Maandag 7 augustus 1972
VOLKSSPELENDAG
- Kruiwagenrace: elke rit 1 punt.
Klas 1, 2, 3: alleen kruiwagen - Klas 4, 5, 6: bemande kruiwagen. - Ring gooien: elke ring eraan gegooid 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: lange afstand. - Skilopen: elke baan 1 punt.
Klas 1, 2, 3: 5 personen - Klas 4, 5, 6: 10 personen. - Balgooien: punten bij elkaar tellen.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: langere afstand. - Ringsteken: elke ring 1 punt.
Klas 1, 2, 3: met de hand pakken - Klas 4, 5, 6:met een stok proberen. - Zaklopen: elke baan 1 punt.
Klas 1, 2, 3: alleen met zak - Klas 4, 5, 6: zak met bal er in. - Knikkeren: elke hoopje van zijn plaats 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: lange afstand. - Skippy lopen
Klas 1, 2, 3: halve baan 1 punt - Klas 4, 5, 6: hele baan 1 punt. - Vogelpik: punten bij elkaar tellen.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: hele baan 1 punt. - Bussenlopen: elke baan 1 punt.
Klas 1, 2, 3: geen hindernis - Klas 4, 5, 6: met hindernis. - Alarmbel: bel raken 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: lange afstand. - Bandenspel: elke baan 1 punt.
Klas 1, 2, 3: eenvoudigere baan - Klas 4, 5, 6: moeilijkere baan. - Koekhappen: elke stukje koek 1 punt.
Klas 1, 2, 3: met een been aan de grond - Klas 4, 5, 6: helemaal op de stoel. - Erwtenrace: elke erwt 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte baan - Klas 4, 5, 6: langere baan - Paarden dressuur: elke rit 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte baan - Klas 4, 5, 6: met hindernis. - Bussengooien: elke bus 1 punt.
Klas 1, 2, 3: korte afstand - Klas 4, 5, 6: langere afstand.
Leiders of leidsters beoordeel streng en sportief. Wees correct in uw puntentelling, trek geen partij voor een van de deelnemers(sters) maar zweep hun wel op voor het spel.
TEAMSPELEN
- Trefbal: De twee partijen stellen zich op in twee velden. Een speler van elke partij staat achter het veld van de tegenstander. Alleen de bal afweren met de handen. Als er drie spelers zijn afgeworpen keert er een terug. Bij half-time wisselen van veld. De partij die de meeste spelers heeft afgeworpen krijgt 2 punten.
- Burchtbal: De spelers stellen zich op in twee velden waarin zich een burcht bevindt. Bij deze burcht staat een wachter. De spelers proberen al samenspelende de burcht omver te werpen. De speler die dat lukt wordt nu wachter. De partij die de meeste burchten omver heeft geworpen krijgt 2 punten. Bij half-time wisselen van veld.
- Zitvoetbal: De twee partijen stellen zich op in twee velden, op de grond zittend. Door de bal te spelen met de voeten of te slaan met de handen proberen we doelpunten te maken. Het zitvlak moet ten alle tijden op de grond blijven. De partij die de meeste doelpunten maakt is winnaar en krijgt 2 punten. Bij half-time wisselen.
- Ruggen: Een partij gaat rondom een cirkel staan. Vijf spelers van de andere partij gaan in de cirkel staan. De spelers rondom de cirkel proberen al samenspelende de bal op de rug van de spelers te werpen die zich in de cirkel bevinden. Wordt een speler geraakt dan gaat hij eruit en komt er een andere voor in de plaats. Bij half-time wisselen. De partij die de meeste spelers raakt krijgt 2 punten.
- Fopbal: Alle spelers stellen zich op in een cirkel met de handen op de rug. De spelleider gaat in het midden van de cirkel staan en speelt de bal naar de spelers toe. Een speler is af wanneer hij de bal niet vangt of wanneer hij de bal niet krijgt maar de handen van de rug laat komen.
Kat en muis: Spelers stellen zich op in een cirkel en de spelleider wijst een kat en een muis aan. De muis loopt in dezelfde richting en als deze voor iemand anders gaat staan loopt deze weg. Laat in dit spel alle kinderen aan hun trekken komen. Voor deze spelen geven we geen punten. - Koningsbal: De twee partijen stellen zich langs en achter elkaar op. Onderlinge afstand 1 meter. Een speler stelt zich op twee meter voor de groep. Hij speelt de bal naar no. 1 en zo vervolgens verder. De laatste speler brengt de bal mee naar de koningsplaats en speelt de bal weer naar no. 1. De partij die de eerste koning het eerst op zijn oude plaats heeft is winnaar.
Variatie: In plaats van de bal te gooien geven we de bal tussen de benen door.
Ratten en raven: We stellen de twee partijen aan een lijn op tegenover elkaar. Roept de spelleider "Raven" dan lopen de ratten weg en proberen de raven de ratten te tikken. Zo ook andersom.
We geven voor deze spelen geen punten. - Kruisbal: Twee partijen stellen zich op tegenover elkaar en door elkaar. Onderlinge afstand 1,5 meter. No. 1 krijgt een bal en speelt deze over naar no. 2 enz. Wie het eerste klaar is is winnaar.
Zigzagbal: Twee partijen stellen zich op langs elkaar in twee rijen. No. 1 krijgt de bal en dribbelt tussen zijn medespelers door. Is hij aan het eind dan pakt hij de bal en loopt er mee naar no. 2 die er dan weer mee door dribbelt. De spelers schuiven telkens een plaats op.
Slingerbal: Alle spelers stellen zich op in een cirkelvorm. De spelleider neemt plaats in het midden van de cirkel en probeert door de bal rond te slingeren spelers te raken, wordt er iemand geraakt valt deze af. Wie houdt dit het langste vol?
We geven voor deze spelen geen punten. - Paardenrace: De spelers zitten in twee rijen langs elkaar op de grond. Iederre speler krijgt van te voren van de spelleider een naam. De spelleider geeft nu een spannend voetbalverslag waarin alle namen van de deelnemers voor komen. Hoort een van de spelers zijn naam dan loopt hij zijn partij rond, blaast zijn ballon op en probeert er door op te gaan zitten zijn ballon te laten klappen. Diegene waarvan de ballon het eerst klapt krijgt een punt voor zijn groep. De winnaar krijgt 2 punten.
Leiding beoordeel snel en zonder partijdigheid, bedenk dat het spelenderwijs gaat en dat u alleen maar erbij bent om het in goede banen te houden.
Veel succes.
WEDSTRIJDSCHEMA (beginsituatie 's morgens)
A: Volksspelen
- Groep 1: spel 1: kruiwagenrace
- Groep 2: spel 2: ringgooien
- Groep 3: spel 3: skilopen
- Groep 4: spel 4: bal gooien
- Groep 5: spel 5: ringsteken
- Groep 6: spel 6: zaklopen
- Groep 7: spel 7: knikkeren
- Groep 8: spel 8: skippy lopen
- Groep 9: spel 9: vogelpik
- Groep 10: spel 10: bussenlopen
- Groep 11: spel 11: alarmbel
- Groep 12: spel 12: bandenspel
- Groep 13: spel 13: koekhappen
- Groep 14: spel 14: erwtenrace
- Groep 15: spel 15: paarden dressuur
- Groep 16: spel 16: bussengooien
B: Teamspelen
- Groep 17 en 18: Spelonderdeel 1: trefbal
- Groep 19 en 20: Spelonderdeel 2: burchtbal
- Groep 21 en 22: Spelonderdeel 3: zitvoetbal
- Groep 23 en 24: Spelonderdeel 4: ruggen
- Groep 25 en 26: Spelonderdeel 5: fopbal / kat en muis
- Groep 27 en 28: Spelonderdeel 6: koningsbal / ratten en raven
- Groep 29 en 30: Spelonderdeel 7: kruisbal / zig-zag-bal / slingerbal
- Groep 31 en 32: Spelonderdeel 8: paardenrace
- Groep 33: rust
MATERIALENLIJST
Volksspelen:
- Kruiwagenrace: 1 kruiwagen
- Ringgooien: stoel en 5 ringen
- Skilopen: 4 latten
- Balgooien: 2 palen, 1 dwarslat, touw, bal
- Ringsteken: 2 fietsen, 5 palen met dwarslatten, 10 ringen, stok
- Zaklopen: 6 zakken, 10 paaltjes, 5 plankjes
- Knikkeren: 7 gummiballen
- Skippy lopen: 2 stevige skippyballen
- Vogelpik: bord en 5 pijeln
- Bussenlopen: 6 bussen
- Alarmbel: 2 palen, velg fietsenwiel, kleine bal, bel
- Bandenspel: 2 palen, 1 dwarspaal, 3 banden
- Koekhappen: stoel, mes, 5 peperkoeken
- Erwtenrace: blik, pak erwten, 320 rietjes
- Paarden dressuur: 2 blinddoeken, 10 paaltjes, touw (leidsels)
- Bussengooien: hoepel, paal, plank, 2 palen, 10 bussen, 3 voddenballen
Teamspelen:
- Trefbal: 1 bal
- Burchtbal: 6 stokken en touw
- Zitvoetbal: 1 bal
- Ruggen: 1 bal
- Fopbal: 1 bal
Kat en muis: geen - Koningsbal: 2 ballen
Ratten en raven: geen - Kruisbal: 2 ballen
Zigzagbal: 2 ballen
Slingerbal: touw met aan het eind een hoopje vodden vastgemaakt - Paardenrace: 320 ballonnen, een westrijdverslag, 10 namen