier niet en noemen, en alsoo de supplianten hetselve niet en staet te lijden, en hier door den brugge soude geleght worden voor andere ongebondene seditieuse menschen, ten waere daerinne werde voorsien soo keerden de supplianten haer aen ons in den ...... en soo sij seiden versoeck dese provisie van daechsele in cas van injurie in dese dienende waerome soo ist, dat wij desen aengesien, U ontbieden en bebelen (daer toe committerende bij desen) dat gij ten versoecke van den voors. supplianten, treckt aen den persoon ofte ter woonplaetse vanden voors. MANDERS, en denselven van wegen de Hooge Overicheijt belast en beveelt de voorz. injurien de supplianten aengedaen te beteren, eerlijcq, ende proffijtelijcq eerlijcq mits op selven rechtdagh bij den Rade te prfigeren, te comen in de audientie van desen Rade bloots hoofs op sijn knien bidden de Justitie, en de supplianten indien sij present wesen willen om vergiffenis, en aldaer te verclaren, dat hij het geene voorz. is onbedachtelijck, en tegens de waerheijt geseijt heeft gehadt, en dat het selve hem van herten leet is. Verclarende van de supplianten niet te weeten als alle eer en deught proffijtelijck mits gevende aan den Armen tot BAKEL een somme van drie hondert gulden behoudens dat de supplianten bereijt sijn, met Eede te verclaren om gesegde somme, jae om geen goet ter werelt gelijcke injurien niet noch eens te willen lijden, en te betalen de costen hieromme gedaen. En in cas van Oppositie daecht de Opponent te compareren ofte gemachtigt te senden t'eenen selven gelegene dage die gij hem bepalen sult voor ons in den voorn. Rade, omme te seggen de redenen van dien t'aenhooren sodanigh eijsch en conclusie als de supplianten ter sake voorschr. te dage dienende sullen willen doen ende nemen, daer jegens t'antwoorden end voort te procederen als naer rechten. Ons relaterende U wedervaren.
Gegeven s'GRAVENHAGHE onder den zegel vanden voornoemde Rade hieraen doen hangen den sesten September XVIC ses en tachtentigh.
Bij d'voors. Eerste Presiderende ende andere Raden,
Van STRIJEN. 1686.
d.d. 16-12-1686.
JERUSALEM H.D. DECKERSSEN
Relateer en verclaer Ick ondergeschr. dat Ick ten versoecke vanden Heere Stadthouder en President en andere Schepenen van BAEKELL dit neffensgaende Mandament van Iujuerie dee dato den 6 7bris 1686 op heden den 16 Decembris 1686 hebbe geinsinueert aaenden gemelten MATTHIJS WILLEM HERMEN MANDERS, woonende mede tot BAEKELL en in Cas van oppositie hem dach van Recht betekent vorden Edele Mo. Raede van BRABANT tegens dee eerste Rolle naer drie Coningen 1687 en hebbe den voorn. MANDERS behandicht Copy om hem naer Inhouden van dien te reguleren etc. Teicant ut supra.
A. WOLFSBERGH Deurwaarder vande Ed.Mo. Raedt.
d.d. 24-02-1687.
Wij DANIEL MACCALLA Stadthouder, WILBERT HENDRICX op SCHIPSTALL President, PETER AERT STERCKEN, HUIJBERT JANSSEN van NEERVEN, JAN GOORTS van den EIJNDE, HERMEN PETERS, en PETER THEUNIS CRUIJSCHOT Schepenen alle des Dorps, ende Dingbancke van BAECKEL hebben geconstitueert, en geauthoriseert gelijck wij midts desen verclaren geconstitueert ende geauthoriseert te hebben, den Procureur JOHAN BOON In S'GRAVENHAGE, omme uijt Onsen Naeme, ende van Onsent wegen waer te nemen en te vervolgen alsulcke procedure, als voorden Ed.Mo: Raede en Leenhove van BRABANDT aldaar in materie van Injurie van Onsent wegen is begonst tegens MATHIJS WILLEM MANDERS Ingezetene van BAECKEL voorschr. met approbatie, ende ratificatie om allen 't geene deses aengaende bij den voors. procureur BOON door last ende ordre van de voorz. Heer DANIEL MACCALLA Onsen Stadthouder allreede gedaen ende daar inne gehandelt is! Gevende verders macht aenden voors. BOON Procureur, end Advocaat enen ofte meer des noodt te substitueren ten uijteijnde deser zaecke, ende geloven allen't geene bij den voors. Onsen geconstitueerden ende bij den voors. Heere Stadthouder voors. Procureur BOON gedaen sall worde cost, schadeloos te ontheffen, en onsen alsoo geconstitueerden, en gesubstitueerden in alles te indemneeren onder verbandt van onse respective persoonen ende zouden hebbende ende vercrijgende onder renuntiatie als naer rechten. Des T'oirconde hebben wij Stadthouder en Schepenen voornt. onsen Dorps Zegel hier onder opgedruckt, en door onsen Geswooren Secretaris laeten ondertekenen vier en twintigsten inde Maent van Februario deses Jaers XVIc zeven en tachtich.
MACCALLA de JONGH 1687 Secrts.
BHIC. Den Bosch. Toegangsnummer 19.
Raad van Brabant 1586 - 1811.
Inventaris 788.2464.
d.d. 11-06-1687.
Gedient den 11e Junij 1687.
Compareerde voor den Ed. Raede van BRABANT, LIBERTUS LOEFF als Procureur van MATTHIJS WILLEM MANDERS gedaagde, bij mandement van De in Cas van Injurien ter eenre Op en Jegens den Stadthouder mitsgaders Schepenen van BAECKEL Impetranten int voors. Cas ter anderen sijden.
Ende amplierende sijne deugdelijcke, ende dat is factoire verclaeringe in actes van 5en deser loopende maent Junij 1687 gedaen. Verclaerden dat hij niet alleen bereijdtwilligh is met Solemnele Eede te affirmeren, dat hij nooijt eenige gedachten, ofte Intentien gehadt heeft vande Impetranten in haer eer ofte respect in eenige manieren te krencken, maer noch dat hij deselve kent, kont ende acht voor eerlijcke luijden, op wien hij niet anders en weet te seggen, als eer, ende deught, sustinerende daer mede ten overvloede hem te hebben gesuijvert ende aende Impetranten voldaen. En onder beneficie, ende bij Refuijs van de selve super abundante verclaeringe persisteerde als breeder apred Acta maer kende in cas van verder proces eijsch van costen, ofte tot anderen, etc.
d.d. 23-07-1687.
JERUSALEM.
Den eersten Deurwaerder van den Ed. Raede van BRABANT hier toe versocht.
Alsoo MATTHIJS WILLEM HERMAN MANDERS sich niet ontsien heeft seer attrocelijck te injurieren <= met fel en vinnig te verongelijken en te smaden> den Stadthouder, mitsgaders Schepenen tot BAECKEL Meijerije van S'HERTOGENBOSCH ende bij haer aen den selven MANDERS sijnde gedaen exploicteren <= uitvoeren> Mandament <= dwangbrief> in cas <= in geval> van injurien <= van onrecht>, in die saecke Eijsch is gedaen, ende bij den voornoemden MANDERS gepresenteert te verclaeren, uijt eenige gedachten te hebben gehadt, om de gemelte Stadthouder ende Schepenen in haer eer ofte respect in het minste te crencken, ende de selve presentatie sijnde gerefugeert <= toevlucht genomen>, den selven MANDERS heeft gedaen naerdere presentatie. dat hij berijtwillig is, met Eede te verclaren, dat hij nooijt intentie heeft gehadt vande gemelte Stadthouder ende Schepenen in haer eer ofte respect in eeniger manieren te krencken, ende dat hij deselve kent voor eerlijcke luijden, op wien hij niet anders weet te seggen als eer ende deught, ende alsoo deselve geinjurieerdens, hoewel sij niet gehouden sijn daer mede contentement te nemen, als connende de injurien claerlijck bewijsen, maer een convenable satisfactie konnen pretenderen, nochtans ontrent 14 dagen geleden, aenden procureur LOEFF hadde doen affvragen, off hij te vreden was, neffens de voorschreve presentatie oock te refunderen de costen tot desen dage gevallen, ende den selven daer op versochte eenige dagen uijtstel, om daer over aen sijn meester alvooren te schrijven, ende nu al 14 dagen sijn verlopen, soo sult ghij salvo salario u vervoegen aenden persoon vanden selven procureur LOEFF ende hem affvragen off hij bereijt is neffens de voors. presentatie, oock te refunderen de kosten tot desen dage geresen, ende in cas van onwillicheijt, ofte langer dilay, protesteert van verdere costen, schaden ende intressen, daer door te vervallen, ende stelt pertinent relaes, ende wedervaren. Actum HAGE den 22 Julij 1687.
H: BOON, als gelastigde van den Stadthouder ende Schepenen.
Ingevolge de bove staende acte van authorisatie en des versocht sijnde vanden procureur BOON mijn vervoeght bij den procureur LOEFF ende deselve de acte in desen vermelt geinjurieert ende gelevert copije ende etc. die tot antwoort gaff te selve over te senden ende communiceeren.
Actum HAEGE den 23 Julij 1687.
J. WALTERRIUS.
d.d. 10-09-1687.
Notulen.
Den Stadthouder mitsgaders Schepenen vanden Dorpe van BAECKEL, Quartiere van PEDELANT Meijerije van S'HERTOGENBOSCH, Impe-tranten van Mandament in cas van Jujurien, Contra MATHIJS WILSEM HERMAN MANDERS, gedaeghde.
1.
Den 15 Januarij 1687 omme Eijsch doen ende alsoo LOEFF ordre hadde becomen ende Jusisteerde om Eijsch gedaen te hebben. BOONDOET Eijsch ende comandeert prout inscriptis <= naar gelang de inschrijving> LOEFF sonder te advoijeren de qualiteijt van de Impetranten inde presentie: vermelt versoect alvoorens visie ende copie van de procuratie opden Procureur LOEFF gepasseert. LOEFF is te vreden deselve morgen te leveren termijn op alles.
Den 19 dito omme te dienen van Procuratie verstecq BOON.
Den 5 Meert 1687 omme 't proffijt vant verstecq te begeren, van dat BOON niet gedient heeft van procuratie. BOON geeft visie vande origineele ende geeft over aen LOEFF copie van sijne procuratie, LOEFF adduit deselve over.
Den 20 dito omme t'antwoordere LOEFF absentie.
Den 9 April omme t'antwoorden verstecq LOEFF.
Den 23 April omme 't proffijt vant verstecq van antwoort te begeren LOEFF versoect prorogatie te 14 dagen fort voor alle clocij.
Den 14 Meij 1687 omme 't proffijt vant verstecq van antwoort te begeren, LOEFF versoect prorogae. ad Im sonder verder dilaij,
2.
Den 5e Junij 1687 omme 't proffijt van 't verstecq van antwoort te begeren. LOEFF dede seggen, doet presentatie ende antwoort prout in saigtis. BOON over endagh, depost BOON refuserende de resentatie als Captieus ende insuffisant persisteert voor replijcq. LOEFF persisteert voor duplijcq. BOON versoeckt appoinctement dispositijff omme de saecke te beschrij bij Eijsch antwoort replijcq ende duplijcq met middelen, acte maecken ende dienen. Ende des noot productie doen, LOEFF dogh den Raedt fiat, dagh ad acto.
3.
Den 11e Junij 1687, omme appoinctement dispositieff <= is een ordre van den Hove, op wat wijze een zaak beschreven zal worden> te begeven. BOON versoect alsnogh appoinctement dispositief, omme de saecke te beschrijven bij Eijsch antwoort replijck < = wederzegging > ende duplijcq < = tweede antwoord > met middelen acte maecken ende dienen, ende des noot productie doen. LOEFF doet naerder verclaringe, ende presentatie prout inscriptis < = al naar gelang de inschrijving >. BOON uer en dagh.
4.
Den 10e September 1687 omme appoinctement dispositijff te begeren. BOON versaeck alsnogh appoinctement dispositieff omme de saecke te beschrijven bij Eijsch. Antwoort replijcq ende dupliecq met middelen acte maeken ende dienen en des noots productie doen fiat.
d.d. 10-09-1687 ??
Conclusie van Eijsch voor Den Stadthouder ende Schepenen van BAECKEL.
Compareerde voorden Ed. Raede ende Leenhove van BRABANT, JOHAN BOON als Procureur van de Stadthouder, mitsgaders Schepenen vanden Dorpe BAECKEL Quartiere van PEELANT Meijerije van S'HERTOGENBOSCH Impetrant van Mandament van de in cas <= in gevalle> van injurien <= ongelijk, onrecht> ter eenre. Op ende jegens MATTHIJS WILLEM HERMAN MANDERS gedaagde uit voorschr. cas ter andere sijden. Ende bij de middelen van het voors. Mandament ende andere in tijden ende wijlen (ustnoot:) !OPVRAGEN! naerder te deduceren <= verhalen; verklaren> Eijsch doende concludeerde dat den gedaagde sal werden gecondemneert <= gevonnist> de Injuriende Impetranten <= verongelijkte verzoeker> aengaen, ende in het voors. Mandament breeder geroert te beteren eerlijck ende proffijtelijck, eerlijck mits op seeckere reghtdagh bij desen gemelden Raede te prefigeren <= voorbestemmen; voorbepalen> te houden inde Audientie <= gehoor> van desen Ed. Raede bloots hooffs op sijn knijen biddende de Justitie, ende de impetranten indien sij present wesen willen om vergiffenise, en aldaer te verclaeren dat hij de voorschr. injurien onbedaghtelijck, ende tegens de waerheijt heeft uijtgesproocken gehadt, ende dat het selve hem van herten leet is, verclaerende vande impetranten niet te weeten als alle eer ende deught. Ende proffijtelijck wets gevende aende Armen tot BAKEL een somme van drie hondert guldens, behoudens dat den impetranten bereijt sijn met Eede te verclaeren om gelijcke somme, jae om geen goet ter werelt gelijcke injurien niet nogh eens te willen lijden, cum expensis <= met uitgave / betaling> ofte tot andere, etc.
Exhibitum den 28 Julij 1688. JERUSALEM.
Eijsch met middelen gedaan maecken, ende den Ed. Raede van BRABANT overgegeven bij ofte van wegen den Stadthouder ende Schepenen van BAECKEL Quartiere van PEELANDT, Meijerije van S'HERTOGEN=BOSCH, Impetranten van Mandement van Daeghsele in cas van Injurien ter eenre; Op ende jegens MATTHIJS WILLEM HERMAN MANDERS Gedaeghde in 't voorsz. cas ter andere sijde.
1. Omme welcken Eijsch te funderen, soo segt JOHAN BOON als procureur van de Impetranten waer te sijn,
2. Dat alhoewel de Impetranten, sonder roem gesprooken, sijn eerlijke Luijden,
3. Haar bedieningen wel ende naer behoren waernemende,
4. Echter den gedaeghde sigh niet ontsien heeft op den 26 Julij 1686, ten huijse van JAN JOOSTEN tot BAECKEL,
5. In presentie ende bijwesen van veele personen,
6. De Impetrante consureren ende seer atrocelijck <= onbehoorlijk>,
7. Seggende dat sij waeren Schelmen ende Dieven te saemen.
8. Met meer ongebonde ende schandelijcke expressien.
9. Dewelcke U Ed.Mog: inder Impetranten Productie sullen konnen sien.
10. Dat de Impetranten het selve niet staende te lijden.
11. Ende voorschreven Injurien ad animum hebbende gerevoieert.
12. Ende dat daerdoor een brugge soude gelecht sijn voor andere ongebonde ende Seditieus menschen,
13. Van resolutie sijn geworden den Gedaeghde in desen daer over te doen daeghvaarden voor desen Raede.
14. Ende Mandement hebbende gelicht, ende het selve hebbende laten exploiteren,
15. Ten daege dienende Eijsch te doen ende te concluderen, dat den Gedaeghde sal worden geconcemneert de Injurien de Impetranten aengedaen, ende inhet voorn. Mandement breder veemelt,
16. Te beteren eerlijck ende proffitelijck,
17. Eerlijck mits op seeckeren rechtsdagh, bijden gemelten Raede te prosigneren, te komen inde audientie van desen Raede bloots hooffts.
18. Op sijn knijen de Justitie ende Impetranten, indien sie present willen sijn, omme vergiffenisse biddende,
19. Ende als dan te verclaeren, dat hij de voorsz. injurien onbedagtelijck ende tegens de waerheijt heeft gesprooken gehadt.
20. Ende dat het selve hem van herten leet is.
21. Verklaerende van de Impetranten niet te weten als alle eer ende deught,
22. Ende proffijtelijck, mits gevende aen den armen tot BAECKEL een somme van drie hondert guldens.
23. Behoudens dat de Impetranten bereijt sijn met Eede ter verclaeren omme gelijcke somme, jae omme geen goet ter werelt gelijcke injurien niet noch eens te willen lijden, cum expensis,
24. Dat wegens den gedaegde daer jegens is gedaen seggen dat hij was expresselijck ontkennende de Impetranten in't generael oft iemant van hen in't particulier geinjurieert te hebben,
25. Ende particulierlijck te ontkennen, dat hij de Impetranten in't generaal ofte iemandt van de selve in't particulier soude hebben naergegeven.
26. Dat sij waeren Dieven en Schelmen.
27. Verclaerende daeren boven bereijt te sijn met Eede te verklaeren noijt eenige gedagte ofte intentie te hebben gehadt.
28. Van deselve in haer eer ofte respect in het minste te krencken.
29. Antwoordende ende concluderende bij refues ende onder beneficie van die presentatie tot sub ende obreptie ten fine van niet ontfanckelijck,
30. En bij ordine dat de Impetranten haeren Eijschende conclusie sal werden ontseijt.
31. Dat de voornoemde ontkentenisse ende presentatie alleen dienende omme waer't mogelijck de saecke van den hals te schudden,
32. Ende voorschreven protestatie waerlijck sijnde protestatie actui contraria.
33. Als sijnde niet seeckerder ende klaerder als dat de Gedaeghde in voegen voorschreven heeft geinjurieert,
34. Gelijck uijt der Impetranten productie sal blijcken,
35. De Impetranten de voorschreven verklaringe hebben affgeslagen als captieus ende insuffisant ende gepersisteert voor replijck,
36. Dat de saecke daerop sijnde voldongen, ende versoght sijnde bij de Impetranten dispositijff, omme de saecke te beschrijven bij Eijsch, antwoordt, replijcq ende duplijcq met middelen.
37. Acte maecken ende dienen ende desnoot productie doen
38. Den gedaeghde overtuijgt sijnde de voorsz. verclaringe niet te weesen satisfactoir.
39. Als sijnde de Impetranten waerlijck in voegen voorschreven geinjurieert.
40. Heeft gedaen naerdere verklaringe ende presentatie.
41. Om waer het mogelijck buijten kosten sich te verte ontdoen van dit proces alleen met woorden ende praetjes tegens de waer-heijt strijdigh.
42. Verklaerende hij Gedaeghde niet alleen berijtwilligh te sijn met Solemnelen Eede te affirmeeren.
43. Dat hij noijt eenige gedachten heeft gehadt van de Impetranten in haer eer ofte respect te krencken.
44. Maar noch dat hij deselve kent, hout ende acht voor eerlijcke Luijden,
45. Op wien hij niet anders weet te seggen als eer ende deught.
46. Justinerende daer mede te hebben voldaen, ende persisterende als apudacta was gedaen.
47. Dat alhoewel de Impetranten niet gehouden waeren daermede contentement te nemen.
48. Als konnende de Injurien klaer bewesen werden,
49. Sijn sij lieden egter tot affsnijdinge van't proces te raede gewerden aenden procureur LOEFF te doen affvraegen,
50. Off hij neffens het doen van de voornoemde verclaeringen oock wilde refunderen de kosten tot den dage van die verclaeringe gevallen.
51. Overgevende de Impetranten indien gevalle, dat sij met de verklaringe souden contentement nemen.
52. Dat den Procureur LOEFF versogt hebbende veertien dagen uytstel omme sijn Meester daarover te mogen schrijven.
53. De 14 dagen sijn doorgelopen sonder dat bij den voornoemden LOEFF ietwes wierde geseght ofte gedaen.
54. Dat de Impetranten omme de maet vol te meeten ende UEd.Mog. te konnen doen blijcken, het gepasseerde alsoo geschiet te sijn.
55. Aen den selven LOEFF opden 22en Julij 1687 bij formele insinuatie ende protest het selve hebben doen affvraegen.
56. Doch daerop almede niet gevolgt.
57. Soo dat het voorsz. dispositijff genomen sijnde.
58. De Impetranten genootsaect sijn geweest dese saecke te laten voort gaen.
59. Ende dient den voornoemden BOON ingevolge van 't selve dispositijf van desen Eisch met middelen.
Ende concludeert dat den Gedaeghde sal werden gecondemneert de Injurien de Impetranten aengedaen, ende in 't voorsz. mandement breder geroert te beteren eerlijck ende proffitelijck, eerlijck mits op seeckeren Rechtdagh, bijden gemelten Raede te prefigeren te komen in de audientie van desen Raede, bloots hooffts op sijn kniën biddende de Justitie ende Impetranten, indien sij present willen sijn om vergiffenisse, ende aldaar te verklaeren, dat hij de voorsz. Injurien onbedagtelijck ende tegens de waerheid heeft uytgesproken gehadt, ende dat het selve hem van herten leet is, verklaerende van de Impetranten niet te weten als alle eer ende deught. Ende proffijttelijck, mits gevende aenden Armen tot BAECKEL een somme drie hondert guldens, behoudens dat de Impetranten bereijt sijn met eede te verklaeren, om gelijcke somme jae om geen goet der weerelt gelijcke injurien met noch eens te willen lijden, cum expensis, oft tot anderen etc.
COR vander MEULEN. (1688).
BHIC. Den Bosch. Toegangsnummer 19, inv.nr. 788.2464.
d.d. 02-03-1689.
Exhibitum den 2 Maart 1689.
Replieq met middelen gedaan maecken, ende den Ed:Raede van BRABANDT overgegeven bij ofte van wegen den Stadthouder ende Schepenen van BAECKEL, Impetranten van mandement van Daeghsele in cas van Injurien MATTHIJS WILLEM MANDERS, gedaeghde int voorn. cas ter andere sijden.
1. JOHAN BOON als Procureur vande Impetranten, hout voor gerepeteert den Innehoude van sijne welgefundeerde schriftuijre van Eijsch met middelen.
2. Verhoopende daer mede niet alleen het goedt reght vande Impetranten geadstrueert, en waer oock het frivool voorstel, vanden gedaeghde wederleijt te hebben.
3. Ende om het selve nogh wat particulierder te doen seght den voorn. BOON in sijne voorsz. qualiteijt tegens de aght eerste in ordine articulen van het voorsz. Antwoordt voor Replicq.
4. Dat de frivoole excusen daer bij gedaen buijten fundament ende tegens de waerheijt werden bij gebraght.
5. Alsoo uijt der Impetranten productie wel sal blijcken hoe respectieus den gedaeghde tegens de Impetranten sigh heeft gedagen.
6. Ende dat de atroce <= straffe; felle> injurien <= ongelijk; onrecht>, waervoor in desen werdt geageert, wel seecker waer sijn.
7. Ende soodanigh bij den gedaeghde sijn uijtgebraeckt als bij de Impetranten is geposeert.
8. Sulx dat sij lieden dan oock tereght haer hebben geaddresseerdten desen Ed. Raede, ende tot reparatie hebben gecontendeert.
9. Waer mede komende tot het 9. 10, 11, 12, 13 ende 14e Articulen van het selve antwoordt seght den voorn. Procureur daer tegens, die pretense presentatie, die extrajudicieel <= buiten Rechtsdwang> soude wesen geschiet.
10. Van geen consideratie ter Wereldt is,
11. Aengesien de injurien klaerlijck konnen werden bewesen.
12. Tegens welck bewijs soo den praetje, ofte simpele ontkentenisse vanden gedaeghde niet te considereren <= inzien; bedenken; aanmerken>.
13. Ende kan den gedaeghde door so een berouw en onwaer exceus niet afsweren, dese gefundeerde acte van injurien.
14. Maer is schuldigh ende gehouden, onder reverentie <= eerbiediging>, die atroce injurien, metter daet te repareren soo ende gelijck als in desen den reghten conform geconcludeert is.
15. Sijnde niet genoegh, dat men eerst den Stadthouder ende Schepenen schelde voor schelmen en dieven.
16. Ende daer nae komt seggen geen intentie te hebben gehadt van te injureren.
17. Sulck seggen is onder Reverentie, geensints satisfactoir <= genoegdoening>, ofte en kan niet bestaen.
18. Maer moet een behoorlijck satisfactie ende reparatie van injurien geschieden.
19. Sulcx dat den inhouden van de volgende 15, 16, 17 et 18e articulen van het selve antwoort al mede frivool <= beuzelagtig; leuragtig; slegt; onnut> is.
20. Aengesien het Contraie <= strijdig> klaerlijck sal werden bewesen, namentlijck dat den gedaeghde de Impetranten immers atrocelijck heeft geinjurieert.
21. Soo dat des gedaeghdes ontkentenisse met presentatie van door op dat te presenteren niet te pas komt.
22. Moghte aende waerheijdt door door veranderinge kan werden toegebraght.
23. Comende daer mede tot het 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 ende 30 articulen van het selve antwoordt daer op dient voor replicq dat de pretense amplicatie van de voorschr. frivole presentatie al mede niet te pas komt.
24. Veel min kan vernietigen des wel gefundeerde acte van Injurien.
25. Mede dat uijt verlegenheijt wel aff te nemen is, dat den gedaagde de .... injurien wel bewust sijn.
26. Soekende maer op soo een wijse, sigh te ontdoen van dit proces.
27. En of wel de Impetranten bevoeght waeren naer dese praetjes niet eens te luijsteren.
28. Maer te blijven staen op een behoorlijcke reparatie en recantatie <= herstel in aanzien>.
29. Soo hebben sij lieden evenwel van die rechelicheijt geweest.
30. Dat sij den gedaagde hebben iterativelijk doen aenpresenteren met die verclaringe te sullen nemen contentement.
31. Mits noghtans dat bijden gedaagde soude werden betaelt de costen hier voor geresen.
32. Ende die welcke de impetranten genootsaect waeren geweest te supporteren.
33. Dogh heeft den gedaagde daer nae niet willen luijsteren.
34. Hoewel noghtans desen mits ten hoogsten redelijck ende billick was.
35. Ende hebben de Impetranten om UEd. Mo. vande waerheijt van dit soo gepasseerde te konnen doen blijcken, het selve doorden Deurwaerder WALLEUS behoorlijck doen insinueeren, al op den 22 Juli 1687.
36. Dogh heeft den gedaeghde daer nae al mede niet willen luijsteren.
37. Verswijgende bij het 31 en 32 articul van het selve antwoort dese soo redelijck contrapresentatie, ofte insinuatie.
38. Ende alsoo de volgende articulen van het voorschr. antwoort niet anders behelsen als de proceduijren van desen Raede gevatten.
39. Ende bij de Impetranten naer waerheijt verhaelt.
40. Sullen de Impetranten sigh daer toe refereren, ende
41. Du: alsoo van wegens de gedaeghden niet meer geseijdt en wert, eenige verdere solutie behoevende.
42. Soo persisteert den voornoemde LOON nomine quo ut supra bij alle egeene voorschreven is.
43. Ontkende voorts generalijck ende specialijck, alle het frivool ende impertinent voorstel vanden gedaagden, de Impetranten in haer goet reght eenighsints prejudiciabel wesende.
Ende Concludeert alsnogh als Apud acta gedaen is,
H. ACKERSDIJCK 1689.
BHIC. Den Bosch. Toegangsnummer 19.
Raad van Brabant 1586 - 1811.
Inventaris 788.2464.
d.d. ??
Compareerde voor den Ed. Raede van BRABANT LIBERTUS LOEFF als Procureur van MATTHIJS WILLEM MANDERS, gedaegde in cas van Injurien ter eenre Op ende Jegens DANIEL MACHALLE, WILBERT HENDRICX op SCHIPSTAL, PETER AERT STERCKEN, HUIJBERT JANSEN van NEERVEN, JAN GOERTS van den EIJNDE, HERMEN PETERS, ende PETER THONIS CRUIJSCHOT respective Stadthouder, ende Schepen des Dorps, en Dinghbancke van BAECKEL Impetranten, int voors. cas ter andere sijden, ende dede seggen wel expresselijck te ontkennen, de Impetranten in het generaal, ofte, iemant van hen in't particulier geinjurieert te hebben. En particulierlijcke te ontkennen, dat hij gedaagde de Impetranten int generaal off iemand van de selve in het particulier soude hebben naergegeven, dat sij waeren, dieven, en schelmen, daer en boven bereijt, ende willigh te wesen met Eede te verclaeren noijt eenige gedachte ofte intentie gehadt te hebben van de selve in haer eer ofte respecte in het minste te crencken, gelijck den gedaegde door rechtelijcke insinuatie de Impetranten voor desen oock heeft bekent gemaeckt ende geprotesteert ende mits dien ende onder beneficie vande voors. presentie ende bij, refuijs van dien, concludeerde tot sub ende obreptie ten fine van niet ontfanckelijck, ende bij ordine, dat de Impetranten haeren eijsch, ende conclusie sal worden ontseijt, Cum Expensis, ofte tot anderen Etc.
d..d. 28-05-1689.
Inventaris van de stucken ende munimenten <= bijlagen> gedaen maecken ende den Ed. Raede van BRABANT overgegeven bij ofte van wegen Den Stadthouder ende Schepenen van BAECKEL Quartiere van PEDELANDT Meijerije van S'HERTOGENBOSCH impetranten
<= verkrijger> van Mandament van Daeghsels in cas van Injurien ter eenre, op ende jegens MATTHIJS WILLEM HERMAN MANDERS gedaeghde uit voorschreve cas ter andere sijden.
Inden eersten produceeren de voornoemde impetranten desen haeren jegenwoordigen inventaris, opden rugge van dien gequotteert met de letter A.
Edogh produceren de voormelde impetranten de procuratie bij haer op JOHAN BOON, haeren Procureur verleden en gepasseerdt beginnende wij DANIEL MACCALLA, Stadthouder WILBERT HENDRICK op SCHIPSTAL President waarnemer sijnde van dato den 24ste February 1687, opden rugge vandien gequotteert met de letter B.
Edoch produceeren de voornoemde impetranten haere welgefonde schriftuijre van Eijsch met middelen bij haer aen desen Ed. Raede overgegeven. Opden rugge vandien gequotteert met de letter C.
Edoch produceeren de voornoemde impetranten haere welgefondeerde schriftuijre van Replycq bij haer mede aen desen Ed. Raede overgegeven. Opden rugge vandien gequotteert met de letter D.
Edoch produceeren de voornoemde impetranten seeckere bèèdigde verclaringe voorden Notaris HENDRIK DECKERS, ende seeckere getuijgen binnen BEECK bij AERLE gepasseert, innehoudende de depositie onder Eede van REIJNDER MARTENS beginnende en in daete op huijden den sevenden Augustij sestien hondert ses en taghtigh.
Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS etc. Nogh seeckere andere bèèdigde verclaringe mede voorden voorschreve Notaris HENDRICK DECKERS, ende seeckere getuijghen tot BEECK bij AERLE voorschreve onder Eede gepasseerdt, innehoudende de depositie van PEETER HUIJBERTS Beginnende ende in dato op huijden den sesten Augusty sestien hondert ses ende taghtentigh,
Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS etc. nogh seeckere derde bèèdigde verclaringe, insgelijcx voorden voorschreven Notaris HENDRICK DECKERS, ende seeckere getuygen tot BEECK bij AERLE voorschreve onder Eede gepasseerdt innehoudende de depositie van JAN WILLEMS beginnende.
Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS bijde Ed. Raede van BRABANT geadmitteert Openbaer Notaris etc. etc. in dato den 6den Augustij 1686. Nogh seeckere vierde bèèdigde verclaringe insgelijcx voorden voorschreve Notaris HENDRICK DECKERS, ende seeckere getuijgen tot BEECK bij AERLE voorschreven onder Eede gepasseert innehoudende de depositie van JAN ANTHONIS. Beginnende ende in dato op huijden den sevenden Augustij sestien hondert ses en taghtigh.
Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS etc. ende eijntelijk nogh seeckere vijfde bèèdigde verclaringe al mede voorden voorschreve Notaris HENDRICK DECKERS, ende seeckere getuijghen tot BEECK bij AERLE voorschreve onder Eede gepasseert innehoudende de depositie van ANDRIES JAN GOORTS, Beginnende Compareerde voor mij HENDRICK DECKERS, bij den Ed. Raede van BRABANT geadmitteert Openbaer Notaris etc..Ende in dato den 6den Augusty 1686, alle te saemen geseght ende opden rugge vandien gequotteert met de letter E.
Dienende tot bewijs dat den gedaeghde de impetranten seer attrocelijck heeft ingejurieert.
Ende wijders tot Instificatie van het 4, 5, 6, 7, 8, 10 ende 11 articulen vande voorschreve schriftuyre van Eijsch met middelen.
Mitsgaders tot verificatie vanden 5, 6, 7, 11, 15 ende 20 articulen vande voorsz. schriftuijre van Replycq met middelen.
Edoch produceeren de voornoemde impetranten seeckere acte van Insinuatie, Beginnende den Eersten Deurwaarder vande Ed. Raede van BRABANT hier toe versoght etc. etc. In dato den 22e Julij 1687 mitsgaders het relaes vanden deurwaarder JOHAN WALLEUW, die de voorn. insinuatie heeft gedaen aen LIBERTUS LOEFF als Procureur vanden gedaeghden in desen requirerende ingevolge vande Acte van authorisatie etc. in date den 23e der voors. maendt Julij, agter den anderen geschreven ende op den rugge vandien gequotteert met de letter F.
Omme daer mede te bewijsen dat den gedaeghde niet en heeft willen refunderen de costen maer blijven opiniatreren <= koppig blijven volhouden>.
Ende dat hij sulcx oorsaecke is van dit proces ende geresens costen.
Ende wijders tot verifiatie vander49, 50, 51. 52, 53, 54 ende 55e articulen vande voorschreven schriftuijre van Eisch met middelen.
Mitsgaders tot ferificatie vanden innehouden van het 29, 30, 31, 32, 33 ende 35 ariculen vande voorschr. schriftuijre van Reght met middelen.
Nogh produceeren de voornoemde Impetranten seecker Mandament van vaeghsele in cas van Injurien, op haer deughdelijck ende welgefondeert te kennen geven van desen Ed. Raede geimpetreert. Begindende d'eerste presiderende ende andere Raeden van Brabantsche ende in date den 6en September 1686 mitsgaders het relaes vanden Deurwaarder A. WOLFFSBERGEN, die het voorsz. Mandament naer sijne forme ende innehouden heeft geexplaiteert ende te werck geleijt beginnende. Relateer ende verclaer ick ondergeschr. etc. ende in dato den 16e December 1686 te saemen geheght ende opden Rugge vanden gequoteert met de Letter G.
Omme daer mede tot verifieren den innehouden van het 13 ende 14 articulen vande voorschreve schriftuijre van Eijsch met middelen.
Mitsgaders den innehouden van het 8 Articul vande voorschreve schriftuijre van Replijcq met middelen.
Nogh produceere de voornoemde impetranten seeckere vier acten judicieel uijt de Rolle van desen Ed. Raede.
De eerste innehoudende den welgefondeerden Eijsch ende Conclusie, bij ofte van wegen de impetranten gedaen ende genomen. In date den 15 Januarij 1687 de tweede innehouden den ongefondeerde conclusie van Antwoort met presentatie bij ofte van wegen den gedaeghe gedaen ende genomen, mitsgaders het gepersisteerde voor Replycq ende duplycq respetive in date den 5e Junij 1687. De derde innehoude seeckere naerdere verclaringe, bij ofte van wegen den gedaeghde in desen gedaen in daete den 11 Junij 1687. Ende de vierde innehoude het Appoinctement dispositijff waer bij den Raedt geordonneert heeft dese saecke te beschrijven bij Eijsch, Antwoort, Replycq en duplycq met middelen, acte maecken ende dienen, ende des noots productie doen in date den 10 September 1687, sonder noghtans den innehouden vandien verder nogh anders te advoijeren dan in quantum pro, daer van wel expresselijck protesterende bij desen, alle te saemen geheght ende op den Rugge van de gequoteert met de letter H.
Omme daer mede te verifieren den innehouden van het 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25. 26, 27, 28, 29, 30, 35, 36, 27, 40, 42, 43, 44, 45, 46 ende 57 articulen van de voor-schreve schriftuijre van Eijsch met middelen.
Belangende den innehoude van het 1, 2, 3, 29, 12, 31, 32, 33, 34, 39, 47, 56, 58 ende 59e articulen vande voorschr. schriftuijre van Eijsch met middelen, mitsgaders den innehoude van het 1, 2, 3, 4, 9, 10, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 ende 43 articulen vande voorschreve Replycq met middelen sijn notoir, juris in confesso narratijff, statijff ofte negatijff, ende sulcx geen bewijs van noden hebbende.
Nogh produceren ick voornoemde Impetranten seeckere Acte Judicieel uijt de Rolle van desen Ed. Raede in date den XVIIJe Meij 1689 opden Rugge vanden gequiteert met de letter I.
Omme daer mede te bewijsen dat bij ofte van wegen de voornoemde Impetranten behoorlijk is gedient van Acten ende Munimenten.
Eijntelijck produceren de voornoemde Impetranten nogh haere Welgefondeerde schriftuijre van Advertissement van Reghten (ist noot) Op den Rugge van dien te quoteren met de Letter K.
COR van der MEULEN, 1689.
J. BOON.
EINDE.