Intro
In de jaren zeventig ben ik begonnen met de geschiedenis van het gehucht de Molenhof in Bakel. Toen ik hiermee bezig was kwam ik tot de ontdekking dat ik dan ook een deel van Deurne aan een onderzoek moest onderwerpen omdat het gehucht voor een deel in Bakel en voor het andere deel in Deurne gelegen is.
Een door mij samengestelde en ingekleurde kaart van Bakel.
Later ben ik me intensiever met deze materie gaan bezig houden en heb de Bossche protocollen, met name de fiches van Ferdinand Smulders onderzocht op het onderwerp Bakel. Nadien heb ik de cijnsboeken van de heer van Helmond en van de abdij van Echternach gedigitaliseerd. Tot slot kreeg ik ook nog de beschikking over de cijnsboeken van de hertog van Brabant, waarna ik me met geheel Bakel, zonder Milheeze, - dat naar mijn idee een totaal andere nederzetting is -, ben gaan bezig houden. Ik heb dit onderzoek gebaseerd op de kadasterkaarten van Bakel van omstreeks 1830. Hier heb ik vastgesteld dat het kadaster van Bakel reeds tijdens de Franse tijd is aangevangen en later door Hollandse kadastermensen is afgemaakt. Mogelijk is het maatboek van 1807 - 1808 de voorloper van de oorspronkelijke aanwijzende tafel omdat er ook een nummering en maatgeving is toegepast en bovendien van de meeste percelen ook nog de veldnaam is weergegeven. Ik heb dit alleen nog maar eenmaal vaker aangetroffen in de voorloper van het kadaster van Helmond, van percelen waarvan de heer van Helmond eigenaar was. Ook hier werd de nummering, maatgeving en veldnaam weergegeven.
Dit maatboekvan 1807 - 1808 is de handleiding voor het veldnamen onderzoek en heeft relaties met de voormelde cijnsboeken. Hierdoor is het mogelijk om een bijna exacte weergave te geven hoe Bakel er tussen 1200 en 1848 heeft uitgezien. De kavelvormen in het kadaster van 1830 blijken grotendeels reeds in 1200 in gebruik. Als de heer van Helmond deze goederen in bezit krijgt is een groot deel van de landbouwgronden reeds ontgonnen.
Hoe Bakel er voor die tijd heeft uitgezien blijft grotendeels gissen. Recente opgravingen Achter de Molen hebben aangetoond dat op die plaats tussen het jaar 1000 en 1200 een klein aantal z.g. bootwoningen hebben gestaan, bewoond door vermoedelijk grotendeels erg arme inwoners. De conditie van de opgegraven waterputten, die voor het grootste deel verpulverd waren, omdat het water er uit verdwenen was, doet vermoeden dat de bewoners van die plaats verdreven zijn door gebrek aan water. Als we deze redenatie volhouden hebben de oudste bewoners, waarvan sprake in de schenkingsoorkonde van Herelaef uit 721, hun nederzetting op de hogere gebieden van Bakel gelegen en dan komt het Gehucht het Geneneind en het Zand hiervoor in aanmerking. Toch zullen we moeten wachten totdat ook hier archeologen hun onderzoek hebben kunnen doen.
De tijd na 1200 is voor de belangstellende in de geschiedenis van Bakel interessant genoeg om zich in te verdiepen.
Bij de bestudering van de cijnsboeken van de heer van Helmond komt men tot de conclusie dat de reeks van gehuchten zoals het Zand (Vlincke Vloghe), het Geneneijnd (Strybrake), het Overschot, het Gehucht (‘t Gehoft), Hoekendaal, Nuyeneijnd, Mathijseijnd, Benthem en Besterd een relatie met elkaar gehad hebben. Het is niet na te gaan of ze in oorsprong een eigenaar gehad hebben, maar het mag niet uitgesloten te worden.
Dit is wel voor het beekdal waarin Scheepstal, Kruisschot, Dierdonk, Loeffvenne aan de Bakelse brug, de Hilakker, Schouw en de Molenhof betreffen. Zij zijn duidelijk van een eigenaar. Dit was in 1340 Hendrik van de Schout, wiens kinderen het later verdelen.
Behalve het convent van Echternach, dat de meeste hoge gronden in eigendom heeft, en de cijns deelt met de hertog van Brabant, blijkt dat ook het convent van Eijndhoven een deel van Bakel in bezit gehad heeft. Ook het convent van Coudewater in Vucht hebben hier en daar rechten liggen.
Opmerkelijk is dat de namen van de oudste cijnsbetalers mogelijk geen inwoners van Bakel zijn. Hun namen komt men namelijk in geheel Oost Brabant tegen als cijnsbetaler. Het staat bijna vast dat deze lieden grootgrondbezitters waren die hun hoeven en gronden verpacht hadden. Pas omstreeks 1600 vervallen deze hoeven en gronden aan de plaatselijke bewoners.
In de hierna te vinden onderzoekjes wil ik trachten de geschiedenis van Bakel na 1200 in beeld te krijgen.
Tot slot mijn oprechte dank aan Ludo Boeije en Ton Spamer uit Deurne, die me met raad en daad hebben bijgestaan.
19 november 2002
Pierre van de Meulenhof