Den Heere E.A. ROVERS, Secretaris van AARLE, etc. te AARLE bij HELMONT.
Recepta 1 Nov. ‘87 Port bet. 4 stuyvers.
Mijnheer,
Op U Ed. altijd geeerden van gisteren, dien huijden ontfing, hebbe de eer, gedienstig te andwoorden: 1e dat zaaken, beneden den twintig guldens / naar mijne gedagten // geheel mondeling behandelt, en afgedaan moeten worden, naamentlijk - d’Eijscher moet zijnen Eijsch mondeling voorstellen. - de gedaagde // die ook bij monde geciteert moet worden // moet mondeling andwoorden, - en zoo ook de Re- en dupliek < = antwoord en wederantwoord >, - moeten de Schepenen ook mondeling de uitspraak doen. 2e Wil d’obtinent, of wel beijde de partijen de uijtspraak in geschrifte hebben, zoo moet het vonnis in een verschil onder de twaalf guldens uijtgemaakt worden op een zegel van drie stuyvers. - Boven die somme op een zegel van twaalf stuyvers. 3e De getuygen worden al mede mondeling gehoort, doch - indien partijen, tegen wien, de aflegging voor den Eed niet begeert, is het genoeg, dat de getuygen Eed aanbieden. - Indien al, moet d’Eed mondeling, ten behoeven van partije, mondeling afgenomen worden. 4e Indien Schepenen de zaaken of schoon beneden de somme, te omslaggelijk, of te zeer verward vinden, om dezelven mondeling af te doen, kunnen zij partije tegen partije stellen, die als de zaak moeten beschrijven. A. En dit zal waarschijnlijk het geval worden, wanneer een Ambtenaar voldoening van Jura & eijscht, alzo er dan taxatie zal moeten vallen. Aanstaanden Saterdag zal U Ed. de formulieren etc. bekomen. Blijve altijd Mijnheer ! U. Ed d.v. Dienaar J.K. SANTVOORT. ’S-BOSCH den 31 October 1787.
d.d. 01-11-1787.
Mijnheer,
Ter verdere voldoening aan U Ed. Brief van den 30 October laatsleden, gaat hier bij een contumaciaal < = wederspannig, omstreden > vonnis bij wijze van mondelinge uytspraak, waar uyt U Ed. zal kunnen zien een mondelinge uytspraak over eene zaak boven de 12, doch onder de ƒ 20: 0: 0:, en welke tevens onderrigt, hoedanig alhier in zulke zaaken geprocedeert, en vonnis gegeven word, mitsgaders, hoe den Eed daar inne word ingelijst. Tot een formulier over een verschil, het welk in delatie < = uitstel > van Eede word gestelf, zoude, naar mijne gedagten, kunnen dienen het volgende: Op huyden den 1. November 1787. zijn ter vergadering van Heeren Schepenen van AARLE binnen gestaan JAN …….., woonende alhier, citant, Eijsscher, en Aanlegger, ter eenre, En PIETER …….., mede inwoonder van dezen Dorpe, geciteerde, en verweerder, ter andere zijde, Poserende de citant, en Eijsscher, dat de geciteerde op den 28. October laatsleden over den Akker weg van zijn Land had gereden, waar toe hij geen regt had, taxerende de citant het nadeel, aan hem door die onwettige behandeling toegebragt op zes guldens, en biedende aan, om de waarheid van dat gebeurde, het welk hij eenigzints van verre had gezien, met Eede te bevestigen, en met aanbod, indien de geciteerde bij Eede het tegendeel zoude willen, en daadelijk bevestigen, van zijnen Eijsch af te zien met de kosten, mits welken, & mede die geenen & concluderende, zoo verzogt de citant, en Eijsscher, onder beneficie < = voordeel > der voorschreven Presentatie en Delatie van Eede, dat de geciteerde en verweerder, bij refuus < = weigering > van den gedefereerden < = opgedragen > Eed zoude worden gecondemneert < = gevonnist > in den voorschr. Eijsch en conclusie cum Expensis < = met uitgave > aut alias & waar tegen de geciteerde en verweerder voor Antwoord had ingebragt, dat sustineerde < = staande hield > ongehouden te zijn van zig en de Presentatie en Delatie van Eede in te laten, mitsgaders, dat de citant zijne positiven den Regter genoeg moest bewijzen en voorts genomen eenvouwige contrarie < = strijdig > conclusie, Cum expensis waar na partijen over en weder hebbende gepersisteert voor Re- en Dupliek respective, zoo hebben Mijn Heeren Schepenen, na op alles wel en rijpelijk gelet te hebben, bij wijze van mondelinge uijtspraak voor Regt verklaart, dat de geciteerde en verweerder schuldig gehouden is aan den citant en Eijsscher de geeischte zes guldens te betalen, mits d’Eijsscher onder Eede zijne Positiven alhier bevestige, den geciteerde en verweerder daar tegen daar inne condemnerenden cum Expensie. Actum den ….. Presenten ……
Een formulier over Salaris van eenen Amptenaar zoude kunnen zijn: Op huyden den 2. November 1787 zijn ter vergadering van …… binnen-gestaan E.A. ROVERS, Secretaris van BEEK en DONK, woonende alhier, citant, declarant, Eijsscher, en Aanlegger, poserende, dat voor uijtmaken van Copye van Schriftuuren ter requisitie van HENDRIK ……., alhier geciteerde en gedeclareerden hadde gemeriteert < = verdiend > tien guldens aan Jura, of schrijfgelden, volgens aantekening in dorso < = op de rugzijde > der Copije en specificatiën alhier in judicio geexhibeert < = bijgebracht >, welke de geciteerde en gedeclareerde gebrekig was te betalen: Mits welken etc.. Mede die geenen etc.. concluderende, contendeerde de citant, en declarant ten fine van taxatie, en dat de geciteerde en gedeclareerde in het getauxeerde zoude worden gecondemneert < = gevonnist > voor expensis < = uitgave > aut alias etc.. Waar op door den geciteerde en gedeclareerde was ingebragt, dat hij, aan den eenen kant, wel niet ontkende de Copyen, invoegen door den declarant vermeld ontfangen te hebben, doch dat, aan den anderen kant, vermeende, dat die pretentie, als uyt geene Negotie, spruytende, zulken haast niet had, en dat hij ook niet wist, of er volgens orde van die Lande gerekent was. En op alles wel en rijpelijk gelet, zoo hebben Mijn Heeren Schepenen, staande vergadering, de Declaratie getaxeert op negen guldens, negentien en eenen halven stuyvers, en verklaart, dat de geciteerde, en gedeclareerde gehouden is, die somme aan den Declarant te betalen, den geciteerde en gedeclareerde daar toe, en daar inne condemnerende cum Expensis, Actum den ……….. Presenten.
Tot een voorschrift in een verschil, in Faicten bestaande, zoude kunnen strekken.
Op huyden den 3 November 1787 zijn ter vergadering van … binnen gestaan LODEWIJK ………, woonende te ……… Citant, Eijscher en Aanlegger, ter eenre, en WILLEM ………, woonende alhier, geciteerde, en verweerder, ter andere zijde, Poserende de Citant, Eijscher, en Aanlegger, dat de geciteerde met hem op den …… 1787, in woorden geraakt zijnde ten huyze van ……. aan hem hadde toegeduwt, dat hij citant beter zoude doen, dat hij hem betaalde de tien guldens, welken hij hem schuldig was, hij citant, als aan den geciteerde niets verschuldigt, daar door was geinjureert < = verongelijkt >, en toen had verklaart, dat hij zig die injurie ad animum revocieerde < herroepen >, zoo hij citant in staat was door getuygen, daar toe door hem geroepen, en op het Raadhuys zijnde, te bewijzen. Mits welken etc. mede die geenen etc. concluderende, zoo contendeerde < = twistdende > d’Eijscher dat de geciteerde zoude worden gecondemneert, die injurie < = ongelijk > te beteren, door alhier in de vergadering te verklaren, dat d’Eijsch aan hem niets schuldig was, en met 30 stuyvers boete aan den Armen te betalen, cum Expensis. Al het welke door den geciteerde, en verweerder naaktelijk < = onomwonden > ontkent, en daar op contrarie < = strijdige > conclusie genomen, en bij Partijen hinc indo voor Re- en Dupliek gepersisteert zijnde; zoo zijn de getuygen binnen geroepen, en hebben de stellingen van de geciteerden in zoo verre bevestigt, dat zij van al het ingebragte door den Eijscher niets onderscheijdentlijk verstaan hebben, maar wel dat beijden d’Eijscher en de verweerder in heevige woorden waren in het generaal. Waar na dezelve getuygen, ter expresse requisitie < = uitdrukkelijk verzoek > van den Eijscher hun getuygde bij Eede hebben bevestigt. En op alles wel en rijpelijk gelet, Mijn Heeren Schepenen bij wijze van mondelinge uytspraak hebben voor regt verklaart, dat d’Eijsser in zijnen Eijsch en conclusie is ongegrond, en niet ontfanbaar, en bij ordine hebben den geciteerden en verweerder daar van geabsolveert < = vrij gesproken >, en den Eijsse in de kosten gecondemneert. Actum den …… Presenten ….. In kennisse van Mij E.A. ROVERS, Secrts.
d.d. 07-07-1788.
Insinuatie. De Procureur Generaal van Braband.
Insinuatie van L. WIJCCHEL in dato 7 July 1788 aan de kinderen en Erfgenamen van JAN PETER CLAASSEN.
Copie F. v. LINDEN E.A. ROVERS
Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL. Alzo hun Hoog Mogende de Heeren Staten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN bij Hoogst derzelver Placaat van den 2e Meij 1731 hebben goed gevonden onder anderen te interdiceeren < = verbieden > aan allen en een ygelijk der Huisluijden of opgezetenen in de Generaliteit eenige doodmaalen aan te stellen of te doen aanstellen en vervolgens iemand ter occasie < = ter gelegenheid > van het overlijden en begraaffenisse buijten de Erfgenaamen van den overleeden of de voogden over deszelfs nagelaatene weezen of andere Persoonen die eenige directie in die sterfhuijzen mogten hebben te tracteeren of te doen tracteeren op den dag der begraaffenisse of wel eenige dagen voor of na dezelve het zij in het sterfhuis of op eenige andere plaatse buijten denzelve sterfhuijze op Peene van Honderd Gulden telkens te verbeuren bij die geene de welke tot het aanstellen van de voorsz. doodmaalen eenige ordre gegeeven directie gehad of daar toe in eeniger manieren iets gecontribueert zal hebben. En want des niet tegenstaande de Kinderen en Erfgenaamen van JAN PETER CLAASSEN overleeden op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden van zig hebben kunnen verkrijgen om ter occasie van het overlijden van gemelden hunnen vader op den Agtienden Desember 17C zeeven en tagtig een doodmaal te geeven en aan te stellen en daar op te tracteeren eene groote meenigte Persoonen geen directie in voorsz. sterfhuis hebbende waar door gemelde kinderen en Erfgenaamen Notoir hebben geincurreert < = nagelaten > de opgemelde boete bij welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat gestatueert < = ingesteld >. Zo word nu de Vorster door den Wel Edele Gestrengen Heer LODEWIJK WIJCHEL Drossard deezer Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL geauthoriseert bij deezen zig te vervoegen bij den Persoon of wooninge van NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en de verdere kinderen en Erfgenaamen van opgemelde JAN PETER CLAASSEN woonende op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden en dezelve geregtelijk te Calangeeren < = beklagen > en te mulcteeren < = beboeten; straffen > ter zaake voorsz. de gemelde door hun geincurreerde boete van Hondert guldens met Requisitie om dezelve boete binnen agt eerstkomende dagen aan handen van den ondergeteekende Heere Drossard te komen voldoen en betaalen bij faute van dien Protesteert van Kosten, schaaden en intressen gehad en geleeden of nog te hebben en te lijden met Inthimatie < = aankondiging; bekendmaking > dat den ondergetekende in zijne voorsz. qualiteit als dan niet zal af zijn tegen hun zodanige Regtsmiddelen te Emploijeeren < = bezigen > als te ....aaden. Doet goed Exploict < = te werk stellen > levert copie aan NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN mede om te strekken tot narigtinge < = bericht of kennisgeving > der verdere gemelde Kinderen en Erfgenaamen en stel Relaas in geschrifte weesende van datum. Actum DEURNE den zevende Juij 17C Agt en Tagtig, was onderteekent L. WIJCHGEL Drossaard en A. SCHOONDERMARK.
Deeze uitgegeeven voor copie welke nagedaane Collatie < = vergelijking > met zijn Principaal is bevonden te accordeeren en uit kragte van dien zo ist dat ik ondergesz. Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL bij deeze geregtelijk calangeere NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en zijne mede Erfgenaamen woonende op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden voor eene boete van een honderd guldens met Requisitie Protest en Inthimatie zo als bij de Authorisatie uitgedrukt. Actum binnen de Heerlijkheijd LIESZEL den zevenden Julij 17C agt en tagtentig Attestor B. van SCHAIJK Vorster.
d.d. 08-10-1788.
Hoog Edele Gestr. Heer !
Ik heb de Eer op U H.E.Gestr.Veel geërde van den 3e deeser te Rescribeeren, dat U H.Ed.Gestr. zig vast versekert kan houden, dat ik noijt met eenige de minste Sogenaamde Patriottische sentimenten off denkenswijsen swanger geweest ben, maar wel Contrarij soo als hier Ider genoeg bekent is, en ik ook in de akeligste tijden altoos heb getoond, waar over ik dikwils heb moeten lijden, dog altijd het vast besluijt gehad, dat, al soude het mijn Leeven gekost hebben, geen mensch ter Weereld des weegens eenige verandering bij mij soude konnen, ter uijtvoer brengen, U H.Ed.Gestr. kan derhalven wel begrijpen dat ik met alle weldenkende, met de grootste indignatie < = verontwaardiging > moet beschouwen, en wel degelijk disapprobereeren < = weigeren > de onbehoorlijke demarches < = stappen > welke eenige lieden, soo direct strijdig teegens Haar Hoog Mog. Resolutie van den 3e October 1787 te DEURNE soude hebben gehouden, en ontrent welk geval U H.Ed.Gestr. mij de Eere aan doet te Chargeeren < = aanvallen, belasten > met de Commissie om daar van ter Requisitie < = verzoek > van het Officie Fiscaal < = Ampt van de Fiscus > van BRABAND de nodige bewijsen met alle mogelijke secretesse < = geheimhouding > in te winnen, en soo ras mogelijk aan U H.Ed.Gest. te doen toekomen, ik betuijge over deese gunst bewijsingen en goede attentie mijwaards seer sensibel te weesen en des weegens aan U H.Ed.Gest. zeer veel obligatie < = schuld kennis > te hebben. En hoe seer ik ook aparent < = duidelijk > hier door in den haat van velen soude mogen geraken, en een en ander onaangename renconters < = ontmoetingen > te wagten mogte hebben, soo kan off wil ik egter niet nalaten, met de meeste dienstvaardigheid, na mijn best vermogen, alle orders, authorisatien en beveelen van U H.Ed.Gestr. te respecteeren, en gehoorsamen, dog ik bidde U H.Ed.Gestr. van niet qualijk te neemen, soo ik met het inwinnen der bewijsen al wat langer mogt wagten als het U H.Ed.Gestr. wel verwagt, also ik om de secretessens wille, met deeze zaak seer voorsigtigh, en met een goed overleg sal dienen te werk te gaan, te meer om dat de Secretaris van DEURNE de schoonzoon van den Drossard aldaar is, en dus ik alles na omstandigheid van saaken sal moeten tracteeren, waar van ik ten eerst aan U H.Ed.Gestr. verslag zal doen, ondertusschen kan U H.Ed.Gestr. gerust versekert weesen, van een trouwe en secrete bediening, dog het sal bijna onmogelijk zijn secreet te houden dat er na die saak ondersoek gedaan word, maar wel wat des weegens is en werd verrigt, het geene voornamentlijk secretesse vereijst. Ik vinde mij meede verpligt U H.Ed.Gestr. van harten te bedanken voor de vriendelijke offerte < = aanbieding > van sorge te sullen draagen dat mijn Reekening ten lasten van het Officie Fiscaal van BRABAND sal worden betaald, dezelve is niet in de saak teegens den Heere van LIESHOUT, maar over het mishandelen en vervoeren van Eenen JAN van ESCH te OSCH, soo als U H.Ed.Gestr. zal gelieven te zien uijt de bijgaande Commissie die ik de eer heb voor aff te zenden, sullende bij nadere gelegentheid de vrijheid neemen mijne Specificatie en die van den Deurwaarder van HIJNSBERGEN zijnde meede in deeze saak ten diensten geweest, ook te senden. Ik vrage wel excuus dat ik door mijne absentie van huijs als andersints belet ben geweest U H.Ed.Gestr. veel gerespecteerde Letteren eerder te beantwoorden, en na mij verder gerecommandeert te hebben in de protextie < = bescherming > van U H.Ed.Gestr., heb ik de Eer met diep respect en alle Eerbied te blijven, Hoog Edelen Gestr. Heer Uw H.Ed.Gestr. D.Vaardigen en Gehoorzamen Dienaar E.A. ROVERS. AARLE den 8e October
d.d. 09-10-1788.
Hoog Edelen Gest: Heer !
Seedert dat het patriottismus in ons Land geregeerd heeft daar soo men presumeerd, al meede uijt voortgekoomen is, seekere opgaave van poincten van beswaer, voor al tot lasten der officianten < = ambtenaren >, of Gereformeerde in de Meijerij hebben veele quaade geesten geregeerd, om wegens hun haaren haat uijt te voeren en veele zijn seedert nooijt gerust geweest, maar hebben Continueel tegens Regenten en Officianten aangedruijst, en hunne bedieningen zeer lastig gemaakt, hier omtrent hebben wij te BEEK en DONK ook van tijd tot tijd ondervinding gehad, voorneementlijk van zeekere MIGCHIEL en DIRK van den BOGAARD, en JOHANNES HEESACKERS, die zeer presentatief, door den Advocaat van OMMEREN geinsinueert en opgehitst veel troubles en onrust in de Gemeente hebben gemaakt, en voor al tegen den Heere van BEEK tegen den Heere Drossard, Regenten, en mij actie hebben gezogt, en dezelve alle tot, onaangenaamheeden, en vervolginge hebben aangedaen, ik zal van JOHANNES HEESACKERS zwijgen, alzoo ik niet twijfel, of aan U H.Ed.Gestr. zal een enkeld geval van hem in zeekere proceduure zijn gebleeken, maar ten opzigte van MICHIEL van den BOGAARD is den Heere van BEEK genoodzaakt geweest over het visschen op de visscherij van den Heere een mandament paenaal < = een dag brief met boetedwang, waarbij iemand van wegen het Hof op eene groote boete word verboden iet te doen >, ten zijnen lasten bij de Raad van BRABAND te verzoeken, en ’t welke zijn Wel Ed.Gestr. heeft geobtineerd, vervolgens zijn de Regenten van BEEK ook genessiteert < = genoodzaakt > geweest, om bij Haar Hoog Mog. permissie te vragen, om teegen hem en zijn Borgen te procedeeren tot betaling der Cooppenningen van gemeentens gronden bij hem gekogt, en die hij niet gelieft te betaelen welke permissie geobtineert werdende ook aanstonds een mandement teegens hem bij de Raad van BRABAND zal worden versogt. En eijndelijk vinde ik mij in die omstandigheeden dat ik teegens hem al meede een actie van injurie < = ongelijk, onrecht, hoon, smaad >, zoude kunnen institueeren < = inzetten > over eenen vuijsten slag, en schelden voor een schobjak, en dus een beleediging met woorden en daadelijkheeden aan mij als Secretaris gedaan, het geene ik met voordragt lijdsaamig heb verdragen, dog terwijl het mij bedenkelijk voorkomt op zulkx niet vald in te termen van H.H.Mog. placaat van den 19 Meij 1673, zoo heb ik best geoordeelt, de vrijheid te neemen hier van aan U H.Ed.Gestr. kennisse te geeven. Zoo als ik de Eer heb onder toezending van simpele Copie der verklaring door mij te willen adviseeren. Op welk eene wijze ik deeze zaak behoor aan te leggen. Om desweegens eclatante satisfactie < = opzienbarende voldoening > te bekoomen, want soo dit niet geschiede, en daar word geen exempel < = voorbeeld > aangesteld, ben ik moreel verzeekerd dat het niet alleen voor mij maar ook voor andere officianten, hier en omstreeks in de functie hunner bediening onvijlig, ja onverdragelijk zal worden. In hoope van met U H.Ed.Gestr. rescriptie gehonoreerd te worden, heb ik de eer mij met bijsondere hoogagting te noemen Hoog Edelen Gest. Heer ! U H.Ed. Gest. Zeer Dienstr. En Gehoorsz. Dienaar E.A. ROVERS. AARLE den 9 October 1788.
d.d. 18-10-1788.
Hoog Edele Gestr: Heer!
Den Heere en Mr. H.J. van OLDENBARNEVELD Genaamd WITTE TULLINGH, Advocaat Fiscaal en Procureur van BRABAND ende Lande van OVERMAZE, etc. etc. Te S’HAGE
Franco EIJNDHOVEN
Hoog Edele Gestr. Heer ! Om U Hoog Ed. Gest. Rapport te doen van de bewuste Commissie van DEURNE, welke UH.Ed.Gest. de goedheid gehad heeft aan mij te demandeeren < = bevelen >, heb ik de eer te melden, dat ik mij na DEURNE heb begeeven gehad, en aldaar in Secretesse < = het geheim > geinformeert geworden zijnde, dat de saak wel in Substantie Conform de opgave in UH.Ede.Gest. geeerde van den 3e deezer vervat, uijtgenomen het met geweld afvorderen der geweeren, over een quam, en weesentlijk aldaar gebeurt was, en het mij voorquam dat daar over eene correctie behoorde te volgen, besloot ik om daar van bewijsen in te winnen, en om zulks secreet te doen, liet ik de president met nog twee Scheepenen en Vorster van DEURNE citeeren, om daar van voor Scheepenen van AARLE RIXTEL, eene verklaring te komen passeeren, en terwijl zij ten dien eijnde, op dien 16 deezer, te AARLE gecompareert waaren, en ik besig was, met het Concipieeren < = opnemen >, van hunne te geven verklaring, had ik de eer te ontvangen UH.Ed.Gest. missive van den 14 deezer met bijlagen, en daar uijt verneemende dat UH.Ed.Gest. in den gepasseerden jaare reets daar over, den Drossard van DEURNE had onderhouden, en dus onnodig was deswegens verder te informeeren, staakte ik inmediaal < = onmiddellijk > het inwinnen der voors. verklaring, en gaff aan de getuijgens te kennen, dat terwijl er geen geweldenarijen plaats hadden gehad, ik niet veel heijls in hunne verkaring vond, derhalven nog eerst eens, daar over aan UH.Ed.Gest. zoude schrijven en dezelve verklaring nodig oordeelende, die dan altoos van hun konde krijgen, Ondertusschen begrijp ik dat er den Drost genadig is afgekomem, daar hij onder Correctie wel wat verdient had, al was het maar alleen, over het schenden van zijn Hoogheid, den Heere PRINCE van ORANJE, het geene hij zo ik geinformeert ben, bij drie juffrouwen te DEURNE gedaan zoude hebben ter geleegenheid dat hij dezelve versogt, om meede in de Vaderlandsche fondsen te teekenen, en dat een der juffrouwen, daar op, in substantie zoude hebben geantwoord, Mijn Heer, gij moet het mij niet qualijk neemen, dat gij mij opensnijde gij soud de PRINS in mijn hart vinden, bij Drossard daar op geantwoord zoude hebben, wel verdoemt, de PRINS was waard, dat hij gekortkopt wierd, is dat hier in ons land een Regeering, het is nog erger of soo erg als ten tijde van DUC de ALBA of diergelijke, behalven soo ik heb konnen merken hij Drossard eene verklaring onder Eede te HELMONT soude gegeeven hebben, dat hij de Post van NEDERRIJN nooijt in hun Leescollesie gehad, gezien of geleezen zoude hebben, dat soo mij gesegt is, in teegendeel de Substitút Secretaris van VLIERDEN, en eenen Heer ADRIAAN DOOM gewoond hebbende bij gem. Substitút Secretaris, en tans woonachtig te SCHIEDAM, wiens vader aldaer was Borgemeester bij Occasie in het zelve Leescollegie waeren geweest, terwijl gem. Drost ook daar present was, en gezien en gehoord zoude hebben dat de post van de NEDERRIJN aldaar lag en geleesen wierd. Voorts voege hier bij te rúg, de brieven van de bijlagen van UH.Ed.Gest. Laeste missive, en welke missive ik de eer heb verder te beantwoorden, dat ik UH.Ed.Gest. ten uijtersten dankbaar ben, voor desselfs advies onderrigting en Offerte omtrent de bewuste historie van MICHIEL van den BOGARD te BEEK en DONK, ik zal dien conform bij de eerste geleegenheid den Heere Drossard van BEEK daar over spreeken, en dan de vrijheid neemen het antwoord aan UH.Ed.Gest. te melden. De aangaande over vriendelijke presentatie van UH.Ed.Gest. om op mij eene generaale Commissie te passeeren, ten eijnde als geauthoriseerde van ’t Officie Fiscaal te fungeeren, neem ik de vrijheid te melden, dat, hoe seer ik er in allen opsigte niet bequaam toe ben, en mogelijk, alles niet ken, het geene daar toe vereijscht word, en veele andere beesigheden heb, soo kan ik egter niet van mij verkrijgen, zulkx aan UH.Ed.Gest. te refuseeren < = weigeren >, terwijl het mij al te veel eer, en plaezier is, ten diensten van UH.Ed.Gest. te mogen staan, en dienvolgende soo UH.Ed.Gest. het mij gelieft te probeeren, ik de Commissie met veel dankbetuijging accepteeren zal, onder de mits dat UH.Ed.Gest. mij eene behoorlijke instructie van alles waar na ik mij moet gedragen. Sal gelieven te Súppediteeren < = verschaffen >, kunnende UH.Ed.Gest. zig vast verzeekerd houden dat d’Heer van ADRICHEM te ’S-BOSCH, nog d’Heeren DE JONG van BEEK, van ERP, en van VEGCHEL, schoon ik de eer heb met dezelve bij geleegenheid in vriendschap te Converseeren, of imand anders direct of indirect ooijt van mij eenige kennis zullen hebben van ’t geene ik voor UH. Ed.Gest. zal verrigten, of van de bewijsen die ik inwinnen zal, alleen heb ik UH.Ed.Gest. ten deezen maar een verzoek te doen, dat UH.Ed.Gest. mij gelieft te Excuseeren, en niet te Empoloijeeren, in zaaken tegen den voorn. Heeren De JONGS indien zulkx onverwagtelijk ooijt plaatz mogte hebben voor’t overige sal ik hoe wel niet haastig ten zij het presseert < = dringend >, met al mijn vermogen UH.Ed.Gest. trouw bedienen, en altoos genoegen tragten te geeven daar ik op het nederigste mij verder in UwHoogEd.Gest. Protextie aanbeveelen de eer heb, met alle respect, en hoogating te blijve. Hoog Edele Gest. Heer. AARLE 18 October 1788, UHoogEd, Gest, Ootmoedige en D.W. Dienaar. E,A, ROOVERS
d.d. 22-10-1788.
Missive. De Procureur Generaal van BRABAND.
Missive van L. WIJCCHEL aan G. GOORTS in dato 22 October 1788. < Op adreszijde >. Monsieur GEURT GEURTSE Monsieur GOORT GEURS Schepen van en te MEIJL. Franco. Overleedene JAN PETER CLAASSEN gestorven 1787, 7 begraven, 18 doodmaal te MEIJL. Gasten DERK HENDRICKSE HENDRIK OOME < inhoud van de missive > Monsieur en Vriend Also mij eenige affairen zijn voorgekomen waar over UwE. Nootwendig moet spreken, te meer nog daar UwE. Mede Regent is van MEIJL. Derhalven UwE. Vriendelijk versoeke om tegens aanstaande Maendag den 27 deser maand van October ‘svoordenmiddaghs om negen bij mij gelieft te komen om over de nootwendige redenen met UwE. Te spreken. Ja welker verwagting met agtinge Blijve Monsieur en Vriend DEURNE 22 October 1788. UwEd. d.w. Dienaar WIJCHGEL Drost van DEURNE. < naschrift > Exhibitum < = vertoont > aan den beschreevene den 23 April 1789. C.A. MACLAINE.
d.d. 27-10-1788.
Declaratoir. De Procureur van BRABANT.
Declaratoir van L. WIJECHEL in dat 27 October 1788.
Exhibitium < = vertoning; overlegging > aan den beschrevene den 29 April 1789. A. MACLAINE.
Den ondergeteekende Drossard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL bekend dat GEURT GOORTS en PETER JAN LAMBERTS, nog geene der Erfgenaamen van JAN PETER CLAASSEN niet zijn de aanbrengers der persoonen, welke op het Doodmaal te MEIJL zijn geweest, maar dat dezelve bereids lange te vooren door andere persoonen zijn aangebragt geworden.. Sign. DEURNE den 27e October 1788. L. WIJCHGEL.
d.d. 16-11-1788.
Monsieur mon trés cher et trés honoré ami,
Certain drossard dans le voisinage de ASTEN qui a été fort patriotte autrefois persécute les habitans de son district en leur extriquant de l’argent et leur faisant paier des amendes qui moi ne lui veinnent pas, et rend par cette conduite le souverain haissable. Entrautres cas reprochables en voici (?) un certain JAN PETER CLAASSEN est mort à DEURNE en 1787 et enterré a MEIJL territoire de l’Empéreur apres que son héritier GEURT GOORTSE qui demeure à MEIJL et y est scheepen avait payé au drossard de DEURNE selon le costume la somme nécessaire pour obtenir la permission de faire enterer le mort a MEIJL territoire l’Empereur GEURT GOORTSE scheepen de MEIJL a donné a cette occasion a MEIJL un doodmaal ou ont assistés dixhuit habitans de la terre de DEURNE. Le drossard de DEURNE avide d’amendes a écrit une lettre fort honnéte a GEURT GOORTSE addressée a MEIJL pour lui dire qu’il serait bien aise de causer avec lui et qu’il le priait de se rendre a DEURNE. Ce pauvre diable ne soupconnant rien y est allé au moment qu’il est arrivé chez le drossard en a fermé les portes, on l’a arrété et forcé de nommer les habitans de DEURNE qui ont assistés au gastmaal a MEIJL. Le pauvre diable comme heritier a payé l’ amende et dans ce moment … le drossard de DEURNE attaque en justice dix huit habitans de DEURNE pur avoir assisté au gastmaal á MEIJL territoire de l’Empereur, cela fondé sur un placard de L.H.P. (?) du 2 meij 1731 ces pauvres gens sont venus me consulter, avant de leur donné une response decisive j’aij voulu savoir votre avis et vous demander si vous … que ces gens aiant étés participans d’une féte a MEIJL, territoire de l’Empereur ont péches contra le placard du 2 meij 1731 et sont obligés de paijer l’amende. Faites moi l’amitié de me donner le plutot possible votre response addressée chez le facteur SCHOLLER a BOS LE DUC pour que je décide ces pauvres gens a paijer ou á venir en oppostion. J’aij lu hier une lettre du RECEVEUR (?) UITTENBOGARD á ce Van MERSSEL (?) qui lui demande 250 florins pour payer les avis de la Cour de BRABAND et du Fiscal dans son affaire, est il … mon cher amie qu’UITTENBOGARD a besoin d’ une si forte somme. Je suis avec consdération la plus distinguee.
Monsieur mon tres cher et tres honore amie
ASTEN Le 16 Nov. 1788
Votre tres humble et tres obeissant serviteur.
< Bovenstaande heeft omgezet in het Nederlands, de volgende inhoud: >
Brief van TORCK (?) aan een niet nader genoemde persoon, gedateerd 16 november 1788. Brief gaat over de zaak van de drossard die de inwoners van zijn district geld afperst door hen boeten te laten betalen die niet rechtmatig zijn. In het bijzonder wordt ingegaan op de zaak van GEURT GOORTSE, schepen van MEIJEL. Hij vroeg toestemming aan de drossaard om de in DEURNE overleden JAN PETER CLAASSEN in MEIJEL te mogen begraven. Bij die gelegenheid vonde een ‘doodmaal’ te MEIJEL plaats waar ook inwoners van DEURNE bij aanwezig waren. De drossaard heeft vervolgens GOORTSE naar DEURNE laten komen, hem gearresteerd en laten betalen voor de overtreding van de 18 inwoners van DEURNE die het ‘doodmaal’ hebben bijgewoond. Alvorens de inwoners te adviseren over een proces tegen de drossaard, wil de briefschrijver eerst weten of zij in strijd hebben gehandeld met het plakkaat van 2 mei 1731. Hij vraagt hierover juridisch advies.
! Met dank aan de Heer Drs. Paul van Meegeren, Gemeentearchivaris te Venray !
d.d. 20-11-1788.
Quitantie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitantie van L. WIJCCHEL aan J. VRIENTS in dato 20 November 1788.
Ik ondergeschreven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIJSZEL bekenne dat JAN VRIENTS aan mijn handen heeft voldaan een somma van tien Gulden ter voldoening van sodanige boete als denselven heeft geincurreert ter saeke van het bijwoonen van een Doodmaal in de maand van December des jaars 1700 Sevenen tagentig waar over deselve behoorlijk is gecalangeert als mede bij accoord nog van deselve ontfangen Seven Gulden wegens de onkosten aan Procureur Secretaris als Vorster dus te Samen Seventien Gulden. DEURNE 20 November Seventien hondert agt en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 20-11-1788.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan J. VENMANS in dato 20 November 1788.
Ik ondergeschreven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIJSZEL bekenne dat JAN VENMANS aan mijn handen heeft voldaan een somma van tien Gulden ter voldoening van sodanige boete als denselven heeft geincurreert ter saeke van het bijwoonen van een Doodmaal in de maand van December des jaars 1700 Sevenen tagentig waar over deselve behoorlijk is gecalangeert als mede bij accoord nog van deselve ontfangen Seven Gulden wegens de onkosten aan Procureur Secretaris als Vorster dus te Samen Seventien Gulden. DEURNE 20 November Seventien hondert agt en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 28-11-1788.
Calange.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Citatie van LOD. WIJCCHEL aan de Wed. PETER van CALIS in dato 20 Nov. 1788.
Copie. H. KELLER. E.A. ROVERS.
Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL.
T’is zulks, dat Hun Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN, bij Hoogst derzelver Placaat van den 2e Meij 1731 hebben goedgevonden nadrukkelijk, onder anderen te Interdiceeren < = verbieden >, aan alle en een iegelijk der Huisluiden of opgezeetenen in de Generaliteit, eenige Doodmaalen aan te stellen of te doen aanstellen, en vervolgens iemand ter occasie < = gelegenheid > van het ovelijden en begraaffenisse, buiten de Erfgenaamen van den overleeden, of de voogden over desselfs nagelaaten weesen, of andere Persoonen, die eenige directie in die Sterfhuizen mogten hebben, te Tracteeren, op den dag der Begraaffenis, of wel eenige dagen voor of na dezelve het zij in het Sterfhuis, of op eenige andere Plaatze buiten den zelve sterfhuize op Peene van Honderd Guldens, telkens, en bij die geene te verbeuren, dewelke tot het aanstellen van de voorsz. Doodmaal eenige ordre gegeven, directie gehad of daar toe in eenige manier en iets gecontribueert zal hebben. Dat PETER van CALIS, aan DE MOOSDIJK onder de Jurisdictie deezer Heerlijkheeden den 14 Junij 1788 zijnde koomen te overlijden, deszelfs Weduwe, binnen deeze Heerlijkheeden ter Naast voormeld, woonagtig in weerwil van welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat heeft kunnen gelusten, om ter occasie der Begraaffenisse van den voormelden haaren man, of eenige weinige dagen voor of na die Begraaffenis, een Doodmaal aan te stellen, of te doen stellen en daar op te Tracteeren verscheide Persoonen, geen directie in voorsz. Sterfhuis hebbende waar door gemelde Weduwe Notoir heeft geincureert < = straf opgelopen > de opgemeld boete, bij welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat gestatueert < = ingesteld >. Zo word Uw Vorster, door den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJCHGEL, Drossart onzer Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL, Geauthoriseert bij deezen, zich te vervoegen bij de Persoon of woninge van opgemelde Weduwe PETER van CALIS, en dezelve Gerechtelijk te Calangeeren en te mulcteeren < = aan te klagen en te straffen > ter zaake voorsz. voor de bovengemelde door haar geincureerde Boete van Honderd guldens, met Requisitie, om dezelve boeten binnen Agt eerstkoomende dagen aan handen van den ondergeteekende Drossard Persoonlijk te komen voldoen en betaalen, en bijgaande Inthimatie < = aankondiging > dat den ondergeteekende in Zijne Voorsz. Qualiteit, bij faute van dien niet zal af zijn, tegens de Gecalangeerde zodanige Rechtsmiddelen te Emploijeeren als ter Raade,. Protesteert van kosten Pro utt moris et stijli doe goed Exeploict, lever Copie deezes en stel schriftelijk Relaas, om te dienen daar ’t behoord. Actum DEURNE den zeven en twintigsten November zeventien honderd agt en tagtigh, was geteekend L. WIJCHGEL Drossaard. Deezen accordeerende met zijn origineel Behoorlijk geinsinueert uitgegeven voor Copie en uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekende Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL bij deeze gerechtelijk calangeere de Wed. PETER van CALIS woonende alhier aan DE MOOSDIJK voor eene boete van hondert guldens met Requisitie inthimatie en Protest als bij de origineele in ’t breeden omschreeve waar toe mij Refereere Actum DEURNE den agt en twintigsten November 17C agt en tagtentig Attestor < = het geen ik bevestig >. B. van SCHAIJK, Vorster.
d.d. 02-12-1788.
Monsieur mon trés cher ami.
Selon vos advis (?) je me suis rendu hier á HELMONT ou j’aij fait venir l’ami Revers (?) et tous les patiens (?) ou moins la plus grande partie d’eu. Je leur ai fait donner les déclarations nécessaires et Revers (?) ……. Je vous prie instamment de pousser cette affaire et de faire que les procédures entamées et á entamer fuent et que le drossard soit obligé de rendre l’argent …quemment reçu ce diable de drossard rend le souverain haissable par des presécutions continuelles et quoique l’ait averti il pousse sa ….les pauvres habitans. Il y a encore deux petites histoires á sa charge que je me prie quand ceci sera …… 1) Il a fait faire une publication et a défendu que aucun boucher hors de la seigneurie de DEURSEN y porte de la viande tuée ni á BAKEL, ni á HELMONT ni ailleurs et cela pour favoriser un seul boucher établi a DEURNE qui a de la fort mauvaise viande et la vend cher. 2) Ser une lettre écrite par DEUKERS (?) de BOIS LE DUC qui a été lue en présende du prétre chez le secretaire et par laquelle .. conseillait de s’aimer de nouveau il a fait reprende les armes (?) a beaucoup de paysans cela. S’est passé au mois de maij passé. DEUKERS (?) a écrit dans ce tems la plusieurs lettres …le méme ton dans plusieurs districts. Je …… de couer et d’ame en vous priant de passer l’affaire de DEURNE.
ASTEN, le 2 dec. 1788.
Bovenstaande heeft de volgend inhoud:
Briefschrijver is naar HELMOND gegaan om daar verklaringen te laten optekenen. Hij dringt aan op snelle juridische actie tegen de drossaard, omdat zijn optreden de souverein in een kwaad daglicht stelt. Er zijn nog twee zaken die spelen: - de drossaard dwingt de inwoners vlees te kopen bij één slager in DEURNE. - Ondanks waarschuwingen volhardt de drossaard in zijn kwalijke praktijken.
! Met dank aan de Heer Drs. Paul van Meegeren, Gemeentearchivaris te Venraij. !
d.d. 02-12-1788.
Attestatie van GOORT GOORDS en PETER JAN LAMBERS ter Requistie van ’t Officie Fiscaal in dato 2 December 1788. De Procureur Generaaal van BRABAND. Jura deezer debet.
Folio 197 et seq. Pro Fisco. Compareerden voor Schepenen der Stadt HELMONT, Quartier van PEELLAND, Meijerije van ’S-BOSCH ondergenoemd, GOORT GOORDS oud 57 jaaren, in huwelijk hebbende MARIA JAN PETER CLAASSEN, Regerend Schepen en Inwoonder des Dorps MEIJLL, OOSTENRIJKS BRABAND, en dus buiten het district van de Generaliteith, En PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren, in huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER CLAASSEN, woonende binnen de Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND voorzt., denwelken ter Instantie en Requisitie, van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMASE, voor de opregte waarheid, verklaaren, waar en waaragtig te weesen, dat op den zevenden Julij deezes jaar 1788, ter kennisse van haar Comparanten is gekoomen, dat zij Comparanten, in haare Swaagers NICOLAAS PETER en HENDRIK JAN PETER CLAASSEN, woonende te DEURNE en LIESSEL, kinderen en Erffgenaamen van JAN PETER CLAASSEN, door den Heere LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard van DEURNE en LIESSEL voorzt., bij schriftelijke Insinuatie van dato 7e Julij 1788, door den Vorster van DEURNE en LIESSEL geinsinueert, te saamen waaren becalangeerd, en gemullaateert < = aangeklaagd en beboet >, in eene boete van Eenhondert Guldens, ter zake dat zij ter Occasie van het overlijden van hunnen voorn. Vader op den 18e December 1787, een doodmaal hadden gegeeven en aangesteld. En daarop hadden getracteert een groote menigte Persoonen, geen Directie in voortz. sterffhuis hebbende, en daar bij gerequireert ten einde deselve boeten, binnen Agt eerst komende daagen, aan handen van voortz. Drossaard bij faute van dien, zoodanige Rechts middelen zoude Employeeren als te raade; En dat off schoon zij Comparanten vermeenden, dat geen Drossaard ter zaake voortz. geen boete Competeerende, voornamentlijk om dat het voornoemde doodmaal, was gegeeven buiten het District van de Generaliteit, egter om de voortz. gedreigde Rechtsmiddelen voor te koomen, buiten moeijlijkheeden te blijven, en door voorn.de Drossaard met geen kostbaare procedures gevexeert < = geplaagd > te worden, zij Comparanten beneevens haar voorn.de Swagers liefst verkoozen hebben, gemelde Drossaard te vreeden te stellen, En dat den Eerste Comparant beneevens voornoemde, NICOLAAS, PETER, en HENDRIK JAN PETER CLAASSEN, daar toe den tweeden Comparant in deese, volkoomen last en Ordre hebben gegeeven gehadt. Voorts verklaarde den tweede Comparant affzonderlijk dat korte daagen van voortz. Insinuatie hij Comparant ingevolge de last van de meede Erffgenaamen van JAN PETER CLAASSEN, is geweest bij voornoemde Drossaard WIJCHEL, aan desselfs wooning te DEURNE voortz., En dat hij Comparant toen aldaar met gen.de Drossaard over de voorn.de boete van honderdt Gulden heeft gecomposeerd < = afgemaakt > en geaccordeert, in deezer voegen, dat des wegens, zoude werden betaald eene somme van Sestigh Gulden, dog dat hij Comparant zeide maar Agten vijfftig Gulden veertien stuijvers bij zich te hebben, gem. Drossaard daarmeede genoegen genoomen heeft, en welke ƒ 58=14= 0 hij comparant toen aldaar aan gen.de Drossaard ook contant heeft betaald gehadt, dat hij Comparant teffens verzogt quitantie, dog dat gem.de Drossaard zulx aan hem Comparant weigerde, terwijl de huisvrouw van voorn,de Drost aldaar present, zeide dat den Drost, daar voor geen quitantie geeven kont, want dat hij daar door in lijden zoude koomen, omdat hij de volle boete niet nam, waarop hij Comparant zonder quitantie is vertrokken; Verders verklaard den eerste Comparant affzonderlijk, dat hij Comparant, door voorn.de Drossaard bij eene vriendelijke Missive van dato 22 October 17888, aan hem Comparant te MEIJLL voortz. geaddresseerd, is verzogt geweest om op den 27e dito, des voormiddags bij hem te koomen, dat hij Comparant om aan dat vriendelijk verzoek te voldoen, sonder eenige Ergwaan, ter goeder trouw zich op den voortz. 27e October 1788, van MEIJLL na DEURNE heeft begeeven; bij den tweeden Comparant in deezen van wien hij Comparant vernoomen hadt, dat hij ook bij voorn.de Drossaard ontboden was. En eindelijk verklaarde beide Comparanten te zaamen, dat zij op den voorn.de 27e October 1788, des voormiddags is gegaan, na de woonhuisingen van voor.de Drossaard, en aldaar op de Plato voor ’t Casteel van DEURNE voortz. gekoomen zijnde, aan hem Comparanten een vertrek is aangeweesen, alwaar na eenige tijd vertoefd te hebben, den eerste Comparant door den Vorster is gearresteerd, en geciteerd, om getuijgenis der waarheid te geeven, waar toe den tweeden Comparant ook geciteerd was, dat zij Comparanten even daar na zijn geroepen, en gegaan, in de Schepens off Raadkamer van DEURSEN voortz. alwaar zij hebben gevonden den voorn.de Drossaard en desselfs Schoonzoon den Secretaris Van NOORT, benevens GERRIT van SCHAIJK President en JAN van HOOFF Schepenen, en ALEXANDER SCHOONDERMARK Procureur te HELMONT, dat haar Comparanten aldaar is voorgehouden, Articulen om daar op te Antwoorden, aangaande het voorn.de Doodmaal, dat zij Comparanten eenige daagen na het sterffgeval van hunnen voorn.de Vader, een doodmaal had den gegeeven, en aangelegd te MEIJLL voortz., in de Herberg genaamt DE ZWAAN, en dat aldaar waaren verzogt geweest de Persoonen van HENDRIK OOMEN, met zijn Dienstmeid, DIRK HENDRIKS, met zijn huisvrouw, HENDRIK HENDRIKS, met zijn huisvrouw, De Weduwe HENDRIK MARTENS, met haar Zoon, JAN HENDRIKS, met zijn huisvrouw, WILLEM HENDRIKS, met zijn huisvrouw, WILLEM HENDRIKS van DE MOOSDIJK, MARTEN van CALIS, LEENDERT LAMBERS, met zijn huisvrouw, JAN BERKERS, WILLEM MANDERS, en LAMBERT MARTENS, alle woonende te DEURNE en LIESSEL voortz. dog dat zij Comparanten, niet wisten off zij alle daar geweest waaren, en aldaar gegeeten en gedronken hadden, maar wel dat zij de Zielmisse bijgewoond hadden, dat daarna aan haar Comparanten door voorn.de Procureur SCHOONDERMARK wierd voorgesteld, om sulx alles met Eede te bevestigen, dat zij Comparanten daarop hebben geantwoord, dat zij daarop nog geen Eed zoude doen, waarop gemelde Procureur SCHOONDERMARK zeide dat zij dan daar toe zoude worden geconstringueert < = gedwongen >, zij Comparanten vervolgens uitstel verzogten, ’t geen door gemelde Procureur wierd beantwoord, dat zij geen uitstel gaaven, en zoo zij Comparanten aanstonds den Eed niet deede, dat zij dan alle daagen zes Carolij Guldens onkosten te verwagten waaren, dat zij Comparanten vervolgens zeide dat zoo zij onder Eede verklaarden den haat van de voornoemde opgegeevene Persoonen soude te wagten hebben, dat gemelde Procureur en Drossaard hun Comparanten versekerde een briefje te zullen geeven, dat zij daar van geen aanbrengers waaren, soo als gemelde Drossaard ook daar van een briefje heeft gegeeven gehadt, dat zij Comparanten Eijndelijk om aldaar ontslaagen te worden, en in geen kosten te vallen, den voortz. Gerequireerde Eed hadden affgelegd. En laatstelijk verklaarde den tweede Comparant al nog affsonderlijk, dat zijn voorn.de Vrouwe Vader JAN PETER CLAASSEN, binnen DEURNE en LIESSEL voortz. overleeden zijnde, het doode lichaam van den zelve van daar is getransporteerd na MEIJLL voortz., alwaar ’t zelve lijk is begraaven geworden, en dat tot DEURNE en LIESSEL thans in gebruik is, dat van ijder Lijk ’t geen van daar na MEIJLL voortz. werd getransporteerd, aan den Koster en Schoolmeester van LIESSEL betaald word, te weeten van een groot lijk, Twee guldens tien stuijvers zoo gezegt word voor den Drossaard, en zeven stuijvers voor gemelde Koster, en van een Klein Lijk de helft van dien, en dat hij Comparant voor dat het Lijk van zijne voorn.de Vrouwe Vader als voortz. na MEIJLL is getransporteerd geworden, aan voorn.de Koster en Schoolmeester ook heeft gezonden Een Rijksdaalder en Zeven stuijvers. Eijndigende zij Comparanten hiermede haare voortz. verklaaring, geevende voor Redenen van welweetendheid als in den Text en hebben na duijdelijke voorlezinge ijder bij haar voortz. verklaarde gepersisteerd, ende Waarheid van dien bekragtigd met de woorden Zoo waarlijk helpe mij Godt Almachtigh behoorlijk gedaan en affgelegd ten overstaan van HENDRIK DIRK van HOGERLINDEN en FREDERIK BARTELS, Schepenen binnen HELMONT op heeden den Tweeden December 1700 Agt en Tagtigh (de Minute deeser is ten Prothocolle door de Comparanten, Schepenen, en mij ondergeschreeven Secretaris, behoorlijk onderteekend). Qoud Attestor, H. TROMP, Secrts.
d.d. 02-12-1788.
Attestatie van HENDRIK OMEN C.S. ter requisitie van ’t Officie Fiscaal in dato 2 December 1788. De Procureur Generaal van BRABANT. Jura deeses debet.
Folio 200 et Seq:=. Pro Fisco. Compareerden voor Scheepenen der Stadt HELMONT Quartiere van PEELLAND, Meijerije van ’S-HERTOGENBOSCH ondergenoemd: HENDRIK OMEN oud 36 jaaren, DIRK HENDRIKS oud omtrent 40 jaaren, HENDRIK HENDRIKS oud omtrent 37 jaaren, en MARTEN van CALIS oud omtrent 33 jaaren, doende alle boerewerk inwoonderen binnen de Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quatiere van PEELLAND voortz. Dewelke ter Instantie en Requisitie van’t Officie Fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMASE, voor de opregte waarheid verklaaren waar en waaragtig te weesen, dat zij Comparanten op den 28ste October deeses jaar, door BALTHAZAR van SCHAIJK Vorster der voortz. Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, uit naam off ter requisitie van Den Heer LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard van DEURNE en LIESSEL voortz. Mondeling zijn becalangeert geworden ieder in een boete van Tien gulden ter zaake dat zij Comparanten op den 18e December 1787 hadden geadsisteert en bij gewoond, een doodmaal in de Herberg genaamt DE SWAAN binnen de Dorpe van MEIJLL OOSTENRIJKS BRABAND, welk doodmaal de kinderen en Erfgenaamen, van JAN PETER CLAASSEN aldaar, hadden aangelegt en gegeeven ter Occasie van het Overlijden van voorz. JAN PETER CLAASSEN, dat zij Comparanten niettegenstaande zij vermeende geen boeten des wegens aan gemelde Drossaard verschuld te weesen, om dat ’t voornt. Doodmaal gegeeven was buijten het District van de Generaliteit en omdat het van ouds herwaards, een Constant gebruik was geweest, dat dikwils de Doode Lichaamen van Persoonen welke te LIESSEL voortz. zijn Overleeden, van daar na MEIJLL voortz. zijn getransporteerd, aldaar te MEIJLL de Zielmissen en Doodmaalen zijn gehouden geworden, zonder dat zij Comparanten ooijt hebben gehoord, dat gent. Drossaard daar over eenige Actie of boeten heeft gesustineert off gepraetendeert gehad, Zij Comparanten om geen moeijelijkheeden met gemelde Drossaard te hebben, onderling hebben last gegeeven aan WILLEM van den BOGARD, meede woonende te DEURNE en LIESSEL voornt., om de voorz. zaak off boeten met voorz. Drossaard te Accordeeren, en af te maaken, en dat zij Comparanten naderhand van den voorn.de WILLEM van den BOGARD hebben verstaan, dat hij tot afmaking en voldoening voor de boeten van negentien Persoonen, welke ijder in de boete van Tien guldens waaren becalangeert ter zaake van Doodmaalen te MEIJLL gehouden en waar onder zij Comparanten meede begreepen waaren aan voorn.de Drossaard hadde gebooden hondert Guldens, en dat gemelde Drossaard zig met hondert zestigh, soude hebben laaten Contenteeren, dog dat hij zoo veel niet hadt willen geeven, dat zij Comparanten over deselve boeten door de Vorster van DEURNE en LIESSEL voortz. namens off ter requisitie van gemelde Drossaard zijn gedagvaard, voor heen Scheepenen aldaar tegens den regtdag van den 26e November laatsleeden, dat zij Comparanten benevens verscheide anderen, in voegen voortz. becalangeerde Persoonen, voor Schepenen, en ten Raadkamer aldaar verscheenen zijnde, gemelde Drossaard aan deselven vroeg, off zij van voorneemen waaren de voortz. boeten te betaalen, waarop door imand dier Persoonen onder anderen is geantwoord, dat zij zulks nog niet zoude doen, waar op zij van daar zijn vertrokken en tot heeden toe des wegens nog geene boeten aan gemelde Drossaard hebben betaald gehad. Voorts verklaaren zij Comparanten dat voornoemde JAN PETER CLAASSEN binnen DEURNE en LIESSEL voortz. Overleeden zijnde, het doode Lichaam van denselve, van daar, is getransporteerd na MEIJLL voortz., alwaar ’t zelve Lijk is begraven geworden, en dat tot DEURNE en LIESSEL voortz. thans in gebruik is, dat van ijder Lijk, het geen van daar na MEIJLL voortz, werd getransporteerd, aan den Koster en Schoolmeester van LIESSEL, betaald word, te weeten van een groot Lijk twee gulden tien stuijvers, voor den Drossaard aldaar, zoogezegt word, en seven stuijvers voor gemelde Coster, en van een Klein Lijk de helft van dien. Eindigende zij Comparanten hier meede haare voortz. verklaaringe als in den Text, en hebben na duidelijke voorleezinge ijder bij haar voortz. verklaarde gepersisteerd, en de waarheid van dien bekragtigd met de woorden “Zii waarlijk helpe mij Godt Almachtigh” behoorlijk gedaan en affgelegd, ten overstaan van HENDRIK DIRK van HOGERLINDEN, en FREDERIK BARTELS, Schepenen binnen HELMONT op heeden den Tweeden December 1700 Agt en tagtigh ( de minute deeser is ten Prothocolle behoorlijk geteekend, door de Comparanten, Schepen en mij ondergeteekende Secretaris. ) Quod Attestor, H. TROMP, Secrts.
d.d. 03-12-1788.
Hoog Edele Gestr. Heer,
Uw Hoog Ede. Gestr. Geleerde van den 25 passato < = van de voorgaande Maand > is mij zeer wel geworden, en hebbe ingevolge aanschrijving van den Heere van ROSENDAAL, mij eergisteren te HELMONT begeeven, alwaar ik de Eer had, zijn H.Ede.Wel.Geb: te spreeken, die mij een missive < = schrijven > van UH.Ed.Gestr. Communiceerde, voornamentlijk behelzende, dat UwH.Ed.Gestr. intentie was, van zig zelve, op UH.Ed.Gestr. naam te addresseeren aan Haar Hoog Mog., en dat UH.Ed.Gest. daar toe gedwongen en aangeset behoorde te worden, door een Memorie door mij op te stellen, en door de mishandelde Lieden te onderteekenen, en dat tot staving van dien, daar bij geannexeerd diende te worden, de beEedigde verklaringen die men zoude inwinnen, waar toe een partij Lieden van DEURNE en LIESZEL, en een van MEIJL, aldaar te HELMONT meede bij den anderen waaren, ik heb den Heere van ROSENDAAL daar op geantwoord, dat ik soo veel mogelijk aan de intentie van UH.Edele Gestr. Zoude tragten te voldoen, vervolgens heb ik de lieden gehoord. En vermits veeltijds bij het inwinnen der verklaringen de zaaken een geheel andere gedaante hebben, als dezelve bevoorens wel zijn opgegeeven, soo als ik niet en twijfel, off uH.Ed.Gest. zal daar ook wel ooit ondervinding van gehad hebben, en ’t welk mij in deeze zaak ook al weederom is voorgekoomen, soo heb ik best geoordeeld gehad, dat met formeeren van zodanige memorie, gehoorde gesuppersedeert < = nagelaten > te worden, tot dat al de verklaringen ingewonnen waaren, ten eijnde dezelve daar niet teegen strijden zoude, behalven, dat het mij ook onmogelijk was, om alles in die korte tijd te HELMONT te doen, en ik al de luijden, zoo lange niet bij malkanderen heb konnen houden tot dat de laaste verklaaring ingewonnen was, en het mij ook onbewust is, hoe en op welk eene wijze, sodanige memorie behoorde ingerigt te weesen, soo heb ik het voorsigtigst gedagt, de reets ingewonnen verklaaringen, met verdere stukken, aan UH.Ed.Gest. toe te zenden, soo als ik de Eer heb te doen bij deezen; 1. Een verklaaring van GOORD GOORDS en PEETER JAN LAMBERS den 2e deezer te HELMONT gepasseert. 2. Copie authorisatie van den Drossard van DEURNE, met onderstaande acte van Exploict der calange < = dagvaarding der boeteoplegging >, in voors. Verklaaing gementioneert < = gemeld >. 3. Een missive van den Drossard van DEURNE in voors. verklaring gemeld. 4. Een brievje van voorn. Drossard, meede in dezelve verklaring aangehaald. Voorts zal ik per Eerste post nog aan UH.Ed.Gest. toezenden, een verklaring van HENDRIK OMEN, DIRK HENDRIKS, HENDRIK HENDRIKS, en MARTEN van CALIS, gisteren meede te HELMONT gepasseert, dog, welke de Secretaris aldaar, tans nog niet hadde uijtgemaakt, als meede, eene verklaring van JAN VRIENTS, JAN VENMANS, en GOORD HENDRIK GEVEN, die ik heden nog zal inwinnen, met eijgenhandige quitantien, van den Drossard der betaalde boeten, En vervolgens, UH.Ed.Gest. vriendelijk te verzoeken, indien UH.Ed.Gest. eene memorie als voormeld, mogte nodig hebben, dezelve na bekooming der voors. Twee verklaringen, per eerste post, te willen instellen, en mij doen geworden, dan zal ik mij daar meede bij de Lieden begeeven, en soo mijn divoiren < = plichten > aanwenden, ten eijnde dezelve onderteekend, en aan UH.Ed.Gest. te rug gezonden word. Ook zal UH.Ed.Gest. de goedheid gelieven te hebben, indien UH.Ed.Gest. nog verklaringen van de overige gecalangeerden der Boeten van Tien guldens nodig mogte hebben, mij sulkx te willen melden, dan zal ik ten eersten daar op af gaan, om dezelve te bekoomen, want die Luijden niet te HELMONT gekoomen waaren, dog soo mij gezegt is, wel gewillig zijn om verklaring te geeven. Den Heere van ROSENDAAL heeft mij gezegt, dat, zijn H.Ed.Wel Geb. verstaan had, dat den Drossard van DEURNE een antidotaal < = een verzoek ten Hove gedaan > aan Haar Hoog Mogende zoude hebben gepresenteert, en dat hij Drossard gemunieert < = gesterkt > was, met schriftelijke advisen, van verschijde advocaten uijt s’BOSCH, die van gevoelen zijn, dat schoons het Lichaam buijten de Generaliteit gevoerd, aldaar begraven en doodmaal gehouden, egter de ingezeetenen van de Generaliteit daar door teegens het placaat van Haar Hoog Mogende zoude hebben gepecceert < = gezondigd; misdaan >, en het schijnd, dat den drossard zulkx staande zal houden, want hij al wederom, op den 28 passato, over het aanrigten en houden van een doodmaal te MEIJL voors. weegens ’t overlijden te LIJSZEL, van eene PEETER van CALIS, waar van het Doode Lichaam na MEIJL ook was getransporteert, en aldaar het doodmaal gehouden, eene calange van eene Boete van honderd gulden, welke meede hier nevens gaat, aan de Wed. PETER van CALIS heeft laten Exploicteeren, en daar en boven nog zeeventien ingeseetenen van DEURNE en LIESZEL, ieder in eene boete van tien Gulden, ter zaake dat zij dezelve doodmaal te MEIJL hadden bijgewoond. Deeze Luijden, en nog eenige van ’t voors. Eerste geval, hebben aan den Drossard nog niets betaald, en soude indien zij ’t verschuld waaren, probeeren om met den Drossard te accordeeren, waar omtrent zij aan mij versogte onderrigt te worden, waar op ik haar geantwoord heb, dat zij na verloop van eenige dagen bij mij konde koomen, ik haar dan zoude weeten te onderrigten. Ondertusschen verzoeke van UH.Ed.Gestr. ten eersten te mogen weeten, hoe die Luijden zig behooren te gedragen, want zeer presumtief < = het vermoeden > is, dat den Drost teegens haar Regtsmiddelen werkstellig zal maaken. In verwagting van UH,Ed.Gest. rescriptie < = antwoord >, heb ik de eer met alle Eerbied en Hoogagting te blijven. Hoog Edele Gest. Heer! AARLE den 3 December 1788. UH.Ed.Gest Zeer Ootmoedig en Gehz, Dienaar, E.A. ROVERS.
AARLE-RIXTEL. Verklaring d.d. 3e Dec. 1788. De Procureur Generaal van BRABAND. Jura deeses Debet.
d.d. 03-12-1788.
Folio 10 verso et Seq.
Pro Fisco. Compareerde voor Scheepenen des Dorps en Dingbanke van AARLE RIXTEL Quartiere van PEELLAND Meijerije van ’S-BOSCH ondergenoemd JAN VRIENTS oud ontrent 51 jaaren, JAN VENMANS, oud ontrent 53 jaaren en GOORD HENDRIK GEEVEN oud ontrent 38 jaaren, doende Boere welk inwoonderen des Dorps en Heerlijkeijt DEURNE en LIESSEL dewelke, het instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAZE voor de opregte waarheijd verklaaren waar en waaragtig te weesen, dat zij Comparanten in den beginne van de maand October deezes jaars 1700 agtentagtich, sonder den preciesen dag onthouden te hebben door BALTHASAR van SCHAIJCK Vorster der voorschr. Heerlijkheijt DEURNE en LIESSEL uijt naam of ter Reqiusitie van de Heer LODEWIJK WEIJCHEL Drossard van DEURNE en LIESSEL voorsz. Mondeling zijn becalangeert < = beticht > geworden met in eene boete van tien guldens ter zaake dat zij Comparanten op den 18e December 1787 hadden geasisteert of bijgewoond een doodmaal in de Herberg genaamd DE SWAAN binnen den Dorpe van MEIJL OOSTENRIJKS BRABAND, welke doodmaal de kinderen en Erfgenaamen van JAN PEETER CLAASSEN aldaar hadden aangelegt en gegeeven ter occasie < = gelegenheid > van het overlijden van voorn. JAN PEETER CLAASSEN, en dat zij Comparanten teffens bij het voorsz. Calangeeren zijn geciteert of gedagvaard geworden tegens het eerst volgende genegt, indien zij dan de voorsz. boete niet hadde betaald, dat zij Comparanten op het genegt dat Woensdags daar aan wierd gehouden na de Scheepen of Raadkamer van DEURNE zijn gegaan en aldaar gekomen zijnde den Drossard vroeg of zij de Boete wilde betaalen, zij Comparanten daar op een brievje hebben overgegeeven ter hunne defensie het welk aan Scheepenen van DEURNE en LIESSEL aldaar is voorgeleesen, zijnde van den volgenden inhoud: Memorie, Ten Eersten moeten de gedaagden ontkennen dat het een Uytvaart geweest zij; Ten tweede zeggen, en al was het nu al eens een Uytvaard geweest dat niet is dan zoude Mijn Heer den Drossard dat na moeten bewijsen, en Ten derde, genoomen dat al eens zo was gelijk Mijn Heer Drost zegt, dat wij volstrekt Lochenen dan soude het nog buytenlands zijn en daar verpligten deeze wetten niet, en Ten vierde, Zo er dan daar ook een wet was waar bij de uytvaarten op zo een Peene verbooden wierde, dan zoude het de zaak van den Officier van die plaats zijn, maar niet van Mijn Hr. Den Drost en dies zien de Eerw. Heeren Scheepenen wel dat den Eysch van Mijn Heer den Drost ongegrond is en niet aanneemelijk nog bestaanbaar, en daarom versaaken wij dat den Heer Drost zijn Eijsch mooge werde ontzegd en mij geabsolveert Cum Expensis met de kosten, en daar op de plano regt vermits het een zaak is onder de som. Dat daarop gemelde Drossard aan gemelde Scheepenen agt of tien daagen uytstel heeft versogt gehad. En verklaaren de twee Eerste Comparanten afzonderlijk dat zij afzonderlijk dat zij Comparanten mede om door gemelde Vorster ter requisitie van gemelde Drossard geciteerd geworden zijnde tegen den genegte van den 5e November Laastleden hun daar op na gemelde Raadkamer begeeven hebben, en voor de Huysinge van gemelde Drossard gekomen zijnde alvorens in de Raadkamer te gaan zijn versogt bij gemelde Drossard in desselvs wooning en aldaar gekoomen zijnde hebben bevonden ALLEXANDER SCHOONDERMARK Procr. Te HELMOND, en voornd. Drossard dat aldaar aan haar Comparanten wierd voorgehouden of zij ter saake voorschr. Zeven en vijftig gulden gelievden te betaalen. Dat haar Comparanten die zom zo hoog voorquam zij Comparanten daarop hebben geandwoord dat zij die zo nog niet zoude betaalen want dat zij het eerst voor de Bank zoude laaten koomen, en dat zij Comparanten van daar na de Raadkamer zijn gegaan, dog dat zij Comparanten een wijnig tijds daar na wederom bij gemelde Drossard gekoomen zijn, alwaar toen meede present waaren PIET GOOSSENS en JAN JOOST NOEIJEN Scheepenen van DEURNE en LIESSEL voorschr. dat toen aldaar door gemelde Drossard of Procureur aan haar Comparanten is voorgeslaagen of zij voor hunne voorsz. boete en kosten wilde betaalen veertig gulden, sij comparanten daarop twintig gulden hebben gebooden gehad, dog sulkx niet genoeg zijnde eijndelijk met tussenspraak van voorn.de Scheepenen gemelde Drossard met hun Comparanten ter saake voorsz. voor hun beijde heeft gecomponeert < = samen gesteld > en geaccordeert voor eene Zomme van 34 Guldens, dat zij Comparanten dezelve geaccordeerde Zomme op den 20e November jongstleeden aan gemelde Drossard hebben voldaan op vier stuyvers na, en dat den zelven Drossard aan haar Comparanten ieder een quitantie heeft gegeeven in houdende ieder tien gulden ter voldoening van de boete en zeeven gulden weegens de onkosten. Voorts verklaard den derde Comparant GOORD HENDRIK GEEVEN afsonderlijk dat hij Comparant als geen moeijlijkheijd of actie met gemelde Drossard willende afwagten op den 4e November laastleeden des namiddags is geweest bij gem. Drossard aan desselvs woonhuysinge en aan hem aldaar heeft betaald, Zestien Guldens waar voor BALTHAZAR van SCHAIJIK Vorster aldaar de voorn.de boete en onkosten, als meede de boete en onkosten van Zijne Comparants Schoondogter JANNEKE PEETER van HAANDEL die ter saake voorschr. meede was becalangeert met gemelde Drossard eenige tijd te vooren had geaccordeert en alzo gecomponeert, dog dat hij Comparant van voorn.de Drossard daar dan geen quitantie heeft ontvangen gehad. Eijndelijk verklaaren allen de Comparanten te Zaamen dat van Langen tijd herwaards een gebruijk is geweest dat doode Lichaamen van Persoonen welke van cen NEERKANT onder DEURNE en LIESSEL voorschr. koomen te overlijden van daar na MEIJL begraaven en doodmaalen gehouden zonder dat zij Comparanten ooijt gehoord hebben dat gemelden Drossard daar over eenige actie of boete heeft gezustineert < = onderhouden > gevordert of gepresenteert gehad. Eijndigiende zij Comparanten hier meede haare voorschr. opregte verklaaring geevende voor redenen van welwetentheijd als in den text, en hebben na duydelijke voorleesing ider bij haar voorsz. verklaarde gepersisteert en de waarheijd van dien becragtigt met de woorden Zo waarlijk helpe mij God Almagtig, gedaan en afgelegt ten overstaan van G.H. DOLLEMAN en H. CRAIJEVELD Scheepenen die de minuten deezes beneffens de Comparanten en Mij ondergeschr. Secretaris ten Prothocolle behoorlijk hebben geteekent. Op heeden ter Raadkamer binnen AARLE RIXTEL, den derde December 1700 agt en tagtigh. Quod Attestor, M.Z. van HEIJNSBERGEN, Secretaris.
d.d. 06-12-1788.
Hoog Edele Geste Heer,
Ik heb de eer hier neevens te zenden, de twee verklaringen in mijne laaste briev vermeld, met twee quitantien daar in geroerd, waar toe mij refereere, uijt welke UH.Ed.Gestr. zal zien, hoe dat alles zig heeft toegedraagen, en onder andere, dat het een oud gebruijk is, dat de Lijken, van de NEERKANT onder DEURNE, (het geene veel digter bij de kerk van MEIJLL, als bij de kerk van DEURNE is,) zijn werden getransporteert na MEIJLL, aldaar begraven, en Doodmaal gehouden, en dat den Drossard nooijt daar tegen heeft gerigileerd, maar sulkx heeft geglisseert < = verzwegen >, en daar in schijnd gecomposeert en geconsenteert < = geregeld en toegestemd > te hebben, door dien voor ieder heel Lijk betaald word, Een Rijksdaalder. Soo men zegt, voor hem Drossard, Ik begrijp derhalven, dat wanneer hij Drossard dat oud gebruijk had willen afschaften, en sustineerde < = vast hield > dat Haar Hoog Mog. Res., teegen het houden van Sulke Doodmaalen te MEIJLL, ook werkte, hij beeter gedaan had, dat hij bij publicatie de ingeseetenen van DEURNE daar van had gewaarschout, alvorens daar over actie te institueeren < = instellen >, en ik stel onder verbetering vast, dat indien het doorgaat, dat de ingezeetenen van de Genetaliteijt, H.H.Mog.Resolutien buijten s’Lands overtreeden, daar over strafbaar zijn, zij dan ook Corrigibel zijn < = stafbaar zijn >, wanneer zij buijten s’Lands te Beedevaart gaan, dat genoegsaam door de meest ingeseetenen alle jaar geschied, waar meede Considerabel < = aanmerkelijk > veel geld weggesleept werd, en waar omtrent geen Een officier rigileerd; Het is mij onbegrijpelijk voorgekoomen, dat er zoo veel kosten over de boeten van tien Gulden konnen gereezen zijn, als men in de verklaringen bevind, gevordert en betaald te weesen, alsoo diergelijke zaken na voorschrift, van Haar Hoog Mog: Res. Van den 15 August: 1786, op het voorbeeld van het geene daar omtrent, in de Stad s’BOSCH plaats heeft, zonder eenige verbaalen ter Rolle te admitteeren, de plano moeten worden afgedaan, en dus dat geene Advocaaten of procureurs daar in te pas koomen, en om UH.Ed.Gestr. de voorbeelden van s’BOSCH, welke ik voor mij zelve in vroeger tijd, van den Heere Griffier Mr. T.F. SANTVOORT hebbe versogt gehad, te suppediteeren < = verschaffen >, gaan dezelve hier neevens, die duijdelijk doen zien, dat alles mondeling moet afgaan, en geen costen van belang daar over vallen konnen, als voornamentlijk de vonnissen, welke mogelijk er niet een nog gepasseert is, ik denk ook, dat het Composeeren < = samenspannen > van den Drossard over de Boetens, aan hem geen voordeel zal toebrengen, en dat UH.Ed.Gest. uijt alles wel zoo veel zal disteleeren, dat hij voor deeze Reijs niet vrij zal loopen, soo UH.Ed.Gest. nog een of andere verklaringen, of iets anders mogte nodig hebben, gelieft maar te melden, dan zal ik mijn devoiren < = plichten >, daar toe aanwenden, al hoe wel het tans hier bijna, geen passabele < = passeerbare > wegen zijn, door de Excessive sneeuw, die alhier gevallen is, Voorts heb ik de Eer, in verwagting van UH.Ed.Gest. rescriptie, op mijne voorige, met alle respect en veneratie < = eerbied >, mij te onderteekenen, Hoog Edele Gestr.Heer UH.Ed.Gest:Ootm en Gehz. Dienaar E.A. ROVERS. AARLE den 6 December 1788. P.S. Den Heere B. de JONG Drossard van BEEK, heeft mij versogt, UH.Ed.Gest. van zijn respect te verseekeren, en te communiceeren, dat zijn Ed. bij Scheepenen van BEEK heeft geobtineert < = verkregen >, ten lasten van den bewusten MICHIEL van den BOGARD, Een dagement in persoon ter crimineele Rolle, met de Clausule van Edict < = gebod > in Cas van Fugitiefschap < = in geval van voortvluchtigheid >.
d.d. 10-12-1788.
Quitantie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Ontfangen bij Mij ondergeschreeve Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL eene somme van Een hondert ses en vijftich guldens vijfftien stuijvers in voldoeninge der geincurreerde Boete ter zaake de onderstaande Persoonen op den agtienden December 1700 zevenen tagtich hadden bijgewoond het Doodmaal door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN alhier aan DE MOOSDIJK woonagtich als doen gedaan aanstellen tot MEIJL in de Herberg genaamt DE SWAAN en in voldoeninge der daar op gereezen kosten geincurreert zoo als teegens ieders Naam hier onder staat gespecificeert.
HENDRIK OOMEN ƒ 10. 0.— Kosten 0. 9.— De Dienstmeid van denzelven 10. 0.— Kosten 0. 9.— LEONARD PEETER LAMBERS 10. 0.— Kosten 0. 9.— Desselfs Huijsvrouw 10. 0.— Kosten 0. 9.— JAN HENDRIK HENDRIKS 10. 0.— Kosten 0. 9.— Desselfs Huijsvrouw 10. 0.— Kosten 0. 9.— MARTEN van CALIS 10. 0.— Kosten 0. 9.— HENS HENDRIKS 10. 0.— Kosten 0. 9.— De Wed. HENDRIK MARTENS 10. 0.— Kosten 0. 9.— Haar zoon 10. 0.— Kosten 0. 9.— DIRK HENDRIKS 10. 0.— Kosten 0. 9.— Desselfs Huijsvrouw 10. 0.— Kosten 0. 9.— JAN BERKERS 10. 0.— Kosten 0. 9.— WILLEM HENDRIK LAMBERS 10. 0.— Kosten 0. 9.— De Huijsvrouw van HENS HENDRIKS 10. 0.— Kosten 0. 9.— 156.15.-- Alle welke kosten zijn gesupponeerd < = aangenomen > ter zaake alle de voormelde Persoonen ter voldoening van voornoemde Boetens ter Rolle waaren gedagvaard en bij moderatie < = bemiddeling > in voegen voormeld uijtgetrokken. Actum DEURNE den Tienden December Zeventien hondert Agt e n Tagtig. L. WIJCHGEL.
d.d. 10-12-1788.
Quitantie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan W.H. HENDRICKS in dato 10 December 1788.
Ontfangen bij Mij ondergeschreeve Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL eene somme van twintig guldens agtien stuijvers zijnde twintig guldens weegens Boete door WILLEM HENDRIK HENDRIKS en desselfs Huijsvrouw geincurreert ter zaake dezelve hadden bijgewoond het Doodmaal door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN, op DE MOOSDIJK binnen deze Heerlijkheeden woonagtich den Agtienden December 1700 Zevenen tagtig te te MEIJL in de Herberg genaamt DE ZWAAN aangelegt en agtien stuijvers gesupporteert weegens kosten ter zaake dezelve ter voldoeninge van voormelde Boete ter Rolle waren gedagvaard deeze kosten bij moderatie aldus uijtgetrocken. Actum DEURNE den tienden December 1700 Agt en Tagtich. L. WIJCHGEL.
d.d. 11-12-1788.
Dagvaarding. De Procureur Generaal van BRABAND.
Copie Dagvaarding van LOD. WIJCCHEL aan P.P. LAMMERS C.S. in dato 10 December 1788. d.d. 10-12-1788.
E.A. ROVERS H. KELLER.
Den Vorster der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Zal ter instantie van den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJGHEL Drossard der voorsz. Heerlijkheeden Gerechtelijk dagvaarden NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, PIETER JAN PEETER CLAASSEN, HENDRIK PEETER CLAASSEN en PIET PETER LAMMERS als in huwelijk hebbende HARCISKE JAN PEETER CLAASSEN kinderen en Erfgenaamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN woonende op DE MOOSDIJK onder voorsz. Heerlijkheeden omme op Woensdag den veertienden Januarij 1700 negen en tagtig des voormidaags ten klokke tien uuren te Compareeren ter Rolle welke alsdan voor Heeren Schepenen der zelve Heerlijkheeden zal worden gehouden ten einde aldaar te koomen aanhooren zodanigen Eijsch en Conclusie als ten dage dienende door ofte van weegens meer voormelde Heere Drossard zal worden gedaan over ende ter Zaake van eene somme van Een en veertig Guldens Zes Stuijvers welke dezelve persoonen per Resto nog schuldig zijn van eene bij hun Geincureerde Penaliteit < = opgelopen straf > ter somme van honderd Guldens breeder Guldens breeder vermeld bij Acte van Calange op den 7e Julij jongstleeden door Uw vorster aan dezelve geexploieteerd daar tegen te antwoorden en voort te Procedeeren als na Regten. Leever Copie deezer aan ieder van de gedaagdens en stel Relaes in Geschriften. Actum DEURNE den tienden December Zeventien honderd Agt en Tagtigh Was geteekent L.WIJCHGEL, A.SCHOONDERMARK Procureur. Deeze uijtgegeeven voor Copie en is met zijn origineel Accordeerende Bevonden uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekend vorster in DEURNE en LIESSEL Behoorlijk insinueeren en dagvaarden HENDRIK JAN PEETER CLAASSEN woonende alhier op DE MOOSDIJK so omme en ten < ??> in het origineel dezes breeder omschreeven waar toe mij Refiseere. Actum Binnen de Heerlijkheijd LIESSEL den Elfden December 1700 Agt en Tagtentigh. Attestor: B. van SCHAIJK Vorster.
d.d. 11-12-1788.
Dagvaarding De Procureur Generaal van BRABAND.
E.A. ROVERS. H. KELLER. Den Vorster der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
Den Vorster der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Zal ter instantie van den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJGHEL Drossard der voorsz. Heerlijkheeden Gerechtelijk dagvaarden de Wed. van PETER van CALIS omme op Woensdag den veertienden Januarij 1700 negen en tagtig des voormidaags ten klokke tien uuren te Compareeren ter Rolle welke alsdan voor Heeren Schepenen der zelve Heerlijkheeden zal worden gehouden ten einde aldaar te koomen aanhooren zodanigen Eijsch en Conclusie als ten dage dienende door ofte van weegens meer voormelde Heere Drossard zal worden gedaan over ende ter Zaake van eene geïndiceerde boete van Een hondert Gulden breeder vermeld bij acte van Calange op den 28 November jongstleeden door Uw Vorster aan haar gedaagde geëxploiteerd daar tegen te antwoorden en voort te Procedeeren als na Regten. Leever Copie dezes en stel Relaes in Geschriften. Actum DEURNE den tienden December Zeventien honderd Agt en Tagtigh Was geteekent L.WIJCHGEL, A.SCHOONDERMARK Procureur.
Deeze uijtgegeeven voor Copie en is met zijn origineel Accordeerende Bevonden uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekend vorster in DEURNE en LIESSEL Behoorlijk insinueeren en dagvaarden de Wed. PETER van CALIS woonende alhier aan DE MOOSDIJK so omme en ten Fine in het origineel dezes breeder omschreeven waar toe mij Refiseere. Actum Binnen de Heerlijkheijd LIESSEL den Elfden December 1700 Agt en Tagtentigh. Attestor: B. van SCHAIJK Vorster.
d.d. 14-01-1789.
Quitancie De Procureur generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan de kinderen en Erfgenamen van J.P. CLAASSEN, in dato 14 Januarij 1789.
Ontfangen van de Kinderen JAN PEETER CLAASSEN de somme van Een hondert guldens in voldoeningen der Boeten door hun geincurreerd ter zaaken dezelve op den 18e December 1788 te MEIJL in de Herberg DE ZWAAN hadden gedaan aanstellen een Doodmaal ter gelegenheid der Begrafenis van hunnen Vader JAN PEETER CLAASSEN bekennende van opgemelde somme met de kosten daar omme gedaan de Laatste bij moderatie < = bemiddeling > en vollen zijn voldaan en betaald dienende deeze voor een generaal acquit < = kwijtschelding >. Actum DEURNE den veertienden Januarij 1700 Neegenentagtich. L. WIJCHGEL.
d.d. 15-01-1789.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan J.H. HENDRIKS in dato 15 Januarij 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van JAN HENDRIK HENDRIKS een Somme van tien Guldens bij hem geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij Seventien hondert agt en tagentig en waar over hij behoorlijk is gecalangeert waar aan mij refereren. Actum DEURNE 15 Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan L.J. MARTENS en zijn huijsvrouw in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van LAMBERT TEUNIS MARTENS en zijne huijsvrouw ontfangen te hebben een Somma van twintigh Gulden bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden. Actum DEURNE 16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan H.F. MARTENS en zoon in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van de Weduwe HENDRIK FRANS MARTENS en zoon een Somma van twintigh Guldens bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden. Actum DEURNE den16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan WILLEM HENDRIK in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van WILLEM HENDRIK van de MOOSDIJK een Somma van twintigh Guldens bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden. Actum DEURNE 16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 17-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL L.P. JANSEN en zijn huijsvrouw dato 17 Jan. 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven als Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van LEONARD PETER JANSEN en zijne huijsvrouw een Somme van twintig Gulden bij hen geincurreerd in die boete ter zaake van het bijwonen van het Doodmaal van de overledene PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten maand van Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig in de Herberg DE CEULSE KAR en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden. Actum DEURNE Seventien Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 22-01-1789.
Quitancie. De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan de Weduwe PIETER van CALIS in dato 22 Januarij 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van de Weduwe van PETER van CALIS een Somme van Een hondert Guldens bij haar geincurreert wegens het houden en aanstellen van een Doodmaal overleden man PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden waar aan mij refererende. Actum DEURNE den twee en twintigsten Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 23-01-1789.
Resolutie
De Procureur Generaal van BRABANT.
Extracht uit het Register der Resolutien van de Ho. Mogen. Heeren Staaten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN.
Veneris < = Vrijdag > den 23 Januarij 1789.
Is ter vergadering geleesen een Memorie van Mr. H.J. van OLDENBARNEVELT genaamt WITTE TULLINGH, Advocaat Fiscaal van BRABANT en Lande van OVERMAZE, houdende dat ter zijner kennisse ingekomen was, dat LODEWIJK WIJCHEL Drossard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND, Meijerije van SHERTOGENBOSCH, zig niet zouden hebben ontzien om onder dekmantel van haar Ho.Mogen: Placaat van dati den 2 Meij 1731, teegens het aanrichten en houden van doodmaalen in de Generaliteit geemandeert < = uitvloeiende >, diverse ingezeetenen der gem. Heerlijkheeden te bestaan in de boden, bij het zelv Placaat zo teegens aanrichten dier doodmalen als teegens de Gasten welke daarop zouden mogen verschijnen gestatueert < = ingesteld >, en dat gemelde Drossard ten eijnde te ontdekken welke perzoonen deselve doodmaalen hadden gegeeven, en wie daarbij als gasten hadden geadsisteert, verders had kunnen goedvinden, de perzoonen, in die zaake zelve geconcerneert < = betreffende >, onder andere voorwendsels bij Missive ten zijnen huijze te inviteeren, en aldaar over die gehoudene maaltijden, en de namen, der present geweest zijnde Gasten te interrogeeren < = verhoren af te nemen >, en verders deselven ten zijnen huize te doen arresteeren, om ene getuijgenis der waarheid te geven; En dat eijndelijk deselve Drossard, ziende de difficulteit < = zwarigheid > door gem. persoonen teegens die praetense callange en de betaling dier voorgewende boetens, wierd gemoveerd < = bewogen >, van zig had kunnen verkrijgen, om, tegens de uitdrukkelijke prohibitie < = verbod > daar van bij het meergem. Placaat van haar HO.MO., voorkomende met eenige dier perzoonen over de betaling derselve boetens te composeeren < = samenspannen > . Dat het des niet te min aan den voorn. LODEWIJK WIJCKEL, had kunnen goeddunken, zig bij Requeste antedotaal te addresseeren aan Haar Hoog Mog. tegens alle zodanige klagten, welke daar over door deselve gecalangeerde Persoonen, in tijd en wijlen aan hoogst deselve zouden mogen worde gedaan, ten dien effecte, dat het haar Hoog Mog. behaagt hadde deselve Requeste voor antidotaal aan te neemen Proponeerende < = voorstellende > hij advocaat Fiscaal, daar zig verpligt vond, ter dier zaake het regt van de hooge overheid teegens den voorn. LODEWIJK WIJCKEL, waar te neemen, (aan haar Ho.Mog.) of het hoogst deselve niet zouden kunnen en gelieven te behagen bij Resolutie in deezen te neemen, te verklaaren, dat haar Ho.Mog. door het aanneemen van de voors. Requeste antidotaal van den voorn.de LODEWIJK WIJCKEL geenzints willen verstaan worden, de Cognitie < = kennisneming, onderzoek van een zaak, in zake gerechtelijk >, der zaken zoo bij deselve Requeste antidotaal als bij de voors. Memorie van hem advocaat Fiscaal vermeld, aan zig te willen houden; maar in tegendeel wel te mogen Lijden, dat bij aldien hij advocaat Fiscaal zoude vermeenen verpligt te zijn, om tegens den voorn. Drossard LODEWIJK WIJCKEL ter zaake van de faiten breeder bij desselfs gem. Memorie gedetailleerd, het Recht van de Hooge Overheid waar te neemen door hem advocaat Fiscaal aanden Raade van BRABAND worden gedaan alle zodanige versoeken als hij oordeelen zal, tot dat eijnde toebehoorende. Waarop gedelibereerd zijnde is goed gevonden en verstaan mits deesen te verklaaren, dat haar Hoog mogenden het aanneemen van de voorsz. Requeste antidotaal van den voorn. LODEWIJK WIJCCHEL, geensints willen verstaan worden de Cognitie der zaken zoo bij deselve Requeste antodotaal als bij de voors. Memorie van hem advocaat Fiscaal vermeld, aan zig te willen houden, nemaar in teegendeel wel mogen lijden dat bij aldien hij advocaat Fiscaal zoude vermeenen verpligt te zijn, om wegens den voorn. Drossard LODEWIJK WIJCCHEL, ter zaake van de faiten, bij desselvs gemelde Memorie gedetailleerd, het Recht van de Hoge Overigheid waar te neemen, door hem advocaat Fiscaal aan den Raad van BRABAND worden gedaan, alle zodanige versoeken als hij oordeelen zal tot dat eijnde te behooren. En dat Extract van deese haar Hoog Mog. Resolutie gezonden worden aan voorn. Advocaat Fiscaal van BRABAND ende Lande van OVERMAZE om te strekken tot desselfs narigtinge. M.H. van VOERST tot BORGH. Accordeert met voors. Register. A. FAGEL.
d.d. 26-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan WILLEM HENDRIKS en zijn huijsvrouw in dato 26 Jann. 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van WILLEM HENDRIKS en zijn huijsvrouw een Somme van twintig Guldens bij hen lieden geincurreert wegens het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig in DE CEULSE KAR en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden. Actum DEURNE den ses en twintigsten Januarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 04-02-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan de huijsvrouw van JAN HENDRIKS in dato 4 Febr.1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van de Huijsvrouw van JAN HENDRIKS een Somme van tien Guldens bij haar geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden. Actum DEURNE vierden Februarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 04-02-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan H. OME in dato 4 Febr.1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van HENDRIK OME en zijne Meijt een Somme van twintig Guldens bij haar luijden geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar bovengenoemde personen zijn gecalangeert zijn geweest. Actum DEURNE vierden Februarij Seventien hondert negen en tagentig. L. WIJCHGEL.
d.d. 09-02-1789.
Interrogatorien.
De Procureur Generaal van BRABAND. Jura copieeren dezer met zeegel te zaemen Eene gulden, twaalf stuijvers.
Register folio 54 Recto.
F. v. LINDEN E. A. ROVERS. Intergatorien omme daarop ter Requisitie van den Wel Edelen Gestr. Heer LODEWIJCK WIJCHGEL Drossaard dezer Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, ten overstaan van Heeren Scheepenen Commissarissen dezer gezegde Heerlijkheeden onder Eede te worden gehoort, PEETER JAN LAMBERS wonende alhier en GEURT GOORTS wonende tot MEIJL, en der zelver respective Responsiven, teegen ieder onderstaande Articul te worden genoteerd. Art. 1. Der deponenten Naam, ouderdom, Neeringe en hanteeringe, mitsgaders der zelver woonplaatzen af te vragen? Den Eersten Deponent segt zijn Naam te zijn PEETER JAN LAMBERS, oud omtrent ses en veertig jaaren, zijnde van handwerk een Bouwman alhier ter plaatze genaamd DE MOOSDIJK woonagtig. Den Tweeden Deponent zegt zijn Naam te zijn GEURT GOORTS omtrent seven en vijftig jaaren zijnde Regerend Scheepen en te MEIJL woonagtich. Art. 2. Of de Deponenten namentlijk den Eersten behoorlijk tot het geeven van getuijgenis der waarheid ten faveure < = ten gunste > der Justitie is geciteerd, En den tweeden mede ten dien einde alhier is gearresteerd en geciteerd. Den Eersten Deponent segt Jaa Conform < = gelijk > het gevraagde. Den tweeden Deponent verklaart meede Jaa Conform het gevraagde. Art. 3. Of door de Deponenten als Schoonzonen en dus als Erfgenaamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN, alhier aan DE MOOSDIJK overleeden benevens de verdere kinderen en Erfgenaamen van gezegde JAN PEETER CLAASSEN op den 18e December 1787 ter occasie < = gelegenheid > van derselfs overlijden en begraaffenis tot MEIJL in de Herberge genaamd DE ZWAAN, niet is gedaan aanstellen en aldaar gegeven doodmaal? De Deponenten verklaaren dat den inden Articul gemelden Haaren Schoon Vader op den 7e December 1700 seven en tagtich zijnde Begraven en eenige dagen daarna en zoo de Deponenten voorstaat, op den 18e December 1787 door hen benevens de verdere kinderen en Erfgenamen van haaren Schoonvader JAN PETER CLAASSEN ter gelegentheid van desselfs overlijden te MEIJL in de Herberge DE SWAAN is gegeven een doodmaal. Art. 4. Of aldaar op dat Doodmaal door of van weegens de Deponenten, of hunne meede Erfgenamen, niet zijn versogt en aldaar gecompareerd, de Nabuuren, Vrinden en bekenden van den voormelden overleedene JAN PEETER CLAASSEN onder de Jurisdictie dezer Heerlijkheeden woonachtich? De Deponenten verklaren Jaa Conform het gevraagde. Art. 5. En Speciaal of zig als toen aldaar onder andere niet hebben laten vinden en zijn Present geweest, HENDRIK OOMEN en zijne Dienstmeid, LEONARD PETER JAN LAMBERS en zijne huijsvrouw, LAMBERT TEUNIS MARTENS, en zijne huijsvrouw, JAN HENDRIK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, WILLEM HENDRIK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, MARTEN van CALIS, HENS HENDRIKS en zijne huijsvrouw, de Weduwe HENDRIK MARTENS met haar zoon, DIRK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, WILLEM HENDRIK LAMBERS en zijne huijsvrouw, JAN BERKERS, JAN VENMANS, JAN PETER VRIENDS, en GOORT HENDRIK GEEVEN, met zijne Stieffdogter? De Deponenten verklaaren dat alle de in den articul gemelde Personen alleen uijtgezonderd de huijsvrouw van LAMBERT TEUNIS MARTENS op het gemelde doodmaal onder andere zijn versogt geweest, en tot MEIJL ten tijde voors. zijn gecompareerd, en aldaar meede hebben bijgewoond de Ziel mis van den gemelden overledene en dat vervolgens buijten twijffel op het doodmaal zijn praesent geweest, zonder dat egter de Deponenten precies kunnen verklaren dezelve aldaar distinct en onderscheijdentlijk te hebben gezien. Art. 6. Welke personen zig des tijds al meerder op voorschr. doodmaal zijn versogt, en zig aldaar hebben laten vinden woonagtig onder deze Heerlijkheeden? De Deponenten verklaren niet meer te weeten welke Personen al verder des tijds op gemelde doodmaal zijn versogt en aldaar verscheenen, als alleen WILLEM MANDERS.
Aldus de Deponenten op de voorenstaande Articulen gehoord en ondervraagt, en hebben dezelve op gedeponeerd als teegen ieder Articul staat genoteerd, en voor Reedenen van Welwetentheid geallegeerd < = voort gebracht > dat hun het voorschr. volkomen kennelijk is, en voorts als in den text de Waarheid van dien bekragtigd hebbende met de Eeds woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtich gedaan en affgelegt op heeden binnen de Heerlijkheid DEURNE voorschr. dezen Sevenentwintigsten October 1700 Agtentagtich ten overstaan van GERIT van SCHAIJK en JAN NOOIJEN Scheepenen, En was de minute dezes ten Prothocolle geteekend, PEETER JAN LAMMERS, G. GOORTS, G.van SCHAIJK, J. NOOIJEN, onderstond Mij Present en was getekend A.A. van NOORT, Secrts. Naar gedaen Collatie < = vergelijking > is deze met zijn origineel bevonden te accordeeren bij mij onderges. Secretaris op heeden binnen de Heerlijkheid DEURNE voorsz. dezen Neegende Februrarij 1700 neegen en tagtentig. A.A. van NOORT, Secrtrs.
! In de marge ! Copie. Exhibitium aan den beschreevene den 28 April 1789. A. MACLAINE.
d.d. 10-02-1789.
Missive. De Procureur Generaal van BRABAND.
Missive van G. van SCHAIJCK dato 10 Februarij 1789.
WelEdele Geboore Gestr. Heer, Ingevolge U Wel Edele Geboore Gestr. Missive van den 6 deezer heb ik de Eer aan U Wel Ed. Geboore Gestr. de daar in Gerequireerde Interrogetorie en Risponsive bij deeze toe te zende verhopende hier meede aan U Wel Ed. Geboore Gestr. Requisitie voldaan te hebben mijn in U Wel Ed. Geboore Gestr. Gunste Gerecommandeert te hebben noeme ik mijn met den Hoogste Agting. Wel Edele Geboore Gestr. Heer U Wel Ed. Geboore Gestr. Onderdanige Dienstwilge Dienaar G. van SCHAIJK, President. DEURNE den 10 Februarij 1789.
UH.Ed.Gestr. werde geemployeert men mij met veragtelijke oogen beschouwt. En het soude mij niet verwonderen, dat ik ook vervolgd zal worden dog ik vertrouw in alle geval op UH.Ed.Gestr. mentien en protextie < = melding en bescherming >.
d.d. 12-02-1789.
Hoog Edelen Gest: Heer!
U H. Ed.Gest: veel Geeerde van den 6 deezer, en bijlagen, is mij den 8e wel geworden, en den 10e heb ik mij na LIJSSEL begeeven, en bij een partij Gecalangeerdene van de bewuste doodmaalen geinformeert, hoe het sig alles verder heeft toegedragen, en ik denk binnen korte tijd mij in staat te zullen bevinden, om het een en ander daar van aan U H.Ed.Gest. te suppediteeren < = verschaffen >, den Drossard WIJCHGEL heeft de Gecalangeerdens naderhand alle de volle boeten laten betalen, uijtgenomen een vrouw die met de vorster van DEURNE, aan den Drossard eene gulden minder heeft betaald. Ik oordeel van den Vorster, en van eene Schepen van DEURNE JAN van HOOF die bij een en andere bepalingen present is geweest verklaringen nodig te hebben, dog ik vreese, dat daar aan zeer moeijelijk te komen zal zijn, door dien zij zeer voor den Drosst. geimporteert zijn, en zeer presumtieff < = verdacht >. Zoo lange zij’t ontgaan konnen zullen wijgeren, ook zal ik van een en andere Gecalangeerdens die van geen quitantien voorzien zijn, ook verklaringen moeten inwinnen, ondertusschen wenschte ik wel ten spoedigsten van U H. Ed.Gest: onderrigt te zijn, of het bestaan kan, dat ik dezelve onder de hand, onder presentatie van Eede inwin, dan oft dezelve, geregtelijk beEedigt moeten ingewonnen worden, soo het geregtelijk moet zijn, dan weet ik niet waar men sulkx best sal doen, te ASTEN off te VLIERDEN, dat zijn de digtste Plaatsen bij de woonplaats der getuijgens, want te HELMONT is het nog minder te vertrouwen, also den Procureur SCHOONDERMARK voor den Secretaris aldaar schrijft en presumtieff < = verdenkt > van onze reets ingewonne verklaringen gehad moet hebben, soo als ik uijt alle omstandigheeden heb konnen nagaan, bij mijn Retour van LIJSSEL door HELMONT passeerende, vernam ik aldaar dat den Drost van DEURNE den geheelen dag te HELMONT, was geweest, bij zijnen Procureur, en ook bij den Heere van HELMONT, daar hij en Procureur een goed vriend van is, en dat hij te HELMONT had afgegeeven, dat den Heere Fiscaal hem agter de veeren was, soo dat hij lonten ruijkt. U H.Ed.Gest: zal mij verpligten, per eerste post te willen melden, hoe ik het met de Scheepenen en Vorster van DEURNE zal aanleggen, oft niet beeter was, dat die des noods na S’HAGE ontboden wierden, en oft alle de verklaringen, onder de hand off Geregtelijk moeten ingewonnen worden, het geene ik dan ten Eersten zal verrigten, hier nevens terug de laast aan mij toegesondene requeste antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partijen > van den Drost WIJCHGEL, en Haar Hoog Mog: Res: van 23 Januarij 1789 waar uijt soo veel te zien is, dat ik gelooff dat het den Drost hart te verantwoorden zal hebben voorts heb ik de Eer na Ootmoedige Dienst offerte, met alle respect en Eerbied te blijven. Hoog Edele Gest: Heer! U H:Ed.Gest.Zeer Gehoorz. Drossaar E.A. ROVERS.
AARLE den 12 Februarij 1789. P.S. Ik denk dat den Heere Stadhouder van ADRICHEM van het geval van Eene schaareslijper, en de dood van des zelfs vrouw alhier in de gepasseerde maand voorgevallen, behoorlijk kennis zal gegeeven hebben, aan U H.Ed.Gest.
d.d. 19-02-1789.
Missive. De Procureur Generaal van BRABAND.
Missive van E.A. ROVERS aan den Advocaat Fiscaal van BRABAND in dato 19 Febr. 1789.
Hoog Edele Gestr. Heer,
Ik heb de Eer provisioneel UH.Ed.Gestr. hier nevens te zenden, 1e de bewuste Calange van De Wed. PEETER van CALIS. 2e Copie dagement. 3e quitantie van den Drost WIJCHGEL, van de door De Wed. PEETER van CALIS betaalde boete tot ƒ 100. 0. 0 waar bij nog moet komen weegens betaald oncosten bij accoord, waar van geen quitantie gegeeven is, dog dat met getuijgen zal konnen, en moeten worden beweezen tot 44. 0. 0 4e Quitantie van de boete van JAN HENDRIK HENDRIKS tot 10. 0. 0 5e quitantie van de boetens van LAMBERT TEUNIS MARTENS en zijn huijsvrouw tot 20. 0. 0 6e quitantie van de boetens van D’wed. HENDRIK FRANS MARTENS en zoon 20. 0. 0 7e quit. Van de boete van WILLEM HENDK van de MOOSDIJK 20. 0. 0 8e Quitantie van de boetens van LEONARDUS PEETER JANSEN en zijn vrouw 20. 0. 0 9e quitantie van de boetens van WILLEM HENDRIKS en zijn vrouw 20. 0. 0 10e Quitantie van de boetens van HENDRIK OME en zijn meijt 20. 0. 0 11e quitantie der boete van de huijsvrouw van JAN HENDRIKS 10. 0. 0 Samen 284. 0 .0 Alle welke quitantien inhouden, dat zij die boeten hebben geincurreert ter zaake van ’t bijwoonen van een doodmaal, weegens het overlijden van PEETER van CALIS, gehouden binnen MEIJLL den 24e Junij 1788 en in sommige staat in de Herberg DE KEULSE KAR het geene geheel besijden de waarheid is, want D Wed. PETER van CALIS niet alleen verklaring geeven kan, dat zij op den 24 Junij 1788, nog te MEIJLL, in de Herberg genaamd DE KEULSE KAR, nog elders geen de minste doodmaal weegens de begravenis van haaren man, heeft aangesteld off gegeeven gehad, maar ook de voorn. Gasten, dat zij op die dag geen doodmaal over PEETER van CALIS aldaar of elders hebben bijgewoond, soo als den hospis en verdere van zijne aanhorige uijt DE KEULSE KAR te MEIJLL al meede die verklaaring wel zullen konnen geeven, dat er op die dag ’t voornd. doodmaal aldaar, ten huijse niet gehouden is, zoo dat ik alvoorens verder tot het inwinnen der verklaringen over te gaan, best geoordeeld heb, UH.Ed.Gestr. zulkx te melden en in Consideratie < = inzigt > te geeven off, men diergelijke verklaringen, sonder er meer bij te voegen, ook soude inwinnen, terwijl ik begrijp dat hij Drossard die boeten in allen gevalle op die voet, ten onregte ingevordert en genooten heeft, dog soo UH.Ed.Gestr. van contrarie < = tegenstrijdig > advies mogte zijn, denk ik onnodig te weesen, van de voorn. Gasten der doodmaal van de Wed. PEETER van CALIS verklaringen in te winnen, mits de voorn.de Calange, dagement, en Eijgenhandige quitantien van den Drossard verder alles bewijst uijtgenoomen, wat er op de doodmaal opgedist is geweest, ’t welk soo ik vermeen gehoord te hebben, Eene compleete Taaffel van alderleij Eeten geweest is, dog UH.Ed.Gestr. dient te weeten dat de doodmaal die ik hier door bedoel, door de Wed. PETER van CALIS aangerigt en door voorn.de gasten bijgewoond, gehouden is geweest den 25 Junij 1788 en niet den 24 Junij 1788 zooals mogelijk de verklaaringen bij den Drossard desweegens denkelijk ingewonnen, ter Secretarije van DEURNE ook valschelijk zullen luijden. Soo dra ik op deeze UH.Ed.Gestr. instructie vernomen zal hebben, zal ik met het inwinnen der verklaringen beginnen en ik twijffel niet off ik zal mettertijd in staat geraken, om zoo ten aanzien van deeze zaak, als van die over JAN PETER CLAASSEN, verdere genoegsaame bewijsen aan UH.Ed.Gestr. te konnen suppediteeren < = toereiken >. Om de verwondering van UH.Ed.Gestr. omtrent de Vorster van DEURNE die wel een broeder van de President aldaar is weg te neemen, moet ik UH.Ed.Gestr. melden, dat ik per gerugte te LIJSSEL gehoord heb, dat den Vorster als aanbrenger meede zijn aandeel van de boeten heeft genooten, en dat hij den Drossard zoude hebben aangezet, tot het poursuiveeren < = vervolgen; achtervolgen > dier zaken. Voor ’t overige kan UH.Ed.Gestr. staat maken, dat ik mij na den inhoude van UH.Ed.Gestr. geEerde van den 17 dezer zoo veel mij mogelijk is zal gedragen, en dat het gerequireerde omtrent de scharenslijper volgen zal. Soo onder het schrijven dezes, verneem ik dat Eergisteren een officier gend. MILJET die zig te DEURNE of daar omstreeks ophout, met zijn deegen den Drossard WIJCHGEL in zijn aangezigt zeer gequetst zoude hebben, en ook in zijn hand, om dat hij den deegen afkeerende in zijn hand gegrepen had, het schijnt dat hij wat verdient moet hebben, na vriendelijke saluatie < = begroeting >, heb ik de Eer met verschuldigde hoogachting te noemen, Hoog Edele Gestr. Heer! Aarle den 19 Febr. 1789. UH.Ed. Gestr Zeer Ootm. en D.V. Dienaar E.A. ROVERS. P.S. Na dat deeze geschreeven en nog niet afgesonden was, had ik occasie DHr. van HIJNSBERG Secretaris van AARLE te spreeken, die ik uijt naam van UH.Ed.Gestr. versogt om copie uijt de acte van Visitatie van het Dood Lichaam der Schaareslijpers Vrouw, als meede Copien van verdere gepasseerde actens over dat geval, waar op ik tot antwoord ontving dat hij sulkx nog niet gaff, dat hij eerst zig daar over moest bedenken off adviseren, in bij aldien hij ’t verpligt was, hij het dan geeven soude, waar op ik hem repliceerde, dat hij in vorige tijden DHr. van ADRICHEM als Gelaste van UH.Ed.GESTR. wel ouvetures < = inleidende voorstellen > van zaaken gegeeven had en toen geen swarigheid maakte, waarom hij sulx nu ook niet deede, zijn Ed. mij daar op Dupliceerde, dat hij zeer wel wist, dat er differenten tusschen UH.Ed.Gestr. en Den Heer Hoogschout te S’BOS waaren geweest, en dat hij eerst daar over aan D’Heer van ADRICHEM schrijven zal, ik heb gedagt dat aan UH.Ed.Gestr. tot desselfs narigt te moeten melden, Ondertusschen bespeur ik dat men het er op toelegt om, is’t mogelijk het Officie Fiscaal lastig te maken dat ik ook meede ontwaar word, dat nu het uijt koomt dat ik door UH.Ed.Gestr. werde geemployeert men mij met veragtelijke oogen beschouwt. En het soude mij niet verwonderen, dat ik ook vervolgd zal worden dog ik vertrouw in alle geval op UH.Ed.Gestr. mentien en protextie < = melding en bescherming >.
d.d. 01-03-1789.
Missive
De Procureur Generaal van BRABAND.
Missive van L. WIJECHEL aan E.A. ROVERS Inde 1 Maart 1789.
Wel Edele Heer De Heer ROVERS Secretaris der Heerlijkheden BEEK en DONK en LIESHOUT Te AARLE.
WelEdele Heer.
Ter rescriptie op UwEd. missive huijden ontfangen, dient in antwoord dat de twee gulden en 10 stuyver en een gulden en vijf van een kint onder de 16 jaaren welke van de NEERKANT te MEIJL werden begraeven aan mijn voorgaande Predecesteiuren < = voorganger > zijn betaalt en in navolginge van dien bij mij ontfangen en dit als nog kan bij voegen, dat nooijt geen van die luijden daar over heb aangesprooken om het bovengemelde aan mij te betaalen maar als een out gebruijk aan de Meester hebben overgegen te LIJSSEL in haast heb de Eed met haer veel agting mij te noemen. UW.Edele D.W. DIENAAR L. WIJCHGEL.
WelEdele Heer DEURNE 1 Maart 1789.
< Inlegvel >
Copie simpel.
WelEdelen Gestr. Heer!
WelEdelen Gestr. Heer,
Toen ik de Eer had Eergisteren bij U Wel. Ed. Gestr. te zijn had ik vergeeten te vragen, off U Wel Ed. Gest. mij niet konde informeeren, voor wie betaald word, en wie genoten heeft de ƒ 2.10. 0 van een heel lijk, en ƒ 1. 5. 0 van een halv Lijk der Lijken welke van de NEERKANT getransporteert zijn geworden na MIJLL, en aldaar begraven en aan wie die penningen Competeeren, U WelEd.Gest. zal wel de goedheijd gelieven te hebben, van mij zulkx met brenger deezes te willen melden, ten eijnde ik daar van na waarheid onderrigt mag zijn, in verwagting van dien heb ik de Eer mij te noemen, WelEd.Gest.Heer UWelEd.Gest. D.w. Dienaar geteekend E.A. ROVERS. AARLE 1 Maart 1789. (de superscriptie was) WelEdelen Gest. Heer, Den Heere L. WIJCHGEL Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL etc. etc. te DEURNE.
d.d. 03-03-1789.
Folio 58.
Verklaaring door JACOMINA RAAIJMAAKERS ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE.
VLIERDEN den 3e Maart 1789. De Procureur Generaaal van BRABAND.
Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0-18- 0 Passeeren ƒ 0-12- 0 Uitmaaken ƒ 0-18- 0 Officier voor Beëedigen ƒ 0- 7- 0 Secretaris voor Annoteeren van Eed ƒ 0- 6- 0 Scheepenen voor Vacatie en overstaan ƒ 0-12- 0 ------------- ƒ 3-13- 0
Pro Fisco. Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN Quartier van Peelland Meijerij van ’S-HERTOGENBOSCH JACOMINA RAAIJMAAKERS, Huijsvrouw van LAMBERT MARTENS oud ontrent 50 jaaren, woonende aan ’t BROEK, of MOOSDIJK onder de Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, dewelke ter Instantie en Requisitie van ’t Officie Fiscaal, van BRABAND, en Lande van OVERMAZE, voor de oprechte waarheid verklaard, waar ende waaragtig te weesen, dat sij op mondelinge Last van haare voorn.de Man, haar in ’t Laast van October of begin van November 1700 agt en Tagtig, sonder de presiesen dag onthouden te hebben, met en beneevens BALTHAZAR van SCHAIJK, Vorster van DEURNE en LIESSEL, voorsz. heeft begeeven, ten woonhuijze van den Heer Drossard WIJCHGEL, op den Casteele te DEURNE voorsz. en aldaar in Presentie en door tussenspraak van voorn.de Vorster aan gemelde Heere Drossard, van DEURNE en LIESSEL de Boete van tien gulden welke haar Comparante voorn.de Man, zouden hebben verbeurt ter sake denselve hadde bijgewoond het Doodmaal dat door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER CLAASSEN, op DE MOOSDIJK onder DEURNE en LIESSEL voors. woonagtig den 18 December 1700 seeven en Tagtig, te MIJL in de Herberg genaamt DE ZWAAN, was aangelegt en waar over haar comparante Man, door voorn.de Vorster van weegens gemelde Heere Drossard, mondeling was gecalangeert geweest, met eene somme van Negen gulden heeft afgemaakt en voldaan gehad, terwijl gemelde Heere Drossard daar mede genoegen nam, dog daar van aan haar Comparante, geen quitantie heeft gegeeven gehad. Eijndigende sij Comparante hier meede deese haare waare en oprechte verklaaringe geevende voor Reedenen van welwetenheid, als in den tecxt en heeft na duijdelijke voorleezinge, daar bij gepersisteert, en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden Soo waarlijk helpe mij God Almagtig afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUZELDONK President Scheepen Loco Officier ten overstaan van ANTHONIJ JAN GALLÉ en JELIS van HEUGTEN Scheepenen. Actum ten Raadhuijse van VLIERDEN den derden Maart 1700 negen en tagtig en hebben scheepenen boven genoemd de Minuten deezer Prothocllair beneeven de Comparante en mij ondergeschreeve subst. Secretaris, behoorlijk onderteekend. Quos Attestor A. RAMAER, Subst. Secrts.
d.d. 03-03-1789.
Folio 59.
VERKLAARING door NICOLAAS JAN PETER KLAASSENS. PETER JAN LAMBERS, en GOORT GOORTS Ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE.
VLIERDEN den 3 Maart 1789.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0 – 18 – 0 Passeeren ƒ 0 – 12 - 0 Uitmaaken ƒ 0 – 18 – 0 Voor ider Attestant die bijsonder Attesteert 1 – 4 – 0 dus behalve de Eerste nog 2e deponent ƒ 2 -- 8 – 0 3 Deponenten ƒ 1 – 1 – 0 Secretaris voor Annoteeren van de Eede ƒ 0 – 6 – 0 Scheepenen voor vacatie en overstaan ƒ 0 - 12 – 0
ƒ 6 – 15 – 0
Pro Fisco.
Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN Quartier van PEELLAND, Meijerije van S’HERTOGENBOSCH ondergenoemd NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN, oud circa 58 jaaren, PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren in Huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER KLAASSEN, beijde woonende op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheiden DEURNE en LIESSEL, Quariere van PEELLAND voorsz. en GOORT GOORTS, oud 57 jaaren, in huwelijk hebbende MARIA JAN PETER KLAASSEN Regerend Scheepen en Inwoonder des Dorps van MIJL, OOSTENRIJKS GELDERLAND dewelke ter instantie, en Requisitie van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE, voor de oprechte waarheid verklarent waar en de waaragtig te weesen, en wel de Twee Eerste in ordine Comparanten voornd. dat zij niet alleen met de ijuterste bevreemding hebben ondervonden dat zij beneevens haare Twee Broeders, HENDRIK en PETER JAN PETER KLAASSEN als kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER KLAASSEN, zonder eenige de minste aanmaning of waarschouwing op den 11 December 1700 agt en tagtig, schriftelijk met overleevering voor Ider een Copie Authorisatie, met onderstaande Acte van Exploict door den Vorster van DEURNE en LIESSEL voorsz. ter Instantie van den WelEdele Gest. Heer LODEWIJK WIJCGHEL Drossard der Evengemelde Heerlijkheeden, zijn gedagvaard geworden omme op woensdag den 14 Januarij 1700 Neegen en Tagtig des voormiddags ten Klokke Tien uuren te Compareeren ter Rolle, welke toen voor Heeren Scheepenen, derselve Heerlijkheeden zouden werden gehouden, ten eijnde aldaar te komen aanhooren sodanige Eijsch en Conclusie als ten daage dienende door of van weegens meer voormelde Drossard zoude werde gedaan over en ter saake van eene somme van Een en veertig guldens en ses stuyvers welke sij Comparanten nog schuldig soude sijn, van eene bij hun geincureerde < = opgelopen straf > Peenaliteijt < = strafwaardige boete > ter somme van Honderd guldens breeder vermeld bij Acte van Calangie op den 7 Julij jongstleeden door gemelde Vorster aan de Comparanten geexploicteert, maar ook dat sij comparanten nooijt sulks van voorn.de Heere Drossard hadden verwagt, doordien den Tweeden Comparant PIETER JAN LAMBERS voornt. korte daagen na het Insinueeren der voorsz. Acte van Calangie, aan alle de Comparanten heeft verhaald en betuijgt gehad dat hij volgens Last door de alle Erfgenamen JAN PETER KLAASSEN, aan hem gegeeven was geweest, bij voorn.de Drossard WIJCHEL aan deselfs wooninge te DEURNE voorsz. en dat hij toen aldaar met gemelde Drossard over de voorn.de Boete van Honderd gulden hadde geaccordeert in deser voege dat desweegens souden werden betaalt, eene somme van sestig guldens, dog dat hij zeijde maar agt en vijftig guldens veertien stuyvers bij zig te hebben, gemelden Drossard daar meede genoegen genoomen had en welke agt en vijftig guldens veertien stuyvers, hij Tweede Comparant toen aldaar ook aan gem. Drossard contant hadde betaalt, dat hij ook Quitantie hadde verzogt, dog dat gem. Drossard sulks aan hem hadde geweijgert, terwijl de Huijsvrouw van voorn.de Drossard, daar bij sijnde, hadde gezegd, dat den Drost daar van geen quitantie kost geeven, want hij daar door in Lijden zouden komen, om dat hij de volle boete niet nam, en dat hij Tweede Comparant genoodsaakt was geweest zonder Quitantie te vertrekken. Voorts verklaaren alle drie de Comparanten dat sij hun beneevens haare voorn.de Twee Broeders met de voorsz. dagemente verleegen vindende, en niet tegen den gemelden Drossard zoekende te Procedeeren, onderling hebben besloten gehad, en al wederom gem. Drossard te vreeden te stellen en te Contenteeren, te eijnde maar van hun af te zijn, en dan desweegens van hem quitantie te neemen. Weijders verklaaren de Tweede en Derde Comparanten afsonderlijk dat sij hun daar op den 14 Januarij 1700 Negen ten Tagtig voornoemd, des voormiddags na de Raadkamer te DEURNE begeeven hebbende en daar aangekoomen zijnde, den Tweeden Comparant PETER JAN LAMBERS, maar alleen in deselve Raadkamer aldaar is gegaan terwijl den derden Comparant GOORT GOORTS daar buyten bleev. Ende verklaart den Tweeden Comparant PETER JAN LAMBERS voornd. separaat < = afzonderlijk >, dat aan hem in de voors. Raadkamer, door de Hr. Secretaris van DEURNE en LIESSEL voorschr. iets aangaande de voors. zaak is voorgeleezen geworden, en dat de Procureur SCHOONDERMARK daar op aan hem Comparant vroeg of hij ook iets op de Rol te zetten had, dat hij Comparant daar op heeft geantwoord, dat hij het loopen moey was, en dat hij betalen zouden, maar dat hij Drossard slegt met hun gehandeld had, om dat hij eerst met hun geaccordeert had, en hij Drossard ook zoo betaald was, en nu wederom door hem aangedaan wierden, tellende hij Comparant aldaar op de Tafel Een en veertig gulden ses stuyvers, waarop voorn.de Drossard tegens hem Comparant seijden, nu moet gij de Procureur nog te vreeden stellen, dat hij Comparant daar op heeft geantwoord, dat hij geen kosten gemaakt had, en dat hij dagt ook geen kosten verschuld te zijn, dog soo het met een Bagatel te doen was, dat hij zulks dan geeven souden om er maar van af te zijn, zulke of diergelijke woorden in substantie dat daar op geantwoord is, geworden, dat men aan het Huijs van voorn.de Drossard zoude gaan, om te zien of men daar konde Accordeeren, waar op hij Comparant zijn geld wederom heeft opgenoomen, en daarmeede de Raadkamer is uitgegaan. Verders verklaaren de voornoemde PETER JAN LAMBERS en GOORT GOORTS, Tweede en Derde Comparanten alnog dat sij te dier tijd vervolgens met voorn.de Drossard, en Procureur zijn gegaan na de woonhuijsing van Gemelde Drossard, en aldaar in een kamer gekoomen zijnde zij Comparanten met voorn.de Drossard en Procureur weegens de voornoemde gevorderde onkosten hebben geaccordeert gehad, voor vijf en Twintig guldens voor de nader gevorderde restant boete, aan voorn.de Drossard hebben betaald, dog dat voor de voldoening der gemelde vijf en twintig gulden, onkosten Borg bleev JAN NOOIJEN ook wel genaamt JAN van HOOF Scheepen te DEURNE en LIESSEL, voorsz. die toen aldaar meede Present was, en waar meede voornoemde Drossard genoegen nam, en aan hun Comparanten quitantie gaf. Verklaarde den Tweeden Comparant, PETER JAN LAMBERS in ’t bijsonder nog, dat hij deselve vijf en twintig gulden naderhand aan voorn.de Scheepen JAN van HOOF heeft betaald gehad, en dat ten tijde, plaatse en in presentie voorsz. bij het betaalen der voorn.de gevorderde Restant boete, den gemelde Drossard tegen hem Comparant nog heeft gesegt nu moet gij ook nog boete geeven voor uw en uw vrouw, weegens het bijwoonen van de Doodmaal van PETER van CALIS dat hij Comparant daar op heeft geantwoord daar weet ik niet af, dog dat voorn.de Scheepen JAN van HOOF hem Comparant aanraade, om er zig maar af te maaken, hij Comparant als niet tegen voornoemde Drossard zoekende te procedeeren zig daar toe heeft laaten overhaalen, zeggende hij Comparant daar op tegen gemelde Drossard dat hij hem dan vijftien gulden zouden geeven, dat gemelde Drossard en JAN van HOOF daar op buyten de kamer zijn gegaan, en gemelde Drossard en JAN van HOOF wederom binnen gekoomen zijnde hij Tweede Comparant met voorn.de JAN van HOOF buijten de kamer gegaan zijnde alwaar voorn.de JAN van HOOF tegens hem Comparant seijde, dat het daar voor, meenende de geboode vijftien gulden, gaan souden, en dat den Drossard daar, meede genoegen soude neemen maar dat hij zulks moest stilswijgen, soo als de Hospesen of Waarden in de Respectieve Herbergen, te MIJL gewoon zijn daar voor te Reekenen, ontrent vijf stuyvers Hollands van Ider persoon, en dat de voorsz. Maaltijd ordentelijk zonder eenige buytenspoorigheeden is gehouden geworden. En eijndelijk verklaaren alle de Comparanten, alnog dat er op de uithoeken het digste bij MIJL geleegen, gent. DEN HEIJDRIK, DE MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK ook wel bekent onder de naam DE NEERKANT, alle gehoorende onder DEURNE en LIESSEL voorsz. tans circa vijf en twintig Huijsen sijn, waar van de Inwoonders komende te overlijden van vorige tijden af, soo lang het de Comparanten geheugd, onder betaaling van eene Recognitie < = erkentenis > van Twee Gulden Tien Stuijvers, van een heel Lijk, en eene gulden vijf stuyvers voor een half Lijk, gelijk sij Comparanten altijd gehoord hebben, voor den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL van daar na MIJL voorsz. zijn getransporteert aldaar begraaven, en sommige doodmaalen gehouden, en dat sij te MIJL voorsz. nog hebben bijgewoond, de Begraavenissen en Doodmaalen van haaren Oom WILLEM PETER KLAASSEN, en den Tweeden en Derden Comparant nog de begraavenis en Doodmaal van haar Moeder MARIA van BREE Huijsvrouw van PETER KLAASSEN zijnde wel ruijm vijf en twintig jaaren geleeden, als voorsz. onder de Jurisdictie van DEURNE en LIESSEL, gestorven en na MIJL getransporteert, zonder dat sij Comparanten onthouden hebben den tijd wanneer die Doodmaalen gehouden zijn geweest, dog wel te weeten dat sulks eenige daagen na’t overlijden van deselve is geschied en dat sij geensins door den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL ooijt daar over zijn aangesprooken, veelmin becalangeert maar dat sij Comparanten op den voet voormeld de Doodmaalen te MIJL rust en vreedig zonder naderhand daar over bemoeijlijkt te worden, hebben bijgewoond, en dat zij ook nooijt anders geweeten hebben, of mogten zulks gerust doen als de voorsz. Recognitie maar betaald was, en dat dan ook nooijt voor soo ver zij Comparanten weeten door den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL daar teegen is gevigeleert < = gewaakt > geweest nog eenige Boeten, des weegens gevraagd of gesustineert < = aan gehouden > gehad. Eijndigende sij Comparanten hier meede Ider hunne voorschr. waare en oprechte verklaaringen Geevende voor Reedenen van welwetendheid als in den Tecxt hebben na Duijdelijke voorleezingen daar bij gepersisteert en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden Soo Waarlijk helpe Mij God Almagtig afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUSELDONK President Schepen Loco Officier ten overstaan van ANTHONY JAN GALLÉ en JELIS van HEUGTEN Scheepenen. Actum ten Raadhuijze van VLIERDEN den derden Maart 1700 Neegen en Tagtig. En hebben Scheepenen bovengenoemd de Minuten < = ontwerp > dezer prothocollen beneevens de Comparanten, en mij ondergeschreeve Subst. Secretaris behoorlijk onderteekend. Quod Attestor A. RAMAER, Subst. Secrs.
Bijlage. ( los blaadje )
Bekenne ik ondergeschreven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ten vollen vodaan te zijn van PETER JAN LAMBERS en Zijne huijsvrouw sodanige boete als dezelve hebben geincasseert wegens het bijwonen van een doodmaal door het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vierentwintigsten Junij des geerden jaare Seventien hondert agt en tigh en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden. Actum DEURNE den veertienden Januarij Seventien hondert negen en tagentigh. L. WIJCHGEL.
d.d. 03-03-1789. Folio 62.
Verklaaring door MARTEN van CALIS, PETER JAN LAMBERS en GOORT GOORTS ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE. VLIERDEN den 3 Maart 1789. De Procureur Generaal van BRABAND.
Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0-18- 0 Passeeren ƒ 0-12- 0 Uitmaaken ƒ 0-18- 0 voor ijder Attestant die bijsonder attesteert 1- 4- 0 dus behalve de eerste nog 2 Deponent ƒ 2- 8- 0 3e Deponent ƒ 1- 1- 0 Secrs. Voor Annoteeren van de Eeden ƒ 0- 6- 0 Scheepenen voor vacatien en overstaan ƒ 0-12- 0 -------------- 6-15- 0 Pro Fiscaal.
Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN, Quartier van PEELLAND Meijerije van ’s-HERTOGENBOSCH ondergenoemd, MARTEN van CALIS, zoone van nu wijlen PETER van CALIS oud circa 33 jaaren, PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren, beijde woonende op DE MOOSDIJK of NEERKANT onder de Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND voorsz. en GOORT GOORTS, oud 57 jaaren, Regeerend Scheepen en Inwoonder des Dorps van MIJL OOSTENRIJKS GELDERLAND dewelke ter instantie en Requisitie, van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE voor de suyvere waarheid verklaaren waar ende waaragtig te weesen en wel Eerstelijk den Eerste in ordine Comparant MARTEN van CALIS voornt. dat des Comparants vader PIETER van CALIS voormeld op DE MOOSDIJK voorsz. overleeden zijnde het doode lichaam van denselven van daar is getransporteert geworden, na MIJL voorsz. en dat van weegens zijne voorn.de Comparants Moeder, volgens oud gebruik eene Recognitie is betaald van Twee gulden Tien stuijvers voor den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL en daar nog boven seeven stuijvers Luijgeld < = geld voor het luiden van de doodklok > aan de koster van LIESSEL voornt. en wijders dat zijne moeder de Wed. PETER van CALIS, na ’t overlijden en Begraaven van des Comparants voorn.de Vader PETER van CALIS, op den vijf en twintigsten Junij 1700 agt en tagtig, binnen de voorsz. Dorpe van MIJL in de Herberg DE KEULSE KAR aan haare Familie en goede vrinden heeft gegeeven gehad een Maaltijd welke den Tweede Comparant soo als deselve meede verklaaren met meer andere Persoonen heeft bijgewoond en dat op die Maaltijd aan haar Comparanten soo als zij Comparanten vermeenen, is voorgeset geworden Pottazie vlees Lepelkost Booter en Broot, of Dergelijk eeten zonder allen ’t zelven precies meer te weeten, of onthouden te hebben. En verklaarde den Eerste Comparant dat hij voor zijne voorn.de Moeder desweegens heeft betaald soo als de waarden in de Herbergen te MIJL gewoon zijn daar voor te Reekenen ontrent vijf stuijvers Hollands, van ider Persoon, en dat dezelve Maaltijd ordentelijk zonder eenige buijtenspoorigheeden is gehouden geworden. Verklaarde hij Comparant voorts dat zijne Moeder de Wed. PETER van CALIS, op den 28 November 1700 Agt en Tagtigh volgens schriftelijke Authorisatie van den Heere LODEWIJK WIJCHGEL, Drossard der voorsz. Heerlijkheeden door den Vorster van DEURNE en LIESSEL is Becalangeert en gemulcteert < = beboet > geworden, in een boete van Een hondert gulden, welke zij Comparanten ingevolge Haar Hoog Mog. Placaat van den 2e Maij 1731 zouden hebben geincureert ter saake dat zij ter occasie der Begraavenis van haaren voorn.de Man, of eenige weijnige daagen voor of na die begraavenis een Doodmaal zouden hebben aangesteld of gedaan aanstellen en daar op getracteert verscheijde persoonen, geen directie in voorsz. sterfhuijs hebbende, dat des Comparants voorn.de Moeder al verder op den 11e December 1700 Agt en Tagtig door voornoemde Vorster ter Requisitie van gem. Heere Drossard is gedagvaard geworden, om op Woensdag den 14e Januarij 1700 Negen en Tagtig des voormiddags de Klokke Tien uuren te Compareeren ter Rolle, welke toen voor Heeren Scheepenen der voorsz. Heerlijkheeden souden werden gehouden en aldaar te aanhooren sodanigen Eijsch en Conclusie als door of van weegens welgemelde Heer Drossard, zouden worden gedaan en genomen, over en ter saake, van de voorsz. Boete welke des Comparants voors. Moeder souden hebben Geincurreert. Dat hoezeer hij Comparant vermeende om Reedene, het een oud gebruijk was dat de doode Lichaamen, na MIJL getransporteert, aldaar begraaven en van sommige doodmaalen gehouden sijn, en dat hij nooijt iets van calangie desweegens gehoord had, zijn voorn. Moeder ook daar voor geen boeten verschuld was, egter uit vreese om tegen voornoemde Heere Drossard te moeten Procedeeren, hij Comparant met zijne voorn.de Moeder heeft afgesprooken om deeze zaak af te maaken en voorn.de Heer Drossard maar te vreeden te stellen, en te voldoen, en dat hij Comparant volgens die afspraak zig op meergem. Woensdag den 14 Januarij 1700 Negen en Tagtig des voormiddags in de Raadkamer van DEURNE voorschr. heeft begeeven gehad, dat toen aldaar door den Heer Secretaris, in Presentie van Heeren Scheepenen iets aangaande deselve zaak aan hem Comparant is voorgeleezen, en dat aan hem Comparant is gevraagd geworden of hij ook iets op de Rolle te zetten had, dat hij daar op heeft gezegt, of het beweezen konde worden, dat zij de getuijgen zoude brengen, waarop den Procureur SCHOONDERMARK aldaar meede present antwoorde, daar hebben wij nog tijds genoeg toe, wij konnen er eerst nog wel Honderd gulden op laaten loopen, dat hij Comparant vervolgens, op het aanraaden van voorn.de Heeren Scheepenen, uit hoofde van vreese voor groote kosten, en om in geen proces te komen zig van daar na de woonhuijsinge van voornoemde Heere Drossard heeft begeeven gehad om de zaak uit de weereld te maaken. En eijndelijk verklaaren allen de Comparanten, te samen, dat zij op den voorn.de 14 Januarij 1700 Negen en Tagtig, des voormiddags zijn geweest ten Huijse van voorn.de Heer Drossard WIJCHGEL en dat toen aldaar den Eersten Comparant MARTEN van CALIS voor zijne voorn.de Moeder met gemelde Heere Drossard WIJCHGEL en Procureur SCHOONDERMARK aldaar present zijnde weegens gevorderd onkosten ter saaken voorsz. heeft geaccordeerd gehad voor vier en veertig guldens welkes den Scheepen JAN NOOIJEN ook wel genaamt JAN van HOOF aldaar meede present gekomen zijnde, aannam om aanstonds aan zijn Huijs te gaan haalen, en voor hem Comparant te verschieten en te betaalen en dat gem. Heer Drossard aan hem Comparant eenige dagen uitstel gaf om de voorz. gevorderde Boeten van Hondert guldens, te betaalen zijnde voor hem Comparant desweegens mondeling Borg gebleeven den voorn.de Scheepen JAN van HOOF en BALTHAZAR van SCHAIJK, Vorster van DEURNE waar meede de voorsz. Drossard genoegen nam. Verklaarende den Eersten Comparant MARTEN van CALIS in ’t bijsonder nog dat hij niet alleen voor zijne voornoende Moeder de gemelde geëijschte Boete van Honderd guldens op den 22e Januarij 1700 Negen en Tagtig, onder quitantien aan voorn.de Heere Drossard heeft voldaan, maar ook naderhand de gem. vier en veertig gulden weegens de onkosten aan de zoon van voorn.de JAN van HOOF om aan zijn vader ter handen te stellen, welke toen niet T.Huijs was heeft gegeeven en voldaan gehad. Eijndigende sij Comparanten, hier meede haare voorsz. oprechte verklaaring geevende voor Reedenen van welwetentheid als in den Tecxten hebben ider bij haar voorsz. verklaarde gepersisteert, en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden, Soo waarlijk helpe mij God Almagtig, afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUSELDONK President Scheepen Loco Officier, ten overstaan van ANTHONY JAN GALLÉ, en JELIS van HEUGTEN Scheepenen. Actum ten Raadhuijse van VLIERDEN den derden Maart 1700 Neegen en Tagtig, en hebben Scheepenen bovengenoemd de Minuten dezer Prothocollair beneevens de Comparanten, en mij ondergeschreeve Subst. Secretaris behoorlijk onderteekend. Quos Attestor. RAMAER, Subst. Secrs.
d.d. 05-03-1789.
Verklaaring voor Het Officie Fiscaal in dato 5e Maart 1789 Asten. De Procureur Generaal van BRABAND.
Pro Fisco. Compareerde voor Schepenen der Heerlijkheid ASTEN ondergenoemt, JAN WIJNANDS, Koster en Schoolmeester te LIESSEL, denwelke ter instantie en Requisitie van het Officie fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMAZE, voor de opregte waarheid verklaart, waar en waaragtig te weesen, dat hij Comparant bij het aanvaarden van sijne voorsz. Ampten, als koster en Schoolmeester van LIESSEL voorsz. in den jaare 17C agt en seeventig, door de Erfgenamen van sijnen Praedecesseur < = voorganger > maar alleen één doodboekje aan hem is ter hand gestelt, waar in maar eenige weijnige dooden van de jaaren 17C ses en seeventig en 17C seeven en seeventig waaren aangetekent, sonder dat een Ouder of ander Doodboek aan hem Comparant bekent is; en dat hij Comparant seer wel weet, dat de Personen, die op DE MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK, ook wel bekendt onder de naam van DE NEERKAND, mede gehoorende onder LIESSEL voorsz., seedert dat hij Comparant koster en Schoolmeester voorsz. is geweest, sijn gestorven, en van daar naar MEIJLL, OOSTENRIJKS GELDERLAND sijn getransporteert en begraven, (so als aan hem Comparant is gesegt) aan hem Comparant zijn opgegeven, en welke hij op het Doodboek heeft aangeteekent, bestaan in de navolgende. 1778. Den 20e Maart een kind van PEETER LAMBERS. Denselven dito een kind van LID PETER LAMBERS. Denselven dito een kind van PETER PETER LAMBERS Den 31e dito nog een kind van PETER PETER LAMBERS Den 19e Meij MARIA LAMBERS Den 29e October ANNA VERHAGEN Den 8e December een kind ven MARCELIS CEELEN. 1779. Den 4e April een kind van HENDRIK FRANSSEN. Den 6e dito PEETER HIKSPOOR. 1780. Den 2e September ARNOLDUS SLAATS. 1781. Den 17e Januarij FRANS MARTENS Den 22e dito HENDRIK FRANS MARTENS Den 10e Februarij, de Vrouw van JACOBUS van der STEEN Den 30e dito, een kind van LID PETER LAMBERS Den 22e September een kind van HENDRIK HENDRIKS Den 24e dito een kind van HENDRIK FRANS MARTENS Den 25e dito, een kind van JAN LAMBERT LENSEN Den 29e dito JAN van TRICHT Denselven dito, een kind van HENDRIK FRANS MARTENS Den 5e October, een kind van LID PETER LAMBERS Den 12e dito, een kind van HENDRIK VERHEIJEN. 1782. Den 25e Maart, de Vrouw van JAN LENSEN. Den 19e Julij MARIA TEUNIS MARTENS Den 20e December LEENDERT TEUNISSEN. 1783, Den 6e Januarij HENDRIK HENDRIKS Den 8e September een kind van HENDRIK HENDRIKS Den 14e dito, een kind van WILLEM HENDRIK HENDRIKS Den 18e dito, een kind van HENDRIK HENDRIKS 1784. Den 16e Februarij een kind van JAN BERKERS 1785. Den 21e Augustus MARTEN TEUNISSE. 1786. Den 27e Junij WILLEM PEETER CLAASSEN. 1787. Den 3e December JAN PETER CLAASSEN Den 20e dito de Vrouw van JAN BERKERS 1788 Den 18e Maart een kind van HENDRIK HENDRIKS van DE MOOSDIJK Den 14e Junij PEETER van CALIS.
Voorts verklaard den Comparant, alnog dat, so lange hij koster en Schoolmeester voorsz. is geweest, aan hem is betaalt geworden, voor den Heere LODEWIJK WIJCHEL Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL van ieder Persoon, welke als voorsz. aan DE NEERKANDT sijn overleden, en na MEIJLL voornt. getransporteert en begraven, te weeten van een Heel lijk een recognitie < = een erkentenis > van twee gulden en tien stuyvers, en van een half lijk eene gulden en vijf stuijvers, en sulx door of van weegens de Erfgenamen van JAN PEETER CLAASSEN, aan hem Comparant, ten behoeve van gemelde, Heere Drossard is betaalt, de Recognatie van het Lijk van haaren Vader JAN PEETER CLAASSEN, en van weegens de Wed. PEETER van CAALIS, insgelijks twee gulden en tien stuijvers van het Lijk van haaren voorn. Man, welke alhier te LIESSEL niet, maar te MEIJLL voorsz. sijn begraven geworden. En dat den Comparant alle Recognitiën, welke hij in voege voormelt, voor gesegde Heere Drossard heeft ontfangen gehad, van tijd tot tijd aan denselven ter goeder trouwe heeft ter hand gestelt en betaalt, sonder daar van quitantie genomen of aanteijkening gehouden te hebben, dog, dat gemelde Heere Drossard nu onlangs aan den Comparant heeft laaten weeten, dat hij van de Erfgenamen der Lijken, aan de NEERKAND voorsz., in het toekomende geen geldt moest ontfangen, maar aan sodanige Personen moest seggen, dat sij selfs bij hem Drossard moesten komen. Eijndelijk verklaard hij Comparant nooijt gehoord te hebben, dat den voorn. Heere Drossard eenige boeten heeft gevordert, of actie geinstitueert, ter saake van Doodmaal, welke ter gelegenheid van het overlijden of begravenis van voorsz. Lijken, door ingesetenen van DEUREN en LIESSEL tot MEIJLL voorsz., soude sijn gegeven en bijgewoont. Eijndigende hij Comparant hier mede sijne Opregte verklaaring, gevende voor redenen van Welwetendheid als in den text, en heeft naer duijdelijke voorleesing, daar bij gepersisteert en de waarheid van dien bekragtigt, met de woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig, afgelegt aan handen van de Heer JACOBUS LOSECAAT Drossard, ten overstaan van LEENDERT van RIET en JOHANNIS PIETER FEITH Schepenen. Op heeden ter Raad Camer binnen Asteb den vijfden Maart 17C negen en taggentig. De minute deses is ten Prothocolle behoorlijk onderteekend. Quod Attestor A. v. NOUHUIJS Subst. Secrs.
d.d. 11-03-1789.
Missive. De Procureur Generaal van BRABAND.
Hoog Edele Gestrengen Heer,
Tot supplement < = vulliing > der bewijs stukken, omtrent de zaak over het Doodmaal van PEETER van CALIS gaat hier neevens Eene verklaring van MARTEN van CALIS, PEETER JAN LAMBERS, en GOORD GOORDS den 3 deezer te VLIERDEN gepasseert als meede Eene quitantie dat ten vollen is voldaan, de boete van PEETER JAN LAMBERS en zijn huijsvrouw aan een verklaring hier na 1e over te leggen, vast gemaakt, op ’t verklaarde tot daar voor 15 Gulden is betaald. Voorts heb ik de eer UH. Ed.Gest. meede hier neevens te laaten toekoomen de verdere bewijsstukken weegens de zaak van Doodmaal van De kinderen en Erfgen. Van JAN PEETER CLAASSEN, Namentlijk 1e Eene verklaring van NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, PEETER JAN LAMBERS en GOORD GOORDS, gepasseert te VLIERDEN den 3 deezer. 2e vier Copie Dagementen in voors. verklaring vermeld over Restant boete van ƒ 41”6”0. 3e quitantie van de volle boete van de kinderen JAN PEETER CLAASSEN, in houdende ƒ 100. 0 . 0 dog sijnde voldaan volgens verklaring van PEETER JAN LAMBERS, den 2e December 1788 te HELMOND gepasseert bevorens overgesonden ƒ 58.14. 0 En volgens verklaring van den selven, en GOORD GOORDS hier voor 1e vermeld 41. 0. 0 99.14. 0 En weegens onkosten der voors. nader gevorderde restant boeten in laastgend. verklaring gementioneert 25. 0. 0 4e quitantie van de Boete en costen van WILLEM HENDRIK HENDRIKS en zijn huijsvrouw 20.18. 0 5e Eene quitantie van vijftien persoonen, die als gasten op ’t voors. doodmaal zijn geweest, weegens boeten en Costen samen 156.15. 0 6e Eene verklaring van JACOMIJNA RAAIJMAKERS den 3 deezer te VLIERDEN gepasseert, weegens de afgemaakte en Betaalde boete van haar man LAMBERT MARTENS 9. 0. 0 311. 7. 0 Wanneer nu hier nog bij Koomt de betaalde boete en Oncosten van JAN VRIENDS en JAN VENNEMANS volgens hunne verklaring den 3e December 1788 te AARLE RIXTEL gepasseert, en beneevens quitantien daar van bevoorens al overgesonden tot 34. 0. 0 Soo bedraagd alles dat van deeze zaak is betaalt ƒ 345. 7. 0 7e Eene verklaring van JAN WIJNANDS den 5 deezer te ASTEN gepasseert. 8e Een missive van den Drossard WIJCHGEL dato 1e Maart 1789. Ik zoude nog gaarne verklaringen ingewonnen hebben van meer doodmalen omtrent voorige begravenissen van ingeseetenen van de NEERKANT te MEIJLL gehouden, welke begravenissen uijt de verklaring van de Coster JAN WIJNANDS te zien zijn hebbende de erfgen. van alle die maar iets vermogend waaren te MEIJLL doodmaalen gehouden, dog de Luijden die swijgen, en soeken daar van geen verklaring te geeven. Soo ik hoor uijt vreese, dat soo de saak aan de zijde van ’t Officie Fiscaal eens qualijk mogt uijtvallen, den Drossard dan gebruijk van sulke verklaringen zoude maken, en hun dan ook nog soude Calangeeren en boete vorderen, indien UH.Ed.Gest. egter zodanige verklaring nog geliefde te hebben, dan soude in zulkx Probeeren bij den Hospesen te MEIJLL uijt welkers verklaringen, dan mogelijk zal blijken, welke personen van DE NEERKANT al op die begravenisse zijn geweest, die men dan ook tot het geven van verklaringen soude konnen Constrengeeren < = dwingen >, ik ben onderrigt geworden, dat MIJLL OOSTENRIJKS GELDERLAND, en niet OOSTENRIJKS BRABAND is, soo dat men van den beginnen aff, daar omtrent abuijs gehad heeft, ik wenschte ook wel onderrigt te worden, of ik de jura der ingewonne verklaringen aan de respective Secretarissen ook moet betalen, dan off zij daar meede moeten wagten tot dat de zaak geEijndigd is, van de Gasten op de doodmalen heb ik geen verklaringen ingewonnen, om dat er verschijde van niet thuijs waaren, en het mij ook voorquam, dat die tog niets anders konde verklaren als uijt de quitantien is te zien, zoo UH.Ed.Gest. dezelve nogtans nodig oordeeld, zal ik die inmediaat gaan inwinnen. Ik heb te LIJSSEL gehoord, dat Dhr. Pensionaris BOWIER te S’BOSCH, Advocaat van den Drossard is, en dat DH. Stadhouder van ADRICHEM meede werkt voor den Drossard, dat die aan de vorster van DEURNE gezegt zoude hebben, dat de Drossard de Recognitiën van de dooden, die buijten s’Lands begraven werden gerust kon, en mogt trekken, want dat hij er als stadhouder ook wel trok van de Lijken die, van de Staten Dorpen, op het brabands getransporteert en begraven wierden, wat hier van zij en waar zulkx meer geschied, is mij onbekend, laastgemelde Heer Correspondeert, ook sterk met Den Heer van HELMONT, ende vorster van DEURNE, is dikwils, op ’t Casteel van HELMONT. Ik hoop maar dat deeze zaak zoo mag uijtvallen, dat des gerestitueert zullen moeten worden, het geene teegens de gedagten van veele zoude zijn, soo door mij nog iets verder verrigt moet worden gelieft maar te schrijven. UH.Ed.Gest. veel geëerde van den 6 deezer, is mij ook wel geworden, ik kan meede niet begrijpen, op wat fundament Scheepenen van AARLE RIXTEL UH.Ed.Gest. de gerequireerde informatien wijgeren, denkelijk zal den Hr. Stadhouder bij den Heere adviseur van Scheepenen, daar wel toe gecontribueert hebben, en het is te beklagen, dat Scheepenen, op het advies van een Advt. Maar voortgaan, Ondertusschen wanneer deeze weijgering kan geschieden, en moet doorgaan, zal ’t zelve tot een voorbeeld aan andere verstrekken, en dan is er voor ’t Officie Fiscaal in ’t vervolg niets anders te wagten als refuus < = wijgering > op refuus, soodanig dat het onmogelijk zal weesen het regt van de hoge overigheijd waar te neemen. Ik blijf er nog bij dat ik gelooff, dat men zig er op toelegd, om het Officie Fiscaal lastig en moeij te maken, ten minsten veel demarches < = stappen ondernemen > lijkenen er sterk na, voorts heb ik de eer mij verder in UH.Ed.Gest. Protectie te recommandeeren < = aanbevelen >, en met bijsonderen hoogagting te blijven. Hoog Edele Gestrenge Heer AARLE den 11 Maart 1789. UH.Ed.Gest. Ootm. En Gehz. Dienaar E.A ROVERS.
d.d. 23-04-1789.
Articulen omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL beschreeven in persoon.
ARTICULEN en niet aan een ander zeggen en dat voor de voldoening der kosten, voornoemde JAN van HOOF Borg is gebleeven, en aan welke JAN van HOOF hij Comparant naderhand de vijftien guldens ook heeft betaald gehad en dat nog naderhand aan hem Comparant een quitantie is ter handen gesteld, inhoudende dat voorn.de Drossard bekend ten vollen van de voorsz. boetens voldaan te zijn, zonder de som met hoeveel daar bij uit te drukken. Voorts verklaaren allen de Comparanten dat de maaltijd welke sij na het overlijden en begraaven van haaren voorn.de Vader binnen MIJL voors. in de Herberg genaamt “DE ZWAAN”, op den 18 December 1700 Zeven en Tagtigh aan haare goede vrienden hebben gegeeven, en welke sij Comparanten meede onder anderen hebben bijgewoond gehad, heeft bestaan in pottagie, vlees, leepelkost, Booter en Broot, en diergelijke spijs, zonder allen ’t zelve meer precies te weeten of onthouden te hebben, en dat sij daar voor hebben betaald
< En zo wordt dit document abrupt beëindigd>.
Ongedateerd.
Pro Fisco.
Relateere ik ondergeschreve Deurwaarder van den Edelen Mogende Raade en Leenhove van BRABAND en Lande van OVERMAZE residerende te S’BOSCH, dat mij op den veertiende April 1700 Negen en tagtig vervoegd tot DEURNE Quartier van PEELLAND, Meijerije van S’BOSCH aan en ten woonhuijse van den Wel Edelen Gestrengen Heer L. WIJCHEL Drossaard der Heerlijkheijd DEURNE en LIESSEL, en bij absentie van den zelve Heer L. WIJCHEL aan desselve huijsvrouw MARIA MAGDALENA WIJCHEL geboore ABINCK uijt Naam en van wegens den Hoog Wel Geboore Gestrengen Heer & Mr. H.I. van OLDENBARNEVELT genaamd WITTE TULLINGH Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van BRABAND, geregtelijk geëxploicteerd eene besloote Missive houdende Adodres Erntreste Vrome Discrete L. WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheijd DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND, te DEURNE Meijerije van S’BOSCH, en verzegeld met het zegel van welgemelde Raade waar op aan mij ten andwoord gav: mijn Man is niet tuijs maal zal hem de Brief overgeeven. Actum et Datum ut Supra, A. ORMI, Deurwaarder.
d.d. 23-04-1789.
Articulen. Omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL Beschreeve in persoon.
Pro Fisco.
Articulen gedaan maken en aan de Edele Mogende Heeren Mrs. NICOLAAS WILLEM HARTMAN en DANIËL JAN STEIJN PARRÉ Raaden in den Edelen Rade en Leenhove van BRABANT ende Lande van OVERMAZE als Commissarissen overgegeeven, uijt den naam ende van weegens den Procureur Generaal van BRABANT ende voorschreven Landen Impetrant van brieven van Beschrijving in persoon. Omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCCHEL, Drossard van DEURNE en LIESZEL beschreeven in persoon, te vragen. Art. 1. Des beschreevens naam, ouderdom, ampt of bediening en woonplaats? Zegt genaamd te zijn LODEWIJK WIJCCHEL, oud aanstaande Maij vier en sestig jaar, Drossard van DEURNE en LIESSEL en woonende aldaar. Art. 2. Of aan hem Beschreeven is bekend geweest JAN PEETER CLAASSEN gewoond hebbende en overleeden op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheid LIESSEL? Zegt Ja. Art. 3. Of niet de gemelde JAN PEETER CLAASSEN in het begin van den maand December des Jaars 1787, reeds is komen te overlijden? Zegt Ja. Art. 4. Of het lijk van den gemelden JAN PEETER CLAASSEN niet op den 7e December des gemelden Jaars 1787 te MEIJLL is ter aarde besteld? Zegt Ja. Art. 5. Of het gemelde Dorp MEIJLL niet is geleegen onder het gebied van Zijne Keijzerlijke Koninglijke Majesteit? Zegt Ja. Art. 6. Of de kinderen en Erfgenamen van gemelden JAN PEETER CLAASSEN, alvorens het lijk van hunnen overleeden Vader derwaards te Transporteeren, daartoe niet de permissie van hem beschreeven in zijne voorschreeven qualiteit hebben verzogt & bekomen? Zegt dat het Lijk derwaarts is getransporteert volgens oud gebruik sonder daar toe permissie van hem beschreevene te hebben gevraagd. Art. 7. Of de gemelde kinderen en Erfgenamen aan den koster der Heerlijkheid LIESSEL, niet ten behoeve van hun beschreeven hebben betaald Twee guldens en tien stuyvers, en ten behoeve van den Koster zelven, zeeven stuyvers? Beschreevene zegt dat de gem. kinderen en erfgenaamen de penningen in Art. gemeld wel hebben betaald volgens oud gebruijk maar niet voor de bekomene permissie. Art. 8. Of vervolgens niet op den 18 der gemelde maand December 1787 de gewoone zielmissen voor den overleedenen aldaar te MEIJLL zijn gehouden? Zegt het nam zijn dan het met geene zeekerheijd te kunnen zeggen. De post zegt Ja. Art. 9. Of hij de zielmissen niet hebben geadsisteert de kinderen en een eenige goede bekende van den overleedenen JAN PEETER CLAASSEN? Cessat. Art. 10. Of ter geleegenheid van het houden en celebreeren van dezelve zielmissen dezelve kinderen en Erfgenaamen mitsgaders die goede bekenden van voornoemden JAN PEETER CLAASSEN, niet te MEIJLL voornoemd met den anderen in de herberg DE ZWAAN hebben gegeeten? Zegt dat de pesonen in Art. gemeld bij die geleegenheijd in DE ZWAAN gegeeten hebben of wel een doodmaal so als daar het gebruijk is hebben gehouden. Art. 11. Of de speijze diestijds door dezelve kinderen en goede bekenden van gemelden JAN PEETER CLAASSEN genuttigd niet heeft bestaan in een stuk vleesch en de nodige daarbij gehorende potagie, en voorts in booter, brood en kaas? Zegt dat dewijl daar niet bij is present geweest niet te kunnen seggen waar in die maaltijd bestaan heeft. Art. 12. Of aan den Hospes of Castelein van de gemelden Herberg DE ZWAAN voor het genot dier speijzen en het gebruijk van deszelfs huijs wel meer dan vijf stuyvers Hollandsch voor ieder persoon is betaald?. Zegt zulx niet te kunnen zeggen, dan dat elk welke daat meede eet zijne portie betaalt. Art. 13. Of hij Beschreeven in persoon vervolgens niet op den 7 July van den jaare 1788 door den Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, heeft doen calangeeren NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, en de verdere kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN overleeden op DE MOOSDIJK onder de gemelde Heerlijkheeden? En zulks wel ter zake dat zij lieden ter occasie van het overlijden van den gemelden JAN PEETER CLAASSEN van zig zoude hebben kunnen verkrijgen, om op den 18 December 1787. een doodmaal te geeven en aan te stellen, en daarop te tracteeren eene groote menigte geene directie hebbende in het voorzeide sterfhuys? Zegt Ja en sulx gedaan te hebben op het Advis van den Pensionaris BOURIR te S’BOSCH. Art. 14. En of hij Beschrevenen persoon hun lieden verders bij deselve acte van Calange niet heeft gemulcteert < = beboet >, met een boete van Een honderd guldens, welke zij lieden, zijns bedunkens, zouden hebben geincurreert < = nagelaten >, volgens Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Meij 1731, teegens het aanstellen van doodmalen doode Huys Luyden of opgezeetenen van de Generaliteit geémaneert < = uitgegaan >. Ja. Art. 15. Of onder dezelve gecalangeerde persoonen zig meede niet heeft bevonden GOORT GOORTS gehuwd met MARIA JAN PEETER CLAASSEN dogter van den overleeden, zeijnde regeerend Scheepen en Inwoonder van dat gemelde Dorp MEIJLL? Zegt Ja. Art. 16. Of zig vervolgens van huyze van hem Beschreeven in persoon niet heeft vervoegd, PETER JAN LAMBERS in huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER CLAASSEN, insgelijks Dogter van den overleeden? En aan hem Beschreeven in persoon zig verders niet heeft geaddresseert, en geproponeert < = voorgesteld >, om dezelve gedane Calange, zoo voor zig, als voor de kinderen en meergemelde Erfgenamen van JAN JAN CLAASSEN, afte maken? Zegt Ja zulx ook GOORT GOORTS. Art. 17. Of de gemelde PEETER JAN LAMBERS voorts niet met hem Beschreeven in persoon over de betaling dier gevorderde boete van Een Honderd guldens heeft gecomposeert < = voor gesteld > voor een somme van sestig guldens? Zegt dat PEETER JAN LAMBERTS bij hem is gekomen en gesegd dat hij sestig guldens bij hem had, welke hij op tafel legde dog dat bij de telling daar vijf en twintig stuivers aan mankeerden, dat hij daar voor de zaak wilde afmaaken, dog dat hij beschreevene zulx wijgerde dat hij beschreevene die penningen op afrekening genomen heeft, en hem geseijd dat als hij het restant bragt dan een volleedige quitantie sullen geeven. Art. 18. Of de voornoemde PEETER JAN LAMBERS, destijds voorgeevende, dat hij niet meer dan agt en vijftig guldens en veertien stuyvers bij zig had, dezelve affmaaking alzoo niet met die Somme heeft betaald? Art. 19. Of de gemelde PEETER JAN LAMBERS van die gedaane affmaking als toen geen quitancie van hem Beschreevenen persoon heeft gevorderd? Beantwoord. Art 20. Of hij Beschreeven in persoon als toen die quitancie niet heeft geweigerd? Art. 21. Of bij dezelve weigering de Huysvrouw van hem Beschreeven in persoon diestijds niet is present geweest? Zegt Ja. Art. 22. Of hij Beschreeven in persoon vervolgens aan GOORT GOORTS Scheepen van MEIJLL niet heeft geschreeven eene Missive inhoudende bepaling van dag en uur op welke hij beschreeven in persoon verzogt dat dezelve zoude komen ten eijgen huyzer, of op het Casteel van DEURNE? Zegt dat hij aan GOORT GOORTS Geschreeven heeft, omdat hij voorsag dat de drie kinderen van JAN PEETER CLAASSEN die hij op advis van zijn Procureur, tot het geeven van Getuigenis had gedagvaard niet zouden compareeren. Art. 23. Word voor den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen en het hoofd deezes gemeld, geexhibeert < = voor den dag gebracht> eene origineele missive, gedateert DEURNE 22 October 1788 geteekend L. WIJCCHEL Drost van DEURNE, met verzoek, dat daar op het exhibitium < = aanwijzen > mag word gesteld.? Of deeze aan hem vertoonde missive niet is diegeene welke hij diestijds aan gemelden GOORT GOORTS heeft geschreeven en verzonden? De Brief in Art. gemeld van den beschreevene sijnde Geexhibeert erkend die geene te zijn welke diestijds aan GOORT GOORTS heeft geschreeven. Art. 24. Of de voornoemde GOORT GOORTS vervolgens op dien bepaalden dag en tijd zig niet op het Casteel van DEURNE alwaar hij Beschreeven in persoon is woonagtig heeft vervoegd? Zegt Ja. Art. 25. Of hij Beschreeven in persoon den voornoemden GOORT GOORTS tegens dien dag meede niet door den Vorster der gemelde Heerleijkheeden DEURNE en LIESSEL heeft doen citeeren “voor Scheepenen derzelve Heerleijkheeden” ten einde aangaande het houden van dat ( zogenaamde doodmaal ) tot MEIJLL voornoemd, getuygenis der waarheid te geven ? Zegt Ja. Art. 26. Of hij Beschreeven in persoon voornoemden GOORT GOORTS, vervolgens neevens zijnen gemelden Zwager PETER JAN LAMBERS niet heeft doen gaan in een der vertrekken van het Casteel, en, zonder den zelven over eenige particuliere zaken te onderhouden, aldaar door den Vorster heeft doen arresteeren, ten einde meede getuijgenis der waarheid betrekkelijk die zaak te geeven? Zegt dat GOORT GOORTS met LAMBERTS in een keuken gegaan is die naast de Scheepenskamer is dat hij hun gesegt heeft, dat ’t slegt was dat JAN PEETER LAMBERTS alleen kwam daar er drie gedagvaart waaren, dat hij daarom genoodsaakt zoude zijn GOORT GOORTS ook te arresteeren om getuijgenis der waarheijd te geeven gelijk zulx dan ook is geschied. En dat er verders geene andere discoursen < = gesprekken > over eenigehande affaires tusschen hen en GOORT GOORTS hebben plaats gehad. Art. 27. Of verders voornoemde GOORT GOORTS, en PETER JAN LAMBERS, door hem beschreeven in persoon, en deszelvs Procureur SCHOONDERMARK, niet zijn genecessiteert < = nodig geoordeeld > of genoodzaakt naar het regthuys te gaan? Zegt dat zij vrijwillig met hem beschreevene naar de Scheepenskamer gegaan zijn. Art. 28. Of vervolgens beide gemelde persoonen, niet, ter praesentie van hem Beschreeven in persoon, en van voornoemden Zijnen Procureur SCHOONDERMARK zijn gehoord op Interrogatorien < = vraagstukken, die iemand in Rechten voorgesteld worden, om te beantwoorden> zoo aangaande het aanstellen en het geeven van dat ( zoogenaamde ) doodmaal als ten aanzien van de gasten welke op het zelve hadden geadsisteerd? Zegt Ja. Art. 29. Off na dat beide die personen alzoo op die Interrogatorien waren gehoord, en zij lieden de zelve dus hadden beantwoord, niet door hun bedenking is gemaakt, om op hunne gegeven responsiven < = antwoorden > den Eed af te leggen? Zegt Neen, met opsigte tot beide de persoonen, dog dat GOORT GOORTS wel eenige bedenking maakte, die echter nadat hij beschreevene hem had voorgehouden dat indien hij de waarheijd zeijde niets te vreesen hadden en dat GOORT GOORTS daar op den Eed heeft afgelegd. Art.30. Of onder de reedenen van die hunne bedenking meede niet voornamentlijk was een vrees, welke zij lieden hadden, om bijde aanwezig geweest zijnde gasten voor aanbrengers te zullen worden aangezien? Zegt Ja. Art. 31. Off hij beschreevene in persoon en voornoemde zijn Procureur SCHOONDERMARK beide gemelde persoonen, niet met eene boete yder van ses guldens daags hebben bedreigd, indien zij weigerig gebleeven den Eed op dezelve Interrogatorien afte leggen? Zegt zig zulx niet te kunnen herinneren. Art. 32. Off hij Beschreeven in persoon en gemelde Zijn Procureur SCHOONDERMARK aan beide voornoemde personen ten einde hen tot het BeEedigen der gemelde Interrogatorien te overreeden niet hebben beloofd? En hij beschreeven in persoon aan hun werkelijk heeft afgegeeven een Declaratoir < = verklaring; reekening >, waarmede zij lieden zig ten aanzien van de aanweezig geweest zijnde gasten zouden kunnen verschonen? Zegt het Declaratoir in Art. vermeld aan hun op haar versoek te hebben afgegeeven, dog niet om hun daar door tot het beEedigen der Interrogatorien te overreden, maar alleen om dat zij bij de buuren voor geene verklikkers zouden gehouden worden. Art. 33. Worden door den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen en het hoofd deezes gemeld vertoond de Interrogatorien, op welke de voornoemde GOORT GOORTS en JAN PEETER LAMBERS voor Scheepenen der gemelde Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL op den 27e October 1788 zijn gehoord, met verzoek, dat daar op het Exhibitium mag worden gesteld. En dat deselve vervolgens aan den Beschreeven in persoon moge worden vertoond, waarna den Beschreeven in persoon te vragen, of deeze niet zijn copielijk de Interrogatorieen op welke de gemelde GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS, van weegens den beschreeven in persoon zijn gehoord en ondervraagd geworden? De Interrogatoiren in Art. gemeld aan den beschreevene geëxhibeerd zijnde zegt deselve te zijn Copielijk, waar op GOORT GOORTS en P. LAMBERS van wegens hem beschreevene zijn gehoord en ondervraagd geworden. Art. 34. Word insgelijks door den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen in het hoofd deezes gemeld, vertoond, een Declaratoir, zijnde van dato den 24 October 1788 en geteekend L. WIJCCHEL met verzoek, dat daarop meede het exhibitium mag worden gesteld. En het zelve vervolgens aan den Beschreeven in persoon mag worden geexhibeert? Waarna den beschreeven in persoon te vragen: Of dit aan hem vertoonde Declaratoir niet is hetgeen het welke hij diestijds aan meergemelden GOORT GOORTS en JAN PEETER LAMBERS heeft gegeven? Het declaratoir in het Art. gemeld aan den Beschreevene zijnde geexhibeert erkend hetzelve te zijn. Art. 35. Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet twintig diverse persoonen welke buijten de vrienden en Erfgenaamen van den overleeden, bij dat zogenaamde doodmaal als gasten hebben geadsisteert heeft gecalangeert yder in een boete van tien guldens? Zegt Ja. Art. 36. Of de voorzeide aan hem beschreeven in persoon vertoonde Interrogatorien en daarop gegeeven responsiven, niet aan hem beschreeven hebben gestrekt tot een bewijs dier gedaane calange? Zegt Ja. Art. 37. Welke zijn geweest de persoonen die hij beschreeven in persoon als gasten op het zelve zoo genaamde doodmaal destijds in de voorschreeve boet heeft beslaagen? Zegt deselve niet met naam en toe naam te kunnen noemen, dog daar van aan huis eene Lijst te hebben. Art. 38. Of hij beschreeven in persoon vervolgens dezelve persoonen niet voor Scheepenen heeft meergemelde Heerlijkheeden heeft doen dagvaarden tot betaaling der voorzeide boete met de kosten? Zegt niet beeter te weeten of die persoonen zijn uijt hun eijgen de boete komen betaalen. Art. 39. Of zommige dier gecalangeerdens ten dagen dienende niet zijn gecompareert, en als toen hebben getragt, de plano en buyten figuur van proces defensie te doen? Zegt dat het wel waar kan zijn daar zij zulx niet meer te kunnen herinneren. Art. 40. Of hij Beschreeven in persoon niet heeft geweigerd dezelve gecalangeerden daar toe te admitteeren < = toe te staan >? Zegt dat hem daar van niets voorstaat. Art. 41. Of vervolgens ook niet de Procureur van hem Beschreeven in persoon, ter zijner praesentie dezelve gecalangeerdens met zwaare proces kosten heeft bedreigd? Zegt daar af niets te weeten. Art. 42. Of dezelve gecalangeerdens daarop niet hebben verkozen de Calange en opgegeven kosten van hem beschreeven in persoon te voldoen? Zegt daar af niets te weeten als nooit met bewustheijd te hebben gehoord dat die lieden met proceskosten waaren bedreijgd. Art. 43. Of echter de boete, waarin LAMBERT MARTENS door hem beschreeven in persoon was gecalangeert, als meede de kosten daarop gevallen niet door de huysvrouw van den zelven LAMBERT MARTENS met hem beschreeven in persoon, zijn afgemaakt, voor eene somme van negen guldens? Beschreeve in persoon zegt niet beeter te weeten of de vrouw in Art. gemeld heeft de volle somme betaald. Art. 44. Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet de kinderen van meergemelde JAN PEETER CLAASSEN heeft gedagvaart voor Scheepenen der gemelde Heerlijkheijd ter voldoening van een somme van Een en veertig guldens en ses stuyvers, welke zij, volgens zijn voorgeeven, noch zouden schuldig gebleeven zijn, op de bevorens door hem beschreeven in persoon gedaane calange van Een honderd guldens. Zegt Ja. Art. 45. Of de gemelde kinderen van voornoemde JAN PEETER CLAASSEN zig tegens hem beschreeven in persoon niet als toen hebben beroepen, op de afmaking dier calange van hunnentweege met hem gedaan? Zegt dat zulx waar kan weesen dan dat hem beschreeven in persoon er niets van voorstaat. Art. 46. Of hij beschreeven in persoon deselve gedaane afmaking alstoen niet heeft ontkend? En hen met de verdere procedures bedreigd, ingevalle zij die restant boete niet voldeeden met de kosten? Zegt van Neen omdat hij nooyt gewoon is de lieden te bedrijgen. Art. 47. Of dezelve kinderen vervolgens ook niet dat restant aan hem beschreeven in persoon hebben voldaan, en daar en boven aan hem beschreeven in persoon hebben betaald vijf en twintig guldens voor de kosten? Zegt Ja, dan dat de kosten niet door hem zijn ontfangen. Art. 48. Of hij beschreeven in persoon van de voorzeide calange weegens dat zogenaamde doodmaal niet in alles heeft geprofiteert drie hondert vijf en veertig guldens en zeven stuyvers? Zegt zulx niet te kunnen zeggen dan dat hij alles thuis op eene Lijst heeft. Art. 49. Of aan hem beschreeven in persoon ook is bekend geweest PIETER van CALIS gewoond hebbende en overleden op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheid LIESSEL? Zegt de persoon niet te hebben gekend maar wel te weeten dat er so iemand geweest is en aldaar gewoond heeft. Art. 50. Of dezelve PETER van CALIS niet op den 14 Juny des voorleeden Jaars 1788 deezer waereld is komen overlijden? Zegt Ja. Art. 51. Of het Lijk van den gemelden PETER van CALIS niet te MEIJLL voornoemd is ter aarde besteld? Zegt Ja. Art. 52. Of de Weduwe van gemelde PETER van CALIS, alvorens het Lijk van haaren overleeden man derwaards te transporteeren, daartoe niet de permissie van hem beschreeven in zijne qualiteit hebben verzogt en bekomen? Zegt Neen en refereert sig voort tot het geantwoorde Art. 6. Art. 53. Of de gemelde Weduwe voor het komen van die permissie niet aan den koster der gemelde Heerlijkheid ten behoeve van hem beschreeven in persoon hebben betaald Twee guldens en tien stuyvers en ten behoeve van den koster zelve, zeven stuyvers? Zegt als ad Art. 7. Art. 54. Of vervolgens niet op den 25 Juny daar aan volgende de gewone Zielmissen voor den overleedenen aldaar te MEIJLL zijn gehouden? Beschreevene gelooft van Ja en ook dat er een doodmaal is gehouden. Ar. 55. Of bij die Zielmissen diestijds niet hebben geadsisteert, de gemeld Weduwe en eenige goede bekenden en vrienden van den overleedenen? Zegt Ja, dog niet vast te kunnen zeggen of de Weduwe er bij is present geweest. Art. 56. Of ter geleegenheid van het houden en celebreeren van dezelve Zielmissen, de gemelde Weduwe van PETER van CALIS beneevens dezelve goede vrienden en bekenden, in de Herberg “DE KEULSCHE KAR” te MEIJLL voornoemt, niet met den anderen hebben gegeten? Zegt te weeten dat er volgens gebruyk aldaar een maaltijd is gehouden, en te gelooven dat zij daar hebben gegeeten. Art. 57. Of de speijsen diestijds door derzelve persoonen genuttigd, niet hebben bestaan in een stuk vleesch, end daartoe nodige potage, en voorts in booter, brood en kaas? Zegt zulx niet te kunnen zeggen als daar bij niet zijnde present geweest. Art. 58. Of aan den Hospes of Castelijn der gemelde Herberg “DE KEULSCHE KAR”, voor het genot dier specerijen en het gebruyk van des zelves huys, wel meer dan vijf stuyvers Hollands geld voor ieder persoon betaald? Beantwoord als op Art. 12. Art. 59. Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet op den 27 November 1788, door den Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL heeft doen calangeeren de gemelde Weduwe van PETER van CALIS, overleeden op DE MOOSDIJK onder dezelve Heerlijkheeden? En zulks wel ter zaake dat zij lieden ter occasie < = gelegenheid > van de begravenis van den gemelden PETER van CALIS, van zig zoude hebben kunnen verkrijgen, of eenige weinige dagen voor, of na die begravenis, eene doodmaal aan te stellen, of te doen aanstellen en daarop te tracteeren verscheide persoonen geene directe in voorschreeve sterfhuys hebbende, en waar voor de Weduwe alzoo had geincurreert de boete bij Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Mey 1730 tegens het aanstellen en doen aanstellen van doodmalen door de Huysluyden of opgezeetenen van de Generaaliteit geëmaneert < = uitgegaan >? Zegt Ja. Art. 60. Of gemelde Weduwe niet weigerig is geweest aande zelve calange te voldoen? Zegt de boete niet betaalt te hebben binnen de tijdt beij de boete van Calange bepaalt. Art. 61. Of hij Beschreeven in persoon de gemelde Weduwe vervolgens niet heeft doen dagvaarden ter rolle van Scheepenen der gemelde Heerlijkheeden tot betaling der voorzeide boete en om daartoe Eijsch te aanhoren daarop te andwoorden, en voort te procedeeren, als naar regten? Zegt Ja. Art. 62. Of de zoon van gemelde Weduwe als toen ten dag dienende voor en in naam van zijne moeder ter voorschreeve rolle is gecompareerd? Zegt Ja, dog zonder te weeten dat die Zoon ter Rolle is gedaagt geweest. Art. 63. Of dat de presentatie ter rolle in die zaak was op geleezen, de voornoemde haar Zoon als toen niet heeft verzogt, dat de Getuijgen, welke van dat gehouden doodmaal zouden attesteeren < = betuigen >, door hem Beschreeven in persoon zouden worden geproduceert, als Sustineerende < = als staande houdende > haaren voornoemden Zoon, dat derzelve zaak de plano, en buyten figuur van proces, behoorde te worden afgedaan? Zegt sig ’t niet te kunnen herinneren. Art. 64. Of de Procureur van hem beschreeven in persoon ter zijner praesentie daarop niet heeft geandwoord? Dat zij daartijds genoeg toe hadden, en dat zij er nog wel eerst Hondert guldens konden laaten oplopen? Zegt dat de Procureur het zoude kunnen gesegd hebben dan zig het niet te herinneren. Art. 65. Of de Zoon van meergemelde Weduwe, zig uyt vrees voor de kosten, vervolgens niet door Scheepenen der gemelde Heerlijkheid heeft laaten overreeden, om van daar naar het huys van hem beschreeven in persoon te gaan ten einde die zaak met hem te schikken? Zegt zig zulx niet te herinneren dan wel dat de Zoon naederhand op een agtermiddag bij hem is gekomen. De post zegt dat hij op die selve voor de middag aen zijn huis gekomen is. Art. 66. Of de Zoon van gemelde Weduwe vervolgens aan hem beschreeven in persoon, de zelve boete of Calange niet heeft betaald? Zegt Ja. Art. 67. Of ook derzelve, booven en behalven de volle boete, niet aan hem beschreeven in persoon heeft betaald vijf en twintig guldens voor de kosten? Zegt dat hij beschreeven de boete alleen, ontfangen heeft en dat de kosten des Procureurs zaak zijn. Art. 68. Of hij beschreeven in persoon verders niet dertien persoonen welke buyten de Erfgenaam of Erfgenaamen van den overleeden bij dat zoo genaamde doodmaal als gasten hadden geadsisteert, heeft gecalangeert yder in een boete van tien guldens? Zegt Ja. Art. 69. Welke geweest zijn de persoonen welke hij beschreeven in persoon, als gasten op het zelve zoo genaamde doodmaal diertijds inde voorschreeven boete heeft beslagen? Zegt deselve niet bij naam te kunnen noemen. Art. 70. Of hij beschreeven in persoon alle dezelve personen meede niet heeft doen calangeeren en dagvaarden ter betaling dier vermeende boete? Zegt wel allen te hebben Gecalangeert en wel te kunnen zeggen dat hij er wel eenige heeft gedagvaart. Art. 71. Of dezelve gecalangeerden alle meede niet de voorzeide boete met de daar op voorgevallen kosten hebben betaald? Zegt dat zij allen de boete hebben betaald dan van de kosten niet te kunnen zeggen hoe seer wel gelooft dat deselven betaald zijn. Art. 72. Of hij beschreeven in persoon in alles van de voorzeide Calange niet heeft ontfangen eene Somma van Twee honderd vier en tagtigh guldens? Zegt dat zulx waar zijn kan, dat zulx nader uit de lijsten zoude kunnen zien.
Aldus door opgemelde Heeren Commissarissen ter requisitie van het Officie Fiscaal op voorenstaande Articulen gehoord LODEWIJK WIJCHEL, beschreeve in persoon, welke nadat hem voorschr. Articulen als meede Zijne Gegeevene responsieven iterative < = meermalen > en distinctelijk < = afzonderlijk en apart > waaren voorgeleezen bij den inhoude derselven heeft gepersisteert en deese beneevens Heeren Commissarissen onderteekent S’HAGE 23 April 1789. L. WIJCHEL N.W. HARTMAN D.J. STEIJN PARRÉ Mij present C.A. MACLAINE
Ongedateerd.
Requeste. De Procureur Generaal van BRABANT.
Requeste. LODEWIJK WIJCHGEL Drossaard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND Meijerije van S’BOSCH. Omme antidotaal F. van MAANEN.
Aan de Hoog Mogende Heeren Staten generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN.
Geeft met schuldig respect te kennen LODEWIJK WIJECHEL Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND, Meijerije van S’BOSCH. Dat hoe zeer Uw Hoog moge tot zeer salutaire einden hebben gelieven goed te vinden, bij hoogstzelvert Placaat van den 2 Meij 1731 alleen huijsluijden of op ingezetenen in het district van de generaliteit te intendiceeren, het aanstellen of bijwoonen van doodmalen, het zij in het sterfhuys of op eenige andere plaatzen buijten het zelve, op poene van honderd guldens telkens te verbeuren, bij die geenen, welke daartoe ordre gegeven, directie gehad, of gecontribueert < = opgebracht > zoude hebben, als mede een boete van tien guldens te verbeuren bij een ieder die de voorn.de doodmalen bijgewoond zoude hebben, met verdere interdictie < verboden > aan de Officier en alle anderen, om Contrarie voorsz. Uw Hoog Mogenden placaat, eenige permissie te geeven, of daar over direct of indirect te Composeeren, of daarvan in eeniger maniere te glisseeren < = verzwijgen >, egter zommige inwoonders van voorsz. Heerlijkheeden zig niet ontzien hebben, om in vilipendee < = verachting > van de voorsz. heil zaame beveelen van Uw Hoog Mogenden, op vreemd Territoir < = gebied; land >, waar aan gemelde Heerlijkheeden zeer nabij geleegen zijn, zodanige doodmalen aan te stellen, en bij te woonen, het geene tot kennisse van hem Suppliant gekomen zijnde en hij onder eerbiedige Correctie, begrijpende dat zoo volgens den daad der zaake, en d’analogie < = evenredigheid > van het recht in’t gemeen, als bijzonder uijt hoofde van de duijdelijke zin en meening van de Placaat het aan de Opgezeetenen van de Generaliteit geoorloofd zijn kan, om buijten deselve wetten van U Hoog Mogenden te gaan overtreden, alzoo gemeend heeft, ten einde die alzints klaare en praeciese wet, niet elusoir < = denkbeeldig > te doen worden, zodanige overtreeders van dien te moeten Calangeeren, het geene ten gevolge heeft gehad, dat zommige van die gecalangeerden, ook de geincuareerde < = opgelegde > boete voldaan hebben doch anderen daarvan in gebreeken zijn gebleeven en vervolgens daar over wegens den Suppliant in Rechten opgeroepen zijnde, hebben voorgegeeven dat daar over voor of weegens hen eenig adres aan Uw HoogMogende zoude worden gemaakt. En want hij Suppliant van UwHoog Mogende bekende aquiteit zig verzekerd houd dat hoogst derzelve intentie geenzints kan zijn om zaaken, welke notoir < = kennelijk > objecten der ordinaris < = gewoonlijk > Justitie en reeds voor dezelve gebragt zijn, daarvan door eene politique resolutie te avoceeren < = afstemmen >, en veel min daaromtrend eenig besluijt te neemen zonder verhoor der geinteresseerde parthij, vooral niet van een officier der Justitie tot Executie van Uw Hoog Mogenden beveelen vigileerende < = wakende >. Zoo keert hij Suppliant zig mits deeze, Eerbiedigst tot Uw Hoog Mogende met versoek dat bij aldien door of weegens eenige van dezelve persoonen met namen HENDRIK OME, LEONARD PEETER LAMBERS, LAMBERT TEUNIS MARTENS, JAN en WILLEM HENDRIK HENDRIKS, MARTEN van CALIS, HENS en DIRK HENDRIKS, WILLEM HENDRIK LAMBERTS, JAN BERKERS, en MARTEN MANDERS, of eenige andere inwoonderen van voornoemde Heerlijkheeden ter zaake voorschreven, eenig verzoek aan Uw Hoog Mogenden mogen worden gedaan, Uw Hoog Mogende, deselve gelieven te renvoyeeren aan < = verzenden > aan de ordinaris Justitie, ofwel indien aan Uw Hoog Mogende onverhoopt, daar omtrend noch eenige twijffeling mogte verblijven dan immers ende ten minsten op zodanig verzoek niet mag worden gedisponeert, als na verhoor van den Suppliant, en dat deze inmiddels mag worden aangenomen voor Antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om te voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partyen >. ’t Welk doende etc. Getekend F. van MAANEN.
Datum onbekend.
Requeste.
De Procureur Generaal van BRABAND en Landen van OVERMAZE.
Omme Mandament van dagvaarding in persoon.
60 bladen.
Pro Fisco.
Aan den Edelen Raaden en Leenhove van BRABAND en Lande van OVERMAAZE.
Vertoonde Reverntelijk de Procureur Generaal van BRABAND en de voorschreven Landen.
Dat het aan LODEWIJK WIJCCHEL, Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND, Meijerije van ’S-HERTOGENBOSCH, heeft kunnen gelusten om op den 7 Julij des voorleden Jaars 1788, door den Vorster den Gemelde Heerlijkheden schriftelijk te doen calangeren NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en de verdere kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER CLAASSEN, overleden op DE MOOSDIJK, onder dezelve Heerlijkheden, ter zaaken quasi, dat zij lieden ten occasie van het overlijden van gemelden hunne Vader, van zig, zouden hebben kunnen verkrijgen om op den 18 December 1787 een Doodmaal te geven en aan te stellen, en daar op te tracteren een groote meenigte, geene directie in het voorzeide Sterfhuijs hebbende, en hun lieden alzoo te mulcteren met een boete van een Hondert Guldens als welke boete zij lieden zouden hebben geincurreert volgens Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Meij 1731, teegens het aanstellen en doen aanstellen van doodmaalen door de Huijs Luijden of opgezetenen van de Generaliteit, geemaneert: Daar nogthans de zaak zig in deezenvoegen hadden toegedraagen, Dat den gemelden JAN PEETER CLAASSEN in het begin van den maand December 1787 op DE MOOSDIJK zijnde komen te overlijden, desselfs doode lijk van daar was getransporteert naar het Dorp MEIJLL, zijnde territoir van Zijne Keijzerlijke Koninglijke Majesteit, waar ter plaatze des overledens behuwd zoon, met name GOORT GOORTS was woonagtig en teffens Schepen; en zulks met na dat alvorens voor de permissie van dat transport door de Kinderen van den overledene aan den Koster van de Heerlijkheid LIESSEL ten behoeve van gemelden Drossaard waerde betaald twee gulden en tien stuijvers en ten behoeve van den koster zelven, zeeven stuijvers. Dat het zelve lijk vervolgens aldaar te MEIJL op den 7e December 1787 zijnde ten aan de besteld, de Kinderen van den overleden op den 18 December daaraan volgende, te MEIJLL voornoemt waaren ten zaamen gekomen om Zielmissen voor den overledenen te doen, en bij het doen dier Zielmissen meede hadden geadsisteert de voornaamsten goede bekenden van den overleden, alle onder de voorzeide Heerlijkheden woonagtig, aan welke persoonen door de Kinderen vn den Overledene in de Herberg DE ZWAAN, in het voorzeide Dorp MEIJLL op Keijzerlijk Territoir gelegen een stuk vleesch, met potage, als meede booter en brood was voorgezet, echter met die maate, dat yder persoon, niet meer dan vijf stuijvers Hollandsch op dat zoo genaamde doodmaal had verteerd. Dat, hoe zeer het nu, ook zeederd jaaren herwaards was gebruijkelijk geweest, dat de Lijken van persoonen, die op DEN MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK, ook wel bekend onder den naam van DEN NEERKANT, (gehoorende alle die gehugten onder LIESSEL) kwamen te overlijden, van daar waaren getransporteerd naar MEIJLL, en aldaar begraven, onder genot, door den Drossaard over gemelde Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, van eene recognitie < = erkentenis > van Twee Guldens en tien stuyvers van een groot, en van één Gulden en vijf stuyvers van een klein Lijk, en het even zoo zeederd Jaaren herwaards in de gewoonte was, dat bij de begraavenis van den overleden, of bij het houden der Zielmissen over derzelven de daar bij present zijnde van buijten gekomen persoonen in een der herbergen te MEIJLL voornoemt, door de Erfgenaamen maatig wierden onthaald, zonder dat ook de teegenswoordige Drossaard der voorzeide Heerlijkheden zig immer had in het hoofd gesteld, een zodanig onthaal te baptizeren < = te noemen > met den naam van een Doodmaal, of weegens het aanstellen en bijwoonen van het zelve, de Erfgenaamen; en daar op geadsisteerd hebbende gasten te calangeren en te mulcteren < = beboeten >; booven en behalven dat ook het voorzeide Placaat van Hun Hoog Mogenden niet wel kan worden geextendeert < = uitgetrokken > tot zodanige contraventien < = overtredingen >, welke buyten Hoogst denzelven Territoir zouden mogen werden gepleegd, en hoe zeer mits dien de voorzeide kinderen en Erfgenaamen van gemelden JAN PETER CLAASSEN geene reden althans hadden om zig dezelve vexatoire < = onredelijke > en alzints onbetamelijke Calange eenigsints aan te trekken, of te bekreunen < = bekronen? >, zij lieden niettemin, uijt vrees voor kostbare procedures, en alleen ad redimendam vexam < = als remedie van het kwaad > onderling hebben geauthoriseerd hun lieden behuwd broeders PETER JAN LAMBERS, in huwelijk hebbende JAN PETER CLAASSEN, omme dezelve Calange met den voornoemden Drossaard der gemelde Heerlijkheden af te maaken, met dat gevolg, dat dezelve zig ten huyze van gemelden Drossaard heeft vervoegd, zij met denzelver over de betaeling dier gevorderde boete van een Honderd Guldens heeft gecomposeert < = overeen gekomen > voor eene somme van sestig Guldens, dan, vermits nog niet meer dan agt en vijftig Guldens en veertien stuyvers bij zig had, daar meede door gemelden Drossaard diestijds genoegen is genomen terwijl echter de gemelde Drossaard weigerig was geweest daar van quitantie aan den voornoemden PETER JAN LAMBERS te geven, gevende de huysvrouw van den gemelden Drossaard daar bij als toen present voor reden dier weigering dat haar man daar door in Lijden zouden komen, om dat hij de volle boete niet nam (zijnde het boven gemelde Hun Hoogmogende Placaat in dato 2 Meij 1731, in die gevallen, namentlijk, wanneer er grond mogt zijn tot eenige wettige Calange, aan alle Officieren wel expresselijk geinterdiceert < = verboden >, over de geincureerde < = nagelaten > boetens te composeren. Dat vervolgens de gemelde Drossaard ten einde te kunnen ontdekken, wie op het zelve zoo genaamde doodmaal als gasten mogten hebben geadsisteert al verder van zig heeft kunnen verkrijgen om den voornoemden GOORT GOORTSEN bij eene vriendelijke missive teegens een bepaalden dag en uure bij zig ten zijnen huyze te ontbieden, onder voorwendsel, dat hij gaarne met den zelve over eenige affaires hem aangaande wenschte te spreeken, terwijl gemelde Drossaard tegens dien dag den voornoemden PETER JAN LAMBERS meede had doen citeeren, met dat gevolg, dat de gemelde GOORT GOORTS benevens zijnen voornoemden Zwager zig ten huyse van meergemelden Drossaard op den bepaalden dag en bestemden tijd hebbende vervoegd, van weegens gemelden Drossaard met verkragting van alle regelen van Gastvrijheid, aldaar geregtelijk is gearresteerd, en zij lieden door denzelven Drossaard benevens zijnen Procureur zijn genecessiteert < = genoodzaakt >, om te gaan op het Regt huys, alwaar zijlieden, ten presentie van gemelden Drossaard, en van zijnen Procureur, zijn gehoord op Interrogatorie < = een ondervraging, die in Rechte wordt afgenomen, om beantwoord te worden >, zoo aangaande het aanstellen en geven van dat zoo genaamde doodmaal als ten aanzien van de Gasten, welke op het zelve hadden geadsisteerd: (dat echter door den gemelden GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS zwaarigheid zijnde gemaakt, omden Eed afteleggen, te meer, daar ook zijlieden waeren bedugt, bij de zelve Gasten voor aanbrengers te zullen worden aangezien de voornoemde Drossaard en desselfs Procureur henlieden niet alleen met eene boete van Ses Guldens daags, en andere bedreigingen van Conswaincten < = blz. 6 > Hebben genoodzaakt den Eed op de zelve Interrogatorien af te leggen, en alzoo onder Solemneelen Eede < = plechtige eed > in eene zaak haar zelve zoo directelijk concerneeren < = betreffen > teegens hen zelven te Getuijgen, maar ook daar en boven aan hen hebben beloofd en de voornoemde Drossaard aan de zelven werkelijk heeft gegeven een Declaratoir waar meede zij zig quasi ten aanzien van die genoodigde gasten zouden kunnen behelpen als een bewijs, dat zijlieden een niet hadden aangebragt. Dat die meergemelde Drossaard der voorschreve Heerlijkheden met dat bewijs al zoo Gemunteert < blz. 6 > Vervolgens van zig heeft kunnen verkrijgen om Twintig persoonen welke als gasten op het voorzeide zoo genaamde doodmaal onder MEIJLL voornt. hadden geadsisteert, te Calangeren, yder in eene boete van tien Guldens, en onder dezelve meede den voornoemden JAN PETER LAMBERS, en zijne gemelden huijsvrouw, offschoon die, als kinderen en Erfgenaamen van den overleden, als aanstellers van dat zoo genaamde doodmaal moetende worden Geconsidereert < = aangemerkt >, dan ook in die betrekking door voornoemden Drossaard bereids waeren gecalangeert, en zij lieden voor hun aandeel in de voorzeide Compositie < = samenspanning > over den gevorderde boete van een Honderd Guldens hadden geparticiseert. Dat hoe zeer dan ook deeze Gecalangeerde persoonen, zig dezelve vexatoire < = kwellende > calanges meede niet hadde behoeven aan te trekken, of zig eenigsints te bekreunen zij lieden echter na dat eenige van hun hadden getragt daar teegens te doen eene alzints billijken en welgefundeerde defensie, dan om welke te doen de plano en buyten figuur van proces, zoo als nogthans had behoord men de zelve niet had gelieven te admitteren < = toestaan >, maar integendeel hen met zwaare kosten en lankwijlige Procedures had bedreigd,uijt vrees voor de zelve, hadden verkoosen, die gevorderde boetens, met de gevallen kosten der Calanges als anderzints, aan meergemelden Drossaard te voldoen terwijl alleenlijk door de huijsvrouw van zeekeren LAMBERT MARTENS met gemelden Drossaard over de boeten van haaren man gevorderd, was gecomposeert voor eene somme van neegen Guldens. Dat al verders de meergemelde Drossaard der voorzeide Heerlijkheden, van zig heeft kunnen verkrijgen, om, niettegenstaande hij met de kinderen en Erfgenaamen van meergemelden JAN PETER CLAASSEN over de door hem gedaane Calange in eene boete van Een Hondert Guldens ( zoo als hier bevorens is gemeld ) had gecomposeert voor eene somme van Agt en vijftig guldens en veertien stuyvers, en niettegenstaande hij vervolgens de voornoemde GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS, aangaande het geven en aanstellen van dat zoo genaamde doodmaal tegens hen zelven en hun meede Erfgenaamen onder Solemneelen Eede, had gehoord, en alzoo als zijne getuijgen teegens de verdere Gecalangeerdens had geen ploi eent, de voorzeide Kinderen en Erfgenaamen van gemelden JAN PETER CLAASSEN, na dat alles, te dagvaarden voor Schepenen der Heerlijkheid DEURNE, voornoemt, ter voldoening quasi van het restant de door hun geincurreerde boete, ter somme van Een en veertig guldens en en ses stuyvers, en vervolgens ter kwaader trouw te ontkennen, over de zelve Calange met hun lieden te hebben gecomposeert, alles met dat gevolg, dat de gemelde kinderen en Erfgenaamen, ten einde zig te redden uijt de vexatoire procedures waar meede zij lieden bij aanhoudenheid door den gemelden Drossaard en zijnen Procureur wierde bedreigd, niet alleen de voorzeide restant boete hebben betaald, maar ook bovendien eene somme van Vijf en twintig Guldens weegens de kosten op dezelve dagvaardingen gevallen, hebbende gemelde Drossaard alzoo van dezelve vexatoire calange alles genooten eene somma van Drie Honderd Vijf en Veertig Guldens en Zeevem Stuyvers. Dat even zoo ook PETER van CALIS, gewoond hebbende op DE MOOSDIJK onder de voorschreve Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL den 14 Junij des voorleden Jaars 1788 deeze waereld zijnde komen overlijden, en het Lijk van den gemelden overleden, na alvorens voor de permissie van dat Transport te hebben voldaan eene Somme van Twee Guldens tien Stuyvers aan den Koster, door desselfs Weduwe van daar zijnde gedaan Transporteren naar MEIJLL, en de zelve Weduwe vervolgens op den 25 Junij daar aan volgende, ter occasie, dat den gewoone Zielmissen te MEIJLL voornoemt voor den Overleden wierden geleesen, aan eenige goede vrienden, en bekenden van den Overleden, welke bij het doen dier Zielmissen aldaar hadden geadsisteert, een stuk vleesch met potage, en booter brood, in de Herberg DE KEULSCHE KAR onder MEIJLL voornoemt, hebbende doen voorzetten, en hen lieden aldaar op eene zeer matige wijze hebbende doen onthaalen, zoo dat een yder der aanwezende gasten niet meer dan vijff stuyvers Hollands had verteerd, het al meede aan meer gemelden LODEWIJK WIJCCHEL Drossaard der voorschreve Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL heeft kunnen gelusten, de gemelde Weduwe van de voornoemde PETER van CALIS, bij geregtelijke acte, op den Zeeven en twintigsten November 1788 te Calangeren, ter zaake, dat den gemelden haaren man PETER van CALIS aan DE MOOSDIJK onder de Jurisdictie der voorschreven Heerlijkheden, den gemelden 14 Junij 1788 zijnde komen te overlijden zij, aan haar desselfs Weduwe binnen dezelve Heerlijkheden, ter plaatse voormeld, woonagtig (quasi) in weerwil van Hun Hoog Mogende Placaat, in dato 2 Meij 1731, zoude hebben kunnen geleesen om, ten occasie van de begrafenis van haaren gemelden man of eenige weinige daagen voor, of na dier begrafenis, een doodmaal aan te stellen, of te doen aanstellen, en daar op te tracteren verscheide persoonen, geene directie in voorschreven Sterfhuijs hebbende, waar voor zij weduwe zoude hebben geincurreert, de boete bij welgemelde Hun Hoog Mogende Placcaat gestatueert. Dat de gemelde Weduwe zig dezelve Calange niet hebbende bekreund meergemelde Drossaard der voorzeide Heerlijkheden vervolgens heeft kunnen goedvinden, op den 10 December 1788, haar te doen dagvaarden tegens den 10 Januarij deezes Jaars 1789 ter rolle van Schepenen derzelve Heerlijkheden tot het aanhooren van zodanige Eijsch en Conclusies als ter zaake, van het incurreren der voorzeide boete breeder bij de voormelde acte van Calange vermeld ten dage dienende tegens haar zoude werden gedaan en genomen, daar teegen te andwoorden en voorts te procederen als naar regten, met dat gevolg, dat haar zoon ten dage voorschreven van haarentweegen ter rolle van gemelde Schepenen is gecompareert, en, na dat den gewoone presentatie ter rolle was opgelesen, heeft versogt, dat de getuijgen, welke van dat gehouden doodmaal zouden attesteren door den meergemelden Drossaard zouden worden geproduceert, als sustinerende, dat dezelve zaak de plano en buijten figuur van proces behoorde te worden afgedaan, dan dat den Procureur van meergemelden Drossaard, aldaar present, daarop aan denzelven hebbende te gemoet gevoerd, dat zij daartoe tijds genoeg hadden, en dat zij er nog wel eens Honderd Guldens konde laaten oplopen, de voornoemden zoon van gemelde Weduwe uijt vrees voor kostbaare en lankwijlige procedures, zig, door aanraeding van Schepenen der voorsz. Heerlijkheden, had laaten persuaderen < = aanraden >, om vandaar naar het huijs van gemelde Drossaard te gaan, ten einde die zaak met hem te schikken, alles met dat verder gevolg, dat de meergemelde Weduwe was genecessiteert < = genoodzaakt > geworden, zoude zij zig aan geen verdere procedures exponeren < = uitleggen >, en daar door haare ruine bewerken, om de gevondende boeten ten vollen aan meergemelden Drossaard te voldoen, en daar en boven aan hem te betaalen, quasi bij schikking, eene somme van vier en veertig guldens. En dat het even zoo aan meergemelden Drossaard heeft kunnen goeddunken, om ook dertien Persoonen, welke op dat zogenaamde Doodmaal zouden hebben geadsisteert als Gasten, te beslaan yder in een boete van tien guldens, welke boetens door de zelven persoonen, uijt vrees voor vexatoire < = moeijlijke > procedures, meede zijn betaald geworden; hebbende den meergemelden Drossaard alzoo in alles van die Calange genooten eene Somma van Twee Honderd en Vier en Tagtig Guldens. Dat de meergemelde LODEWIJK WIJCCHEL met reden moetende nadenken, dat bij aldien diergelijke exactien <= afeisching, afpersing> en knevelarijen, gevoegd bij de Inquisitoire <= onderzoeken > wijze van procederen, door hem in boven gemelde zaaken en vooral in die teegen de meergemelde Kinderen en Erfgenaamen van JAN PEETER CLAASSEN gehouden, als meede zijne in alle gevalle ongepermitteerde Compositien in die zaak, verondersteld zijnde, dat èn weezentlijk grond had geexteert voor die gedaane calange, des echter geenzints, ter kennisse van den Vertoonder mogten worden gebagt, dezelve niet zoude mogen of willen nalaaten, het Regt van de Hooge Overheid ten dien zaaken teegens hem waarnemen, alzoo, ten einde aan dit zijn gedrag, een glimp te geven en om, ware het mogelijk die zaaken aan de recherches < = onderzoekers > van de Justitie te ontrekken, heeft kunnen goedvinden, zig bij requeste te addresseren aan Hun Hoog Mogenden, en, quasi onder voorwendsel dat door eenige dier gecalangeerde persoonen, welke zouden zijn weigerig geweest, de geincurreerde boeten te voldoen, zouden zijn voorgegeven, dat zij ter zaake dier Calanges, zig zouden addresseren aan Hoog Mogenden, van Hoogst de zelven te verzoeken, dat bij aldien door of van weegen eenige van die zelve persoonen eenig verzoek aan Hun Hoog Mogenden mogt worden gedaan, Hoogst dezelve hen zouden gelieven te renvoieren < = verzenden > aan de Ordinaris Justitie < = gewone rechter >; ofwel, indien aan Hun Hoog Mogenden, onverhoopt, daarontrend nog eenige twijffeling zouden mogen overblijven, op zodanig verzoek dan immers niet zoude mogen worden gedisponeert < = beschikt >, dan na verhoor van hem Drossaard, en dat voorschreeve zijne requeste inmiddels zoude mogen worden aangenomen voor Antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partijen >, met dat gevolg, dat hetzelve requeste bij Hoogst dezelven is aangenomen voor Antidotaal. Dan, dat hij Vertoonder daar van kennisse bekomen hebbende, zig vervolgens meede bij Memorie heeft geaddresseert aan item Hoog Mogenden, en op grond van de redenen en motven daar bij gedetailleert, bij dezelve geproponeert < = voorgesteld >, of het Hoogst denzelven, niet zoude gelieven te behaagen, bij resolutie in deeze te verklaaren, dat Hun Hoog Mogende door het aanneemen, van de voorschreeve Requeste antidotaal van den voornoemden LODEWIJK WIJCCHEL geenzints wilden verstaan worden, de Cognitie < = kennisneming, onderzoek van een zaak (inz. gerechtelijk) > der zaaken, zoo bij de voorsz. requeste antidotaal als bij dezelve Memorie vermeld, aan zig te willen houden, nemaar inteegendeel wel te mogen lijden, dat bij aldien hij Vertoonder zoude vermeenen verpligt te zijn, om teegens den voornoemden Drossaard LODEWIJK WIJCCHEL, ter zaake van de faiten breeder bij desselfs gemelde Memorie gedetailleerd, het Regt van de Hooge Overheid waar te nemen, door hem Vertoonder aan deezen Raade werden gedaan alle zodanige verzoeken, als hij oordeelen zoude tot dat gevolg, dat het Hun Hoog Mogenden heeft gelieven te behaagen, zulks alzoo bij Resolutie in dato den 23en Januarij deezes Jaars 1789 alzoo te verklaaren. En, gelijk dierhalven de vorderingen der voorschreve boetens, door meergemelden LODEWIJK WIJCCHEL, bij voorgemelde gelegenheden, en op den voet en wijze, hier vooren insgelijks gedetailleert, van diverse persoonen gedaan, niet anders kunnen worden geconsidereert < = aangemerkt >, dan als verregaande exactien < = afpersingen >, en onbetamelijke knevelarijen, mitsgaders als eene verkragting van alle goede trouw, en eene schending van het vertrouwen, het welk in zijn publieq Caracter door zommige dier gecalangeerdens heeft kunnen en moeten worden gesteld, en verders als een ongeoorloofd misbruijk van de Justitie zelve, en de Compositien over dezelve gevorderde boetens op zig zelve, in alle gevallen niet anders dan als ten hoogsten onbetamelijk te kunnen worden aangemerkt en bij dato alles diergelijke exactien, en schending van goede trouw, en gegeven woord, vooral in een Officier van de Justitie ten hoogsten strafbaar zijn. Zoo keerd de Vertoonder zig tot deezen Raade, verzoekende ……… Mogende Mandament van dagvaarding in persoon teegens den voornoemden LODEWIJK WIJCCHEL Drossaard den gemelden Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL in Communi forma. ’t Welk doende, etc.