Constructie en reglementen van het Gildewezen
Terug naar: Sint Willibrordusgilde Bakel 700 Jaar
De constructie van het Gildewezen is in eerste instantie af te leiden uit de vorm van het bestuur en de rangen van een gilde. In het vorige hoofdstuk is reeds uitgelegd dat een gilde in deze tijd geen militaire functie meer kan en wil hebben, maar meer een zinnebeeldige beschermingstaak. Vreemd is 't dan natuurlijk wel dat de benaming van de rangen binnen het gilde allemaal hun oorsprong vinden in de militaire organisatie. Vaak zijn deze namen in onze ogen wat ouderwets, maar ze zijn dan ook al eeuwenlang in gebruik. En juist voor 't gildewezen zijn geschiedenis en oude gebruiken van wezenlijk belang; men hecht zeer sterk aan deze uit het verleden starnmende gebruiken, die tot uiting komen in de rangen en de status die daaraan verbonden is.
In de stukken die voor 't jubileumboekje worden geschreven wordt geprobeerd de lezers een en ander over de gewoontes, reglementen en de organisatievorm van het gilde duidelijk te maken. Veel zaken over de organisatie kunnen we terugvinden in het zogenaamde Gildeboek. Dit is in feite de administratie van het gilde. Dit boek werd altijd bijgehouden door de schrijver (secretaris) van het gilde. Die schreef er van alles in: het financiële doen en laten, de verslagen van aktiviteiten, van het koningschieten tot het verloop van de jaarlijkse teerdag, de viering van het patroonsfeest, het kermisschieten, enzovoorts; alledaagse gebeurtenissen v.oor de gildebroeders. Het belangrijkste dat in dit Gildeboek staat beschreven zijn de zogenaamde "kaarten". Dit zijn lijsten en beschrijvingen van reglementen, voorschriften, rechten en plichten van het gilde en zijn leden.

De vogel werd op de top van de molenwieken geplaatst. Vóór hij daar stond, moest er echter stevig gewerkt worden.
Het eerste deel van het Gildeboek van het St. Willibrordusgilde uit Bakel bevat een register van twaalf artikelen die zó moeilijk zijn beschreven dat ze in 't tweede deel van het boek nog eens worden uitgelegd. Het voert te ver om deze twaalf registerartikelen letterlijk in dit relaas over te nemen. Het begin is echter interessant genoeg om te citeren:
Register
Inhoudende de oude kaanen met enige bijgevoegde artikelen alsook de naamlijst der ingeschreven leden van het Broederschap of Schutterij van St. Wilbrordus te Bakel. Vernieuwd en verschreven in den jare duizend achthonderd en twintig.
Afkomstig uit een register of "kaarten" van de Schutterij Bakel: Laus Deo Semper Anno 1775. Hoort toe, gij broeders al te saam, dit zijn de artikelen welke de gemene (= alle) broeders der broederschap van den Heiligen Wilbrordus te Bakel elkander hebben beloofd eendrachtig te onderhouden.
Na deze aanhef volgen de twaalf artikelen, die in hedendaagse taal als volgt verkort kunnen worden weergegeven (een groot gedeelte van deze reglementen zijn overigens heden ten dage nog steeds van toepassing):

De naam koning was in die tijd zeker verdiend! Met een schutsboom van ± 15 meter
is dat tegenwoordig wel 'n stuk gemakkelijker.
Art. 1: Alle broeders zullen komen schieten op de papegaai of vogel op de plaats waar dit gewoonlijk gebeurt, en daarna zullen zij met elkaar komen teren om de broederlijke liefde te onderhouden, ofwel op dezelfde dag of - als er wettelijke oorzaken zijn - de volgende dag in de herberg, dit naar oordeel van de deken. Indien iemand dan niet komt teren zal hij - zoals voorgeschreven - vijf stuivers bijdrage betalen.
In deze artikelen wordt het woord "breuken" gebruikt voor bijdrage. Naslag in een encyclopedie maakt duidelijk dat het hier niet gaat over boete betalen, maar over het betalen van een bijdrage voor een zilverschild als soort boetedoening voor een nalatigheid. Hiermee kon het gilde geld sparen om zilver te kopen voor gedenkwaardige gebeurtenissen. Dat zilver werd dan gemeenschappelijk bezit van alle broeders. En zo bouwde het gilde zijn verzameling zilver beetje bij beetje op.
Art. 2: Als de deken dit wil, moeten de broeders ook op Wilbrordusdag bij elkaar komen. Wie dat niet doet, moet 3 stuivers bijdragen.
Art. 3: De koning van ons gilde zal, samen met zijn koningin, de maaltijd vrij hebben, mits hij drie gulden voor een schild betaalt.
Art. 4: Als iemand van buiten het dorp koning wordt, zal hij de vogel in Bakel achterlaten of hij zal er voldoende borg voor geven (voldoende = waarmee de deken tevreden is).
Afl. 5: Iemand die uit het gilde wil uittreden, mag dat zonder bezwaren ook doen als hij drie stuivers en een half pond was betaalt aan de deken.
Art. 6: Ingeval van onmin of twist onder de leden, zoals ruzieachtige woorden, vuistslagen, messentrekken of dergelijke, zal dat door de deken en koning samen worden gesust en zullen de strijdenden een halve gulden bijdragen; als zij dat niet meteen kunnen doen, zullen zij "nog buiten moeten staan" (= geschorst zijn).
Art. 7: Ieder van de broeders moet op de teerdag zijn aandeel betalen voor de missen en "meer andere wettelijke onraad".
Art. 8: "Item zo dat niet en doch, zullen de dekens mogen uitpanden, op reiele executie, voor de peen van zes gulden.'' Voor dit artikel kan niemand een zinnige verklaring geven. Om echter te laten zien dat er wel degelijk een artikel 8 staat beschreven, is de tekst ervan letterlijk overgenomen. Mocht één van de lezers alsnog de betekenis ervan menen te weten, dan zijn onze gildebroeders daarin zeker geïnteresseerd.
Art. 9: Wie op de vogel schiet zonder toestemming van de deken en geen schutbroeder is, moet drie gulden bijdragen.
Art. 10: Als iemand van de broeders de vogel afschiet en wel eigenhandig drie jaren op een rij, zal hij de vogel terugschenken aan de deken; voor de moeite en kosten krijgt hij dan drie gulden.
Art. 11: Als hij binnen Bakel zijn ronde doet, zal iedere gildebroeder binnen deze gemeente een metgezel bij zich hebben, gewapend met een goed geweer, waarmee hij zijn vijand - als dat nodig zou zijn - kan weerstaan. Wie dat niet doet, zal 5 stuivers moeten bijdragen.
Art. 12: Wij gildebroeders hebben, nu de schut door de brand is geruïneerd, goedgevonden en elkaar beloofd te helpen waartoe wij drie schellingen hebben gegeven. En iedereen die dat niet doet, zal niet als gildebroeder erkend worden. En als iemand die niet in dit nieuwe boek staat de vogel afschiet, zal hij drie gulden bijdragen.
Om de echtheid te waarborgen, hebben wij dit reglement onder gelijke voorwaarden in opdracht van de tegenwoordige regeerder van de schut samen met nog enkele andere gewezen dekens hoogstpersoonlijk ondertekend in een vergadering van de schut te Bakel op 7 oktober 1775. Getekend is het document door: Johannes Manders (kapitein), Peter Jan Manders (koning), Jan Sterken (venderik = vaandrig), Hubert Jansen (deken), Jan zijnder Kluyftmans (deken), A. v/d Kerkhof (gewezen deken), Wibert Raaymakers (gewezen deken), en Francis Martens (gewezen deken). Enkele van de familienamen die in bovenstaande rij zijn genoemd, komen nu nog in onze gemeente voor. Als aanhangsel bij dit reglement heeft men in 1779, in 1780, in 1801 en in 1812 nog gildeleden bijgeschreven; deze lijst is echter te lang om hier op te noemen, maar kan geraadpleegd worden tijdens 't Vrij Gildefeest in juni.
Wel aardig is de volgende zin die ergens tussen die namen geschreven staat: Voor gelijkluidend afschrift de officianten van dit Broederschap, hebben Jan van Grotel (cornet), Jan van de Laar (koning), Mathijs Johannes (deken) en Johannes Vrens (= Vriens) (deken) verklaard niet te kunnen schrijven.
Hierna volgen in het Bakelse Gildeboek nog een hele rij verklaringen — ophelderingen genoemd — van de in de voorgaande 12 artikelen beschreven regels en daarachter nog een soort huishoudelijk reglement. Getracht is deze in begrijpelijk Nederlands verkort weer te geven:

roem gehandhaafd hebben: (v.l.n.r.) Jan van Berlo (koster), Gerardus v.d. Laar (organisatie),
Jan Martens, Dorus v.d. Elzen, Marinus de Haan.
(a) De ophelderingen zijn vooral bedoeld om duidelijkheid te scheppen over geldelijke verplichtingen als contributie, breuken (bijdragen), boetes en andere verplichtingen. Zo wordt aangegeven dat alleen de gemene (= gewone) gildebroeders die verplichtingen hebben; de officianten - dat zijn de bestuurders en zij die 'n andere funktie in de broederschap bekleden - kunnen er echter ook niet onderuit. Bij gedwongen afwezigheid zijn ze zelfs verplicht om 'n vervanger te sturen. De drie stuivers en een half pond was, te betalen bij uitschrijving uit het gilde, is - blijkbaar omdat men moeilijk voor was kon zorgen - vervangen door 55 cent voor uitschrijven en 30 cent voor het inschrijven.
De bijdrage voor de mis op 't Willibrordusfeest is vastgesteld op 'n jaarlijkse verplichte bijdrage van 10 cent. Deze bijdrage mag echter zonder tegenspraak door de officianten verlaagd of verhoogd worden. Een broeder die zich in de huwelijkse of geestelijke staat (broeder, monnik) begeeft, moet 50 cent betalen. Voor broeders die sterven wordt 40 cent betaald. Alle betalingen, zoals inkomsten van verkochte wol en het molenfonds, moeten op de teerdag voldaan worden. Zo ook de boetes die gildebroeders hebben opgelegd gekregen.
De persoon die de koningsvogel 3 jaar achtereen afschiet zal keizer zijn en alle voorrechten van de koning hebben, maar zal in eer en rang boven de koning staan. Hij zal de door hem geschoten schilden samen met de haan of vogel gedurende zijn hele leven bij optredens van het gilde mogen dragen. Wil het gilde dit voorrecht afkopen, dan zal de schutskas hem daar maximaal 15 gulden voor mogen betalen. Ook de waardigheid van de titel zal hem daarna niet meer toekomen.
(b) Hier staan beschrijvingen over benoemingen en aanstellingen van officianten (= dekens oftewel bestuursleden). Uit dit deel van de kaartartikelen is gebleken dat dekens en officianten de bestuurders zijn en officianten de rang en functie bekleden. Dekens zijn dus: de voorzitter, de schrijver (secretaris), de penningmeester, en de overige bestuursleden. Officianten zijn de kapitein, de cornet, de vaandrig; deze personen zijn doorgaans ook bestuursleden.
Geregeld worden verder de verkiezingen, de benoemingen en de verplichtingen die de functionarissen op zich nemen. Ook is vastgesteld dat het verkiezen, benoemen, in functie treden en aftreden allemaal officieel wordt vastgesteld tijdens een vergadering die veertien dagen voor 't St. Willibrordusfeest wordt gehouden. De officiële benoeming en 't in functie treden geschiet op de eerst daaropvolgende teerdag.

op de voorgrond burgemeester Wijtvliet en Hannes Royackkers.
Benoemd mag een gildelid pas worden als hij één jaar is ingeschreven als lid van het broederschap. Bovendien mag niemand de hem aangeboden functie (officie) weigeren zonder voldoende redenen die door de bestuursleden beoordeeld worden. Er zal op gelet worden, dat nooit twee of meer broeders tegelijk de bedoelde functie uitoefenen; dat de keuze valt op geschikte leden die in staat worden geacht de aan de functie verbonden kosten te kunnen dragen; dat de keuze valt op personen die van hoffelijk en onbesproken gedrag zijn; dat geen personen worden benoemd die als dronkaard, als twistzoeker of als vechter bekend staan, of die andere gebreken vertonen die nadelig zijn voor de orde.
Ook vermeldenswaard is dat de kapitein, de cornet en de vaandrig bij hun aftreden verplicht zijn een schild van minstens drie gulden aan de broederschap te schenken. Deze verplichting vervalt echter als zij ten tijde van het uitoefenen van hun functie de vogel afschieten en dus koning worden, en tevens wordt diegene van die verplichting ontheven die de pas koning gewordene voor de rest van diens functie opvolgt.
(c) Onder de titel "Plichten en werkzaamheden der Ambtenaren" wordt vastgesteld dat de koning als de hoogste waardigheidsbekleder de hoogste eer geniet met uitzondering van de keizer. Kapitein, cornet en vaandrig genieten de daaropvolgende eer mits zij zich volgens hun waardigheid gedragen. De bestuursleden zijn belast met de hele administratie van het huishoudelijk bestuur, ook de penningmeester. Zij zijn - wanneer zij aftreden - verplicht verslag te doen van al hun verrichtingen aan de overige bestuursleden en rekenschap te geven van alle inkomsten en uitgaven. Ook dienen zij op de teerdag de contributies en overige bijdragen te registreren, evenals de opbrengsten uit de verkoop van wol. De stukken die daardoor ontstaan, ook die door aftredende bestuursleden werden bijgedragen, zullen door de kapitein moeten worden getekend.

in 1934; Piet Adriaans, Joh. Royakkers, Cobus Reinders (vendelier
Als speciale functionarissen worden vervolgens genoemd: de tamboer, de tapper en de gemene (= gewone) leden. De tamboer, voor onbepaalde tijd benoemd, is verplicht op de trom te slaan als hij daar opdracht voor krijgt. Daarvoor geniet hij vastgestelde emolumenten (bijverdiensten) en vrije maaltijd mits hij die maar met de kastelein aan tafel of in 'n ander vertrek nuttigt; dus niet in het vertrek waar de bestuursleden eten. De trom krijgt hij van 't bestuur ter beschikking voor iedere teerdag en bijbehorende aktiviteiten. De bestuurders kunnen de trom echter ook door hemzelf laten bewaren, maar 't bestuur blijft de verantwoording houden, ook buiten de teerdagen.
Voor de tapper gelden wat de vrije maaltijd en vergoedingen betreft dezelfde regels als voor de tamboer. Hij heeft echter ook nog specifieke verplichtingen. Hij mag geen "schutsbier" geven aan anderen dan de ingeschreven gildeleden en hij mag geen drank verstrekken aan iemand die reeds beschonken is. Ook moet hij zorgen dat geen "kannen" of "maten" die hij gebruikt gebroken worden of in het ongerede raken.
De gemene leden en hun plichten: niemand zal als lid van de broederschap erkend worden die niet is ingeschreven en die niet te goeder naam en faam bekend staat. Ze worden op de teerdag of andere dagen ingeschreven en verplichten zich de reglementen van het gilde na te leven.
Ieder lid heeft gelijke aanspraak op voordelen als mantels, schutbier, enz. en is verplicht de vastgestelde contributie te betalen.
(d) Het schieten van de vogel: de regels die hiervoor gelden zijn zo groot in aantal dat alleen gildeleden deze dienen te kennen. Een voorbeeld hiervan: ieder gildelid heeft 't recht mee te schieten en - ingeval van het afschieten van de vogel - koning te worden. Iedere gildebroeder die een "snaphaan" bezit, is verplicht deze voor 't schieten beschikbaar te stellen, ook aan medeleden. Er mag trouwens ook slechts met "snaphanen" op de vogel geschoten worden als de bestuursleden toestemming hebben gegeven voor een ander wapen. De bestuurders hebben 't recht 'n bepaalde prijs vast te stellen voor het afschieten van de vogel. Zij mogen daarvoor echter hoogstens 4 gulden uit de schutskas beschikbaar stellen. Zij mogen ook de tamboer en de tapper uitnodigen op de teerdag na de mis.

ter gelegenheid van het Willibrordusfeest in 1939
Voorgesteld wordt om eens per drie jaar op de vogel te schieten, maar als de koning mocht komen te overlijden, dan wordt op de eerste kermis daarna weer op de vogel geschoten om een nieuwe koning te kunnen benoemen. Als iemand zich tot keizer schiet, en dat doet hij als hij drie keren achtereen 't koningschieten wint, dan wordt meteen de volgende weer voor een koning geschoten.
De konings- en prijsvogels worden gemaakt en opgesteld door een "smed" en een timmerman. Zijn zij lid van ons broederschap, dan worden zij voor hun werk beloond met 'n fles wijn. Zijn zij geen lid, dan ontvangen zij een billijke beloning.
(e) Schutschapen: hierover staat geschreven dat zoveel schapen door het bestuur moeten worden gehouden als de toestand van de kas toelaat. De schapen moeten bij leden en bestuursleden die schapen houden, worden gestald en gevoerd. Voor die moeite zullen zij worden betaald met koffie, maar 't bestuur kan ook vaststellen dat ze een halve of hele ton bier als vergoeding krijgen. Het schapen houden is bedoeld als bijdrage voor de instandhouding van het gilde. Er wordt ook elke drie jaar een toeziende deken benoemd om 't schapenfonds te beheren.
(f) Organisatie en kosten van de teerdagen. Op de teerdagen zijn alle leden verplicht de H. Mis, die in de parochiekerk van Bakel wordt opgedragen voor de overleden leden, bij te wonen. Het bestuur is gemachtigd de teerdag te beleggen in een "herberg" in de gemeente Bakel. Het zal echter te loven zijn dat tot het einde wordt gezocht naar een zodanig herberg en het met de kastelein eens te worden dat de eetkamer op deftige wijze ingericht zal worden, zodat personen uitgenodigd kunnen worden.

(namen nóg datum bekend)
Behalve de wijn aan tafel zijn zij ook verplicht gedurende de middag niet minder dan twee flessen wijn per man te drinken. Ook voor de genodigde zullen twee flessen wijn beschikbaar moeten zijn. Er mag in de eetkamer geen schutsbier worden geschonken, want dat is bestemd voor de gewone leden. Niemand mag buiten de eetkamer wijn drinken, ook niet voor eigen rekening. (Of deze regel nog geldt, is niet bekend, maar het kan niet anders dan dat iedereen wel graag genodigd zou worden aan de maaltijd op de teerdag van de schut). De kosten van de teerdag, voor zover deze worden gemaakt bij het rondtrekken of bij de maaltijd, zijn voor rekening van de bestuursleden. De overige kosten (de vrije maaltijd van de koning, de vrije tafel en teerdag van de toeziende deken, de maaltijd van de tamboer en tapper, het gewone salaris van de muzikant, en alle kosten van verteringen die de bestuursleden en anderen t.b.v. het gilde moeten maken) worden gedragen door het broederschap.
Bijeenkomsten die van oudsher niet gebruikelijk zijn, mogen door de bestuurders niet op kosten van het gilde worden belegd. En tot besluit: de kastelein is verplicht een rekening van de kosten op te maken.
(g) De schutsmeubelen en andere eigendommen: na afloop van de teerdag worden zilverwerk, kapiteinsstok, vaandels en standaard onder beheer van de dekens gesteld. Ook beheren zij de "sluiers" (schrijver dezes niet bekend), de trossen en verdere ornamenten. Daartoe dient een doos of kastje of kist. Het onderhouden van de gilde-eigendommen is ook een verplichting van de dekens, zoals het jaarlijks controleren, eventueel herstellen van schilden, ordetekenen, vaandels, enzovoorts. Men is verplicht te laten repareren wat kapot is. De ornamenten die betrekking hebben op de patroonheilige, worden in een daartoe bestemde kast in de kerk bewaard.
Als besluit staat er letterlijk: "Aldus gesloten en vastgesteld ter vergadering en door de Hoofd officianten getekend, op heden te Bakel den 31ste augustus 1800 acht en twintig. Hebben Jan van Grotel (cornet), Jan van de Laar, Mathijs Joh Manders en Johannes Derks (deken) verklaard niet te kunnen schrijven. Present: Goord Mooyen, Michael Crooymans, T. Slits, Goort Seelen, J. Rienders, Johannes Cluytmans, Mathijs Vlemmings."
← Terug naar: Sint Willibrordusgilde Bakel 700 JaarVerder naar: Taken van de Gilden →