Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 4

d.d. 23-04-1789.

Articulen omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL beschreeven in persoon.

ARTICULEN en niet aan een ander zeggen en dat voor de voldoening der kosten, voornoemde JAN van HOOF Borg is gebleeven, en aan welke JAN van HOOF hij Comparant naderhand de vijftien guldens ook heeft betaald gehad en dat nog naderhand aan hem Comparant een quitantie is ter handen gesteld, inhoudende dat voorn.de Drossard bekend ten vollen van de voorsz. boetens voldaan te zijn, zonder de som met hoeveel daar bij uit te drukken.
Voorts verklaaren allen de Comparanten dat de maaltijd welke sij na het overlijden en begraaven van haaren voorn.de Vader binnen MIJL voors. in de Herberg genaamt “DE ZWAAN”, op den 18 December 1700 Zeven en Tagtigh aan haare goede vrienden hebben gegeeven, en welke sij Comparanten meede onder anderen hebben bijgewoond gehad, heeft bestaan in pottagie, vlees, leepelkost, Booter en Broot, en diergelijke spijs, zonder allen ’t zelve meer precies te weeten of onthouden te hebben, en dat sij daar voor hebben betaald

< En zo wordt dit document abrupt beëindigd>.


Ongedateerd.

Pro Fisco.

Relateere ik ondergeschreve Deurwaarder van den Edelen Mogende Raade en Leenhove van BRABAND en Lande van OVERMAZE residerende te S’BOSCH, dat mij op den veertiende April 1700 Negen en tagtig vervoegd tot DEURNE Quartier van PEELLAND, Meijerije van S’BOSCH aan en ten woonhuijse van den Wel Edelen Gestrengen Heer L. WIJCHEL Drossaard der Heerlijkheijd DEURNE en LIESSEL, en bij absentie van den zelve Heer L. WIJCHEL aan desselve huijsvrouw MARIA MAGDALENA WIJCHEL geboore ABINCK uijt Naam en van wegens den Hoog Wel Geboore Gestrengen Heer & Mr. H.I. van OLDENBARNEVELT genaamd WITTE TULLINGH Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van BRABAND, geregtelijk geëxploicteerd eene besloote Missive houdende Adodres Erntreste Vrome Discrete L. WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheijd DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND, te DEURNE Meijerije van S’BOSCH, en verzegeld met het zegel van welgemelde Raade waar op aan mij ten andwoord gav: mijn Man is niet tuijs maal zal hem de Brief overgeeven.
Actum et Datum ut Supra,
A. ORMI, Deurwaarder.


d.d. 23-04-1789.

Articulen.
Omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL Beschreeve in persoon.

Pro Fisco.

Articulen gedaan maken en aan de Edele Mogende Heeren Mrs. NICOLAAS WILLEM HARTMAN en DANIËL JAN STEIJN PARRÉ Raaden in den Edelen Rade en Leenhove van BRABANT ende Lande van OVERMAZE als Commissarissen overgegeeven, uijt den naam ende van weegens den Procureur Generaal van BRABANT ende voorschreven Landen Impetrant van brieven van Beschrijving in persoon.
Omme daarop te hooren LODEWIJK WIJCCHEL, Drossard van DEURNE en LIESZEL beschreeven in persoon,
te vragen.
Art. 1.
Des beschreevens naam, ouderdom, ampt of bediening en woonplaats?
Zegt genaamd te zijn LODEWIJK WIJCCHEL, oud aanstaande Maij vier en sestig jaar, Drossard van DEURNE en LIESSEL en woonende aldaar.
Art. 2.
Of aan hem Beschreeven is bekend geweest JAN PEETER CLAASSEN gewoond hebbende en overleeden op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheid LIESSEL?
Zegt Ja.
Art. 3.
Of niet de gemelde JAN PEETER CLAASSEN in het begin van den maand December des Jaars 1787, reeds is komen te overlijden?
Zegt Ja.
Art. 4.
Of het lijk van den gemelden JAN PEETER CLAASSEN niet op den 7e December des gemelden Jaars 1787 te MEIJLL is ter aarde besteld?
Zegt Ja.
Art. 5.
Of het gemelde Dorp MEIJLL niet is geleegen onder het gebied van Zijne Keijzerlijke Koninglijke Majesteit?
Zegt Ja.
Art. 6.
Of de kinderen en Erfgenamen van gemelden JAN PEETER CLAASSEN, alvorens het lijk van hunnen overleeden Vader derwaards te Transporteeren, daartoe niet de permissie van hem beschreeven in zijne voorschreeven qualiteit hebben verzogt & bekomen?
Zegt dat het Lijk derwaarts is getransporteert volgens oud gebruik sonder daar toe permissie van hem beschreevene te hebben gevraagd.
Art. 7.
Of de gemelde kinderen en Erfgenamen aan den koster der Heerlijkheid LIESSEL, niet ten behoeve van hun beschreeven hebben betaald Twee guldens en tien stuyvers, en ten behoeve van den Koster zelven, zeeven stuyvers?
Beschreevene zegt dat de gem. kinderen en erfgenaamen de penningen in Art. gemeld wel hebben betaald volgens oud gebruijk maar niet voor de bekomene permissie.
Art. 8.
Of vervolgens niet op den 18 der gemelde maand December 1787 de gewoone zielmissen voor den overleedenen aldaar te MEIJLL zijn gehouden?
Zegt het nam zijn dan het met geene zeekerheijd te kunnen zeggen.
De post zegt Ja.
Art. 9.
Of hij de zielmissen niet hebben geadsisteert de kinderen en een eenige goede bekende van den overleedenen JAN PEETER CLAASSEN?
Cessat.
Art. 10.
Of ter geleegenheid van het houden en celebreeren van dezelve zielmissen dezelve kinderen en Erfgenaamen mitsgaders die goede bekenden van voornoemden JAN PEETER CLAASSEN, niet te MEIJLL voornoemd met den anderen in de herberg DE ZWAAN hebben gegeeten?
Zegt dat de pesonen in Art. gemeld bij die geleegenheijd in DE ZWAAN gegeeten hebben of wel een doodmaal so als daar het gebruijk is hebben gehouden.
Art. 11.
Of de speijze diestijds door dezelve kinderen en goede bekenden van gemelden JAN PEETER CLAASSEN genuttigd niet heeft bestaan in een stuk vleesch en de nodige daarbij gehorende potagie, en voorts in booter, brood en kaas?
Zegt dat dewijl daar niet bij is present geweest niet te kunnen seggen waar in die maaltijd bestaan heeft.
Art. 12.
Of aan den Hospes of Castelein van de gemelden Herberg DE ZWAAN voor het genot dier speijzen en het gebruijk van deszelfs huijs wel meer dan vijf stuyvers Hollandsch voor ieder persoon is betaald?.
Zegt zulx niet te kunnen zeggen, dan dat elk welke daat meede eet zijne portie betaalt.
Art. 13.
Of hij Beschreeven in persoon vervolgens niet op den 7 July van den jaare 1788 door den Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, heeft doen calangeeren NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, en de verdere kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN overleeden op DE MOOSDIJK onder de gemelde Heerlijkheeden? En zulks wel ter zake dat zij lieden ter occasie van het overlijden van den gemelden JAN PEETER CLAASSEN van zig zoude hebben kunnen verkrijgen, om op den 18 December 1787. een doodmaal te geeven en aan te stellen, en daarop te tracteeren eene groote menigte geene directie hebbende in het voorzeide sterfhuys?
Zegt Ja en sulx gedaan te hebben op het Advis van den Pensionaris BOURIR te S’BOSCH.
Art. 14.
En of hij Beschrevenen persoon hun lieden verders bij deselve acte van Calange niet heeft gemulcteert < = beboet >, met een boete van Een honderd guldens, welke zij lieden, zijns bedunkens, zouden hebben geincurreert < = nagelaten >, volgens Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Meij 1731, teegens het aanstellen van doodmalen doode Huys Luyden of opgezeetenen van de Generaliteit geémaneert < = uitgegaan >.
Ja.
Art. 15.
Of onder dezelve gecalangeerde persoonen zig meede niet heeft bevonden GOORT GOORTS gehuwd met MARIA JAN PEETER CLAASSEN dogter van den overleeden, zeijnde regeerend Scheepen en Inwoonder van dat gemelde Dorp MEIJLL?
Zegt Ja.
Art. 16.
Of zig vervolgens van huyze van hem Beschreeven in persoon niet heeft vervoegd, PETER JAN LAMBERS in huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER CLAASSEN, insgelijks Dogter van den overleeden? En aan hem Beschreeven in persoon zig verders niet heeft geaddresseert, en geproponeert < = voorgesteld >, om dezelve gedane Calange, zoo voor zig, als voor de kinderen en meergemelde Erfgenamen van JAN JAN CLAASSEN, afte maken?
Zegt Ja zulx ook GOORT GOORTS.
Art. 17.
Of de gemelde PEETER JAN LAMBERS voorts niet met hem Beschreeven in persoon over de betaling dier gevorderde boete van Een Honderd guldens heeft gecomposeert < = voor gesteld > voor een somme van sestig guldens?
Zegt dat PEETER JAN LAMBERTS bij hem is gekomen en gesegd dat hij sestig guldens bij hem had, welke hij op tafel legde dog
dat bij de telling daar vijf en twintig stuivers aan mankeerden, dat hij daar voor de zaak wilde afmaaken, dog dat hij beschreevene
zulx wijgerde dat hij beschreevene die penningen op afrekening genomen heeft, en hem geseijd dat als hij het restant bragt dan
een volleedige quitantie sullen geeven.
Art. 18.
Of de voornoemde PEETER JAN LAMBERS, destijds voorgeevende, dat hij niet meer dan agt en vijftig guldens en veertien stuyvers bij zig had, dezelve affmaaking alzoo niet met die Somme heeft betaald?
Art. 19.
Of de gemelde PEETER JAN LAMBERS van die gedaane affmaking als toen geen quitancie van hem Beschreevenen persoon heeft gevorderd?
Beantwoord.
Art 20.
Of hij Beschreeven in persoon als toen die quitancie niet heeft geweigerd?
Art. 21.
Of bij dezelve weigering de Huysvrouw van hem Beschreeven in persoon diestijds niet is present geweest?
Zegt Ja.
Art. 22.
Of hij Beschreeven in persoon vervolgens aan GOORT GOORTS Scheepen van MEIJLL niet heeft geschreeven eene Missive inhoudende bepaling van dag en uur op welke hij beschreeven in persoon verzogt dat dezelve zoude komen ten eijgen huyzer, of op het Casteel van DEURNE?
Zegt dat hij aan GOORT GOORTS Geschreeven heeft, omdat hij voorsag dat de drie kinderen van JAN PEETER CLAASSEN die hij
op advis van zijn Procureur, tot het geeven van Getuigenis had gedagvaard niet zouden compareeren.
Art. 23.
Word voor den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen en het hoofd deezes gemeld, geexhibeert < = voor den dag gebracht> eene origineele missive, gedateert DEURNE 22 October 1788 geteekend L. WIJCCHEL Drost van DEURNE, met verzoek, dat daar op het exhibitium < = aanwijzen > mag word gesteld.?
Of deeze aan hem vertoonde missive niet is diegeene welke hij diestijds aan gemelden GOORT GOORTS heeft geschreeven en verzonden?
De Brief in Art. gemeld van den beschreevene sijnde Geexhibeert erkend die geene te zijn welke diestijds aan GOORT GOORTS
heeft geschreeven.
Art. 24.
Of de voornoemde GOORT GOORTS vervolgens op dien bepaalden dag en tijd zig niet op het Casteel van DEURNE alwaar hij Beschreeven in persoon is woonagtig heeft vervoegd?
Zegt Ja.
Art. 25.
Of hij Beschreeven in persoon den voornoemden GOORT GOORTS tegens dien dag meede niet door den Vorster der gemelde Heerleijkheeden DEURNE en LIESSEL heeft doen citeeren “voor Scheepenen derzelve Heerleijkheeden” ten einde aangaande het houden van dat ( zogenaamde doodmaal ) tot MEIJLL voornoemd, getuygenis der waarheid te geven ?
Zegt Ja.
Art. 26.
Of hij Beschreeven in persoon voornoemden GOORT GOORTS, vervolgens neevens zijnen gemelden Zwager PETER JAN LAMBERS niet heeft doen gaan in een der vertrekken van het Casteel, en, zonder den zelven over eenige particuliere zaken te onderhouden, aldaar door den Vorster heeft doen arresteeren, ten einde meede getuijgenis der waarheid betrekkelijk die zaak te geeven?
Zegt dat GOORT GOORTS met LAMBERTS in een keuken gegaan is die naast de Scheepenskamer is dat hij hun gesegt heeft, dat
’t slegt was dat JAN PEETER LAMBERTS alleen kwam daar er drie gedagvaart waaren, dat hij daarom genoodsaakt zoude zijn
GOORT GOORTS ook te arresteeren om getuijgenis der waarheijd te geeven gelijk zulx dan ook is geschied. En dat er verders
geene andere discoursen < = gesprekken > over eenigehande affaires tusschen hen en GOORT GOORTS hebben plaats gehad.
Art. 27.
Of verders voornoemde GOORT GOORTS, en PETER JAN LAMBERS, door hem beschreeven in persoon, en deszelvs Procureur SCHOONDERMARK, niet zijn genecessiteert < = nodig geoordeeld > of genoodzaakt naar het regthuys te gaan?
Zegt dat zij vrijwillig met hem beschreevene naar de Scheepenskamer gegaan zijn.
Art. 28.
Of vervolgens beide gemelde persoonen, niet, ter praesentie van hem Beschreeven in persoon, en van voornoemden Zijnen Procureur SCHOONDERMARK zijn gehoord op Interrogatorien < = vraagstukken, die iemand in Rechten voorgesteld worden, om te beantwoorden> zoo aangaande het aanstellen en het geeven van dat ( zoogenaamde ) doodmaal als ten aanzien van de gasten welke op het zelve hadden geadsisteerd?
Zegt Ja.
Art. 29.
Off na dat beide die personen alzoo op die Interrogatorien waren gehoord, en zij lieden de zelve dus hadden beantwoord, niet door hun bedenking is gemaakt, om op hunne gegeven responsiven < = antwoorden > den Eed af te leggen?
Zegt Neen, met opsigte tot beide de persoonen, dog dat GOORT GOORTS wel eenige bedenking maakte, die echter nadat hij
beschreevene hem had voorgehouden dat indien hij de waarheijd zeijde niets te vreesen hadden en dat GOORT GOORTS daar op
den Eed heeft afgelegd.
Art.30.
Of onder de reedenen van die hunne bedenking meede niet voornamentlijk was een vrees, welke zij lieden hadden, om bijde aanwezig geweest zijnde gasten voor aanbrengers te zullen worden aangezien?
Zegt Ja.
Art. 31.
Off hij beschreevene in persoon en voornoemde zijn Procureur SCHOONDERMARK beide gemelde persoonen, niet met eene boete yder van ses guldens daags hebben bedreigd, indien zij weigerig gebleeven den Eed op dezelve Interrogatorien afte leggen?
Zegt zig zulx niet te kunnen herinneren.
Art. 32.
Off hij Beschreeven in persoon en gemelde Zijn Procureur SCHOONDERMARK aan beide voornoemde personen ten einde hen tot het BeEedigen der gemelde Interrogatorien te overreeden niet hebben beloofd? En hij beschreeven in persoon aan hun werkelijk heeft afgegeeven een Declaratoir < = verklaring; reekening >, waarmede zij lieden zig ten aanzien van de aanweezig geweest zijnde gasten zouden kunnen verschonen?
Zegt het Declaratoir in Art. vermeld aan hun op haar versoek te hebben afgegeeven, dog niet om hun daar door tot het beEedigen
der Interrogatorien te overreden, maar alleen om dat zij bij de buuren voor geene verklikkers zouden gehouden worden.
Art. 33.
Worden door den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen en het hoofd deezes gemeld vertoond de Interrogatorien, op welke de voornoemde GOORT GOORTS en JAN PEETER LAMBERS voor Scheepenen der gemelde Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL op den 27e October 1788 zijn gehoord, met verzoek, dat daar op het Exhibitium mag worden gesteld. En dat deselve vervolgens aan den Beschreeven in persoon moge worden vertoond, waarna den Beschreeven in persoon te vragen, of deeze niet zijn copielijk de Interrogatorieen op welke de gemelde GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS, van weegens den beschreeven in persoon zijn gehoord en ondervraagd geworden?
De Interrogatoiren in Art. gemeld aan den beschreevene geëxhibeerd zijnde zegt deselve te zijn Copielijk, waar op GOORT
GOORTS en P. LAMBERS van wegens hem beschreevene zijn gehoord en ondervraagd geworden.
Art. 34.
Word insgelijks door den Procureur Generaal aan Heeren Commissarissen in het hoofd deezes gemeld, vertoond, een Declaratoir, zijnde van dato den 24 October 1788 en geteekend L. WIJCCHEL met verzoek, dat daarop meede het exhibitium mag worden gesteld. En het zelve vervolgens aan den Beschreeven in persoon mag worden geexhibeert? Waarna den beschreeven in persoon te vragen: Of dit aan hem vertoonde Declaratoir niet is hetgeen het welke hij diestijds aan meergemelden GOORT GOORTS en JAN PEETER LAMBERS heeft gegeven?
Het declaratoir in het Art. gemeld aan den Beschreevene zijnde geexhibeert erkend hetzelve te zijn.
Art. 35.
Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet twintig diverse persoonen welke buijten de vrienden en Erfgenaamen van den overleeden, bij dat zogenaamde doodmaal als gasten hebben geadsisteert heeft gecalangeert yder in een boete van tien guldens?
Zegt Ja.
Art. 36.
Of de voorzeide aan hem beschreeven in persoon vertoonde Interrogatorien en daarop gegeeven responsiven, niet aan hem beschreeven hebben gestrekt tot een bewijs dier gedaane calange?
Zegt Ja.
Art. 37.
Welke zijn geweest de persoonen die hij beschreeven in persoon als gasten op het zelve zoo genaamde doodmaal destijds in de voorschreeve boet heeft beslaagen?
Zegt deselve niet met naam en toe naam te kunnen noemen, dog daar van aan huis eene Lijst te hebben.
Art. 38.
Of hij beschreeven in persoon vervolgens dezelve persoonen niet voor Scheepenen heeft meergemelde Heerlijkheeden heeft doen dagvaarden tot betaaling der voorzeide boete met de kosten?
Zegt niet beeter te weeten of die persoonen zijn uijt hun eijgen de boete komen betaalen.
Art. 39.
Of zommige dier gecalangeerdens ten dagen dienende niet zijn gecompareert, en als toen hebben getragt, de plano en buyten figuur van proces defensie te doen?
Zegt dat het wel waar kan zijn daar zij zulx niet meer te kunnen herinneren.
Art. 40.
Of hij Beschreeven in persoon niet heeft geweigerd dezelve gecalangeerden daar toe te admitteeren < = toe te staan >?
Zegt dat hem daar van niets voorstaat.
Art. 41.
Of vervolgens ook niet de Procureur van hem Beschreeven in persoon, ter zijner praesentie dezelve gecalangeerdens met zwaare proces kosten heeft bedreigd?
Zegt daar af niets te weeten.
Art. 42.
Of dezelve gecalangeerdens daarop niet hebben verkozen de Calange en opgegeven kosten van hem beschreeven in persoon te voldoen?
Zegt daar af niets te weeten als nooit met bewustheijd te hebben gehoord dat die lieden met proceskosten waaren bedreijgd.
Art. 43.
Of echter de boete, waarin LAMBERT MARTENS door hem beschreeven in persoon was gecalangeert, als meede de kosten daarop gevallen niet door de huysvrouw van den zelven LAMBERT MARTENS met hem beschreeven in persoon, zijn afgemaakt, voor eene somme van negen guldens?
Beschreeve in persoon zegt niet beeter te weeten of de vrouw in Art. gemeld heeft de volle somme betaald.
Art. 44.
Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet de kinderen van meergemelde JAN PEETER CLAASSEN heeft gedagvaart voor Scheepenen der gemelde Heerlijkheijd ter voldoening van een somme van Een en veertig guldens en ses stuyvers, welke zij, volgens zijn voorgeeven, noch zouden schuldig gebleeven zijn, op de bevorens door hem beschreeven in persoon gedaane calange van Een honderd guldens.
Zegt Ja.
Art. 45.
Of de gemelde kinderen van voornoemde JAN PEETER CLAASSEN zig tegens hem beschreeven in persoon niet als toen hebben beroepen, op de afmaking dier calange van hunnentweege met hem gedaan?
Zegt dat zulx waar kan weesen dan dat hem beschreeven in persoon er niets van voorstaat.
Art. 46.
Of hij beschreeven in persoon deselve gedaane afmaking alstoen niet heeft ontkend?
En hen met de verdere procedures bedreigd, ingevalle zij die restant boete niet voldeeden met de kosten?
Zegt van Neen omdat hij nooyt gewoon is de lieden te bedrijgen.
Art. 47.
Of dezelve kinderen vervolgens ook niet dat restant aan hem beschreeven in persoon hebben voldaan, en daar en boven aan hem beschreeven in persoon hebben betaald vijf en twintig guldens voor de kosten?
Zegt Ja, dan dat de kosten niet door hem zijn ontfangen.
Art. 48.
Of hij beschreeven in persoon van de voorzeide calange weegens dat zogenaamde doodmaal niet in alles heeft geprofiteert drie hondert vijf en veertig guldens en zeven stuyvers?
Zegt zulx niet te kunnen zeggen dan dat hij alles thuis op eene Lijst heeft.
Art. 49.
Of aan hem beschreeven in persoon ook is bekend geweest PIETER van CALIS gewoond hebbende en overleden op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheid LIESSEL?
Zegt de persoon niet te hebben gekend maar wel te weeten dat er so iemand geweest is en aldaar gewoond heeft.
Art. 50.
Of dezelve PETER van CALIS niet op den 14 Juny des voorleeden Jaars 1788 deezer waereld is komen overlijden?
Zegt Ja.
Art. 51.
Of het Lijk van den gemelden PETER van CALIS niet te MEIJLL voornoemd is ter aarde besteld?
Zegt Ja.
Art. 52.
Of de Weduwe van gemelde PETER van CALIS, alvorens het Lijk van haaren overleeden man derwaards te transporteeren, daartoe niet de permissie van hem beschreeven in zijne qualiteit hebben verzogt en bekomen?
Zegt Neen en refereert sig voort tot het geantwoorde Art. 6.
Art. 53.
Of de gemelde Weduwe voor het komen van die permissie niet aan den koster der gemelde Heerlijkheid ten behoeve van hem beschreeven in persoon hebben betaald Twee guldens en tien stuyvers en ten behoeve van den koster zelve, zeven stuyvers?
Zegt als ad Art. 7.
Art. 54.
Of vervolgens niet op den 25 Juny daar aan volgende de gewone Zielmissen voor den overleedenen aldaar te MEIJLL zijn gehouden?
Beschreevene gelooft van Ja en ook dat er een doodmaal is gehouden.
Ar. 55.
Of bij die Zielmissen diestijds niet hebben geadsisteert, de gemeld Weduwe en eenige goede bekenden en vrienden van den overleedenen?
Zegt Ja, dog niet vast te kunnen zeggen of de Weduwe er bij is present geweest.
Art. 56.
Of ter geleegenheid van het houden en celebreeren van dezelve Zielmissen, de gemelde Weduwe van PETER van CALIS beneevens dezelve goede vrienden en bekenden, in de Herberg “DE KEULSCHE KAR” te MEIJLL voornoemt, niet met den anderen hebben gegeten?
Zegt te weeten dat er volgens gebruyk aldaar een maaltijd is gehouden, en te gelooven dat zij daar hebben gegeeten.
Art. 57.
Of de speijsen diestijds door derzelve persoonen genuttigd, niet hebben bestaan in een stuk vleesch, end daartoe nodige potage, en voorts in booter, brood en kaas?
Zegt zulx niet te kunnen zeggen als daar bij niet zijnde present geweest.
Art. 58.
Of aan den Hospes of Castelijn der gemelde Herberg “DE KEULSCHE KAR”, voor het genot dier specerijen en het gebruyk van des zelves huys, wel meer dan vijf stuyvers Hollands geld voor ieder persoon betaald?
Beantwoord als op Art. 12.
Art. 59.
Of hij beschreeven in persoon vervolgens niet op den 27 November 1788, door den Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL heeft doen calangeeren de gemelde Weduwe van PETER van CALIS, overleeden op DE MOOSDIJK onder dezelve Heerlijkheeden?
En zulks wel ter zaake dat zij lieden ter occasie < = gelegenheid > van de begravenis van den gemelden PETER van CALIS, van zig zoude hebben kunnen verkrijgen, of eenige weinige dagen voor, of na die begravenis, eene doodmaal aan te stellen, of te doen aanstellen en daarop te tracteeren verscheide persoonen geene directe in voorschreeve sterfhuys hebbende, en waar voor de Weduwe alzoo had geincurreert de boete bij Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Mey 1730 tegens het aanstellen en doen aanstellen van doodmalen door de Huysluyden of opgezeetenen van de Generaaliteit geëmaneert < = uitgegaan >?
Zegt Ja.
Art. 60.
Of gemelde Weduwe niet weigerig is geweest aande zelve calange te voldoen?
Zegt de boete niet betaalt te hebben binnen de tijdt beij de boete van Calange bepaalt.
Art. 61.
Of hij Beschreeven in persoon de gemelde Weduwe vervolgens niet heeft doen dagvaarden ter rolle van Scheepenen der gemelde Heerlijkheeden tot betaling der voorzeide boete en om daartoe Eijsch te aanhoren daarop te andwoorden, en voort te procedeeren, als naar regten?
Zegt Ja.
Art. 62.
Of de zoon van gemelde Weduwe als toen ten dag dienende voor en in naam van zijne moeder ter voorschreeve rolle is gecompareerd?
Zegt Ja, dog zonder te weeten dat die Zoon ter Rolle is gedaagt geweest.
Art. 63.
Of dat de presentatie ter rolle in die zaak was op geleezen, de voornoemde haar Zoon als toen niet heeft verzogt, dat de Getuijgen, welke van dat gehouden doodmaal zouden attesteeren < = betuigen >, door hem Beschreeven in persoon zouden worden geproduceert, als Sustineerende < = als staande houdende > haaren voornoemden Zoon, dat derzelve zaak de plano, en buyten figuur van proces, behoorde te worden afgedaan?
Zegt sig ’t niet te kunnen herinneren.
Art. 64.
Of de Procureur van hem beschreeven in persoon ter zijner praesentie daarop niet heeft geandwoord?
Dat zij daartijds genoeg toe hadden, en dat zij er nog wel eerst Hondert guldens konden laaten oplopen?
Zegt dat de Procureur het zoude kunnen gesegd hebben dan zig het niet te herinneren.
Art. 65.
Of de Zoon van meergemelde Weduwe, zig uyt vrees voor de kosten, vervolgens niet door Scheepenen der gemelde Heerlijkheid heeft laaten overreeden, om van daar naar het huys van hem beschreeven in persoon te gaan ten einde die zaak met hem te schikken?
Zegt zig zulx niet te herinneren dan wel dat de Zoon naederhand op een agtermiddag bij hem is gekomen.
De post zegt dat hij op die selve voor de middag aen zijn huis gekomen is.
Art. 66.
Of de Zoon van gemelde Weduwe vervolgens aan hem beschreeven in persoon, de zelve boete of Calange niet heeft betaald?
Zegt Ja.
Art. 67.
Of ook derzelve, booven en behalven de volle boete, niet aan hem beschreeven in persoon heeft betaald vijf en twintig guldens voor de kosten?
Zegt dat hij beschreeven de boete alleen, ontfangen heeft en dat de kosten des Procureurs zaak zijn.
Art. 68.
Of hij beschreeven in persoon verders niet dertien persoonen welke buyten de Erfgenaam of Erfgenaamen van den overleeden bij dat zoo genaamde doodmaal als gasten hadden geadsisteert, heeft gecalangeert yder in een boete van tien guldens?
Zegt Ja.
Art. 69.
Welke geweest zijn de persoonen welke hij beschreeven in persoon, als gasten op het zelve zoo genaamde doodmaal diertijds inde voorschreeven boete heeft beslagen?
Zegt deselve niet bij naam te kunnen noemen.
Art. 70.
Of hij beschreeven in persoon alle dezelve personen meede niet heeft doen calangeeren en dagvaarden ter betaling dier vermeende boete?
Zegt wel allen te hebben Gecalangeert en wel te kunnen zeggen dat hij er wel eenige heeft gedagvaart.
Art. 71.
Of dezelve gecalangeerden alle meede niet de voorzeide boete met de daar op voorgevallen kosten hebben betaald?
Zegt dat zij allen de boete hebben betaald dan van de kosten niet te kunnen zeggen hoe seer wel gelooft dat deselven betaald zijn.
Art. 72.
Of hij beschreeven in persoon in alles van de voorzeide Calange niet heeft ontfangen eene Somma van Twee honderd vier en tagtigh guldens?
Zegt dat zulx waar zijn kan, dat zulx nader uit de lijsten zoude kunnen zien.

Aldus door opgemelde Heeren Commissarissen ter requisitie van het Officie Fiscaal op voorenstaande Articulen gehoord LODEWIJK WIJCHEL, beschreeve in persoon, welke nadat hem voorschr. Articulen als meede Zijne Gegeevene responsieven iterative
< = meermalen > en distinctelijk < = afzonderlijk en apart > waaren voorgeleezen bij den inhoude derselven heeft gepersisteert en deese beneevens Heeren Commissarissen onderteekent
S’HAGE 23 April 1789.
L. WIJCHEL
N.W. HARTMAN D.J. STEIJN PARRÉ
Mij present
C.A. MACLAINE


Ongedateerd.

Requeste.
De Procureur Generaal van BRABANT.

Requeste.
LODEWIJK WIJCHGEL Drossaard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND Meijerije van S’BOSCH.
Omme antidotaal
F. van MAANEN.

Aan de Hoog Mogende Heeren Staten generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN.

Geeft met schuldig respect te kennen LODEWIJK WIJECHEL Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND, Meijerije van S’BOSCH. Dat hoe zeer Uw Hoog moge tot zeer salutaire einden hebben gelieven goed te vinden, bij hoogstzelvert Placaat van den 2 Meij 1731 alleen huijsluijden of op ingezetenen in het district van de generaliteit te intendiceeren, het aanstellen of bijwoonen van doodmalen, het zij in het sterfhuys of op eenige andere plaatzen buijten het zelve, op poene van honderd guldens telkens te verbeuren, bij die geenen, welke daartoe ordre gegeven, directie gehad, of gecontribueert < = opgebracht > zoude hebben, als mede een boete van tien guldens te verbeuren bij een ieder die de voorn.de doodmalen bijgewoond zoude hebben, met verdere interdictie < verboden > aan de Officier en alle anderen, om Contrarie voorsz. Uw Hoog Mogenden placaat, eenige permissie te geeven, of daar over direct of indirect te Composeeren, of daarvan in eeniger maniere te glisseeren < = verzwijgen >, egter zommige inwoonders van voorsz. Heerlijkheeden zig niet ontzien hebben, om in vilipendee < = verachting > van de voorsz. heil zaame beveelen van Uw Hoog Mogenden, op vreemd Territoir < = gebied; land >, waar aan gemelde Heerlijkheeden zeer nabij geleegen zijn, zodanige doodmalen aan te stellen, en bij te woonen, het geene tot kennisse van hem Suppliant gekomen zijnde en hij onder eerbiedige Correctie, begrijpende dat zoo volgens den daad der zaake, en d’analogie < = evenredigheid > van het recht in’t gemeen, als bijzonder uijt hoofde van de duijdelijke zin en meening van de Placaat het aan de Opgezeetenen van de Generaliteit geoorloofd zijn kan, om buijten deselve wetten van U Hoog Mogenden te gaan overtreden, alzoo gemeend heeft, ten einde die alzints klaare en praeciese wet, niet elusoir < = denkbeeldig > te doen worden, zodanige overtreeders van dien te moeten Calangeeren, het geene ten gevolge heeft gehad, dat zommige van die gecalangeerden, ook de geincuareerde < = opgelegde > boete voldaan hebben doch anderen daarvan in gebreeken zijn gebleeven en vervolgens daar over wegens den Suppliant in Rechten opgeroepen zijnde, hebben voorgegeeven dat daar over voor of weegens hen eenig adres aan Uw HoogMogende zoude worden gemaakt.
En want hij Suppliant van UwHoog Mogende bekende aquiteit zig verzekerd houd dat hoogst derzelve intentie geenzints kan zijn om zaaken, welke notoir < = kennelijk > objecten der ordinaris < = gewoonlijk > Justitie en reeds voor dezelve gebragt zijn, daarvan door eene politique resolutie te avoceeren < = afstemmen >, en veel min daaromtrend eenig besluijt te neemen zonder verhoor der geinteresseerde parthij, vooral niet van een officier der Justitie tot Executie van Uw Hoog Mogenden beveelen vigileerende
< = wakende >.
Zoo keert hij Suppliant zig mits deeze, Eerbiedigst tot Uw Hoog Mogende met versoek dat bij aldien door of weegens eenige van dezelve persoonen met namen HENDRIK OME, LEONARD PEETER LAMBERS, LAMBERT TEUNIS MARTENS, JAN en WILLEM HENDRIK HENDRIKS, MARTEN van CALIS, HENS en DIRK HENDRIKS, WILLEM HENDRIK LAMBERTS, JAN BERKERS, en MARTEN MANDERS, of eenige andere inwoonderen van voornoemde Heerlijkheeden ter zaake voorschreven, eenig verzoek aan Uw Hoog Mogenden mogen worden gedaan, Uw Hoog Mogende, deselve gelieven te renvoyeeren aan < = verzenden > aan de ordinaris Justitie, ofwel indien aan Uw Hoog Mogende onverhoopt, daar omtrend noch eenige twijffeling mogte verblijven dan immers ende ten minsten op zodanig verzoek niet mag worden gedisponeert, als na verhoor van den Suppliant, en dat deze inmiddels mag worden aangenomen voor Antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om te voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partyen >.
’t Welk doende etc.
Getekend F. van MAANEN.


Datum onbekend.

Requeste.

De Procureur Generaal van BRABAND en Landen van OVERMAZE.

Omme Mandament van dagvaarding in persoon.

60 bladen.

Pro Fisco.

Aan den Edelen Raaden en Leenhove van BRABAND en Lande van OVERMAAZE.

Vertoonde Reverntelijk de Procureur Generaal van BRABAND en de voorschreven Landen.

Dat het aan LODEWIJK WIJCCHEL, Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Quartiere van PEELLAND, Meijerije van
’S-HERTOGENBOSCH, heeft kunnen gelusten om op den 7 Julij des voorleden Jaars 1788, door den Vorster den Gemelde Heerlijkheden schriftelijk te doen calangeren NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en de verdere kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER CLAASSEN, overleden op DE MOOSDIJK, onder dezelve Heerlijkheden, ter zaaken quasi, dat zij lieden ten occasie van het overlijden van gemelden hunne Vader, van zig, zouden hebben kunnen verkrijgen om op den 18 December 1787 een Doodmaal te geven en aan te stellen, en daar op te tracteren een groote meenigte, geene directie in het voorzeide Sterfhuijs hebbende, en hun lieden alzoo te mulcteren met een boete van een Hondert Guldens als welke boete zij lieden zouden hebben geincurreert volgens Hun Hoog Mogenden Placaat in dato den 2 Meij 1731, teegens het aanstellen en doen aanstellen van doodmaalen door de Huijs Luijden of opgezetenen van de Generaliteit, geemaneert:
Daar nogthans de zaak zig in deezenvoegen hadden toegedraagen,
Dat den gemelden JAN PEETER CLAASSEN in het begin van den maand December 1787 op DE MOOSDIJK zijnde komen te overlijden, desselfs doode lijk van daar was getransporteert naar het Dorp MEIJLL, zijnde territoir van Zijne Keijzerlijke Koninglijke Majesteit, waar ter plaatze des overledens behuwd zoon, met name GOORT GOORTS was woonagtig en teffens Schepen; en zulks met na dat alvorens voor de permissie van dat transport door de Kinderen van den overledene aan den Koster van de Heerlijkheid LIESSEL ten behoeve van gemelden Drossaard waerde betaald twee gulden en tien stuijvers en ten behoeve van den koster zelven, zeeven stuijvers.
Dat het zelve lijk vervolgens aldaar te MEIJL op den 7e December 1787 zijnde ten aan de besteld, de Kinderen van den overleden op den 18 December daaraan volgende, te MEIJLL voornoemt waaren ten zaamen gekomen om Zielmissen voor den overledenen te doen, en bij het doen dier Zielmissen meede hadden geadsisteert de voornaamsten goede bekenden van den overleden, alle onder de voorzeide Heerlijkheden woonagtig, aan welke persoonen door de Kinderen vn den Overledene in de Herberg DE ZWAAN, in het voorzeide Dorp MEIJLL op Keijzerlijk Territoir gelegen een stuk vleesch, met potage, als meede booter en brood was voorgezet, echter met die maate, dat yder persoon, niet meer dan vijf stuijvers Hollandsch op dat zoo genaamde doodmaal had verteerd.
Dat, hoe zeer het nu, ook zeederd jaaren herwaards was gebruijkelijk geweest, dat de Lijken van persoonen, die op DEN MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK, ook wel bekend onder den naam van DEN NEERKANT, (gehoorende alle die gehugten onder LIESSEL) kwamen te overlijden, van daar waaren getransporteerd naar MEIJLL, en aldaar begraven, onder genot, door den Drossaard over gemelde Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, van eene recognitie < = erkentenis > van Twee Guldens en tien stuyvers van een groot, en van één Gulden en vijf stuyvers van een klein Lijk, en het even zoo zeederd Jaaren herwaards in de gewoonte was, dat bij de begraavenis van den overleden, of bij het houden der Zielmissen over derzelven de daar bij present zijnde van buijten gekomen persoonen in een der herbergen te MEIJLL voornoemt, door de Erfgenaamen maatig wierden onthaald, zonder dat ook de teegenswoordige Drossaard der voorzeide Heerlijkheden zig immer had in het hoofd gesteld, een zodanig onthaal te baptizeren < = te noemen > met den naam van een Doodmaal, of weegens het aanstellen en bijwoonen van het zelve, de Erfgenaamen; en daar op geadsisteerd hebbende gasten te calangeren en te mulcteren < = beboeten >; booven en behalven dat ook het voorzeide Placaat van Hun Hoog Mogenden niet wel kan worden geextendeert < = uitgetrokken > tot zodanige contraventien < = overtredingen >, welke buyten Hoogst denzelven Territoir zouden mogen werden gepleegd, en hoe zeer mits dien de voorzeide kinderen en Erfgenaamen van gemelden JAN PETER CLAASSEN geene reden althans hadden om zig dezelve vexatoire < = onredelijke > en alzints onbetamelijke Calange eenigsints aan te trekken, of te bekreunen < = bekronen? >, zij lieden niettemin, uijt vrees voor kostbare procedures, en alleen ad redimendam vexam < = als remedie van het kwaad > onderling hebben geauthoriseerd hun lieden behuwd broeders PETER JAN LAMBERS, in huwelijk hebbende JAN PETER CLAASSEN, omme dezelve Calange met den voornoemden Drossaard der gemelde Heerlijkheden af te maaken, met dat gevolg, dat dezelve zig ten huyze van gemelden Drossaard heeft vervoegd, zij met denzelver over de betaeling dier gevorderde boete van een Honderd Guldens heeft gecomposeert < = overeen gekomen > voor eene somme van sestig Guldens, dan, vermits nog niet meer dan agt en vijftig Guldens en veertien stuyvers bij zig had, daar meede door gemelden Drossaard diestijds genoegen is genomen terwijl echter de gemelde Drossaard weigerig was geweest daar van quitantie aan den voornoemden PETER JAN LAMBERS te geven, gevende de huysvrouw van den gemelden Drossaard daar bij als toen present voor reden dier weigering dat haar man daar door in Lijden zouden komen, om dat hij de volle boete niet nam (zijnde het boven gemelde Hun Hoogmogende Placaat in dato 2 Meij 1731, in die gevallen, namentlijk, wanneer er grond mogt zijn tot eenige wettige Calange, aan alle Officieren wel expresselijk geinterdiceert < = verboden >, over de geincureerde < = nagelaten > boetens te composeren.
Dat vervolgens de gemelde Drossaard ten einde te kunnen ontdekken, wie op het zelve zoo genaamde doodmaal als gasten mogten hebben geadsisteert al verder van zig heeft kunnen verkrijgen om den voornoemden GOORT GOORTSEN bij eene vriendelijke missive teegens een bepaalden dag en uure bij zig ten zijnen huyze te ontbieden, onder voorwendsel, dat hij gaarne met den zelve over eenige affaires hem aangaande wenschte te spreeken, terwijl gemelde Drossaard tegens dien dag den voornoemden PETER JAN LAMBERS meede had doen citeeren, met dat gevolg, dat de gemelde GOORT GOORTS benevens zijnen voornoemden Zwager zig ten huyse van meergemelden Drossaard op den bepaalden dag en bestemden tijd hebbende vervoegd, van weegens gemelden Drossaard met verkragting van alle regelen van Gastvrijheid, aldaar geregtelijk is gearresteerd, en zij lieden door denzelven Drossaard benevens zijnen Procureur zijn genecessiteert < = genoodzaakt >, om te gaan op het Regt huys, alwaar zijlieden, ten presentie van gemelden Drossaard, en van zijnen Procureur, zijn gehoord op Interrogatorie < = een ondervraging, die in Rechte wordt afgenomen, om beantwoord te worden >, zoo aangaande het aanstellen en geven van dat zoo genaamde doodmaal als ten aanzien van de Gasten, welke op het zelve hadden geadsisteerd: (dat echter door den gemelden GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS zwaarigheid zijnde gemaakt, omden Eed afteleggen, te meer, daar ook zijlieden waeren bedugt, bij de zelve Gasten voor aanbrengers te zullen worden aangezien de voornoemde Drossaard en desselfs Procureur henlieden niet alleen met eene boete van Ses Guldens daags, en andere bedreigingen van Conswaincten < = blz. 6 >
Hebben genoodzaakt den Eed op de zelve Interrogatorien af te leggen, en alzoo onder Solemneelen Eede < = plechtige eed > in eene zaak haar zelve zoo directelijk concerneeren < = betreffen > teegens hen zelven te Getuijgen, maar ook daar en boven aan hen hebben beloofd en de voornoemde Drossaard aan de zelven werkelijk heeft gegeven een Declaratoir waar meede zij zig quasi ten aanzien van die genoodigde gasten zouden kunnen behelpen als een bewijs, dat zijlieden een niet hadden aangebragt.
Dat die meergemelde Drossaard der voorschreve Heerlijkheden met dat bewijs al zoo Gemunteert < blz. 6 >
Vervolgens van zig heeft kunnen verkrijgen om Twintig persoonen welke als gasten op het voorzeide zoo genaamde doodmaal onder MEIJLL voornt. hadden geadsisteert, te Calangeren, yder in eene boete van tien Guldens, en onder dezelve meede den voornoemden JAN PETER LAMBERS, en zijne gemelden huijsvrouw, offschoon die, als kinderen en Erfgenaamen van den overleden, als aanstellers van dat zoo genaamde doodmaal moetende worden Geconsidereert < = aangemerkt >, dan ook in die betrekking door voornoemden Drossaard bereids waeren gecalangeert, en zij lieden voor hun aandeel in de voorzeide Compositie < = samenspanning > over den gevorderde boete van een Honderd Guldens hadden geparticiseert.
Dat hoe zeer dan ook deeze Gecalangeerde persoonen, zig dezelve vexatoire < = kwellende > calanges meede niet hadde behoeven aan te trekken, of zig eenigsints te bekreunen zij lieden echter na dat eenige van hun hadden getragt daar teegens te doen eene alzints billijken en welgefundeerde defensie, dan om welke te doen de plano en buyten figuur van proces, zoo als nogthans had behoord men de zelve niet had gelieven te admitteren < = toestaan >, maar integendeel hen met zwaare kosten en lankwijlige Procedures had bedreigd,uijt vrees voor de zelve, hadden verkoosen, die gevorderde boetens, met de gevallen kosten der Calanges als anderzints, aan meergemelden Drossaard te voldoen terwijl alleenlijk door de huijsvrouw van zeekeren LAMBERT MARTENS met gemelden Drossaard over de boeten van haaren man gevorderd, was gecomposeert voor eene somme van neegen Guldens.
Dat al verders de meergemelde Drossaard der voorzeide Heerlijkheden, van zig heeft kunnen verkrijgen, om, niettegenstaande hij met de kinderen en Erfgenaamen van meergemelden JAN PETER CLAASSEN over de door hem gedaane Calange in eene boete van Een Hondert Guldens ( zoo als hier bevorens is gemeld ) had gecomposeert voor eene somme van Agt en vijftig guldens en veertien stuyvers, en niettegenstaande hij vervolgens de voornoemde GOORT GOORTS en JAN PETER LAMBERS, aangaande het geven en aanstellen van dat zoo genaamde doodmaal tegens hen zelven en hun meede Erfgenaamen onder Solemneelen Eede, had gehoord, en alzoo als zijne getuijgen teegens de verdere Gecalangeerdens had geen ploi eent, de voorzeide Kinderen en Erfgenaamen van gemelden JAN PETER CLAASSEN, na dat alles, te dagvaarden voor Schepenen der Heerlijkheid DEURNE, voornoemt, ter voldoening quasi van het restant de door hun geincurreerde boete, ter somme van Een en veertig guldens en en ses stuyvers, en vervolgens ter kwaader trouw te ontkennen, over de zelve Calange met hun lieden te hebben gecomposeert, alles met dat gevolg, dat de gemelde kinderen en Erfgenaamen, ten einde zig te redden uijt de vexatoire procedures waar meede zij lieden bij aanhoudenheid door den gemelden Drossaard en zijnen Procureur wierde bedreigd, niet alleen de voorzeide restant boete hebben betaald, maar ook bovendien eene somme van Vijf en twintig Guldens weegens de kosten op dezelve dagvaardingen gevallen, hebbende gemelde Drossaard alzoo van dezelve vexatoire calange alles genooten eene somma van Drie Honderd Vijf en Veertig Guldens en Zeevem Stuyvers.
Dat even zoo ook PETER van CALIS, gewoond hebbende op DE MOOSDIJK onder de voorschreve Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL den 14 Junij des voorleden Jaars 1788 deeze waereld zijnde komen overlijden, en het Lijk van den gemelden overleden, na alvorens voor de permissie van dat Transport te hebben voldaan eene Somme van Twee Guldens tien Stuyvers aan den Koster, door desselfs Weduwe van daar zijnde gedaan Transporteren naar MEIJLL, en de zelve Weduwe vervolgens op den 25 Junij daar aan volgende, ter occasie, dat den gewoone Zielmissen te MEIJLL voornoemt voor den Overleden wierden geleesen, aan eenige goede vrienden, en bekenden van den Overleden, welke bij het doen dier Zielmissen aldaar hadden geadsisteert, een stuk vleesch met potage, en booter brood, in de Herberg DE KEULSCHE KAR onder MEIJLL voornoemt, hebbende doen voorzetten, en hen lieden aldaar op eene zeer matige wijze hebbende doen onthaalen, zoo dat een yder der aanwezende gasten niet meer dan vijff stuyvers Hollands had verteerd, het al meede aan meer gemelden LODEWIJK WIJCCHEL Drossaard der voorschreve Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL heeft kunnen gelusten, de gemelde Weduwe van de voornoemde PETER van CALIS, bij geregtelijke acte, op den Zeeven en twintigsten November 1788 te Calangeren, ter zaake, dat den gemelden haaren man PETER van CALIS aan DE MOOSDIJK onder de Jurisdictie der voorschreven Heerlijkheden, den gemelden 14 Junij 1788 zijnde komen te overlijden zij, aan haar desselfs Weduwe binnen dezelve Heerlijkheden, ter plaatse voormeld, woonagtig (quasi) in weerwil van Hun Hoog Mogende Placaat, in dato 2 Meij 1731, zoude hebben kunnen geleesen om, ten occasie van de begrafenis van haaren gemelden man of eenige weinige daagen voor, of na dier begrafenis, een doodmaal aan te stellen, of te doen aanstellen, en daar op te tracteren verscheide persoonen, geene directie in voorschreven Sterfhuijs hebbende, waar voor zij weduwe zoude hebben geincurreert, de boete bij welgemelde Hun Hoog Mogende Placcaat gestatueert.
Dat de gemelde Weduwe zig dezelve Calange niet hebbende bekreund meergemelde Drossaard der voorzeide Heerlijkheden vervolgens heeft kunnen goedvinden, op den 10 December 1788, haar te doen dagvaarden tegens den 10 Januarij deezes Jaars 1789 ter rolle van Schepenen derzelve Heerlijkheden tot het aanhooren van zodanige Eijsch en Conclusies als ter zaake, van het incurreren der voorzeide boete breeder bij de voormelde acte van Calange vermeld ten dage dienende tegens haar zoude werden gedaan en genomen, daar teegen te andwoorden en voorts te procederen als naar regten, met dat gevolg, dat haar zoon ten dage voorschreven van haarentweegen ter rolle van gemelde Schepenen is gecompareert, en, na dat den gewoone presentatie ter rolle was opgelesen, heeft versogt, dat de getuijgen, welke van dat gehouden doodmaal zouden attesteren door den meergemelden Drossaard zouden worden geproduceert, als sustinerende, dat dezelve zaak de plano en buijten figuur van proces behoorde te worden afgedaan, dan dat den Procureur van meergemelden Drossaard, aldaar present, daarop aan denzelven hebbende te gemoet gevoerd, dat zij daartoe tijds genoeg hadden, en dat zij er nog wel eens Honderd Guldens konde laaten oplopen, de voornoemden zoon van gemelde Weduwe uijt vrees voor kostbaare en lankwijlige procedures, zig, door aanraeding van Schepenen der voorsz. Heerlijkheden, had laaten persuaderen < = aanraden >, om vandaar naar het huijs van gemelde Drossaard te gaan, ten einde die zaak met hem te schikken, alles met dat verder gevolg, dat de meergemelde Weduwe was genecessiteert < = genoodzaakt > geworden, zoude zij zig aan geen verdere procedures exponeren < = uitleggen >, en daar door haare ruine bewerken, om de gevondende boeten ten vollen aan meergemelden Drossaard te voldoen, en daar en boven aan hem te betaalen, quasi bij schikking, eene somme van vier en veertig guldens.
En dat het even zoo aan meergemelden Drossaard heeft kunnen goeddunken, om ook dertien Persoonen, welke op dat zogenaamde Doodmaal zouden hebben geadsisteert als Gasten, te beslaan yder in een boete van tien guldens, welke boetens door de zelven persoonen, uijt vrees voor vexatoire < = moeijlijke > procedures, meede zijn betaald geworden; hebbende den meergemelden Drossaard alzoo in alles van die Calange genooten eene Somma van Twee Honderd en Vier en Tagtig Guldens.
Dat de meergemelde LODEWIJK WIJCCHEL met reden moetende nadenken, dat bij aldien diergelijke exactien <= afeisching, afpersing> en knevelarijen, gevoegd bij de Inquisitoire <= onderzoeken > wijze van procederen, door hem in boven gemelde zaaken en vooral in die teegen de meergemelde Kinderen en Erfgenaamen van JAN PEETER CLAASSEN gehouden, als meede zijne in alle gevalle ongepermitteerde Compositien in die zaak, verondersteld zijnde, dat èn weezentlijk grond had geexteert voor die gedaane calange, des echter geenzints, ter kennisse van den Vertoonder mogten worden gebagt, dezelve niet zoude mogen of willen nalaaten, het Regt van de Hooge Overheid ten dien zaaken teegens hem waarnemen, alzoo, ten einde aan dit zijn gedrag, een glimp te geven en om, ware het mogelijk die zaaken aan de recherches < = onderzoekers > van de Justitie te ontrekken, heeft kunnen goedvinden, zig bij requeste te addresseren aan Hun Hoog Mogenden, en, quasi onder voorwendsel dat door eenige dier gecalangeerde persoonen, welke zouden zijn weigerig geweest, de geincurreerde boeten te voldoen, zouden zijn voorgegeven, dat zij ter zaake dier Calanges, zig zouden addresseren aan Hoog Mogenden, van Hoogst de zelven te verzoeken, dat bij aldien door of van weegen eenige van die zelve persoonen eenig verzoek aan Hun Hoog Mogenden mogt worden gedaan, Hoogst dezelve hen zouden gelieven te renvoieren
< = verzenden > aan de Ordinaris Justitie < = gewone rechter >; ofwel, indien aan Hun Hoog Mogenden, onverhoopt, daarontrend nog eenige twijffeling zouden mogen overblijven, op zodanig verzoek dan immers niet zoude mogen worden gedisponeert < = beschikt >, dan na verhoor van hem Drossaard, en dat voorschreeve zijne requeste inmiddels zoude mogen worden aangenomen voor Antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partijen >, met dat gevolg, dat hetzelve requeste bij Hoogst dezelven is aangenomen voor Antidotaal.
Dan, dat hij Vertoonder daar van kennisse bekomen hebbende, zig vervolgens meede bij Memorie heeft geaddresseert aan item Hoog Mogenden, en op grond van de redenen en motven daar bij gedetailleert, bij dezelve geproponeert < = voorgesteld >, of het Hoogst denzelven, niet zoude gelieven te behaagen, bij resolutie in deeze te verklaaren, dat Hun Hoog Mogende door het aanneemen, van de voorschreeve Requeste antidotaal van den voornoemden LODEWIJK WIJCCHEL geenzints wilden verstaan worden, de Cognitie
< = kennisneming, onderzoek van een zaak (inz. gerechtelijk) > der zaaken, zoo bij de voorsz. requeste antidotaal als bij dezelve Memorie vermeld, aan zig te willen houden, nemaar inteegendeel wel te mogen lijden, dat bij aldien hij Vertoonder zoude vermeenen verpligt te zijn, om teegens den voornoemden Drossaard LODEWIJK WIJCCHEL, ter zaake van de faiten breeder bij desselfs gemelde Memorie gedetailleerd, het Regt van de Hooge Overheid waar te nemen, door hem Vertoonder aan deezen Raade werden gedaan alle zodanige verzoeken, als hij oordeelen zoude tot dat gevolg, dat het Hun Hoog Mogenden heeft gelieven te behaagen, zulks alzoo bij Resolutie in dato den 23en Januarij deezes Jaars 1789 alzoo te verklaaren.
En, gelijk dierhalven de vorderingen der voorschreve boetens, door meergemelden LODEWIJK WIJCCHEL, bij voorgemelde gelegenheden, en op den voet en wijze, hier vooren insgelijks gedetailleert, van diverse persoonen gedaan, niet anders kunnen worden geconsidereert < = aangemerkt >, dan als verregaande exactien < = afpersingen >, en onbetamelijke knevelarijen, mitsgaders als eene verkragting van alle goede trouw, en eene schending van het vertrouwen, het welk in zijn publieq Caracter door zommige dier gecalangeerdens heeft kunnen en moeten worden gesteld, en verders als een ongeoorloofd misbruijk van de Justitie zelve, en de Compositien over dezelve gevorderde boetens op zig zelve, in alle gevallen niet anders dan als ten hoogsten onbetamelijk te kunnen worden aangemerkt en bij dato alles diergelijke exactien, en schending van goede trouw, en gegeven woord, vooral in een Officier van de Justitie ten hoogsten strafbaar zijn.
Zoo keerd de Vertoonder zig tot deezen Raade, verzoekende ……… Mogende Mandament van dagvaarding in persoon teegens den voornoemden LODEWIJK WIJCCHEL Drossaard den gemelden Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL in Communi forma.
’t Welk doende, etc.



Website door Active-Bits