Joden in huis brachten heel grote spanningen
In de gemeente Bakel en Milheeze hebben in de oorlog heel veel onderduikers gezeten. Mensen die niet in Duitsland of elders voor de bezetters wilden werken, studenten, verzetsstrijders, ex-militairen, joden. Vaak liepen zij vrijelijk rond, werkten op de boerderijen, gingen op zondag mee naar de kerk. Natuurlijk was er voor iedereen altijd de spanning. Maar sommigen moesten toch meer over hebben voor hun overleven dan anderen. Voor hen en hun helpers waren de spanningen vaak extra groot. Vooral voor de joden werd de situatie al snel benauwend. Mia Bussemakers vertelt:
"In het voorjaar van 1943 kwam kapelaan Sleegers mijn ouders vragen of ze het joodse echtpaar Huisman in huis wilden nemen.
Dat was niet iets waarmee je zomaar eventjes instemde. Als de Duitsers deze onderduikers ontdekten, betekende dat een - vaak dodelijk - concentratiekamp niet alleen voor de joden maar ook voor de helpers. Het gevaar van verraad, opzettelijk of per ongeluk, was groot, ook in Bakel.
Verder moest er in huis een ruimte zijn waarin de gasten dag en nacht zouden kunnen verblijven, zonder dat iemand hun aanwezigheid opmerkte. Ze zouden moeten eten, naar het toilet kunnen gaan, kleren moesten gewassen worden enz., enz.
Een moeilijke beslissing dus. Maar toen mijn ouders hoorden wat de twee mensen om wie het ging, al hadden meegemaakt ... hoe zij van het ene onderduikadres naar het andere waren gevlucht en nu ook weer in Gemert niet meer veilig waren .... hoe zij de pillen voor zelfdoding al hadden klaarliggen om in ieder geval uit handen van de Duitsers te blijven .... toen mijn ouders die verhalen hoorden, zeiden zij: "Laat maar komen. We zien wel".
Boven in ons huis aan de Schoolstraat in Bakel - nu het adres Van de Poelstraat 19 - was een kamer waarin zonder veel moeite een kast kon worden gemaakt in de vorm van een driehoek. De langste zijde was een deur die niet als zodanig te herkennen was. Bij mogelijk onraad zou vooral de man, die een typisch joods uiterlijk had, daardoor moeten verdwijnen. De vrouw was dan de hulp die de bedden opmaakte of zo. Er stond een tweepersoons-bed in de kamer maar dat was slechts voor een persoon opgemaakt.
Beneden in de kamer, in het hoekje bij de winkeldeur, zat onder de vloerbedekking een belknop. Als er iemand in de drogisterij kwam die verdacht leek, kon je ongemerkt op dat knopje drukken. Dat was het sein voor boven: rustig zijn, geen lawaai maken.
De eerste weken waren ontzettend spannend. Mijn moeder heeft mij later vaak verteld dat ze toen 's nachts niet durfde slapen, zo bang was ze. Een van de weinigen die op de hoogte waren, was Rietje Manders, het meisje dat bij ons werkte. Zij heeft er nooit een woord over gezegd, tegen wie dan ook.
Mijn zusje en ik waren klein, drie en zes jaar, dus wij wisten van niets. Maar wij vonden het vreemd dat wij nooit op die ene kamer mochten. Die was altijd op slot. Dat dat ons hoog zat, blijkt uit het feit dat ik op een gegeven moment zuster Plechelma van de kleuterschool vertelde van die geheimzinnige kamer: Er zouden wel boze mannetjes wonen. De zusters schrokken erg; ze wisten van de aanwezigheid van het echtpaar. De volgende dag mocht ik de kamer zien. Er was natuurlijk niets vreemds aan, dus dat was geregeld. lk was tevreden.
Op een dag lekte het dak. De schuilkamer had een deur die uitkwam op het platte dak. Die stond vaak op het haakje.
Aanvankelijk wilde de aannemer die het dak zou repareren, binnendoor naar boven, logisch. Maar mijn vader hing een heel verhaal op over de rommel op die kamer. Zoveel ... Dus werd er een ladder tegen de muur gezet. Maar precies op het moment waarop de aannemer zijn hoofd boven de dakrand uit stak, trok mevrouw Huisman heel voorzichtig de deur dicht. De aannemer moet het gezien hebben. Mijn vader deed later alsof zijn neus bloedde. En gelukkig was de man een goede, vaderlandslievende aannemer. Hij heeft er nooit iets over gezegd. Maar het was wel spannend ...
Van tijd tot tijd hielden de Duitsers een razzia. Zij haalden dan huizen overhoop op zoek naar onderduikers. Op een dag was het ook bij ons raak. Kapelaan Sleegers kwam de winkel binnenhollen: 'Vlug, vlug, de joden moeten weg. De Duitsers zijn al bij De Vries, ze zijn over tien minuten hier'. Mijn vader vloog naar boven, legde het hevig geschrokken echtpaar met een paar woorden uit wat er aan de hand was en wat het moest doen. Met behulp van de kapelaan die de weg wees, zijn ze toen stevig gearmd, maar met kloppend hart, een 'wandelingetje' gaan maken. Het voerde hen via de Molenweg de Helmondsestraat over naar de bossen rond de molen. Daar hebben ze zich verstopt. Het was een warme dag in juli, dus dat was niet zo erg. Toen de kust weer veilig was, is de kapelaan hen gaan zoeken. Hij heeft ze weer heelhuids thuisgebracht.
Er moest uiteraard iedere dag eten naar boven, zonder dat het in de gaten liep. Als het goed weer was, stuurden mijn ouders mijn zus en mij eenvoudig naar buiten om er te spelen. Maar als het regende, was er wel eens een probleem. Mijn ouders waren vindingrijk. Vader had bijvoorbeeld een stofjas die hem zeker vijf maten te groot was. Tegen etenstijd ging hij dan in een luie stoel liggen en riep: 'Kom gauw onder de jas, dan kan mam jullie niet vinden'. Dat vonden wij natuurlijk een leuk spelletje. Dus wij doken onder de jas en dan liep moeder vlug de kamer door met een blad vol eten. Intussen speelde zij mee: "Pa, waar zijn de kinderen toch ... Ga ze eens zoeken". Zo kon pa ons stevig onder de jas houden, zodat wij niets zagen.
Er zijn ongetwijfeld nog heel wat meer spannende momenten geweest, vooral tegen het einde van de oorlog. Toen zetten de Duitsers uitgerekend voor ons huis een grote tank neer, met de loop richting Gemert. Wij moesten de kelder in, want het was levensgevaarlijk. Toch herinner ik me goed dat er op een gegeven moment een Duitse soldaat met getrokken geweer voor mijn vader stond en op hoge toon een 'Fahrrad' eiste. Hij wilde 'schnell zurück in die Heimat'. Hoe mijn vader het heeft klaargekregen, weet ik niet, maar uiteindelijk nam die Duitser genoegen met een heel oude damesfiets die daar toevallig nog stond.
Toen kwam de bevrijding. De Engelsen kwamen met hun tanks Bakel binnenrollen. lk mocht mee gaan kijken op de Auerschootseweg. De mensen huilden en juichten tegelijk. De soldaten gooiden kleine zoete rode appeltjes.
Het echtpaar Huisman mocht eindelijk uit zijn schuilplaats komen. Voor ons werd een toneelstukje opgevoerd. We gingen die avond naar bed en, bovengekomen, zagen we de deur van de geheimzinnige kamer een beetje openstaan. Heel voorzichtig keken we binnen. We zagen twee mensen, dolgelukkig dat ze ons eindelijk eens konden knuffelen. Ze hadden ons al zo vaak in de tuin zien spelen. Nu konden ze met ons stoeien. Oom Joop - natuurlijk werd hij meteen tot 'oom' gebombardeerd - rolde met ons over het bed en had de grootste lol. Tante Bep stond erbij, tranen in de ogen. Die avond gingen we laat naar bed.
Wij werden in september 1944 bevrijd. Het noorden, dus ook Rotterdam waarvandaan 'onze joden' kwamen - pas in mei 1945. Dus bleven oom Joop en tante Bep nog een hele tijd bij ons. Eerstgenoemde kon zich na de bevrijding meteen verdienstelijk maken. Hij sprak goed Engels en was dus een welkome tolk tussen bevrijders en de mensen van Bakel. Hij kende al veel Bakelnaren. Als hij in de oorlog iemand voorbij het raam van hun schuilplaats zag lopen, had hij vaak gevraagd: Wie is dat? Wat doen zij? In de pogingen om ook geestelijk overeind te blijven in zijn geïsoleerd bestaan, had hij steeds geprobeerd zoveel mogelijk te onthouden.
leder jaar nadien kwamen 'onze joden' terug in Bakel. Ze waren zo dankbaar. Toen die mensen 50 jaar getrouwd waren, waren mijn ouders eregasten op hun feest.
Niet alle joden in de gemeente Bakel en Milheeze is het vergaan als het echtpaar Huisman. In Rips liepen aanvankelijk mensen rond met de beruchte 'Jodenster' op. Later verdween die, toen de joden daar onderdoken. In Milheeze herbergde de familie Van der Horst lange tijd drie joodse vrouwen. Een van hen stierf. Haar stoffelijk overschot werd begraven in de bossen. De twee andere vrouwen zijn op een gegeven moment gearresteerd. Verraden door iemand uit de buurt of door een vrouw die zich bij hen achtergesteld voelde. Van de gearresteerden heeft niemand nog ooit gehoord. Mies van der Horst kreeg de kans onder te duiken.
Chinezen ontgonnen Rips
In de oorlog hebben Chinezen een deel van Rips ontgonnen. Zeker 26 hectaren met de schop,
Aan 'de Oude Rips' lag een uitgebreid kampement- het kwam in mei 1941 klaar - met houten barakken, bestemd voor Nederlandse werklozen. Door de oorlog had de Rotterdamse haven nauwelijks werk meer. Ook niet voor de vele Chinezen die er werkten en op Katendrecht woonden.
Dat was de Duitsers een doorn in het oog. Werk maakte volgens hen de mensen niet alleen nuttig en rustig, maar ook beter controleerbaar. Dus zocht de bezetter een oplossing voor de Rotterdamse Chinezen. Die vond hij in Rips, in het kamp aan de oude Rips, En in de bossen daar.
De Chinezen kwamen aan in juli-augustus 1941. Het waren er tweeënnegentig, in het begin. Ze moesten grond ontginnen, bomen rooien op het Beestenveld in de Peel, Ze hebben er wel 26 ha klaargemaakt, met schop en kruiwagen.
Het was nuttig werk. Takken en boomtoppen werden mutserds om er de bakkersovens rnee te stoken, het dikkere hout werd - met de hand - verzaagd tot blokjes voor de gasgeneratoren die met name op vrachtwagens in plaats kwamen van de benzinetanks, de stammen gingen, ook op maat gezaagd, per trein naar elders, de 'puisten' (onderstukken met wortels) werden verwerkt tot houtskool.
Er was niet veel contact met de Chinezen. Alleen als het gereedschap opgeborgen moest worden of als ze schuilden bij regen: "Dan zaten ze met z'n allen bij de boeren in de schuren. Het waren 'gin hendigen', 'meer van die driftige mennekes'..."
Op 5 augustus 1944 zijn de laatsten verdwenen, te voet naar het station in Deurne. Ze hadden eerst heel Rips afgestroopt naar alles wat eetbaar was, voor in Rotterdam, zeiden ze. Daar was het toen net zo leuk.
'Staatsbosbeheer' heeft na verloop van tijd een deel van de door de Chinezen ontgonnen grond weer bebost.
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: Burgemeester stierf in Buchenwald →