Cees van der Hulst
"De Rips moet het zelf doen"
Bestuurslid NCB/KI;
24 jaar muzikant, 4 jaar voorzitter fanfare 'Concordia', 15 jaar Gregoriaans Koor, nu Gemengd Koor;
lid van het kerk- en schoolbestuur.
"De Rips heeft het altijd zelf moeten doen, zichzelf waar moeten maken. Tien kilometer verwijderd van elke grotere plaats, zijn we altijd wat geïsoleerd gebleven. Immigranten in de Peel, een beetje harder dan de mensen elders misschien, ondernemers die tegen een stootje konden en kunnen."
Cees van der Hulst is een van de zonen van zo'n migrant, een boer die in 1926 uit Zuid-Holland naar Brabant kwam. Hij vond er een vrouw, dochter van een andere 'verhuizer', het oud-raadslid en -wethouder L. van der Hoff. Die kwam uit Friesland: "we hebben hier mensen uit alle provincies behalve Zeeland." Ze moesten de grond vaak nog veroveren op de natuur. Het was heel, heel hard werken. Misschien is het daarom dat de Ripse mens minachting voor de boerenstand, scheldwoorden als boerenpummel of erger - "Ja, dat bestaat nog steeds" - intenser voelt dan boeren elders.
Typisch dorp. "Niemand heeft hier een bijnaam zoals in alle Brabantse dorpen wel het geval is. De kinderen leren meer dialect op school dan thuis. De tweede generatie trouwde veel 'onder elkaar"; per slot kon je als Ripsenaar niet gemakkelijk buiten de eigen kring gaan 'buurten', dé manier voor de geslachten vroeger om elkaar te leren kennen. Er zijn hier geen vetes, stoelend op traditie. De bewoners zijn wat punctueler dan elders in de regio. Wat rechter in de leer ook. Vanaf het begin heeft in De Rips een Gregoriaans koor bestaan; pas een jaar of drie geleden kwam er bij gebrek aan zangers een gemengd koor voor in de plaats."
In de jaren twintig zijn ze gekomen: de kleinere eigen bedrijven (6 tot 12 ha.) met boeren uit de omgeving en grote pachtbedrijven (80 tot 100 ha. en meer) van een beperkt aantal rijke eigenaren. In 1922 kwamen er een kerk en een school; deels omdat er al behoefte aan bestond, grotendeels omdat de grootgrondbezitters meer arbeiders wilden lokken. En, zo schreef de veelbesproken voorvechter J. Bellemakers, opzichter van de Heidemij, op 17-11-1920: ' als rem op de voortschrijdende vestiging van andersdenkenden in het hartje van boeren-Brabant'.
De gemeente had in die tijd geen cent voor de verre nederzetting.
Katholiek-protestant was zo ongeveer de enige scheiding binnen de jonge gemeenschap: "katholieken mochten niet met protestante kinderen spelen. En o wee, als zich een protestant in het later gebouwde parochiehuis durfde wagen." Deze situatie heeft overigens niet lang bestaan. Tegenwoordig houden protestanten en katholieken zelfs gemeenschappelijke diensten. Tussen grote en kleine boeren bestond nauwelijks een tegenstelling: "ze hadden dezelfde problemen. En toen een tiental jaren later de crisis uitbrak, waren de grote boeren vaak nog armer dan de kleintjes; zij moeten immers pacht betalen." De mensen in De Rips moesten sámen overleven. Nog steeds lijkt het alsof ze wat voorzichtig zijn in hun uitingen, vooral genuanceerd; ze willen perse niemand op de tenen staan.
"De Rips heeft eigenlijk nergens bij gehoord", zegt Cees van der Hulst. Parochieel hoort het kerkdorp bij Gemert, de NCB is Regio De Peel, de CHV Land van Cuijk, scholieren wisselen alle kanten uit. " De Rips is nog steeds een migrantenland." Hij heeft dan ook geen enkele moeite met de herindeling. Integendeel: "ik heb vanaf het begin gezegd dat verzet zinloos was. Weggegooid geld. Sowieso. Maar een grotere gemeente zal straks vooral meer geld naar zich kunnen trekken, het financieel wat beter doen, meer gespecialiseerd personeel kunnen aantrekken. Het verzet was dus niet alleen overbodig, maar ook niet terecht."
De grotere mogelijkheden zal de nieuwe gemeente Gemert - Bakel heel hard nodig hebben, meent Van der Hulst. "De periode vóór ons was zeer bewogen. Wat er komt, zou wel eens heel bedreigend kunnen zijn." Rips volgt met argusogen de leegloop van het platteland, de gevolgen daarvan en wat er al dan niet aan gedaan wordt. Van der Hulst noemt moeiteloos een fiks aantal boerenbedrijven in de naaste omgeving die verdwenen is.
Opgeheven, weggekocht, gewoon verlaten. Een aantal eigenaren trok naar oorden met betere perspectieven, overzee maar ook terug naar Groningen: "het boeren is hier veel te duur geworden."
De vrijkomende grond wordt deels opgekocht door één gigantisch bedrijf. "Eerst hebben we jarenlang handenvol geld gestopt in een ruilverkaveling die vooral grotere percelen moest scheppen. Nu krijgt dat ene bedrijf de kans de grote eigendommen weer in kleine kavels te verkopen. Met winst natuurlijk Straks hebben we weer landhervormers nodig. "
Een aantal boerderijen wordt nu bewoond door burgers. "Op zich heel goed, net als de vestiging van militairen van de groep geleide wapens op 'De Peel'. Nieuw leven, maar vooral nieuw kader, nieuwe initiatieven.... het platteland heeft er grote behoefte aan. Want we moeten nog steeds onszelf helpen, al is de belangstelling wat groter. Zoals met het nieuwe Gemeenschapshuis dat we deels met particulier geld van de grond hebben moeten tillen. Maar de burgers in het buitengebied moeten natuurlijk weer niet de agrarische bedrijvigheid rond hun huizen gaan (ver)hinderen. De landbouw heeft veel gedaan om zichzelf te verbeteren; zij verdient het nu geaccepteerd te worden. Dat zou zelfs als voorwaarde gesteld moeten worden aan burgers die buiten gaan wonen. Er is voor de gemeente nog heel wat te doen."
Zingen voor de grond.
In 1922 werd in De Rips de parochiekerk in gebruik genomen. De parochie kreeg 25 ha. grond toegewezen. Daarvan behield zij 5 ha. voor de kerk, de pastorie en later het parochiehuis. Twintig ha. ging in de verkoop, in twee gelijke delen. De zwagers Braks en Verstraten kregen deze toegewezen op voorwaarde dat zij zouden gaan zingen in het Gregoriaans Koor dat onder meer de kerkdiensten verzorgde. Jaren later werd eerstgenoemde zelfs dirigent ervan.
Jan Joosten
"Voorop lopen maakt niet altijd geliefd"
Z'n leven lang boer geweest;
lange tijd bestuurslid en zeven jaar voorzitter van Jonge Boerenstand;
bestuurder Boerenbond, Melkfabriek, Veefonds.
"Och, ik heb altijd zo'n beetje mee voorop gelopen. Daarmee maak je je niet altijd even geliefd. Kwam misschien ook wel doordat ik zo jong al zelfstandig moest gaan werken. lk was heel vrij opgegroeid." Jan Joosten is 87, maar praat nog als een jonge vent. Z'n familie woont al zo'n 300 jaar in Bakel, van Werts via Raymakers naar Joosten. "Natuurlijk is 'r veel veranderd. Maar ik ben nooit achterop geraakt. "
Na de oorlog is er volgens hem veel veranderd, in snel tempo. "Toch ook wel bevrijdend. Weet je, voor de oorlog was alles nogal benauwd. De pastoor regeerde en met hem een clubje mensen dat echt overal in zat. De pastoor tegenspreken? Ja, dat kon je twee keer doen ... deed ik ook wel ... maar dan had je het toch wel gehad . Eigenlijk leefde je toch wel wat bekrompen. Alles wat de kerk zei, was wet. Als ze zeiden: je moet naar de kerk kruipen, zou je het nog gedaan hebben ook."
"Die macht moesten ze vasthouden. Wat denk je, hoeveel we ons schuldig gevoeld hebben zonder reden? Scrupules, angst ... dat biechten ... een complete vernedering vond ik het, toen ik wat ouder werd. gelukkig heeft de tijd mij anders leren denken, zelfstandiger, eigener. Kijk naar de kerk, die is toch ook gedeeltelijk óm. Wat vroeger als ketters werd beschouwd, daar kijken ze nou niet meer van op. Nú beginnen ze langzaamaan dingen toe te geven. Nog niet genoeg, maar ja. Hij vertelt hoe hij laatst op een feestje een non tegenkwam, zo'n echte, in de missie geweest. En die zei: "ge het groot gelijk, Jan." "Zulke mensen zijn anders gaan denken. Voor mij was het een grote verlichting, die ommekeer. En ik denk voor heel veel mensen. Zij geloven nog wel, maar anders ....."
Hij is altijd 'ne vrije' geweest. Ook in de praktijk. "Toen meester De Vries hier kwam, was ik voorzitter van de Jonge Boerenstand. Hij werd technisch adviseur. Had veel nieuwe ideeën. Zo was ik de eerste die suikerbieten verbouwde. De regering steunde de tarweteelt op de kleigronden. Wij, de boeren van het zand, telden niet mee. Maar wij gingen toch tarwe verbouwen en profiteerden zo mee van de extra steun. Later, na de oorlog, toen de melkfabriek in Helmond meer betaalde dan wij kregen, voerde ik actie voor aansluiting bij Helmond. Dat gaf gedonder, want er waren er die zeer gehecht waren aan de eigen fabriek. Er kwam toen een fikse splitsing, de partijen stonden min of meer vijandig tegenover elkaar. Ja, dan was je niet altijd zo geliefd."
Het hele dorp bestond toen nog uit boeren. "lk weet nog goed dat er in Bakel zo'n vier, vijf werkmensen woonden. Die gingen dan werken bij Clerx in Helmond of, later, bij Everts & Van der Weijden in het ijzer, bij De Wit in de textiel. De latere arbeiderswoningen, die tegenover de Boerenbond, op de weg naar Milheeze, de Helmondsestraat, op 't Overschot stonden, daar zaten later vrijwel allemaal mensen van buiten Bakel. De boerenmensen toen werden allemaal ook weer boer. Landerijen werden verdeeld. Anderen trouwden elders heen. En die overbleven werden vaak bosarbeider bijvoorbeeld in De Rips. Daar was de ontginning aan de gang toen ik zo'n vijftien jaar was. Twee grote stoommachines die aan een dikke kabel een grote ploeg op en neer trokken door de hei.... lk zie het nog voor me. Later verkocht de gemeente daar, in de Jodenpeel bijvoorbeeld, stukken van 10-12 hectaren. Dat was toen de kunstmest kwam."
Vruuger, vroeger .... Jan Joosten zal die tijd niet idealiseren. Echt armoede heeft hij niet gekend, maar "bij tachtig procent zou ik toch niet graag in de kost zijn geweest. Daar leefden ze van de wind." Inwonende jonge boeren en boerinnen als knecht en meid, lonen van één gulden per dag met de kost. "Maar elke avond, zeker in de winter, ging je 'buurten' bij een ander; om zes uur afwerken, rozenhoedje bidden en hup ... 'buurten'. Op zekere leeftijd natuurlijk vooral daar waar de meiskes waren. En je hielp elkaar. Gewoon bij arme menskes die geen knecht konden betalen daar liepen we heel wat avonden rond. Vanzelfsprekend. Dat hoorde zo, je wist niet beter. Moet je nou eens om komen; zelfs efkes oppassen op de kleine moet je betalen."
Na de oorlog zijn de veranderingen gekomen, vanzelf. "Het werd allemaal wat wilder. Het vrouwvolk ging de straat op bijvoorbeeld. En de mensen, ook op het platteland, kregen meer en meer het besef dat ze zichzelf moesten bedruipen."
"Maar als sommigen nou praten over 'dieë goeie ouwe tijd", dan zeg ik: "je weet niet waar je het over hebt. De welvaart die we nu hebben .... groot goed toch." Misschien wat meer eenvoudig plezier, als hij toch dingen zou kunnen veranderen. "Nou ik wat ouder word, zou ik graag nog 's samen zitten, zoals vroeger. Daar heb ik lang geen behoefte aan gehad. Maar het begint te komen."
Op de kruiwagen
Jan Joosten schatert het uit als hij meer dan veertig jaar later vertelt: "in 1954 - 1955 .... ik was de eerste boer die een auto had. 's Zondags mee naar de kerk, 's middags een borreltje vatten. En daar was een andere boer, ene van 't Zand ... en die zei: wat dat kost ... daarvoor wil ik je wel elke week met de kruiwagen naar het dorp brengen." Dat gaf heel wat consternatie in het café. En d'r werd gewed. Om vijfentwintig gulden voor het Hongarijecomité. Want het was net in die tijd van de Hongaarse opstand. De volgende zondag . jawel hoor ... twee kilometer van huis naar de kerk en later weer terug. Hij zweten .... maar het hele dorp was uitgelopen, had plezier. Zo ziede: ge hoeft nie veul te doen om berucht te worden. '
De politiek 'gesmoord'
"Alles wat niet van de kerk was, was vroeger 'rood'. De kerk verzette zich met hand en tand daartegen. Wij als Jonge Boerenstand waren natuurlijk toen allemaal op de hand van de pastoor. Zo was er in Bakel ook 'zo'ne rooie' die op een zondag eens een bijeenkomst georganiseerd had met een spreker of zo. De pastoor waarschuwde. Die man die zat er zowat alleen te wonen, dus wij spraken af dat we hem eens zouden aanpakken als we van de avondcursus landbouwschool kwamen. We zouden hem van bed halen en zo. Maar dat durfden we niet, toen het erop aan kwam. Wel gooiden we het bovenlicht stuk, met keien. Maar daar was Woutje, de politieman. De een na de ander viel natuurlijk door de mand. Maar de pastoor suste de rel; hij zou dat bovenlicht wel laten maken." "Ha ha wrijft Jan Joosten zich nog in de handen. "De man ging een van de volgende keren wel mooi mee op retraite, naar Venlo. Zo konden ze toen de politiek nog smoren, heel hendig.
Dien Habraken en Janus Kanters
"Korte-termijn-denken is fnuikend"
Zij: drogist en houdster postagentschap;
lid dagelijks bestuur van het inmiddels opgeheven Burgercomité Behoud Zelfstandigheid Bakel, Milheeze, Rips;
Burgercommissielid lijst 4;
voorheen lange tijd bestuurslid middenstand.
"De politici hebben veel te veel afgebroken, vernield. Zowat het hele centrum van Bakel. En ze hebben te weinig nagedacht over invulling van de lege plekken of mogelijke uitbreidingen. Eigenlijk alleen maar gedaan aan korte-termijn-denken; bijna nooit eens verder gepiekerd dan de eigen politieke neus lang is. Nu wéér: ze denken met een speciaal vervoerssysteempje een nieuwe gemeente te kunnen máken."
Dien Kanters-Habraken is niet gewend een blad voor de mond te nemen, al laat zij soms vanwege andere belangen niet altijd het achterste van de tong zien. Zij voelt zich duidelijk niet op haar gemak met de huidige politiek en het daarop gebaseerde beleid. Ongeacht haar respect voor een aantal individuele politici, mist zij vooral het denken in grote lijnen en over verkiezingstermijnen heen. "Er wordt vaak te snel beslist. Het is teveel een kwestie van 'dat hebben wij toch maar mooi even klaar gemaakt' dan dat het algemeen belang van mens en dorp voorop staat."
Wat het beleid betreft valt haar man haar bij. Politiek is niet aan hem besteed, maar hij vindt 'de weg naar Gemert een doodlopende weg'. "Bedenk eens wat die herindeling kost en nog gaat kosten. In Bakel hebben ze de laatste tijd met geld gesmeten, met een mager resultaat. Kijk naar Milheeze waar de weg voor de zoveelste keer open ligt. En is 'de straat' in Bakel nou zoveel mooier geworden? Had dat niet anders gekund? We hebben ons als Bakel, Milheeze, Rips steeds heel goed kunnen bedruipen. Waren zelfs betrekkelijk rijk. Zit daar misschien de voornaamste reden van de samenvoeging? Hoe zal dat in de nieuwe gemeente zijn? lk ben bang dat deze gang van zaken ten koste zal gaan van iedereen. Dat het een te kort, het ander te lang zal blijken te zijn. lk denk dat het heel wat moeilijker zal zijn de zaak goed op de rails te krijgen en vooral te houden dan ze het nu voorstellen. Zeven dorpen bijeen met straks 26000 inwoners. Voor nieuw beleid is f 250.000 voorzien. Da's nog geen honderd gulden per kop. lk ben benieuwd hoe de nieuwe raad er zal uitzien en hoe hij daarmee zal omspringen."
Het echtpaar kan zich "ondanks alles" heel goed vinden in de gemeenschap Bakel, daar niet van. Geboren en getogen zijn ze er, beiden. Zij stamt uit een van de oude winkeliersfamilies, bij hem thuis waren ze boer. Mooie verhalen. Maar ook verdriet: "ze hebben het hart uit het dorp gesneden." Iets veranderen? "Nee, hoor, we kunnen het er goed mee doen." Dien pleit voor het handhaven van de open ruimtes die er nu nog zijn. "Dan houd je een leefbaar dorp."
"Maar zelfs in zo'n dorp, in de relatief kleine gemeente die wij hebben/hadden, zijn/waren er veel te veel regeltjes en regelaars. Te veel ambtenarij, denken vanachter het bureau zonder de mensen over wie het gaat/ging, bij beslissingen te betrekken. Te weinig soepel inspelen op alternatieven." Als voorbeeld noemt Dien de 'bezopen' indeling van het centrum van Bakel in A-, B- en C-gebieden: "de Dorpsstraat werd 'opgerekt' tot A-gebied. Dus moest de Schoolstraat B-gebied worden. Vraag niet waarom; het moest zo. Dat betekent dat ondernemers daar geen kant meer uit kunnen. Maar wel een plan om 540 m2 winkelruimte bij te bouwen, middenin het centrum. Terwijl we nu al leegstand hebben. Hoe komen ze erop?."
Janus: "als ik ook maar iets te zeggen zou hebben, sleepte ik die ambtenaren allemaal achter hun bureau vandaan, de gemeenschap in. Het is toch eigenlijk te zot dat bijvoorbeeld aanvragen voor verbouwingen vanuit het gemeentehuis worden beoordeeld. Die ambtenaren zouden ter plekke moeten gaan; dan zouden ze misschien nog goede suggesties kunnen doen of andere mogelijkheden kunnen aandragen." Hij is bang dat dat straks absoluut niet beter zal gaan. Volgens Dien zal het ook in de politiek niet makkelijker worden: "het is nu al moeilijk goede mensen te vinden voor de gemeenteraad. Wat moet dat worden als de afstand tussen bestuur en bestuurden echt een heel stuk groter zal zijn? En dát is onvermijdelijk."
Voor het overige: "we moeten met man en macht proberen te houden wat we hebben. Wij wonen en werken nog steeds in een gemeenschap waar 'ons ons kent'. Mensen die het fijn vinden hier te komen wonen, krijgen de kans snel te 'verbakelen', áls ze willen meedraaien. We moeten daarom proberen veel inspraak te krijgen, onder meer via onze dorpsraden, om onszelf overeind te houden. De gemeente van haar kant zal specifieke aanspraakpunten moeten scheppen, ambtenaren die zich meer dan normaal met één dorp bezig houden. Dat zal letterlijk alle belanghebbenden ten goede komen."
Dien en Janus Kanters-Habraken: "als we geen actie gevoerd hadden, had de gemeente de ruimte tussen kerk en oude school in het hart van Bakel volgebouwd met de bibliotheek. Dat zou toch eeuwig zonde zijn geweest, een zoveelste zonde."
Piet Keijzers
"Saamhorigheid inspireerde"
laatste gemeentesecretaris van de gemeente Bakel en Milheeze
"Vooral de saamhorigheid in Bakel, Milheeze, Rips heeft me goed gedaan. Vanaf 16 juli 1991, toen het rapport-Schampers binnenkwam, is er massaal verzet geweest tegen de samenvoeging met Gemert. Het vond een hoogtepunt in de NIPO-enquête van september 1995. Vierennegentig van de honderd gemeentenaren - bij een opkomst van 77 procent - spraken zich uit: tégen. Dat heeft me meegesleept. Daarin heb ik de inspiratie gevonden om dóór te gaan. "
Gemeentesecretaris Piet Keijzers is best een beetje trots: steunend op een tomeloze inzet aan alle kanten is hij erin geslaagd vrijwel alle gemeentelijke stukken rond de herverdeling in eigen beheer te produceren: "wij hadden geen duur bureau nodig."
Aan de andere kant wat verdriet toch: "ik was heel graag tot de normale vut-leeftijd secretaris van Bakel, Milheeze, Rips gebleven. Het is een boeiende functie waarin je veel van jezelf kwijt kunt. We hadden goede colleges en een prachtige gemeenteraad om mee te werken. De wekelijkse vergadering van het management-team vond ik altijd plezierig en interessant. Die maandagmiddagen boden bij uitstek de gelegenheid voor bijpraten en lijnen uitzetten.
En dan is er tenslotte - of op de eerste plaats - de bevolking, "kritisch maar met begrip, vriendelijk en gezellig, Brabants één, als het erop aan komt." Keijzers is altijd graag een vraagbaak geweest voor de mensen: "dat informele. Ze stappen zo bij je binnen", waardeert hij. Het bezoeken van recepties, jubilea, vieringen enz. enz. in de drie dorpen heeft hem altijd aangesproken: "dan heb je contact met de mensen. Dat geeft het gevoel dat het bestuur, dat je zelf, iets voor hen betekent."
Tropenjaren noemt Keijzers overigens de bijna tien jaren dat hij secretaris is geweest. Hij kwam naar Bakel omdat het dorp 'zo Brabants was', gelegen in een mooi land op rij-afstand van zijn geboorteplaats Breugel en van Maarheeze waar hij veertien jaar lang had gewerkt als chef financiën.
Maar in de eerste twee jaar was het pendelen geblazen omdat hij geen geschikt huis kon vinden. Pas daarna kon hij lid worden van tennisvereniging "De Sprenk' en van de bridgeclub, kon hij enige tijd zitting nemen in het bestuur van de hockeyclub. Zijn vrouw hield zich bezig met onder meer vrijwilligerswerk en is contactpersoon voor verschillende landelijke collectes.
Voordat de voorgenomen opheffing van de gemeente Bakel en Milheeze en het verzet daartegen vrijwel al zijn tijd opslokten, lagen er taken als de reorganisatie van de secretarie (evaluatierapport 1988) en de herinrichting van het gemeentehuis (ook 1988) op zijn bordje. Hij is eerlijk: "als ik het opnieuw moest doen, zou ik het net een beetje anders doen. Had ik bijvoorbeeld sommige afdelingen toch nog wat sterker gemaakt." Maar de voor gemeentebesturen bijna spreekwoordelijke zuinigheid stond dat in de weg.
Keijzers kan het niet laten: "het is jammer dat Bakel, Milheeze, Rips niet eerder dan 20 oktober 1994 de 8000ste inwoner (Rowan Bouwmans) heeft kunnen binnenhalen. Dan hadden wellicht de kaarten in 1991 anders gelegen. Met veel respect en waardering denk ik terug aan de mensen van het Burgercomité Behoud Zelfstandigheid Bakel, Milheeze, Rips. Zij zorgden voor veel fijne contacten."
"Een karakter-typering van mij? Moeilijk. Loyaliteit en inzet heb ik hoog in het vaandel staan. lk verwacht en eis die ook van alle medewerkers. Zo ben ik opgegroeid en in mijn 35-jarige loopbaan heb ik dat altijd uitgedragen." Piet Keijzers gaat voortijdig met vut. Een beetje spijtig maar toch ook dankbaar dat er in de gemeente heel wat is tot stand gebracht, vooral de laatste vijf, zes tot tien jaar. En dat hij daaraan heeft kunnen bijdragen.
Hij blijft zijn leven verbinden aan Bakel, Milheeze, Rips. "De dorpen houden niet op te bestaan. Met voortgaande inzet van allen en de spreuk 'Nil volentibus ardum' ('Niets is moeilijk voor hen die willen') van Horatius in het achterhoofd kunnen we er zeker iets moois, iets nog mooiers van maken."
Aangrijpend
"Het meest aangrijpende dat ik in Bakel ben tegen gekomen, is het verhaal van burgemeester W. Wijtvliet.' Gemeentesecretaris Piet Keijzers heeft veel moeite gedaan om het in de aandacht te houden. De heer Wijtvliet kwam op 9 februari 1945 om het leven in het Duitse concentratiekamp Buchenwald.
De heer Wijtvliet was burgemeester van Bakel, Milheeze, Rips sinds 3 december 1931. Met zes andere burgemeesters uit het oostbrabantse weigerde hij in 1944 inwoners van de gemeente aan te wijzen voor 'Arbeidseinsatz' in Zeeland en op een aan te leggen vliegveld in Rips. Op dinsdag 5 september - pal voor de bevrijding van Zuid-Nederland - werden de zeven overgebracht naar verschillende kampen in Duitsland en Oostenrijk.
De andere burgemeesters waren K. van der Putt van Geldrop, Jhr. M. Serraris van Heeze, M. Magnee de Horn van Bergeijk en Luijksgestel, J. Smulders van Oost-, Westen Middelbeers, H. Veeneman van Son en Breugel en G. Manders van Leende. Alleen de laatste overleefde de gevangenschap.
Van burgemeester Wijtvliet hangt een geschilderd portret in het gemeentehuis. In Rips is een straat naar hem vernoemd.
Jan Lambregts
"Politiek de grote verliezer"
Werkzaam bij de recherche regio Eindhoven;
voorzitter fanfare 'Musis Sacrum', Bakel;
voorzitter Tiroler Festijn;
voorzitter Ziekentriduüm;
tot 16 september 1996 voorzitter van het Burgercomité Behoud Zelfstandigheid Bakel, Milheeze, Rips.
"De kater is enorm. Maar de politiek is de werkelijke, de grote verliezer." Jan Lambregts heeft vanaf half 1993 als voorzitter de kar getrokken van het burgerverzet tegende gemeentelijke herindeling Bakel - Gemert. Met groot succes. "Misschien zijn we iets te laat begonnen. Toen was het verhaal al helemaal ingekapseld in de landelijke politiek. En die luistert niet naar argumenten. Daar telt alleen het eigen (partij)belang."
Voor Jan Lambregts is het 'verhaal Bakel' er voorlopig een van ergernis. Hij deelt dat gevoel met velen, weet hij zeker. Het verhaal: "ze luisterden niet eens. Die eerste hoorzitting. Ze zaten gewoon wat met elkaar te praten. Beledigend. Een vernedering." Partijen die in eerste instantie pogingen doen om de procesgang te veranderen: PvdA, D'66, CDA, VVD - allemaal. "Maar als het erop aan kwam, gaven ze niet thuis, telkens weer." Bezwaren? Protesten? "Kreeg je weer zo'n politiek zwamverhaal, waaraan je als gewoon mens geen touw kunt vastknopen." Voormannen - Lambregts noemt man en paard - die beloofden dat de fractie in Tweede of Eerste Kamer tégen samenvoeging van Bakel en Gemert zou stemmen .... die de gang van zaken zelf 'te gek voor woorden' noemden .... en dan stemden zij en de fracties tenslotte gewoon vóór. Of andersom. Inclusief zo'n man die het 'te dol' vond. Zonder enige verklaring. "Om gek van te worden. Een zeperd haal je, a priori, met al je argumenten. De mening van onderop belangrijk? Laat me niet lachen."
Eigenlijk is het Lambregts - en velen met hem - nu nog niet duidelijk waarom Bakel zo nodig moest verdwijnen: Helmond was te stedelijk, Deurne al te groot .... dus moest het maar Gemert worden. Ondanks het min of meer erkende gebrek aan affiniteit. Eenmaal in een bepaalde fase aangeland, wilde de politiek niet anders meer horen. "En was er geen tijd meer voor afstemming, zulke flauwekul, na zes jaar vechten."
"Bij een van de vele bezoeken aan de Tweede Kamer sprak een 'officieel figuur' ons aan: je verwacht hier toch geen volksvertegenwoordigers aan te treffen? Hier regeren de bv's die de politieke partijen zijn, alle met de eigen belangen. Voor mij had die man gelijk."
'Zout in de wonden' noemt Lambregts het bericht dat twee weken na de afsluitende behandeling van de herindeling in de Eerste Kamer - die vergde de hele dag - in de krant verscheen: de VVD komt met een motie die behelst dat herindeling voortaan alleen gehanteerd zal worden bij ruimtenood, bijvoorbeeld als een stad niet voldoende ruimte meer heeft voor het bouwen van huizen of de aanleg van een industrieterrein. "Je zult maar veroordeeld zijn, zonder reden, alleen vanuit een rage."
Hij haalt studies aan van onder andere prof. Herweijer: allemaal zijn ze bang voor negatieve effecten van de aan de gang zijnde herindelingen: de afstand politiek - publiek wordt alleen maar groter, het ambtelijke apparaat wordt logger en de kosten gaan omhoog.
Een positief punt noemt de vroegere comité-voorzitter het dat heel Den Haag nu Bakel én Gemert weet liggen. En die eenheid. "We waren en zijn boos. En er waren mensen die meer actie wilden, vergaande ideeën hadden dienaangaande. Toch is dat soort acties achterwege gebleven; we vonden altijd weer een compromis. En we zijn samen geëindigd, zoals we begonnen waren." Hij hoopt dat diezelfde instelling ervoor zal zorgen dat de dorpen Bakel, Milheeze, Rips de eigen identiteit niet zullen verliezen: "integendeel misschien. Het is de plaatselijke politiek die nu aan de bak moet. Moet laten zien dat 'het' niet zo erg hoeft te zijn als het lijkt. En de basis moet aanreiken waarop de bevolking zelf de eigenheid niet alleen kan bewaren maar zelfs uitbreiden." Hij wijst op voorbeelden waar dat mogelijk is gebleken: Mierlo-Hout, Stiphout. "Er zijn mogelijkheden."
Nu is er een zekere lethargie, constateert Lambregts. Iets van: ze rommelen toch maar wat aan. "Dat zal wel even duren", denk ik. Even afwachten. Die van Bakel, Milheeze, Rips zijn niet zo'n hemelbestormers. Maar ze moeten ons niet voor de gek houden. Als de effecten van de samenvoeging uiteindelijk toch niet bevallen wel, dan gáán we weer."
← Terug naar: Het gevoel blijftVerder naar: Inwoners aan het woord - 3 →