Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 3

d.d. 10-02-1789.

Missive.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Missive van G. van SCHAIJCK dato 10 Februarij 1789.

WelEdele Geboore Gestr. Heer,
Ingevolge U Wel Edele Geboore Gestr. Missive van den 6 deezer heb ik de Eer aan U Wel Ed. Geboore Gestr. de daar in Gerequireerde Interrogetorie en Risponsive bij deeze toe te zende verhopende hier meede aan U Wel Ed. Geboore Gestr. Requisitie voldaan te hebben mijn in U Wel Ed. Geboore Gestr. Gunste Gerecommandeert te hebben noeme ik mijn met den Hoogste Agting.
Wel Edele Geboore Gestr. Heer
U Wel Ed. Geboore Gestr. Onderdanige Dienstwilge Dienaar
G. van SCHAIJK, President.
DEURNE den 10 Februarij 1789.

UH.Ed.Gestr. werde geemployeert men mij met veragtelijke oogen beschouwt. En het soude mij niet verwonderen, dat ik ook vervolgd zal worden dog ik vertrouw in alle geval op UH.Ed.Gestr. mentien en protextie < = melding en bescherming >.


d.d. 12-02-1789.

Hoog Edelen Gest: Heer!

U H. Ed.Gest: veel Geeerde van den 6 deezer, en bijlagen, is mij den 8e wel geworden, en den 10e heb ik mij na LIJSSEL begeeven, en bij een partij Gecalangeerdene van de bewuste doodmaalen geinformeert, hoe het sig alles verder heeft toegedragen, en ik denk binnen korte tijd mij in staat te zullen bevinden, om het een en ander daar van aan U H.Ed.Gest. te suppediteeren < = verschaffen >, den Drossard WIJCHGEL heeft de Gecalangeerdens naderhand alle de volle boeten laten betalen, uijtgenomen een vrouw die met de vorster van DEURNE, aan den Drossard eene gulden minder heeft betaald. Ik oordeel van den Vorster, en van eene Schepen van DEURNE JAN van HOOF die bij een en andere bepalingen present is geweest verklaringen nodig te hebben, dog ik vreese, dat daar aan zeer moeijelijk te komen zal zijn, door dien zij zeer voor den Drosst. geimporteert zijn, en zeer presumtieff < = verdacht >. Zoo lange zij’t ontgaan konnen zullen wijgeren, ook zal ik van een en andere Gecalangeerdens die van geen quitantien voorzien zijn, ook verklaringen moeten inwinnen, ondertusschen wenschte ik wel ten spoedigsten van U H. Ed.Gest: onderrigt te zijn, of het bestaan kan, dat ik dezelve onder de hand, onder presentatie van Eede inwin, dan oft dezelve, geregtelijk beEedigt moeten ingewonnen worden, soo het geregtelijk moet zijn, dan weet ik niet waar men sulkx best sal doen, te ASTEN off te VLIERDEN, dat zijn de digtste Plaatsen bij de woonplaats der getuijgens, want te HELMONT is het nog minder te vertrouwen, also den Procureur SCHOONDERMARK voor den Secretaris aldaar schrijft en presumtieff < = verdenkt > van onze reets ingewonne verklaringen gehad moet hebben, soo als ik uijt alle omstandigheeden heb konnen nagaan, bij mijn Retour van LIJSSEL door HELMONT passeerende, vernam ik aldaar dat den Drost van DEURNE den geheelen dag te HELMONT, was geweest, bij zijnen Procureur, en ook bij den Heere van HELMONT, daar hij en Procureur een goed vriend van is, en dat hij te HELMONT had afgegeeven, dat den Heere Fiscaal hem agter de veeren was, soo dat hij lonten ruijkt. U H.Ed.Gest: zal mij verpligten, per eerste post te willen melden, hoe ik het met de Scheepenen en Vorster van DEURNE zal aanleggen, oft niet beeter was, dat die des noods na S’HAGE ontboden wierden, en oft alle de verklaringen, onder de hand off Geregtelijk moeten ingewonnen worden, het geene ik dan ten Eersten zal verrigten, hier nevens terug de laast aan mij toegesondene requeste antidotaal < = tegengiftig, een verzoek ten Hove gedaan, om voor te komen dat iemand niet onverhoord bezwaard word, en alleen op het te kennen geven van partijen > van den Drost WIJCHGEL, en Haar Hoog Mog: Res: van 23 Januarij 1789 waar uijt soo veel te zien is, dat ik gelooff dat het den Drost hart te verantwoorden zal hebben voorts heb ik de Eer na Ootmoedige Dienst offerte, met alle respect en Eerbied te blijven.
Hoog Edele Gest: Heer!
U H:Ed.Gest.Zeer Gehoorz. Drossaar
E.A. ROVERS.

AARLE den 12 Februarij 1789.
P.S.
Ik denk dat den Heere Stadhouder van ADRICHEM van het geval van Eene schaareslijper, en de dood van des zelfs vrouw alhier in de gepasseerde maand voorgevallen, behoorlijk kennis zal gegeeven hebben, aan U H.Ed.Gest.


d.d. 19-02-1789.

Missive.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Missive van E.A. ROVERS aan den Advocaat Fiscaal van BRABAND in dato 19 Febr. 1789.

Hoog Edele Gestr. Heer,

Ik heb de Eer provisioneel UH.Ed.Gestr. hier nevens te zenden,
1e de bewuste Calange van De Wed. PEETER van CALIS.
2e Copie dagement.
3e quitantie van den Drost WIJCHGEL, van de door De Wed. PEETER van CALIS betaalde boete tot ƒ 100. 0. 0
waar bij nog moet komen weegens betaald oncosten bij accoord, waar van geen quitantie gegeeven is,
dog dat met getuijgen zal konnen, en moeten worden beweezen tot 44. 0. 0
4e Quitantie van de boete van JAN HENDRIK HENDRIKS tot 10. 0. 0
5e quitantie van de boetens van LAMBERT TEUNIS MARTENS en zijn huijsvrouw tot 20. 0. 0
6e quitantie van de boetens van D’wed. HENDRIK FRANS MARTENS en zoon 20. 0. 0
7e quit. Van de boete van WILLEM HENDK van de MOOSDIJK 20. 0. 0
8e Quitantie van de boetens van LEONARDUS PEETER JANSEN en zijn vrouw 20. 0. 0
9e quitantie van de boetens van WILLEM HENDRIKS en zijn vrouw 20. 0. 0
10e Quitantie van de boetens van HENDRIK OME en zijn meijt 20. 0. 0
11e quitantie der boete van de huijsvrouw van JAN HENDRIKS 10. 0. 0
Samen 284. 0 .0
Alle welke quitantien inhouden, dat zij die boeten hebben geincurreert ter zaake van ’t bijwoonen van een doodmaal, weegens het overlijden van PEETER van CALIS, gehouden binnen MEIJLL den 24e Junij 1788 en in sommige staat in de Herberg DE KEULSE KAR het geene geheel besijden de waarheid is, want D Wed. PETER van CALIS niet alleen verklaring geeven kan, dat zij op den 24 Junij 1788, nog te MEIJLL, in de Herberg genaamd DE KEULSE KAR, nog elders geen de minste doodmaal weegens de begravenis van haaren man, heeft aangesteld off gegeeven gehad, maar ook de voorn. Gasten, dat zij op die dag geen doodmaal over PEETER van CALIS aldaar of elders hebben bijgewoond, soo als den hospis en verdere van zijne aanhorige uijt DE KEULSE KAR te MEIJLL al meede die verklaaring wel zullen konnen geeven, dat er op die dag ’t voornd. doodmaal aldaar, ten huijse niet gehouden is, zoo dat ik alvoorens verder tot het inwinnen der verklaringen over te gaan, best geoordeeld heb, UH.Ed.Gestr. zulkx te melden en in Consideratie < = inzigt > te geeven off, men diergelijke verklaringen, sonder er meer bij te voegen, ook soude inwinnen, terwijl ik begrijp dat hij Drossard die boeten in allen gevalle op die voet, ten onregte ingevordert en genooten heeft, dog soo UH.Ed.Gestr. van contrarie
< = tegenstrijdig > advies mogte zijn, denk ik onnodig te weesen, van de voorn. Gasten der doodmaal van de Wed. PEETER van CALIS verklaringen in te winnen, mits de voorn.de Calange, dagement, en Eijgenhandige quitantien van den Drossard verder alles bewijst uijtgenoomen, wat er op de doodmaal opgedist is geweest, ’t welk soo ik vermeen gehoord te hebben, Eene compleete Taaffel van alderleij Eeten geweest is, dog UH.Ed.Gestr. dient te weeten dat de doodmaal die ik hier door bedoel, door de Wed. PETER van CALIS aangerigt en door voorn.de gasten bijgewoond, gehouden is geweest den 25 Junij 1788 en niet den 24 Junij 1788 zooals mogelijk de verklaaringen bij den Drossard desweegens denkelijk ingewonnen, ter Secretarije van DEURNE ook valschelijk zullen luijden.
Soo dra ik op deeze UH.Ed.Gestr. instructie vernomen zal hebben, zal ik met het inwinnen der verklaringen beginnen en ik twijffel niet off ik zal mettertijd in staat geraken, om zoo ten aanzien van deeze zaak, als van die over JAN PETER CLAASSEN, verdere genoegsaame bewijsen aan UH.Ed.Gestr. te konnen suppediteeren < = toereiken >.
Om de verwondering van UH.Ed.Gestr. omtrent de Vorster van DEURNE die wel een broeder van de President aldaar is weg te neemen, moet ik UH.Ed.Gestr. melden, dat ik per gerugte te LIJSSEL gehoord heb, dat den Vorster als aanbrenger meede zijn aandeel van de boeten heeft genooten, en dat hij den Drossard zoude hebben aangezet, tot het poursuiveeren < = vervolgen; achtervolgen > dier
zaken.
Voor ’t overige kan UH.Ed.Gestr. staat maken, dat ik mij na den inhoude van UH.Ed.Gestr. geEerde van den 17 dezer zoo veel mij mogelijk is zal gedragen, en dat het gerequireerde omtrent de scharenslijper volgen zal.
Soo onder het schrijven dezes, verneem ik dat Eergisteren een officier gend. MILJET die zig te DEURNE of daar omstreeks ophout, met zijn deegen den Drossard WIJCHGEL in zijn aangezigt zeer gequetst zoude hebben, en ook in zijn hand, om dat hij den deegen afkeerende in zijn hand gegrepen had, het schijnt dat hij wat verdient moet hebben, na vriendelijke saluatie < = begroeting >, heb ik de Eer met verschuldigde hoogachting te noemen,
Hoog Edele Gestr. Heer!
Aarle den 19 Febr. 1789.
UH.Ed. Gestr Zeer Ootm. en D.V. Dienaar E.A. ROVERS.
P.S.
Na dat deeze geschreeven en nog niet afgesonden was, had ik occasie DHr. van HIJNSBERG Secretaris van AARLE te spreeken, die ik uijt naam van UH.Ed.Gestr. versogt om copie uijt de acte van Visitatie van het Dood Lichaam der Schaareslijpers Vrouw, als meede Copien van verdere gepasseerde actens over dat geval, waar op ik tot antwoord ontving dat hij sulkx nog niet gaff, dat hij eerst zig daar over moest bedenken off adviseren, in bij aldien hij ’t verpligt was, hij het dan geeven soude, waar op ik hem repliceerde, dat hij in vorige tijden DHr. van ADRICHEM als Gelaste van UH.Ed.GESTR. wel ouvetures < = inleidende voorstellen > van zaaken gegeeven had en toen geen swarigheid maakte, waarom hij sulx nu ook niet deede, zijn Ed. mij daar op Dupliceerde, dat hij zeer wel wist, dat er differenten tusschen UH.Ed.Gestr. en Den Heer Hoogschout te S’BOS waaren geweest, en dat hij eerst daar over aan D’Heer van ADRICHEM schrijven zal, ik heb gedagt dat aan UH.Ed.Gestr. tot desselfs narigt te moeten melden, Ondertusschen bespeur ik dat men het er op toelegt om, is’t mogelijk het Officie Fiscaal lastig te maken dat ik ook meede ontwaar word, dat nu het uijt koomt dat ik door UH.Ed.Gestr. werde geemployeert men mij met veragtelijke oogen beschouwt. En het soude mij niet verwonderen, dat ik ook vervolgd zal worden dog ik vertrouw in alle geval op UH.Ed.Gestr. mentien en protextie < = melding en bescherming >.


d.d. 01-03-1789.

Missive

De Procureur Generaal van BRABAND.

Missive van L. WIJECHEL aan E.A. ROVERS Inde 1 Maart 1789.

Wel Edele Heer
De Heer ROVERS
Secretaris der Heerlijkheden BEEK en DONK en LIESHOUT
Te AARLE.

WelEdele Heer.

Ter rescriptie op UwEd. missive huijden ontfangen, dient in antwoord dat de twee gulden en 10 stuyver en een gulden en vijf van een kint onder de 16 jaaren welke van de NEERKANT te MEIJL werden begraeven aan mijn voorgaande Predecesteiuren < = voorganger > zijn betaalt en in navolginge van dien bij mij ontfangen en dit als nog kan bij voegen, dat nooijt geen van die luijden daar over heb aangesprooken om het bovengemelde aan mij te betaalen maar als een out gebruijk aan de Meester hebben overgegen te LIJSSEL in haast heb de Eed met haer veel agting mij te noemen.
UW.Edele D.W. DIENAAR
L. WIJCHGEL.

WelEdele Heer
DEURNE 1 Maart 1789.

< Inlegvel >

Copie simpel.

WelEdelen Gestr. Heer!

WelEdelen Gestr. Heer,

Toen ik de Eer had Eergisteren bij U Wel. Ed. Gestr. te zijn had ik vergeeten te vragen, off U Wel Ed. Gest. mij niet konde informeeren, voor wie betaald word, en wie genoten heeft de ƒ 2.10. 0 van een heel lijk, en ƒ 1. 5. 0 van een halv Lijk der Lijken welke van de NEERKANT getransporteert zijn geworden na MIJLL, en aldaar begraven en aan wie die penningen Competeeren, U WelEd.Gest. zal wel de goedheijd gelieven te hebben, van mij zulkx met brenger deezes te willen melden, ten eijnde ik daar van na waarheid onderrigt mag zijn, in verwagting van dien heb ik de Eer mij te noemen,
WelEd.Gest.Heer
UWelEd.Gest. D.w. Dienaar geteekend E.A. ROVERS.
AARLE 1 Maart 1789.
(de superscriptie was)
WelEdelen Gest. Heer,
Den Heere L. WIJCHGEL Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL etc. etc. te DEURNE.


d.d. 03-03-1789.

Folio 58.

Verklaaring door JACOMINA RAAIJMAAKERS ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE.

VLIERDEN den 3e Maart 1789.
De Procureur Generaaal van BRABAND.

Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0-18- 0
Passeeren ƒ 0-12- 0
Uitmaaken ƒ 0-18- 0
Officier voor Beëedigen ƒ 0- 7- 0
Secretaris voor Annoteeren van Eed ƒ 0- 6- 0
Scheepenen voor Vacatie en overstaan ƒ 0-12- 0
-------------
ƒ 3-13- 0

Pro Fisco.
Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN Quartier van Peelland Meijerij van ’S-HERTOGENBOSCH JACOMINA RAAIJMAAKERS, Huijsvrouw van LAMBERT MARTENS oud ontrent 50 jaaren, woonende aan ’t BROEK, of MOOSDIJK onder de Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, dewelke ter Instantie en Requisitie van ’t Officie Fiscaal, van BRABAND, en Lande van OVERMAZE, voor de oprechte waarheid verklaard, waar ende waaragtig te weesen, dat sij op mondelinge Last van haare voorn.de Man, haar in ’t Laast van October of begin van November 1700 agt en Tagtig, sonder de presiesen dag onthouden te hebben, met en beneevens BALTHAZAR van SCHAIJK, Vorster van DEURNE en LIESSEL, voorsz. heeft begeeven, ten woonhuijze van den Heer Drossard WIJCHGEL, op den Casteele te DEURNE voorsz. en aldaar in Presentie en door tussenspraak van voorn.de Vorster aan gemelde Heere Drossard, van DEURNE en LIESSEL de Boete van tien gulden welke haar Comparante voorn.de Man, zouden hebben verbeurt ter sake denselve hadde bijgewoond het Doodmaal dat door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER CLAASSEN, op DE MOOSDIJK onder DEURNE en LIESSEL voors. woonagtig den 18 December 1700 seeven en Tagtig, te MIJL in de Herberg genaamt DE ZWAAN, was aangelegt en waar over haar comparante Man, door voorn.de Vorster van weegens gemelde Heere Drossard, mondeling was gecalangeert geweest, met eene somme van Negen gulden heeft afgemaakt en voldaan gehad, terwijl gemelde Heere Drossard daar mede genoegen nam, dog daar van aan haar Comparante, geen quitantie heeft gegeeven gehad.
Eijndigende sij Comparante hier meede deese haare waare en oprechte verklaaringe geevende voor Reedenen van welwetenheid, als in den tecxt en heeft na duijdelijke voorleezinge, daar bij gepersisteert, en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden Soo waarlijk helpe mij God Almagtig afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUZELDONK President Scheepen Loco Officier ten overstaan van ANTHONIJ JAN GALLÉ en JELIS van HEUGTEN Scheepenen.
Actum ten Raadhuijse van VLIERDEN den derden Maart 1700 negen en tagtig en hebben scheepenen boven genoemd de Minuten deezer Prothocllair beneeven de Comparante en mij ondergeschreeve subst. Secretaris, behoorlijk onderteekend.
Quos Attestor
A. RAMAER, Subst. Secrts.


d.d. 03-03-1789.

Folio 59.

VERKLAARING door
NICOLAAS JAN PETER KLAASSENS.
PETER JAN LAMBERS, en
GOORT GOORTS
Ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE.

VLIERDEN den 3 Maart 1789.

De Procureur Generaal van BRABAND.

Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0 – 18 – 0
Passeeren ƒ 0 – 12 - 0
Uitmaaken ƒ 0 – 18 – 0
Voor ider Attestant die bijsonder Attesteert 1 – 4 – 0 dus behalve de Eerste nog 2e deponent ƒ 2 -- 8 – 0
3 Deponenten ƒ 1 – 1 – 0
Secretaris voor Annoteeren van de Eede ƒ 0 – 6 – 0
Scheepenen voor vacatie en overstaan ƒ 0 - 12 – 0

ƒ 6 – 15 – 0

Pro Fisco.

Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN Quartier van PEELLAND, Meijerije van S’HERTOGENBOSCH ondergenoemd NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN, oud circa 58 jaaren, PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren in Huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER KLAASSEN, beijde woonende op DE MOOSDIJK onder de Heerlijkheiden DEURNE en LIESSEL, Quariere van PEELLAND voorsz. en GOORT GOORTS, oud 57 jaaren, in huwelijk hebbende MARIA JAN PETER KLAASSEN Regerend Scheepen en Inwoonder des Dorps van MIJL, OOSTENRIJKS GELDERLAND dewelke ter instantie, en Requisitie van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE, voor de oprechte waarheid verklarent waar en de waaragtig te weesen, en wel de Twee Eerste in ordine Comparanten voornd. dat zij niet alleen met de ijuterste bevreemding hebben ondervonden dat zij beneevens haare Twee Broeders, HENDRIK en PETER JAN PETER KLAASSEN als kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PETER KLAASSEN, zonder eenige de minste aanmaning of waarschouwing op den 11 December 1700 agt en tagtig, schriftelijk met overleevering voor Ider een Copie Authorisatie, met onderstaande Acte van Exploict door den Vorster van DEURNE en LIESSEL voorsz. ter Instantie van den WelEdele Gest. Heer LODEWIJK WIJCGHEL Drossard der Evengemelde Heerlijkheeden, zijn gedagvaard geworden omme op woensdag den 14 Januarij 1700 Neegen en Tagtig des voormiddags ten Klokke Tien uuren te Compareeren ter Rolle, welke toen voor Heeren Scheepenen, derselve Heerlijkheeden zouden werden gehouden, ten eijnde aldaar te komen aanhooren sodanige Eijsch en Conclusie als ten daage dienende door of van weegens meer voormelde Drossard zoude werde gedaan over en ter saake van eene somme van Een en veertig guldens en ses stuyvers welke sij Comparanten nog schuldig soude sijn, van eene bij hun geincureerde < = opgelopen straf > Peenaliteijt < = strafwaardige boete > ter somme van Honderd guldens breeder vermeld bij Acte van Calangie op den 7 Julij jongstleeden door gemelde Vorster aan de Comparanten geexploicteert, maar ook dat sij comparanten nooijt sulks van voorn.de Heere Drossard hadden verwagt, doordien den Tweeden Comparant PIETER JAN LAMBERS voornt. korte daagen na het Insinueeren der voorsz. Acte van Calangie, aan alle de Comparanten heeft verhaald en betuijgt gehad dat hij volgens Last door de alle Erfgenamen JAN PETER KLAASSEN, aan hem gegeeven was geweest, bij voorn.de Drossard WIJCHEL aan deselfs wooninge te DEURNE voorsz. en dat hij toen aldaar met gemelde Drossard over de voorn.de Boete van Honderd gulden hadde geaccordeert in deser voege dat desweegens souden werden betaalt, eene somme van sestig guldens, dog dat hij zeijde maar agt en vijftig guldens veertien stuyvers bij zig te hebben, gemelden Drossard daar meede genoegen genoomen had en welke agt en vijftig guldens veertien stuyvers, hij Tweede Comparant toen aldaar ook aan gem. Drossard contant hadde betaalt, dat hij ook Quitantie hadde verzogt, dog dat gem. Drossard sulks aan hem hadde geweijgert, terwijl de Huijsvrouw van voorn.de Drossard, daar bij sijnde, hadde gezegd, dat den Drost daar van geen quitantie kost geeven, want hij daar door in Lijden zouden komen, om dat hij de volle boete niet nam, en dat hij Tweede Comparant genoodsaakt was geweest zonder Quitantie te vertrekken.
Voorts verklaaren alle drie de Comparanten dat sij hun beneevens haare voorn.de Twee Broeders met de voorsz. dagemente verleegen vindende, en niet tegen den gemelden Drossard zoekende te Procedeeren, onderling hebben besloten gehad, en al wederom gem. Drossard te vreeden te stellen en te Contenteeren, te eijnde maar van hun af te zijn, en dan desweegens van hem quitantie te neemen.
Weijders verklaaren de Tweede en Derde Comparanten afsonderlijk dat sij hun daar op den 14 Januarij 1700 Negen ten Tagtig voornoemd, des voormiddags na de Raadkamer te DEURNE begeeven hebbende en daar aangekoomen zijnde, den Tweeden Comparant PETER JAN LAMBERS, maar alleen in deselve Raadkamer aldaar is gegaan terwijl den derden Comparant GOORT GOORTS daar buyten bleev.
Ende verklaart den Tweeden Comparant PETER JAN LAMBERS voornd. separaat < = afzonderlijk >, dat aan hem in de voors. Raadkamer, door de Hr. Secretaris van DEURNE en LIESSEL voorschr. iets aangaande de voors. zaak is voorgeleezen geworden, en dat de Procureur SCHOONDERMARK daar op aan hem Comparant vroeg of hij ook iets op de Rol te zetten had, dat hij Comparant daar op heeft geantwoord, dat hij het loopen moey was, en dat hij betalen zouden, maar dat hij Drossard slegt met hun gehandeld had, om dat hij eerst met hun geaccordeert had, en hij Drossard ook zoo betaald was, en nu wederom door hem aangedaan wierden, tellende hij Comparant aldaar op de Tafel Een en veertig gulden ses stuyvers, waarop voorn.de Drossard tegens hem Comparant seijden, nu moet gij de Procureur nog te vreeden stellen, dat hij Comparant daar op heeft geantwoord, dat hij geen kosten gemaakt had, en dat hij dagt ook geen kosten verschuld te zijn, dog soo het met een Bagatel te doen was, dat hij zulks dan geeven souden om er maar van af te zijn, zulke of diergelijke woorden in substantie dat daar op geantwoord is, geworden, dat men aan het Huijs van voorn.de Drossard zoude gaan, om te zien of men daar konde Accordeeren, waar op hij Comparant zijn geld wederom heeft opgenoomen, en daarmeede de Raadkamer is uitgegaan.
Verders verklaaren de voornoemde PETER JAN LAMBERS en GOORT GOORTS, Tweede en Derde Comparanten alnog dat sij te dier tijd vervolgens met voorn.de Drossard, en Procureur zijn gegaan na de woonhuijsing van Gemelde Drossard, en aldaar in een kamer gekoomen zijnde zij Comparanten met voorn.de Drossard en Procureur weegens de voornoemde gevorderde onkosten hebben geaccordeert gehad, voor vijf en Twintig guldens voor de nader gevorderde restant boete, aan voorn.de Drossard hebben betaald, dog dat voor de voldoening der gemelde vijf en twintig gulden, onkosten Borg bleev JAN NOOIJEN ook wel genaamt JAN van HOOF Scheepen te DEURNE en LIESSEL, voorsz. die toen aldaar meede Present was, en waar meede voornoemde Drossard genoegen nam, en aan hun Comparanten quitantie gaf.
Verklaarde den Tweeden Comparant, PETER JAN LAMBERS in ’t bijsonder nog, dat hij deselve vijf en twintig gulden naderhand aan voorn.de Scheepen JAN van HOOF heeft betaald gehad, en dat ten tijde, plaatse en in presentie voorsz. bij het betaalen der voorn.de gevorderde Restant boete, den gemelde Drossard tegen hem Comparant nog heeft gesegt nu moet gij ook nog boete geeven voor uw en uw vrouw, weegens het bijwoonen van de Doodmaal van PETER van CALIS dat hij Comparant daar op heeft geantwoord daar weet ik niet af, dog dat voorn.de Scheepen JAN van HOOF hem Comparant aanraade, om er zig maar af te maaken, hij Comparant als niet tegen voornoemde Drossard zoekende te procedeeren zig daar toe heeft laaten overhaalen, zeggende hij Comparant daar op tegen gemelde Drossard dat hij hem dan vijftien gulden zouden geeven, dat gemelde Drossard en JAN van HOOF daar op buyten de kamer zijn gegaan, en gemelde Drossard en JAN van HOOF wederom binnen gekoomen zijnde hij Tweede Comparant met voorn.de JAN van HOOF buijten de kamer gegaan zijnde alwaar voorn.de JAN van HOOF tegens hem Comparant seijde, dat het daar voor, meenende de geboode vijftien gulden, gaan souden, en dat den Drossard daar, meede genoegen soude neemen maar dat hij zulks moest stilswijgen, soo als de Hospesen of Waarden in de Respectieve Herbergen, te MIJL gewoon zijn daar voor te Reekenen, ontrent vijf stuyvers Hollands van Ider persoon, en dat de voorsz. Maaltijd ordentelijk zonder eenige buytenspoorigheeden is gehouden geworden.
En eijndelijk verklaaren alle de Comparanten, alnog dat er op de uithoeken het digste bij MIJL geleegen, gent. DEN HEIJDRIK, DE MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK ook wel bekent onder de naam DE NEERKANT, alle gehoorende onder DEURNE en LIESSEL voorsz. tans circa vijf en twintig Huijsen sijn, waar van de Inwoonders komende te overlijden van vorige tijden af, soo lang het de Comparanten geheugd, onder betaaling van eene Recognitie < = erkentenis > van Twee Gulden Tien Stuijvers, van een heel Lijk, en eene gulden vijf stuyvers voor een half Lijk, gelijk sij Comparanten altijd gehoord hebben, voor den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL van daar na MIJL voorsz. zijn getransporteert aldaar begraaven, en sommige doodmaalen gehouden, en dat sij te MIJL voorsz. nog hebben bijgewoond, de Begraavenissen en Doodmaalen van haaren Oom WILLEM PETER KLAASSEN, en den Tweeden en Derden Comparant nog de begraavenis en Doodmaal van haar Moeder MARIA van BREE Huijsvrouw van PETER KLAASSEN zijnde wel ruijm vijf en twintig jaaren geleeden, als voorsz. onder de Jurisdictie van DEURNE en LIESSEL, gestorven en na MIJL getransporteert, zonder dat sij Comparanten onthouden hebben den tijd wanneer die Doodmaalen gehouden zijn geweest, dog wel te weeten dat sulks eenige daagen na’t overlijden van deselve is geschied en dat sij geensins door den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL ooijt daar over zijn aangesprooken, veelmin becalangeert maar dat sij Comparanten op den voet voormeld de Doodmaalen te MIJL rust en vreedig zonder naderhand daar over bemoeijlijkt te worden, hebben bijgewoond, en dat zij ook nooijt anders geweeten hebben, of mogten zulks gerust doen als de voorsz. Recognitie maar betaald was, en dat dan ook nooijt voor soo ver zij Comparanten weeten door den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL daar teegen is gevigeleert < = gewaakt > geweest nog eenige Boeten, des weegens gevraagd of gesustineert < = aan gehouden > gehad.
Eijndigende sij Comparanten hier meede Ider hunne voorschr. waare en oprechte verklaaringen Geevende voor Reedenen van welwetendheid als in den Tecxt hebben na Duijdelijke voorleezingen daar bij gepersisteert en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden Soo Waarlijk helpe Mij God Almagtig afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUSELDONK President Schepen Loco Officier ten overstaan van ANTHONY JAN GALLÉ en JELIS van HEUGTEN Scheepenen.
Actum ten Raadhuijze van VLIERDEN den derden Maart 1700 Neegen en Tagtig.
En hebben Scheepenen bovengenoemd de Minuten < = ontwerp > dezer prothocollen beneevens de Comparanten, en mij ondergeschreeve Subst. Secretaris behoorlijk onderteekend.
Quod Attestor
A. RAMAER, Subst. Secrs.

Bijlage. ( los blaadje )

Bekenne ik ondergeschreven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ten vollen vodaan te zijn van PETER JAN LAMBERS en Zijne huijsvrouw sodanige boete als dezelve hebben geincasseert wegens het bijwonen van een doodmaal door het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vierentwintigsten Junij des geerden jaare Seventien hondert agt en tigh en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden.
Actum DEURNE den veertienden Januarij Seventien hondert negen en tagentigh.
L. WIJCHGEL.


d.d. 03-03-1789.
Folio 62.

Verklaaring door MARTEN van CALIS, PETER JAN LAMBERS en GOORT GOORTS ter instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE.
VLIERDEN den 3 Maart 1789.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Jura Secretaris Prothocolleeren ƒ 0-18- 0
Passeeren ƒ 0-12- 0
Uitmaaken ƒ 0-18- 0
voor ijder Attestant die bijsonder attesteert 1- 4- 0 dus behalve de eerste nog 2 Deponent ƒ 2- 8- 0
3e Deponent ƒ 1- 1- 0
Secrs. Voor Annoteeren van de Eeden ƒ 0- 6- 0
Scheepenen voor vacatien en overstaan ƒ 0-12- 0
--------------
6-15- 0
Pro Fiscaal.

Compareerde voor Scheepenen der Heerlijkheid VLIERDEN, Quartier van PEELLAND Meijerije van ’s-HERTOGENBOSCH ondergenoemd, MARTEN van CALIS, zoone van nu wijlen PETER van CALIS oud circa 33 jaaren, PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren, beijde woonende op DE MOOSDIJK of NEERKANT onder de Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND voorsz. en GOORT GOORTS, oud 57 jaaren, Regeerend Scheepen en Inwoonder des Dorps van MIJL OOSTENRIJKS GELDERLAND dewelke ter instantie en Requisitie, van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAASE voor de suyvere waarheid verklaaren waar ende waaragtig te weesen en wel Eerstelijk den Eerste in ordine Comparant MARTEN van CALIS voornt. dat des Comparants vader PIETER van CALIS voormeld op DE MOOSDIJK voorsz. overleeden zijnde het doode lichaam van denselven van daar is getransporteert geworden, na MIJL voorsz. en dat van weegens zijne voorn.de Comparants Moeder, volgens oud gebruik eene Recognitie is betaald van Twee gulden Tien stuijvers voor den Heere Drossard van DEURNE en LIESSEL en daar nog boven seeven stuijvers Luijgeld
< = geld voor het luiden van de doodklok > aan de koster van LIESSEL voornt. en wijders dat zijne moeder de Wed. PETER van CALIS, na ’t overlijden en Begraaven van des Comparants voorn.de Vader PETER van CALIS, op den vijf en twintigsten Junij 1700 agt en tagtig, binnen de voorsz. Dorpe van MIJL in de Herberg DE KEULSE KAR aan haare Familie en goede vrinden heeft gegeeven gehad een Maaltijd welke den Tweede Comparant soo als deselve meede verklaaren met meer andere Persoonen heeft bijgewoond en dat op die Maaltijd aan haar Comparanten soo als zij Comparanten vermeenen, is voorgeset geworden Pottazie vlees Lepelkost Booter en Broot, of Dergelijk eeten zonder allen ’t zelven precies meer te weeten, of onthouden te hebben. En verklaarde den Eerste Comparant dat hij voor zijne voorn.de Moeder desweegens heeft betaald soo als de waarden in de Herbergen te MIJL gewoon zijn daar voor te Reekenen ontrent vijf stuijvers Hollands, van ider Persoon, en dat dezelve Maaltijd ordentelijk zonder eenige buijtenspoorigheeden is gehouden geworden.
Verklaarde hij Comparant voorts dat zijne Moeder de Wed. PETER van CALIS, op den 28 November 1700 Agt en Tagtigh volgens schriftelijke Authorisatie van den Heere LODEWIJK WIJCHGEL, Drossard der voorsz. Heerlijkheeden door den Vorster van DEURNE en LIESSEL is Becalangeert en gemulcteert < = beboet > geworden, in een boete van Een hondert gulden, welke zij Comparanten ingevolge Haar Hoog Mog. Placaat van den 2e Maij 1731 zouden hebben geincureert ter saake dat zij ter occasie der Begraavenis van haaren voorn.de Man, of eenige weijnige daagen voor of na die begraavenis een Doodmaal zouden hebben aangesteld of gedaan aanstellen en daar op getracteert verscheijde persoonen, geen directie in voorsz. sterfhuijs hebbende, dat des Comparants voorn.de Moeder al verder op den 11e December 1700 Agt en Tagtig door voornoemde Vorster ter Requisitie van gem. Heere Drossard is gedagvaard geworden, om op Woensdag den 14e Januarij 1700 Negen en Tagtig des voormiddags de Klokke Tien uuren te Compareeren ter Rolle, welke toen voor Heeren Scheepenen der voorsz. Heerlijkheeden souden werden gehouden en aldaar te aanhooren sodanigen Eijsch en Conclusie als door of van weegens welgemelde Heer Drossard, zouden worden gedaan en genomen, over en ter saake, van de voorsz. Boete welke des Comparants voors. Moeder souden hebben Geincurreert.
Dat hoezeer hij Comparant vermeende om Reedene, het een oud gebruijk was dat de doode Lichaamen, na MIJL getransporteert, aldaar begraaven en van sommige doodmaalen gehouden sijn, en dat hij nooijt iets van calangie desweegens gehoord had, zijn voorn. Moeder ook daar voor geen boeten verschuld was, egter uit vreese om tegen voornoemde Heere Drossard te moeten Procedeeren, hij Comparant met zijne voorn.de Moeder heeft afgesprooken om deeze zaak af te maaken en voorn.de Heer Drossard maar te vreeden te stellen, en te voldoen, en dat hij Comparant volgens die afspraak zig op meergem. Woensdag den 14 Januarij 1700 Negen en Tagtig des voormiddags in de Raadkamer van DEURNE voorschr. heeft begeeven gehad, dat toen aldaar door den Heer Secretaris, in Presentie van Heeren Scheepenen iets aangaande deselve zaak aan hem Comparant is voorgeleezen, en dat aan hem Comparant is gevraagd geworden of hij ook iets op de Rolle te zetten had, dat hij daar op heeft gezegt, of het beweezen konde worden, dat zij de getuijgen zoude brengen, waarop den Procureur SCHOONDERMARK aldaar meede present antwoorde, daar hebben wij nog tijds genoeg toe, wij konnen er eerst nog wel Honderd gulden op laaten loopen, dat hij Comparant vervolgens, op het aanraaden van voorn.de Heeren Scheepenen, uit hoofde van vreese voor groote kosten, en om in geen proces te komen zig van daar na de woonhuijsinge van voornoemde Heere Drossard heeft begeeven gehad om de zaak uit de weereld te maaken.
En eijndelijk verklaaren allen de Comparanten, te samen, dat zij op den voorn.de 14 Januarij 1700 Negen en Tagtig, des voormiddags zijn geweest ten Huijse van voorn.de Heer Drossard WIJCHGEL en dat toen aldaar den Eersten Comparant MARTEN van CALIS voor zijne voorn.de Moeder met gemelde Heere Drossard WIJCHGEL en Procureur SCHOONDERMARK aldaar present zijnde weegens gevorderd onkosten ter saaken voorsz. heeft geaccordeerd gehad voor vier en veertig guldens welkes den Scheepen JAN NOOIJEN ook wel genaamt JAN van HOOF aldaar meede present gekomen zijnde, aannam om aanstonds aan zijn Huijs te gaan haalen, en voor hem Comparant te verschieten en te betaalen en dat gem. Heer Drossard aan hem Comparant eenige dagen uitstel gaf om de voorz. gevorderde Boeten van Hondert guldens, te betaalen zijnde voor hem Comparant desweegens mondeling Borg gebleeven den voorn.de Scheepen JAN van HOOF en BALTHAZAR van SCHAIJK, Vorster van DEURNE waar meede de voorsz. Drossard genoegen nam.
Verklaarende den Eersten Comparant MARTEN van CALIS in ’t bijsonder nog dat hij niet alleen voor zijne voornoende Moeder de gemelde geëijschte Boete van Honderd guldens op den 22e Januarij 1700 Negen en Tagtig, onder quitantien aan voorn.de Heere Drossard heeft voldaan, maar ook naderhand de gem. vier en veertig gulden weegens de onkosten aan de zoon van voorn.de JAN van HOOF om aan zijn vader ter handen te stellen, welke toen niet T.Huijs was heeft gegeeven en voldaan gehad.
Eijndigende sij Comparanten, hier meede haare voorsz. oprechte verklaaring geevende voor Reedenen van welwetentheid als in den Tecxten hebben ider bij haar voorsz. verklaarde gepersisteert, en de waarheid van dien bekragtigt met de woorden, Soo waarlijk helpe mij God Almagtig, afgelegt aan handen van WILLEM VERDEUSELDONK President Scheepen Loco Officier, ten overstaan van ANTHONY JAN GALLÉ, en JELIS van HEUGTEN Scheepenen.
Actum ten Raadhuijse van VLIERDEN den derden Maart 1700 Neegen en Tagtig, en hebben Scheepenen bovengenoemd de Minuten dezer Prothocollair beneevens de Comparanten, en mij ondergeschreeve Subst. Secretaris behoorlijk onderteekend.
Quos Attestor.
RAMAER, Subst. Secrs.


d.d. 05-03-1789.

Verklaaring voor Het Officie Fiscaal in dato 5e Maart 1789
Asten.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Pro Fisco.
Compareerde voor Schepenen der Heerlijkheid ASTEN ondergenoemt, JAN WIJNANDS, Koster en Schoolmeester te LIESSEL, denwelke ter instantie en Requisitie van het Officie fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMAZE, voor de opregte waarheid verklaart, waar en waaragtig te weesen, dat hij Comparant bij het aanvaarden van sijne voorsz. Ampten, als koster en Schoolmeester van LIESSEL voorsz. in den jaare 17C agt en seeventig, door de Erfgenamen van sijnen Praedecesseur < = voorganger > maar alleen één doodboekje aan hem is ter hand gestelt, waar in maar eenige weijnige dooden van de jaaren 17C ses en seeventig en 17C seeven en seeventig waaren aangetekent, sonder dat een Ouder of ander Doodboek aan hem Comparant bekent is; en dat hij Comparant seer wel weet, dat de Personen, die op DE MOOSDIJK, DE SCHELM, en HET BROEK, ook wel bekendt onder de naam van DE NEERKAND, mede gehoorende onder LIESSEL voorsz., seedert dat hij Comparant koster en Schoolmeester voorsz. is geweest, sijn gestorven, en van daar naar MEIJLL, OOSTENRIJKS GELDERLAND sijn getransporteert en begraven, (so als aan hem Comparant is gesegt) aan hem Comparant zijn opgegeven, en welke hij op het Doodboek heeft aangeteekent, bestaan in de navolgende.
1778.
Den 20e Maart een kind van PEETER LAMBERS.
Denselven dito een kind van LID PETER LAMBERS.
Denselven dito een kind van PETER PETER LAMBERS
Den 31e dito nog een kind van PETER PETER LAMBERS
Den 19e Meij MARIA LAMBERS
Den 29e October ANNA VERHAGEN
Den 8e December een kind ven MARCELIS CEELEN.
1779.
Den 4e April een kind van HENDRIK FRANSSEN.
Den 6e dito PEETER HIKSPOOR.
1780.
Den 2e September ARNOLDUS SLAATS.
1781.
Den 17e Januarij FRANS MARTENS
Den 22e dito HENDRIK FRANS MARTENS
Den 10e Februarij, de Vrouw van JACOBUS van der STEEN
Den 30e dito, een kind van LID PETER LAMBERS
Den 22e September een kind van HENDRIK HENDRIKS
Den 24e dito een kind van HENDRIK FRANS MARTENS
Den 25e dito, een kind van JAN LAMBERT LENSEN
Den 29e dito JAN van TRICHT
Denselven dito, een kind van HENDRIK FRANS MARTENS
Den 5e October, een kind van LID PETER LAMBERS
Den 12e dito, een kind van HENDRIK VERHEIJEN.
1782.
Den 25e Maart, de Vrouw van JAN LENSEN.
Den 19e Julij MARIA TEUNIS MARTENS
Den 20e December LEENDERT TEUNISSEN.
1783,
Den 6e Januarij HENDRIK HENDRIKS
Den 8e September een kind van HENDRIK HENDRIKS
Den 14e dito, een kind van WILLEM HENDRIK HENDRIKS
Den 18e dito, een kind van HENDRIK HENDRIKS
1784.
Den 16e Februarij een kind van JAN BERKERS
1785.
Den 21e Augustus MARTEN TEUNISSE.
1786.
Den 27e Junij WILLEM PEETER CLAASSEN.
1787.
Den 3e December JAN PETER CLAASSEN
Den 20e dito de Vrouw van JAN BERKERS
1788
Den 18e Maart een kind van HENDRIK HENDRIKS van DE MOOSDIJK
Den 14e Junij PEETER van CALIS.

Voorts verklaard den Comparant, alnog dat, so lange hij koster en Schoolmeester voorsz. is geweest, aan hem is betaalt geworden, voor den Heere LODEWIJK WIJCHEL Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL van ieder Persoon, welke als voorsz. aan DE NEERKANDT sijn overleden, en na MEIJLL voornt. getransporteert en begraven, te weeten van een Heel lijk een recognitie < = een erkentenis > van twee gulden en tien stuyvers, en van een half lijk eene gulden en vijf stuijvers, en sulx door of van weegens de Erfgenamen van JAN PEETER CLAASSEN, aan hem Comparant, ten behoeve van gemelde, Heere Drossard is betaalt, de Recognatie van het Lijk van haaren Vader JAN PEETER CLAASSEN, en van weegens de Wed. PEETER van CAALIS, insgelijks twee gulden en tien stuijvers van het Lijk van haaren voorn. Man, welke alhier te LIESSEL niet, maar te MEIJLL voorsz. sijn begraven geworden. En dat den Comparant alle Recognitiën, welke hij in voege voormelt, voor gesegde Heere Drossard heeft ontfangen gehad, van tijd tot tijd aan denselven ter goeder trouwe heeft ter hand gestelt en betaalt, sonder daar van quitantie genomen of aanteijkening gehouden te hebben, dog, dat gemelde Heere Drossard nu onlangs aan den Comparant heeft laaten weeten, dat hij van de Erfgenamen der Lijken, aan de NEERKAND voorsz., in het toekomende geen geldt moest ontfangen, maar aan sodanige Personen moest seggen, dat sij selfs bij hem Drossard moesten komen. Eijndelijk verklaard hij Comparant nooijt gehoord te hebben, dat den voorn. Heere Drossard eenige boeten heeft gevordert, of actie geinstitueert, ter saake van Doodmaal, welke ter gelegenheid van het overlijden of begravenis van voorsz. Lijken, door ingesetenen van DEUREN en LIESSEL tot MEIJLL voorsz., soude sijn gegeven en bijgewoont.
Eijndigende hij Comparant hier mede sijne Opregte verklaaring, gevende voor redenen van Welwetendheid als in den text, en heeft naer duijdelijke voorleesing, daar bij gepersisteert en de waarheid van dien bekragtigt, met de woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig, afgelegt aan handen van de Heer JACOBUS LOSECAAT Drossard, ten overstaan van LEENDERT van RIET en JOHANNIS PIETER FEITH Schepenen. Op heeden ter Raad Camer binnen Asteb den vijfden Maart 17C negen en taggentig.
De minute deses is ten Prothocolle behoorlijk onderteekend.
Quod Attestor
A. v. NOUHUIJS Subst. Secrs.


d.d. 11-03-1789.

Missive.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Hoog Edele Gestrengen Heer,

Tot supplement < = vulliing > der bewijs stukken, omtrent de zaak over het Doodmaal van PEETER van CALIS gaat hier neevens Eene verklaring van MARTEN van CALIS, PEETER JAN LAMBERS, en GOORD GOORDS den 3 deezer te VLIERDEN gepasseert als meede Eene quitantie dat ten vollen is voldaan, de boete van PEETER JAN LAMBERS en zijn huijsvrouw aan een verklaring hier na 1e over te leggen, vast gemaakt, op ’t verklaarde tot daar voor 15 Gulden is betaald.
Voorts heb ik de eer UH. Ed.Gest. meede hier neevens te laaten toekoomen de verdere bewijsstukken weegens de zaak van Doodmaal van De kinderen en Erfgen. Van JAN PEETER CLAASSEN, Namentlijk
1e Eene verklaring van NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, PEETER JAN LAMBERS en GOORD GOORDS, gepasseert te VLIERDEN
den 3 deezer.
2e vier Copie Dagementen in voors. verklaring vermeld over Restant boete van ƒ 41”6”0.
3e quitantie van de volle boete van de kinderen JAN PEETER CLAASSEN, in houdende ƒ 100. 0 . 0 dog sijnde voldaan volgens
verklaring van PEETER JAN LAMBERS, den 2e December 1788 te HELMOND gepasseert bevorens overgesonden ƒ 58.14. 0
En volgens verklaring van den selven, en GOORD GOORDS hier voor 1e vermeld 41. 0. 0
99.14. 0
En weegens onkosten der voors. nader gevorderde restant boeten in laastgend. verklaring gementioneert 25. 0. 0
4e quitantie van de Boete en costen van WILLEM HENDRIK HENDRIKS en zijn huijsvrouw 20.18. 0
5e Eene quitantie van vijftien persoonen, die als gasten op ’t voors. doodmaal zijn geweest,
weegens boeten en Costen samen 156.15. 0
6e Eene verklaring van JACOMIJNA RAAIJMAKERS den 3 deezer te VLIERDEN gepasseert, weegens de afgemaakte en
Betaalde boete van haar man LAMBERT MARTENS 9. 0. 0
311. 7. 0
Wanneer nu hier nog bij Koomt de betaalde boete en Oncosten van JAN VRIENDS en JAN VENNEMANS volgens hunne
verklaring den 3e December 1788 te AARLE RIXTEL gepasseert, en beneevens quitantien daar van bevoorens al
overgesonden tot 34. 0. 0
Soo bedraagd alles dat van deeze zaak is betaalt ƒ 345. 7. 0
7e Eene verklaring van JAN WIJNANDS den 5 deezer te ASTEN gepasseert.
8e Een missive van den Drossard WIJCHGEL dato 1e Maart 1789.
Ik zoude nog gaarne verklaringen ingewonnen hebben van meer doodmalen omtrent voorige begravenissen van ingeseetenen van de NEERKANT te MEIJLL gehouden, welke begravenissen uijt de verklaring van de Coster JAN WIJNANDS te zien zijn hebbende de erfgen. van alle die maar iets vermogend waaren te MEIJLL doodmaalen gehouden, dog de Luijden die swijgen, en soeken daar van geen verklaring te geeven. Soo ik hoor uijt vreese, dat soo de saak aan de zijde van ’t Officie Fiscaal eens qualijk mogt uijtvallen, den Drossard dan gebruijk van sulke verklaringen zoude maken, en hun dan ook nog soude Calangeeren en boete vorderen, indien UH.Ed.Gest. egter zodanige verklaring nog geliefde te hebben, dan soude in zulkx Probeeren bij den Hospesen te MEIJLL uijt welkers verklaringen, dan mogelijk zal blijken, welke personen van DE NEERKANT al op die begravenisse zijn geweest, die men dan ook tot het geven van verklaringen soude konnen Constrengeeren < = dwingen >, ik ben onderrigt geworden, dat MIJLL OOSTENRIJKS GELDERLAND, en niet OOSTENRIJKS BRABAND is, soo dat men van den beginnen aff, daar omtrent abuijs gehad heeft, ik wenschte ook wel onderrigt te worden, of ik de jura der ingewonne verklaringen aan de respective Secretarissen ook moet betalen, dan off zij daar meede moeten wagten tot dat de zaak geEijndigd is, van de Gasten op de doodmalen heb ik geen verklaringen ingewonnen, om dat er verschijde van niet thuijs waaren, en het mij ook voorquam, dat die tog niets anders konde verklaren als uijt de quitantien is te zien, zoo UH.Ed.Gest. dezelve nogtans nodig oordeeld, zal ik die inmediaat gaan inwinnen.
Ik heb te LIJSSEL gehoord, dat Dhr. Pensionaris BOWIER te S’BOSCH, Advocaat van den Drossard is, en dat DH. Stadhouder van ADRICHEM meede werkt voor den Drossard, dat die aan de vorster van DEURNE gezegt zoude hebben, dat de Drossard de Recognitiën van de dooden, die buijten s’Lands begraven werden gerust kon, en mogt trekken, want dat hij er als stadhouder ook wel trok van de Lijken die, van de Staten Dorpen, op het brabands getransporteert en begraven wierden, wat hier van zij en waar zulkx meer geschied, is mij onbekend, laastgemelde Heer Correspondeert, ook sterk met Den Heer van HELMONT, ende vorster van DEURNE, is dikwils, op ’t Casteel van HELMONT. Ik hoop maar dat deeze zaak zoo mag uijtvallen, dat des gerestitueert zullen moeten worden, het geene teegens de gedagten van veele zoude zijn, soo door mij nog iets verder verrigt moet worden gelieft maar te schrijven.
UH.Ed.Gest. veel geëerde van den 6 deezer, is mij ook wel geworden, ik kan meede niet begrijpen, op wat fundament Scheepenen van AARLE RIXTEL UH.Ed.Gest. de gerequireerde informatien wijgeren, denkelijk zal den Hr. Stadhouder bij den Heere adviseur van Scheepenen, daar wel toe gecontribueert hebben, en het is te beklagen, dat Scheepenen, op het advies van een Advt. Maar voortgaan, Ondertusschen wanneer deeze weijgering kan geschieden, en moet doorgaan, zal ’t zelve tot een voorbeeld aan andere verstrekken, en dan is er voor ’t Officie Fiscaal in ’t vervolg niets anders te wagten als refuus < = wijgering > op refuus, soodanig dat het onmogelijk zal weesen het regt van de hoge overigheijd waar te neemen. Ik blijf er nog bij dat ik gelooff, dat men zig er op toelegd, om het Officie Fiscaal lastig en moeij te maken, ten minsten veel demarches < = stappen ondernemen > lijkenen er sterk na, voorts heb ik de eer mij verder in UH.Ed.Gest. Protectie te recommandeeren < = aanbevelen >, en met bijsonderen hoogagting te blijven.
Hoog Edele Gestrenge Heer
AARLE den 11 Maart 1789.
UH.Ed.Gest. Ootm. En Gehz. Dienaar
E.A ROVERS.

Website door Active-Bits