Piet van Ansem
"Jeugdwerk voedt de gemeenschap"
Voorzitter Stichting Jeugdcentrum/Jong Nederland Bakel;
initiatiefnemer en voorzitter Kindervakantiewerk Bakel;
voorheen zes jaar medewerker Boerenbond, twaalf jaar op een rijdende kruidenierswinkel;
tweede Prins Carnaval van 'De Pierewaaiers';
sinds 1978 beheerder 'Het Parochiehuis'.
"Het jeugdwerk voedt eigenlijk de hele gemeenschap." Als iemand daarover kan praten is het Piet van Ansem wel. Dé man van de jeugd in Bakel. Jonge Boerenstand - KPJ. Vierenveertig jaar (!) Jong Nederland: "daarmee ben ik getrouwd." Vijfentwintig jaar kindervakantiewerk: "uniek", durft hij het te noemen. Een lange lijst. Typisch Bakels is - denkt hij - dat de gemeenschap oog heeft voor het jeugdwerk. Ze krijgt er wat voor terug: veel latere leiders van sportclubs en andere verenigingen bijvoorbeeld komen uit de jeugdbeweging. Daar zijn ze gevormd.
"Als je voor het jeugdwerk komt aankloppen, blijft er in Bakel, Milheeze, Rips geen deur gesloten. En vrijwilligers zat. Je moet ze er wel bijhalen, maar dan zijn ze er ook. In zo'n vakantieweek een dikke 200 begeleiders. Voor een bloemetje, soms een pilske. Zelf boterhammen meebrengen. Of er koffie is, moeten ze vaak afwachten. Maar er zijn, da's Bakels. Zo steunen ze een harde kern van pakweg twintig mensen die bereid is heel veel tijd in dit werk te steken. Ook nu nog."
"Vruuger haan we mi niks veul, naw hedde mi veul niks", overpeinst Piet van Ansem de ontwikkelingen sinds zijn jeugd. Geboren in '39 aan het Mathijseind, van '42 tot '54 opgegroeid op 'de Stipberg' (nu Nederheide), nadien op 'de Pluut'. De oudste van elf kinderen; vader was boer, maar reed ook de 'romkaar' (melkwagen) vanwege de kinderbijslag van half 7 's ochtends tot half 2 voor f 1,99 - en ging daarna nog 'klot steken en varen' (turf rijden) in de Peel.
"Erremoei" (armoede), typeert Piet, "maar een prachtige tijd. Heel vrij. Na school werken en 's zondags na het Lof eekhorentjes vangen of 'vögelkes uithalen' in de bossen. De eekhorens verkochten we bij Bussemakers, de veeverloskundige die ook een winkeltje had. Beurden we veertig cent voor zo'n beestje. We waren vaak met 'veul jong', dus hadden we dan een stuiver de man. Maar 'n lol .... Werken naargelang de boeren iemand nodig hadden. Van half 7 tot half 11 soms voor vier gulden en de kost per dag."
"In 1978 is mijn hobby mijn werk geworden. Jeugdwerk, ik heb er van jongs af in gezeten. Het was en is mijn passie." Jong Nederland samengegaan met Gidsen en Kabouters - draait nog elke avond en op zaterdagochtend, zes groepen van gemiddeld 25 kinderen. Met als pijlers sport en spel, buitenleven, creativiteit. "In 1972 kwam vanuit het dorp, van de mensen die er waren komen wonen van buitenaf, de wens in de grote vakantie iets te doen voor de kinderen. Het klikte meteen. Het laatste jaar hadden we 634 kinderen en 187 mensen die het geheel in goede banen leidden. Op aangeven van een groep van een man of twintig die de opzet uitdoktert, de fantasie aan het werk houdt, geld bijeen sprokkelt, kortom de zaak op poten zet. Waarin een klein dorp groot kan zijn", meent Piet. Met name het Kindervakantiewerk is een voorbeeld voor velen. Het geld komt grotendeels van eigen acties. Zoals van de jaarlijkse vlooienmarkt: "ook weer met zeker 80 vrijwilligers die het werk met het grootste plezier doen voor een pilske en een frietje."
Natuurlijk is er in Bakel nogal wat veranderd, net als overal. Alles is zakelijker geworden. "Vroeger had je bij het vermaak een opvoedende taak onder de jeugd. Erkend en gewaardeerd door de ouders. Nu lijkt het wel eens dat de ouders de kinderen alleen sturen om even van ze af te zijn. lk zeg niet dat die opstelling overheerst, maar ze is er wel."
Het Carnaval is tekenend, denkt Piet. Hij was in 1965 de tweede prins van 'De Pierewaaiers'. "Vroeger was het echt een uitbundig volksfeest. Vol, vol, vol, iedereen was er. Een paar jaar geleden dachten we dat het gebeurd was, óver. Destijds was Carnaval samen met de kermis zowat het enige vermaak in het dorp. Nu zijn de mensen overvoerd met amusement. Of ze gaan met vakantie. Goedkoper, zeggen sommigen. lk zeg dat ze het liegen, het is gewoon de trend: jij moet ook kunnen zeggen dat je weg bent geweest. Gelukkig is het de laatste jaren weer wat aangetrokken. Trekt de 'ouderwetse gezelligheid in Bakel' misschien weer?."
De toekomst? "Jezelf blijven", zegt Piet kort. O nee, hij had niet liever naar Deurne gegaan: "Deurne en Gemert, ze herbergen allebei een apart slag volk. Maar Deurne is wat centralistischer, wil meer een stadje zijn binnen een grote gemeente. lk heb wel vertrouwen in Gemert; ze hebben de dorpen redelijk onderhouden, zo van buiten gezien. En wat de dorpse eigenheid van Bakel, Milheeze, Rips betreft: we zijn er zelf bij. De vraag is natuurlijk wat we terug zullen krijgen voor wat we meer aan belastingen zullen moeten betalen. Da's nog een open vraag, maar voor de rest: we zitten en blijven in Bakel, dus Bakels."
Post in de boom.
"Tegenwoordig gaat alles per post. Of het staat in de krant. Vroeger hadden we daarvoor 'd'n bom' (boom). Die stond bij het café van 'Sjoke' van Tiel, ongeveer waar nu 'De Gouden Leeuw' staat. Daar prikte iedereen die de gemeenschap iets mee te delen had, een briefje op met een simpel punaiske. Iedereen las dat. De zaken konden dan verder afgehandeld worden bij 'Sjoke'. Vooral 's zondags na de laatste mis zat het daar vol. Zoals in alle café's. Bakel-dorp telde er wel tien of misschien nog meer. Ze hadden toen nog de functie van gemeenschapscentra waar je lief en leed besprak, handel dreef, op de hoogte bleef van hetgeen de moeite waard was. Om die ene boom zat ook een ijzeren band. Kwam 'De Wieger', de later befaamde dokter, te paard uit Deurne, zette hij het dier vast aan die ring en ging-ie binnen bij 'Sjoke' spreekuur houden. Ik meen op dinsdag."
Sjef Gerris
"Witte reservaten"
Directeur 'Woonpartners' Helmond;
lid Regionale Volkshuisvestingscommissie SRE;
voorheen 15 jaar gemeenteraadslid Bakel;
4 jaar Streekraadslid;
voorzitter Wijnkring Bakel.
"Dorpse gemeenten bouwen vaak veel meer (duurdere) woningen dan is toegestaan. Het gevolg is suburbanisatie, een voortschrijdende bebouwing van het landelijk gebied. Daardoor leveren zij een te grote bijdrage aan de tweedeling in de maatschappij. De dorpen lokken vooral hogere en middeninkomens, waardoor het sociale niveau van stedelijke wijken verschraalt."
Chargerend zegt Sjef Gerris dat deze ontwikkeling die al vele jaren gaande is, 'witte reservaten' in het leven roept met een 'spiegeleffect' - wijken met alleen lagere inkomens - in de steden. Het verschijnsel doet zich in heel Nederland voor, meent de ervaren volkshuisvester. "Een slechte ontwikkeling die in Bakel, Milheeze, Rips overigens nogal meevalt."
Onbedoeld, zegt hij, heeft hij zelf meegewerkt aan dat proces. "Toen ik in 1969 in Bakel ben gaan wonen - mijn vrouw Frankie moest ik met drie paarden vanuit Helmond hierheen slepen, nu krijg ik ze met zesendertig paarden niet meer weg - had Helmond geen ruimte meer, geen bestemmingsplannen, niks. Bakel was de 'next best', de 'tweede beste', maar daar gaan wonen betekende als vanzelf een bijdrage aan de 'suburbanisatie'. Maar ja, het dorpskarakter, het groen, het echte Brabantse leven, hè ... Het is - achteraf gezien - toch ook wel een beetje een 'reservaat', in vergelijking met de stad."
In Bakel werd Sjef meteen opnieuw geconfronteerd met de nalatigheid van gemeentebesturen als het om ruimtelijke ordening ging. "De gemeente liet zich toen als het ware sturen door projectontwikkelaars. Met alle mogelijke, vaak negatieve gevolgen vandien." Als vanzelf - hij zat al bij een Helmondse woningbouwvereniging - kreeg hij de 'leiding' toen een groep nieuwbouwers met zulke nadelige effecten geconfronteerd werd. Sjef richtte de 'Werkgroep Planologie' op. Dit had een dubbel doel. Als eerste: de immense macht van de projectontwikkeling terugdringen - "het St. Wilbertsplein was toen al grotendeels verstedelijkt; de Speelweide werd tegen de zin van de Bakelse gemeenschap bebouwd." Als tweede: de ontwikkeling rond De Bakelse Plassen in de hand houden "er zou een gigantische plas komen, een soort pretpark." Kortom: "het 'ontbakelen' van Bakel tegengaan", vat Sjef samen.
De eerste actie van de groep in 'De Korhoen' sloeg in als een bom. 'Bakel gaat in het eigen gat ten onder' was de kop van het artikel over de gevolgen van de 'plasplannen'. "Er ontstond heel wat beweging binnen de gemeente. We gingen bezwaren maken tegen bouwen buiten het bestemmingsplan om (artikel 19), organiseerden bijeenkomsten, gaven voorlichting. Langzaam maar zeker schrompelde de macht van de projectontwikkelaars ineen. Hoe we het voor elkaar kregen, weten we nog niet, maar het gebeurde, dankzij de inzet van zeer velen."
De verkiezingen in 1974 waren 'een kwestie van A én B zeggen'. Sjef, lid van de PvdA, ging in zee met 'Aktief BMR' (1974). "Het ging allemaal niet gemakkelijk. Discussies overal en altijd. Heftig vaak. lk bleef voor sommigen toch 'ginne echte Boakelse', voor anderen zelfs 'ne vuile rooie'. Maar met iemand als burgemeester Opheij viel te praten; we hebben heel wat kunnen bereiken, ook ten aanzien van zo'n project als De Bakelse Plassen."
In de jaren '80 ontstond er een eigen PvdA-afdeling. Sjef voelde zich geroepen lijsttrekker te worden: "ik was er nog niet aan toe afscheid te nemen van de partij waarmee ik was opgegroeid." Aan het einde van de eerste zittingsperiode - Sjef en Ria van Hoek (nu burgemeester in Lith) waren de raadsleden - ontstond er onenigheid over de plaatsen achter hen: "naar buiten werd volop solidariteit gepredikt maar onderling gunden de leden elkaar het licht in de ogen niet." Net op dat moment kwam Jos Derks met een nieuwe lijst: Dorpsbelangen. "Een prima sfeer van openheid en samen beslissen; al snel ontstond een stevig collectief. Bovenal trok mij het dorpse." Sjef stapte samen met Ria over. De nieuwe lijst had meteen succes: vier zetels.
'Dorpsbelangen' moest dus een wethouder leveren. "De morele druk, zeker uit de eigen club, om daar in te stappen, was erg groot. lk heb toegegeven. Begrijpelijk misschien, maar verkeerd. Na zeven weken waarin ik elke avond én de weekeinden op het gemeentehuis zat, ben ik bezweken. Twee banen, mijn directeurschap én het wethouder zijn, goed invullen - ik kan niet anders dan de perfectie nastreven - bleek onmogelijk. lk moést het wethouderschap overdragen aan Ria. Dat heeft heel wat beroering veroorzaakt." Uiteindelijk heeft Sjef na vijftien jaar de politiek vaarwel gezegd. Hij kijkt met enige tevredenheid terug: "natuurlijk kregen we nooit direct gelijk. Maar op termijn veranderde er toch wel veel, met name omdat de discussies steeds meer publiek werden. Bovendien heb ik in die tijd veel geleerd en fijne mensen leren kennen."
Sjef Gerris "lk heb me nooit politicus gevoeld, wel volksvertegenwoordiger" is een bewogen mens. Onrechtvaardigheid, ondoorzichtigheid van bestuur, machtsstructuren.... "Het is altijd de mens onderaan die het slachtoffer wordt." Dát voorkomen of herstellen heeft hem de Bakelse politiek ingedreven, soms zelfs wat te ver, vindt hij zelf. Maar met name de kansen die hij kreeg om 'dieë mens onderaan' te helpen, doen hem in grote dankbaarheid omzien.
Gemert? "lk heb altijd aangedrongen op samengaan met een andere gemeente. Efficiency, grotere schaal, sterkere bestuurlijke én ambtelijke structuren. En zover ik kan zien is Gemert altijd heel zorgvuldig omgesprongen met de kerkdorpen, De Mortel is De Mortel gebleven, enzovoorts. Er worden ook nogal wat eigen initiatieven verwezenlijkt. lk denk dat het horen bij Gemert een aardige meerwaarde zal opleveren. En ik ben ervan overtuigd dat het Bakelse, Millusse en Ripse gemeenschapsleven sterk genoeg is om met kracht de eigen identiteit te bewaren."
Jan van Gerwen en Henriƫtte Verbeeten
"Het dorp is het dorp niet meer"
Hij: organisator 'Baokel Mèrt' (Van-Alles Wa-Week en al weer 11 jaar voor carnavalsvereniging 'De Pierewaaiers'), Kerstmarkt, Mèrt Kanthoeve;
ex-Prins Carnaval (1973);
ex-koning van de schut (1969);
lid biljartclub 'De Linde'.
Zij: huisvrouw.
"Het dorp is zowat weg. Die gemoedelijkheid. De gezelligheid. Vroeger, zo'n twintig, dertig jaar geleden nog maar, deed je een uur over 'de straat'. Stond je telkens even stil voor een praatje. Belangstelling, zorg. Nu zwaaien ze hooguit 'hoi' en zijn ze verder. En als er al eens 'gebuurt' wordt, is dat vaak uit nieuwsgierigheid alleen. Het 'kastje', de auto, de haast om.... Joost mag weten wat.... die zaken overheersen alles. We hebben geen tijd meer voor elkaar."
Jan en Henriëtte van Gerwen weten waarover ze praten. Hij is een echte Bakelnaar, zij is er gekomen toen ze nog geen jaar was. Haar vader was kastelein in 'De Kroon', "dus dan weet je het wel." Moeiteloos halen ze ritsen van namen uit de herinnering. Namen van mensen die 'altijd in de café kwamen'. Jonge boeren, oude boeren, ouden van dagen, de hele dag door. Alles en nog wat werd besproken én verhandeld rond die grote kachel die ze stookten met klot en cox, aangemaakt met 'krootjes'. De café's hadden een maatschappelijke functie.
Henriëtte: "het was wel werken, ja. Maar je wist niet beter. Overdag naar school, 's avonds in de café tot een uur of elf en 's morgens alweer heel vroeg op - zes uur, later steeds vroeger - om mikken te snijden." En als er al eens iemand dronken was, mocht-ie niet alleen naar huis. "Moesten we hem wegbrengen of we riepen de familie. Kreeg jij van hen soms nog op je donder in plaats van die zatlap." Zij heeft met name heel wat ouderen uit het bejaardenhuis, het klooster schuin tegenover het café, de trap op gesjouwd. "Na tienen mochten die er niet meer in, tenzij iemand ze naar boven bracht."
"Op de zaterdagmiddagen zat er toen altijd zo'n man of 20 - 30 binnen te toepen. 's Avonds 'na de kerk' kwamen de vrijgezellen. Die gingen dan dansen in Walsberg of Vlierden. 's Zondags na de 'leste mis' was het hoogtepunt. lk zie ze nog voor me, de borrelglaasjes, een tafeltje vol. Tegen dat de pastoor in de kerk aan de laatste zegen toe was, begonnen we in te schenken. Dan zat het café vol, vaste gasten op vaste plaatsen. 's Avonds was het rond 6 uur 'afwerken' en daarna kwamen ze weer. Eerst de jongeren met de brommers, daarna tot 11 uur de ouderen. Gek eigenlijk, nu zie je niet een oudere meer. En de jeugd begint pas om elf uur."
"Nee, veel rottigs gebeurde er niet. Natuurlijk werd er wel eens gevochten. Vooral met de kermis. Maar meestal waren ze het zo weer vergeten. Kwamen ze de 'schuld' met een bos paling afkopen. Alleen als die van Brouwhuis en Milheeze er waren . Dan werd er geslagen, de ene kant uit tot aan Jantje vd. Velden, in de andere richting tot de 'Millusse meule'. Maar ook voor die lui gold: ze konden slaan wat ze wilden, de volgende dag zaten ze weer bijeen aan een potje bier. Da's het verschil met vandaag."
De kermis ... Op vrijdag het lichten van de spaarkas. Op de dagen daarna, zaterdag, zondag, maandag en dinsdag waren de kroegen dicht van twee tot vier uur. "Om iedereen wat op adem te laten komen. De politie controleerde dat nauwgezet. Als er eens een paar niet snel genoeg buiten ging, hielpen de overheidsdienaren gewoon even met de gummiknuppel. Geen probleem." Op het kermisterrein dat begon waar nu ongeveer Verhoeven zit, hoek Schoolstraat - Dorpsstraat, tegenover de pastorie, stonden dan de schommel, zweef, mallemolen, snoep-, oliebollen- en schietkraam. Dat was alles. Het koning-schieten van 'de schut' was altijd het hoogtepunt, een echt Bakels feest. Jan: "dan kwamen bijvoorbeeld alle Bakelsen die het dorp uit getrouwd waren, er terug. Dat is zo'n vijftien jaar geleden heel snel veranderd. Zag je er ineens niemand meer van."
Jan en Henriëtte zijn eensgezind: ze missen het gemeenschapsleven van toen. "Dat gevoel zijn we kwijt en dat komt nooit meer terug. Vroeger hadden we kermis en carnaval en verder alleen elkaar. Nu is er feitelijk veel te veel te doen en moeten we ook nog autorijden, 'kastje kijken', op vakantie, naar sport .... Zoveel, we hebben geen tijd meer voor elkaar. De gemeenschap is verdeeld in vaste groepen, kliekjes zo je wilt, rond een vereniging, een club. En die zijn niet bereid erg veel rekening met elkaar te houden. We hebben elkaar ook niet meer zo nodig. Er is veel veranderd. En dat is niet altijd een voordeel. We zullen moeite zat hebben om wat we nog hebben aan gemeenschap levend te houden. Met of zonder Gemert, want dat doet er niks toe."
Jan en Henriëtte missen de gezelligheid.
Café's zat ...
Na de oorlog waren er nog nauwelijks wegen in Bakel. De twee doorlopende routes - Helmond-Boxmeer en Gemert-Deurne waren verhard. De rest was zand. Maar café 's waren er genoeg. Kenners deden een 'greep': 'Sjoke' van Tiel naast het toenmalige gemeentehuis, 'De Kroon' (Poel/Verbeeten), Manders/Piet Horst, van Dinther (nu Henk en Dieneke) aan de Van de Poelstraat, Vermulst, Jupke Bosch (later Bert d'n Edah, nu drankenwinkel) en Neel Jonkers in de Dorpsstraat, Tieske Muffels aan de Milheezerweg, Graard Reijnders, een echt paardencafé bij de Bakelse Brug, Friedje Reijnders, ook kleermaker, net voor waar nu nog Habraken zit aan de Helmondsestaat. Akkers, later van Ansem aan de Deurneseweg, ook al zo'n echt 'paardenlokaal'. De kost verdienen? Vrijwel alle 'kasteleins' hadden er een baan, een winkel(tje) of een 'werkske ' bij. Voor lange dagen waren ze toen niet bang.
Truus Verreijken en Henk de Groof
"Grote zorg voor onderwijs"
Zij: ex-leerlinge en onderwijzeres aan basisschool 'De Kastanjelaar' in Milheeze;
bestuurslid bibliotheek, Wit Gele Kruis en bijstandscommissie.
Hij: ex-hoofd St. Aloysiusschool Milheeze, nu directeur van basisschool St. Willibrordus in Bakel.
Tot verhuizing van Milheeze naar Bakel (1988): lid kerkbestuur, schoolbestuur, Kruisvereniging en Oranjecomité;
nu nog bestuurslid Openbare Bibliotheek Bakel en Bernard Alfrinkmavo Deurne.
"Er was en er is in Bakel, Milheeze, Rips grote zorg voor het onderwijs in alle geledingen. Bij ouders en gemeente." Het onderwijzersechtpaar De Groof - samen goed voor bijna zeventig jaar onderwijs - is vol lof over de manier waarop in Bakel overheid en bevolking het onderwijs tegemoet treden.
"Bij de gemeente konden we altijd terecht. Er was wel eens wat gebakkelei, vooral als zuinigheid weer eens keukenmeester bleek. Maar we hebben altijd het gevoel gehad dat, als puntje bij paaltje kwam, problemen opgelost werden. Dat zal zeker niet overal zo zijn." Voorbeeld: Bakel heeft al jaren een Onderwijsnotitie waarin de gemeente het beleid vastlegt: "we konden daarover altijd meepraten. Je kon zaken bediscussiëren en invloed uitoefenen."
Bij de ouders hetzelfde: "ongeïnteresseerdheid treffen we bijna niet aan. Aansluitend aan de zorg die de mensen in de kerkdorpen voor elkaar hebben, zijn er ook betrokkenheid en zorg voor het onderwijs. Als je maar met de mensen op één lijn blijft, werkt dat ..... Een wisselwerking. Ze geven je echt een groot vertrouwen. Als je de ouders iets uitlegt, als je bereid bent erover te praten, dan zeggen ze meteen: goed, zo doen we dat.... Echt moeilijk is het met de leerlingen dan ook vrijwel nooit. Zelfs de schoolarts constateert dat met name de ondersteuning vanuit het gezin ervoor garant staat dat het onderwijs nauwelijks problemen kent. Dat is heel weldadig. Dat geeft werkplezier!."
Henk de Groof begon in 1962 in Milheeze ..... "in 't café, in zaal Van Buël." Hij zat in La Courtine, in militaire dienst. Mocht na een jaar eruit .... als hij op een kleine school op het platteland aan de slag zou gaan. Truus, een echte Millusse, was een jaar na Henk als onderwijzeres aangesteld aan de school waar zij eens zelf leerling was. Ze werd er collega van haar vroegere juf en juf van haar eigen zusjes."
In 1965 kreeg Milheeze eindelijk de nieuwe school. Voor Henk en Truus blijkbaar nog te vroeg. Ze bleven nog een jaar of zes werken in het oude gebouw waar ze hun 'Jeugdatelier' hadden. Meer dan honderd jeugdigen tussen 6 en 20 jaar kregen er les in handvaardigheid, 's woensdags en donderdags, meteen na school of 's avonds. Emailleren en pottenbakken waren populair. Ook hier lieten gemeenschap en gemeente zich van de goede kant zien: een royale opbrengst van een actie onder de 'Millusse' mensen om te kunnen beginnen en de bereidheid van de gemeente om een oud lokaal gratis ter beschikking te stellen. Burgemeester Muijser en zijn vrouw kwamen zelfs persoonlijk - met de 'taxi' van Willy Kloft - honderd gulden uit het Anjerfonds brengen. Konden ze meteen het onderkomen van het Jeugdatelier bewonderen.
Truus en Henk hebben hun ervaringen zowel uit Milheeze als uit Bakel waar Henk in 1979 hoofd werd van de basisschool St. Willibrordus. "Het is ook heel weldadig hier: de gemeenschap geeft je ruimte voor een eigen inbreng en tegelijk vertrouwen. Daardoor krijg je het gevoel ook echt iets te bereiken. Met alle waardering van dien dan weer." De band blijft, ook nu Bakel en Milheeze 'wat ruimer' zijn geworden, de scholen niet meer bestaan bij gratie van uitsluitend geboren Bakelse en Millusse kinderen: "de verstandhouding blijft verder gaan dan de nuchtere vaststelling: d'n dieë hi die van ons ok nog gehad. Je moet nu alleen wat meer tijd en energie investeren in de uitleg waarom je iets doet zoals je het doet, en in het luisteren naar wat de ander ervan vindt. Maar dat is overal zo gegroeid."
"Een beetje onwezenlijk" noemt Henk de Groof de 'inordening in Gemert'. Gemengde gevoelens. Er gaan bijvoorbeeld vrijwel geen kinderen uit Bakel en Milheeze in Gemert op school. Het direkteurenberaad basisscholen is steeds gericht geweest op en ook opgebouwd vanuit Deurne. Net als het overleg Basisonderwijs - Voortgezet Onderwijs (BOVO). Dat moet nu veranderen. "Zouden ze daaraan gedacht hebben 'daarboven', aan zulke gevolgen?"
Het echtpaar verwacht van Gemert zeker ook de nodige zorg voor het onderwijs: "maar in het Bakelse hadden we steeds het gevoel dat ze je nooit in de kou laten staan. Mede dankzij de korte lijnen en de nauwe betrokkenheid op elkaar, ook bestuurlijk. Of dat zo zal blijven Maar goed: we zullen zeker niet van de hemel in de hel komen. Zoveel hebben we al wel van het Gemertse onderwijswereldje begrepen. Maar of die ene ambtenaar die zich nu uitsluitend met het onderwijs kan gaan bemoeien - een echte specialist dus; in Bakel deed iemand 'het erbij' nou zo'n grote vooruitgang is, zal nog moeten blijken. We zien het allemaal wel met vertrouwen tegemoet. Want behalve om afwachten gaat het natuurlijk vooral om dóen, zeker bij jezelf."
't Vat mee leegmaken'
Henk de Groof werd in 1962 onderwijzer in Milheeze. Een jaar later kwam zijn huidige vrouw, Truus Verreijken, het team versterken. "We zaten toen in 't café, in zaal Van Buël. De oude school was afgekeurd. Dat was in het jaar dat Reinier Paping de Elfstedentocht won. Koud ... het vroor almaar. Mietje Maas en haar oude moeder maakten er 's ochtends de kachel aan met mutserds. In een van de wc's stonden de zakken met eierkolen. De kachel moesten we zelf bijvullen. Als er op vrijdag een bruiloft was, was het moeilijk les geven achter de dunne scheidingswand. Aan de ene kant: zes en zes is twaalf; aan de andere zijde: zo'ne goeie hebben wij nog niet gehad!"
"En met de kermis moesten we gewoon plaats maken. Gingen boeken, schriften en andere spullen in eierkisten. Die werden op donderdag 'opgeslagen' in de stal, tussen twee rijen varkenskooien in. Vrijdag, maandag en dinsdag was er dan voor de klas officieel geen school. Maar ook 's woensdag lukte het niet: 'Henk .... Truus, komde mee 't vat leegmaken ', klonk het dan. En dat kon je gewoon niet weigeren."
Mies van den Heuvel
"Dorpen doen het zichzelf aan..."
Onder meer 16 jaar voorzitter 'Milheezer Boys'.
"Veel dorpelingen werken er zelf aan mee dat hun dorp langzaam maar zeker kapot gaat." Mies vd. Heuvel, 'Mister Milheezer Boys', houdt ervan zaken op hun waarde te schatten. "Als er geen auto's waren, zouden de dorpen wel overleven. Maar met een auto jagen ze dan toch maar even naar Bakel, omdat daar de supermarkt net even goedkoper is. Ze hebben niet in de gaten dat ze tientjes meer kwijt zijn aan de auto maar ook aan zaken die ze eigenlijk niet nodig hebben, maar wel meenemen. Intussen heeft de plaatselijke winkel de grootste moeite het hoofd boven water te houden."
Milheeze is, zegt Mies, meer zichzelf gebleven dan Bakel. "Dat kun je zien bijvoorbeeld in de Carnavalsviering; in Milheeze is het nog steeds een typisch dorps gebeuren waaraan iedereen meedoet. Om bij de vereniging te kunnen komen moet je in het dorp geboren zijn of er minstens vijftien jaar al wonen. Maar iemand uit die laatste categorie zal voor velen zelfs na zo'n lange tijd een 'buitenlander' blijven."
Dat brengt Mies op een andere situatie die hem ergert. "Er blijft in het dorp een groep bestaan die altijd kritiek heeft op mensen van buiten, zeker als dezen zich kandidaat stellen voor een functie in de gemeenschap. Ze kiezen hem of haar bij wijze van spreken in de gemeenteraad maar blijven hem of haar daarna als een buitenstaander benaderen. lk zeg dan altijd: hoezo kritiek? Hebben jullie dan zelf ooit de nek uitgestoken ergens voor, jezelf wel eens kandidaat gesteld? Doen jullie zelf ergens moeite voor? In negen van de tien gevallen binden ze dan in. Een enkeling wordt kwaad. Maar wij, mijn vrouw Truus en ik, blijven zeggen dat de actievelingen onder de 'buitenlanders' heel veel goeds gedaan hebben in Milheeze."
"Als je niet met de tijd meegaat, schop je jezelf tegen de schenen", is een van de uitgangspunten van de oud-sportman die het voorzitterschap van 'zijn' Milheezer Boys pas dit jaar noodgedwongen heeft neergelegd. Hij is er voortaan alleen 's zaterdags nog bij, voor de jeugd.
Jammer genoeg komt hij daar soms 'toestanden' tegen waarin je toch maar beter niet met je tijd zou kunnen meegaan. "De jeugdopvang bij de clubs is er niet gemakkelijker op geworden. Laatst nog: komt er een elftal hier, trapt een hoop rotzooi in de kleedkamer, vernielt het een en ander en laat als het daarop aangesproken worden - zelfs de hele boel onder water lopen. De begeleiders wisten in eerste instanties niet beters te zeggen dan: 'dat doen onze jongens niet'. Toen ze desondanks overtuigd waren, kwamen ze de volgende week poetsen. Moesten ze wel. Een van de begeleider merkte toen op: "ik ben gedupeerd; voor mij is het nog het ergste: ik móet weer."
"Met zulke begeleiders kom je natuurlijk nergens", meent Mies. Aan de andere kant wéét hij dat het moeilijk is: "velen van hen durven de jeugd niet eens aanpakken. En de KNVB maakt het ook al niet gemakkelijker; bij een wedstrijd bijvoorbeeld moeten de begeleiders zoveel formulieren invullen, dat ze nauwelijks tijd over hebben voor de kinderen."
Dat is nog zo'n ergernis: "al die regeltjes, steeds weer ... die een eigen leven gaan leven ook nog." Gelukkig was dat op het gemeentehuis in Bakel niet zo erg. "Het fijne was dat je met de mensen kon praten. Dan kon je ook begrip kweken." Een van de mooie herinneringen in dat verband komt van de vroegere burgemeester Opheij (1967 - 1976): "de eerste deur die hij in de gemeente opentrok, was de onze. Op zijn eerste verkenningstocht in de gemeente na zijn sollicitatie zat-ie in ons café. Heel gewoon. Pas toen hij officieel werd ingehaald, merkten wij dat hij de nieuwe burgemeester was. Toen hij wegging, was onze deur de laatste die hij in de gemeente achter zich dichttrok. Mooi toch ... met hem kon je práten."
Wat de samenvoeging met Gemert betreft: "een tijdje terug was er iemand uit Limburg voor een klus in het clubhuis. Had ook zoiets meegemaakt. 'Maak je niet sappel", zei die. 'Wij moeten nu ook 20 kilometer rijden naar het gemeentehuis. Mopperen, mensen, het was niet van de lucht. Maar nu, na bijna een jaar, hoor je er absoluut niemand weer over." Waar velen zich toch zorgen om maken, is bijvoorbeeld het feit dat het wijkgebouw alle functies gaat verliezen. Moeten vrouwen in verwachting weer naar Bakel, of Helmond, of Gemert. Dat is terug naar af, naar de toestand van zoveel jaren geleden. En zo komt Mies weer terug bij het begin: "zo breek je een dorp waar nou net een aantal jonge gezinnen is komen wonen met alle voordelen van dien, toch af." Verder wachten ze het maar af wat er komt: "we weten eigenlijk niets van Gemert." Ze hopen wel dat de belastingen niet zo hoog zullen worden, dat ze niet meer in hun huis zouden kunnen blijven wonen.
Maaltje mét sigaret
D'r was - heel lang geleden - in Milheeze een winkelier die al moderne wervingsmiddelen toepaste.
Iets van: behoefte moet je zelf scheppen. Hij organiseerde telkens als er weer een klas de plechtige communie deed - de kinderen waren dan twaalf dertien jaar - een maaltijd voor hen. En daarbij kreeg de jeugd ook een rokertje aangeboden. D'r werden er heel wat ziek, maar d'r waren er kennelijk mee die erdoor aan het roken sloegen. Dat was toen zeer in de mode.
Frans van Heuven
"Hekel aan verborgen agenda's"
Raadslid sinds november 1973;
wethouder 1989 - 1994;
dertig jaar vertegenwoordiger in veevoeders, waarvan 15 jaar in België;
vijfentwintig jaar bestuurder Rabobank, waarvan 10 jaar voorzitter;
vijftien jaar voorzitter carnavalsvereniging 'De Veenmollen';
50 (!) jaar actief lid fanfare 'St. Cecilia';
voorzitter Ponyclub;
bestuurder Heemkundekring Bakel, Milheeze, Rips.
"Een afschuwelijke hekel heb ik altijd gehad aan de verborgen redenen waarom mensen in de politiek dingen doen. Verborgen agenda's, noemen ze dat tegenwoordig, geloof ik. Om horendol van te worden. En maar praten en maar praten .... om de echte bedoelingen te verdoezelen."
Frans van Heuven zou verbitterd kunnen zijn, maar is daar de man niet naar. "De volgende dag ben ik alles weer vergeten." En hij berust: "bijna iedere ambtenaar roept tegenwoordig dat hij of zij het probleem zal bekijken, erop gaat studeren. Bijna niemand meer zegt meteen ja of nee. Toch is dat in negen van de tien gevallen heel goed mogelijk. Doe het dan, mét argumenten. Da's veel eerlijker. En kun je sneller werken." Het gekke is, vindt hij, dat de ambtenaar in kwestie feitelijk niet eens schuld heeft aan die houding: "alle politieke partijen schrijven eerlijkheid en openheid bovenaan op hun lijstjes van kwaliteiten. Maar als het er op aan komt, gaan ze draaien, uitvluchten zoeken. Het kán kennelijk niet anders in de politiek."
Nóg iets zit hem dwars. "Dat je als wethouder niet onderhands kunt aanbesteden. Dat zou elke gemeente jaarlijks tonnen en meer besparen. Maar je kunt het niet maken; je hebt meteen de verdenking aan je broek dat je geld in de zak steekt, dat ze je kopen. Afschuwelijk toch ... dat we zo met elkaar omgaan, om moéten gaan. Ook dat heeft de politiek op haar geweten. En dan kreeg ik koppijn van een aantal grote aannemers. Die hebben speciale mannetjes zitten om aangenomen bestekken na te rekenen op 'vergeten posten." Brengen ze nog eens extra in rekening en je kunt er niets aan doen. Zo hebben wij dat in Nederland geregeld."
Waarom hij dan in 's heren naam nog in de politiek zit, zelfs laatst weer nummer 2 stond op een lijst en gekozen werd ook? "lk ben er voor de mensen. Om hen te helpen, liefst zo rechtstreeks mogelijk. Dat is beter mogelijk via een raadslidmaatschap of als wethouder. lk eis eigenlijk dat politici, ook en met name wethouders, zoveel mogelijk direct contact hebben met hun publiek. Als je elkaar kent, midden in de gemeenschap staat, kún je zeggen waar het op staat. En kun je dingen uitleggen. Dan is daarvoor veel gemakkelijker begrip."
"In een kleine gemeenschap is dat natuurlijk makkelijker dan in een grote gemeente." Toch heeft Van Heuven vrede met de gemeentelijke herindeling. "Historisch gezien heb ik er gruwelijk veel moeite mee. Aan de andere kant ben ik ervan overtuigd dat een gemeente met rond 8000 inwoners het op de duur niet zal redden. De mensen worden almaar mondiger; zij eisen van de ambtenaren voortaan 150% zekerheid. Die kunnen zij niet geven."
"lk zeg altijd: als je iets (toe)zegt, moet je wel zeker zijn van je zaak. Anders moet je je mond houden. Maar dan moet er weer een blik deskundigen opengetrokken worden, liefst hoogbegaafd. Dat kost steeds meer geld, teveel geld. Dus zul je kennis moeten hebben binnen het ambtenarenkorps. En dan komt het: goede jonge ambtenaren blijven niet in een gemeente als Bakel en Milheeze ... Die gaan naar elders, waar ze een bedrag verdienen dat de kleine gemeente niet kan betalen."
Soortgelijke overwegingen - dat niet altijd de besten beschikbaar zijn heeft Frans van Heuven ten aanzien van de politici. "Ze hebben mij wel eens gevraagd waarom juist ik wethouder moest worden. Heb ik geantwoord: 'omdat de goei het niet doen'. Volgens hem moeten wethouders van een gemeente als Gemert - Bakel een volle baan hebben: "fulltime zullen betere mensen beschikbaar zijn dan voor een paar uur per dag. Logisch."
Maar hij heeft geen spijt van zijn wethouderschap. Integendeel: "het is altijd redelijk goed uitgevallen. lk ben geen spreker in het openbaar. Da's een handicap, maar tegelijk een uitdaging. Je moét wel. En ik heb altijd risico's willen nemen." Zijn mooiste tijd was die toen hij loco-burgemeester mocht zijn. "Druk, maar heerlijk. Moeilijk? Ben je gek. Anders had dat grijze boertje dat ik ben, het toch niet gekund."
← Terug naar: Het gevoel blijftVerder naar: Inwoners aan het woord - 2 →