Deel 2
d.d. 03-12-1788.
Hoog Edele Gestr. Heer,
Uw Hoog Ede. Gestr. Geleerde van den 25 passato < = van de voorgaande Maand > is mij zeer wel geworden, en hebbe ingevolge aanschrijving van den Heere van ROSENDAAL, mij eergisteren te HELMONT begeeven, alwaar ik de Eer had, zijn H.Ede.Wel.Geb: te spreeken, die mij een missive < = schrijven > van UH.Ed.Gestr. Communiceerde, voornamentlijk behelzende, dat UwH.Ed.Gestr. intentie was, van zig zelve, op UH.Ed.Gestr. naam te addresseeren aan Haar Hoog Mog., en dat UH.Ed.Gest. daar toe gedwongen en aangeset behoorde te worden, door een Memorie door mij op te stellen, en door de mishandelde Lieden te onderteekenen, en dat tot staving van dien, daar bij geannexeerd diende te worden, de beEedigde verklaringen die men zoude inwinnen, waar toe een partij Lieden van DEURNE en LIESZEL, en een van MEIJL, aldaar te HELMONT meede bij den anderen waaren, ik heb den Heere van ROSENDAAL daar op geantwoord, dat ik soo veel mogelijk aan de intentie van UH.Edele Gestr. Zoude tragten te voldoen, vervolgens heb ik de lieden gehoord. En vermits veeltijds bij het inwinnen der verklaringen de zaaken een geheel andere gedaante hebben, als dezelve bevoorens wel zijn opgegeeven, soo als ik niet en twijfel, off uH.Ed.Gest. zal daar ook wel ooit ondervinding van gehad hebben, en ’t welk mij in deeze zaak ook al weederom is voorgekoomen, soo heb ik best geoordeeld gehad, dat met formeeren van zodanige memorie, gehoorde gesuppersedeert < = nagelaten > te worden, tot dat al de verklaringen ingewonnen waaren, ten eijnde dezelve daar niet teegen strijden zoude, behalven, dat het mij ook onmogelijk was, om alles in die korte tijd te HELMONT te doen, en ik al de luijden, zoo lange niet bij malkanderen heb konnen houden tot dat de laaste verklaaring ingewonnen was, en het mij ook onbewust is, hoe en op welk eene wijze, sodanige memorie behoorde ingerigt te weesen, soo heb ik het voorsigtigst gedagt, de reets ingewonnen verklaaringen, met verdere stukken, aan UH.Ed.Gest. toe te zenden, soo als ik de Eer heb te doen bij deezen;
1. Een verklaaring van GOORD GOORDS en PEETER JAN LAMBERS den 2e deezer te HELMONT gepasseert.
2. Copie authorisatie van den Drossard van DEURNE, met onderstaande acte van Exploict der calange < = dagvaarding der
boeteoplegging >, in voors. Verklaaing gementioneert < = gemeld >.
3. Een missive van den Drossard van DEURNE in voors. verklaring gemeld.
4. Een brievje van voorn. Drossard, meede in dezelve verklaring aangehaald.
Voorts zal ik per Eerste post nog aan UH.Ed.Gest. toezenden, een verklaring van HENDRIK OMEN, DIRK HENDRIKS, HENDRIK HENDRIKS, en MARTEN van CALIS, gisteren meede te HELMONT gepasseert, dog, welke de Secretaris aldaar, tans nog niet hadde uijtgemaakt, als meede, eene verklaring van JAN VRIENTS, JAN VENMANS, en GOORD HENDRIK GEVEN, die ik heden nog zal inwinnen, met eijgenhandige quitantien, van den Drossard der betaalde boeten, En vervolgens, UH.Ed.Gest. vriendelijk te verzoeken, indien UH.Ed.Gest. eene memorie als voormeld, mogte nodig hebben, dezelve na bekooming der voors. Twee verklaringen, per eerste post, te willen instellen, en mij doen geworden, dan zal ik mij daar meede bij de Lieden begeeven, en soo mijn divoiren < = plichten > aanwenden, ten eijnde dezelve onderteekend, en aan UH.Ed.Gest. te rug gezonden word. Ook zal UH.Ed.Gest. de goedheid gelieven te hebben, indien UH.Ed.Gest. nog verklaringen van de overige gecalangeerden der Boeten van Tien guldens nodig mogte hebben, mij sulkx te willen melden, dan zal ik ten eersten daar op af gaan, om dezelve te bekoomen, want die Luijden niet te HELMONT gekoomen waaren, dog soo mij gezegt is, wel gewillig zijn om verklaring te geeven.
Den Heere van ROSENDAAL heeft mij gezegt, dat, zijn H.Ed.Wel Geb. verstaan had, dat den Drossard van DEURNE een antidotaal
< = een verzoek ten Hove gedaan > aan Haar Hoog Mogende zoude hebben gepresenteert, en dat hij Drossard gemunieert
< = gesterkt > was, met schriftelijke advisen, van verschijde advocaten uijt s’BOSCH, die van gevoelen zijn, dat schoons het Lichaam buijten de Generaliteit gevoerd, aldaar begraven en doodmaal gehouden, egter de ingezeetenen van de Generaliteit daar door teegens het placaat van Haar Hoog Mogende zoude hebben gepecceert < = gezondigd; misdaan >, en het schijnd, dat den drossard zulkx staande zal houden, want hij al wederom, op den 28 passato, over het aanrigten en houden van een doodmaal te MEIJL voors. weegens ’t overlijden te LIJSZEL, van eene PEETER van CALIS, waar van het Doode Lichaam na MEIJL ook was getransporteert, en aldaar het doodmaal gehouden, eene calange van eene Boete van honderd gulden, welke meede hier nevens gaat, aan de Wed. PETER van CALIS heeft laten Exploicteeren, en daar en boven nog zeeventien ingeseetenen van DEURNE en LIESZEL, ieder in eene boete van tien Gulden, ter zaake dat zij dezelve doodmaal te MEIJL hadden bijgewoond.
Deeze Luijden, en nog eenige van ’t voors. Eerste geval, hebben aan den Drossard nog niets betaald, en soude indien zij ’t verschuld waaren, probeeren om met den Drossard te accordeeren, waar omtrent zij aan mij versogte onderrigt te worden, waar op ik haar geantwoord heb, dat zij na verloop van eenige dagen bij mij konde koomen, ik haar dan zoude weeten te onderrigten. Ondertusschen verzoeke van UH.Ed.Gestr. ten eersten te mogen weeten, hoe die Luijden zig behooren te gedragen, want zeer presumtief < = het vermoeden > is, dat den Drost teegens haar Regtsmiddelen werkstellig zal maaken.
In verwagting van UH,Ed.Gest. rescriptie < = antwoord >, heb ik de eer met alle Eerbied en Hoogagting te blijven.
Hoog Edele Gest. Heer!
AARLE den 3 December 1788.
UH.Ed.Gest Zeer Ootmoedig en Gehz, Dienaar,
E.A. ROVERS.
AARLE-RIXTEL.
Verklaring d.d. 3e Dec. 1788.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Jura deeses Debet.
d.d. 03-12-1788.
Folio 10 verso et Seq.
Pro Fisco.
Compareerde voor Scheepenen des Dorps en Dingbanke van AARLE RIXTEL Quartiere van PEELLAND Meijerije van ’S-BOSCH ondergenoemd JAN VRIENTS oud ontrent 51 jaaren, JAN VENMANS, oud ontrent 53 jaaren en GOORD HENDRIK GEEVEN oud ontrent 38 jaaren, doende Boere welk inwoonderen des Dorps en Heerlijkeijt DEURNE en LIESSEL dewelke, het instantie en Requisitie van het Officie Fiscaal van BRABAND en Lande van OVERMAZE voor de opregte waarheijd verklaaren waar en waaragtig te weesen, dat zij Comparanten in den beginne van de maand October deezes jaars 1700 agtentagtich, sonder den preciesen dag onthouden te hebben door BALTHASAR van SCHAIJCK Vorster der voorschr. Heerlijkheijt DEURNE en LIESSEL uijt naam of ter Reqiusitie van de Heer LODEWIJK WEIJCHEL Drossard van DEURNE en LIESSEL voorsz. Mondeling zijn becalangeert < = beticht > geworden met in eene boete van tien guldens ter zaake dat zij Comparanten op den 18e December 1787 hadden geasisteert of bijgewoond een doodmaal in de Herberg genaamd DE SWAAN binnen den Dorpe van MEIJL OOSTENRIJKS BRABAND, welke doodmaal de kinderen en Erfgenaamen van JAN PEETER CLAASSEN aldaar hadden aangelegt en gegeeven ter occasie < = gelegenheid > van het overlijden van voorn. JAN PEETER CLAASSEN, en dat zij Comparanten teffens bij het voorsz. Calangeeren zijn geciteert of gedagvaard geworden tegens het eerst volgende genegt, indien zij dan de voorsz. boete niet hadde betaald, dat zij Comparanten op het genegt dat Woensdags daar aan wierd gehouden na de Scheepen of Raadkamer van DEURNE zijn gegaan en aldaar gekomen zijnde den Drossard vroeg of zij de Boete wilde betaalen, zij Comparanten daar op een brievje hebben overgegeeven ter hunne defensie het welk aan Scheepenen van DEURNE en LIESSEL aldaar is voorgeleesen, zijnde van den volgenden inhoud:
Memorie,
Ten Eersten moeten de gedaagden ontkennen dat het een Uytvaart geweest zij;
Ten tweede zeggen, en al was het nu al eens een Uytvaard geweest dat niet is dan zoude Mijn Heer den Drossard dat na moeten bewijsen, en
Ten derde, genoomen dat al eens zo was gelijk Mijn Heer Drost zegt, dat wij volstrekt Lochenen dan soude het nog buytenlands zijn en daar verpligten deeze wetten niet, en
Ten vierde, Zo er dan daar ook een wet was waar bij de uytvaarten op zo een Peene verbooden wierde, dan zoude het de zaak van den Officier van die plaats zijn, maar niet van Mijn Hr. Den Drost en dies zien de Eerw. Heeren Scheepenen wel dat den Eysch van Mijn Heer den Drost ongegrond is en niet aanneemelijk nog bestaanbaar, en daarom versaaken wij dat den Heer Drost zijn Eijsch mooge werde ontzegd en mij geabsolveert Cum Expensis met de kosten, en daar op de plano regt vermits het een zaak is onder de som.
Dat daarop gemelde Drossard aan gemelde Scheepenen agt of tien daagen uytstel heeft versogt gehad.
En verklaaren de twee Eerste Comparanten afzonderlijk dat zij afzonderlijk dat zij Comparanten mede om door gemelde Vorster ter requisitie van gemelde Drossard geciteerd geworden zijnde tegen den genegte van den 5e November Laastleden hun daar op na gemelde Raadkamer begeeven hebben, en voor de Huysinge van gemelde Drossard gekomen zijnde alvorens in de Raadkamer te gaan zijn versogt bij gemelde Drossard in desselvs wooning en aldaar gekoomen zijnde hebben bevonden ALLEXANDER SCHOONDERMARK Procr. Te HELMOND, en voornd. Drossard dat aldaar aan haar Comparanten wierd voorgehouden of zij ter saake voorschr. Zeven en vijftig gulden gelievden te betaalen. Dat haar Comparanten die zom zo hoog voorquam zij Comparanten daarop hebben geandwoord dat zij die zo nog niet zoude betaalen want dat zij het eerst voor de Bank zoude laaten koomen, en dat zij Comparanten van daar na de Raadkamer zijn gegaan, dog dat zij Comparanten een wijnig tijds daar na wederom bij gemelde Drossard gekoomen zijn, alwaar toen meede present waaren PIET GOOSSENS en JAN JOOST NOEIJEN Scheepenen van DEURNE en LIESSEL voorschr. dat toen aldaar door gemelde Drossard of Procureur aan haar Comparanten is voorgeslaagen of zij voor hunne voorsz. boete en kosten wilde betaalen veertig gulden, sij comparanten daarop twintig gulden hebben gebooden gehad, dog sulkx niet genoeg zijnde eijndelijk met tussenspraak van voorn.de Scheepenen gemelde Drossard met hun Comparanten ter saake voorsz. voor hun beijde heeft gecomponeert < = samen gesteld > en geaccordeert voor eene Zomme van 34 Guldens, dat zij Comparanten dezelve geaccordeerde Zomme op den 20e November jongstleeden aan gemelde Drossard hebben voldaan op vier stuyvers na, en dat den zelven Drossard aan haar Comparanten ieder een quitantie heeft gegeeven in houdende ieder tien gulden ter voldoening van de boete en zeeven gulden weegens de onkosten.
Voorts verklaard den derde Comparant GOORD HENDRIK GEEVEN afsonderlijk dat hij Comparant als geen moeijlijkheijd of actie met gemelde Drossard willende afwagten op den 4e November laastleeden des namiddags is geweest bij gem. Drossard aan desselvs woonhuysinge en aan hem aldaar heeft betaald, Zestien Guldens waar voor BALTHAZAR van SCHAIJIK Vorster aldaar de voorn.de boete en onkosten, als meede de boete en onkosten van Zijne Comparants Schoondogter JANNEKE PEETER van HAANDEL die ter saake voorschr. meede was becalangeert met gemelde Drossard eenige tijd te vooren had geaccordeert en alzo gecomponeert, dog dat hij Comparant van voorn.de Drossard daar dan geen quitantie heeft ontvangen gehad.
Eijndelijk verklaaren allen de Comparanten te Zaamen dat van Langen tijd herwaards een gebruijk is geweest dat doode Lichaamen van Persoonen welke van cen NEERKANT onder DEURNE en LIESSEL voorschr. koomen te overlijden van daar na MEIJL begraaven en doodmaalen gehouden zonder dat zij Comparanten ooijt gehoord hebben dat gemelden Drossard daar over eenige actie of boete heeft gezustineert < = onderhouden > gevordert of gepresenteert gehad.
Eijndigiende zij Comparanten hier meede haare voorschr. opregte verklaaring geevende voor redenen van welwetentheijd als in den text, en hebben na duydelijke voorleesing ider bij haar voorsz. verklaarde gepersisteert en de waarheijd van dien becragtigt met de woorden Zo waarlijk helpe mij God Almagtig, gedaan en afgelegt ten overstaan van G.H. DOLLEMAN en H. CRAIJEVELD Scheepenen die de minuten deezes beneffens de Comparanten en Mij ondergeschr. Secretaris ten Prothocolle behoorlijk hebben geteekent.
Op heeden ter Raadkamer binnen AARLE RIXTEL, den derde December 1700 agt en tagtigh.
Quod Attestor,
M.Z. van HEIJNSBERGEN, Secretaris.
d.d. 06-12-1788.
Hoog Edele Geste Heer,
Ik heb de eer hier neevens te zenden, de twee verklaringen in mijne laaste briev vermeld, met twee quitantien daar in geroerd, waar toe mij refereere, uijt welke UH.Ed.Gestr. zal zien, hoe dat alles zig heeft toegedraagen, en onder andere, dat het een oud gebruijk is, dat de Lijken, van de NEERKANT onder DEURNE, (het geene veel digter bij de kerk van MEIJLL, als bij de kerk van DEURNE is,) zijn werden getransporteert na MEIJLL, aldaar begraven, en Doodmaal gehouden, en dat den Drossard nooijt daar tegen heeft gerigileerd, maar sulkx heeft geglisseert < = verzwegen >, en daar in schijnd gecomposeert en geconsenteert < = geregeld en toegestemd > te hebben, door dien voor ieder heel Lijk betaald word, Een Rijksdaalder. Soo men zegt, voor hem Drossard, Ik begrijp derhalven, dat wanneer hij Drossard dat oud gebruijk had willen afschaften, en sustineerde < = vast hield > dat Haar Hoog Mog. Res., teegen het houden van Sulke Doodmaalen te MEIJLL, ook werkte, hij beeter gedaan had, dat hij bij publicatie de ingeseetenen van DEURNE daar van had gewaarschout, alvorens daar over actie te institueeren < = instellen >, en ik stel onder verbetering vast, dat indien het doorgaat, dat de ingezeetenen van de Genetaliteijt, H.H.Mog.Resolutien buijten s’Lands overtreeden, daar over strafbaar zijn, zij dan ook Corrigibel zijn
< = stafbaar zijn >, wanneer zij buijten s’Lands te Beedevaart gaan, dat genoegsaam door de meest ingeseetenen alle jaar geschied, waar meede Considerabel < = aanmerkelijk > veel geld weggesleept werd, en waar omtrent geen Een officier rigileerd;
Het is mij onbegrijpelijk voorgekoomen, dat er zoo veel kosten over de boeten van tien Gulden konnen gereezen zijn, als men in de verklaringen bevind, gevordert en betaald te weesen, alsoo diergelijke zaken na voorschrift, van Haar Hoog Mog: Res. Van den 15 August: 1786, op het voorbeeld van het geene daar omtrent, in de Stad s’BOSCH plaats heeft, zonder eenige verbaalen ter Rolle te admitteeren, de plano moeten worden afgedaan, en dus dat geene Advocaaten of procureurs daar in te pas koomen, en om UH.Ed.Gestr. de voorbeelden van s’BOSCH, welke ik voor mij zelve in vroeger tijd, van den Heere Griffier Mr. T.F. SANTVOORT hebbe versogt gehad, te suppediteeren < = verschaffen >, gaan dezelve hier neevens, die duijdelijk doen zien, dat alles mondeling moet afgaan, en geen costen van belang daar over vallen konnen, als voornamentlijk de vonnissen, welke mogelijk er niet een nog gepasseert is, ik denk ook, dat het Composeeren < = samenspannen > van den Drossard over de Boetens, aan hem geen voordeel zal toebrengen, en dat UH.Ed.Gest. uijt alles wel zoo veel zal disteleeren, dat hij voor deeze Reijs niet vrij zal loopen, soo UH.Ed.Gest. nog een of andere verklaringen, of iets anders mogte nodig hebben, gelieft maar te melden, dan zal ik mijn devoiren < = plichten >, daar toe aanwenden, al hoe wel het tans hier bijna, geen passabele < = passeerbare > wegen zijn, door de Excessive sneeuw, die alhier gevallen is,
Voorts heb ik de Eer, in verwagting van UH.Ed.Gest. rescriptie, op mijne voorige, met alle respect en veneratie < = eerbied >, mij te onderteekenen,
Hoog Edele Gestr.Heer
UH.Ed.Gest:Ootm en Gehz. Dienaar
E.A. ROVERS.
AARLE den 6 December 1788.
P.S.
Den Heere B. de JONG Drossard van BEEK, heeft mij versogt, UH.Ed.Gest. van zijn respect te verseekeren, en te communiceeren, dat zijn Ed. bij Scheepenen van BEEK heeft geobtineert < = verkregen >, ten lasten van den bewusten MICHIEL van den BOGARD, Een dagement in persoon ter crimineele Rolle, met de Clausule van Edict < = gebod > in Cas van Fugitiefschap < = in geval van voortvluchtigheid >.
d.d. 10-12-1788.
Quitantie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Ontfangen bij Mij ondergeschreeve Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL eene somme van Een hondert ses en vijftich guldens vijfftien stuijvers in voldoeninge der geincurreerde Boete ter zaake de onderstaande Persoonen op den agtienden December 1700 zevenen tagtich hadden bijgewoond het Doodmaal door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN alhier aan DE MOOSDIJK woonagtich als doen gedaan aanstellen tot MEIJL in de Herberg genaamt DE SWAAN en in voldoeninge der daar op gereezen kosten geincurreert zoo als teegens ieders Naam hier onder staat gespecificeert.
HENDRIK OOMEN ƒ 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
De Dienstmeid van denzelven 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
LEONARD PEETER LAMBERS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
Desselfs Huijsvrouw 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
JAN HENDRIK HENDRIKS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
Desselfs Huijsvrouw 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
MARTEN van CALIS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
HENS HENDRIKS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
De Wed. HENDRIK MARTENS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
Haar zoon 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
DIRK HENDRIKS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
Desselfs Huijsvrouw 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
JAN BERKERS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
WILLEM HENDRIK LAMBERS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
De Huijsvrouw van HENS HENDRIKS 10. 0.—
Kosten 0. 9.—
156.15.--
Alle welke kosten zijn gesupponeerd < = aangenomen > ter zaake alle de voormelde Persoonen ter voldoening van voornoemde Boetens ter Rolle waaren gedagvaard en bij moderatie < = bemiddeling > in voegen voormeld uijtgetrokken.
Actum DEURNE den Tienden December Zeventien hondert Agt e n Tagtig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 10-12-1788.
Quitantie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan W.H. HENDRICKS in dato 10 December 1788.
Ontfangen bij Mij ondergeschreeve Drossard der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL eene somme van twintig guldens agtien stuijvers zijnde twintig guldens weegens Boete door WILLEM HENDRIK HENDRIKS en desselfs Huijsvrouw geincurreert ter zaake dezelve hadden bijgewoond het Doodmaal door de Kinderen en Erfgenamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN, op DE MOOSDIJK binnen deze Heerlijkheeden woonagtich den Agtienden December 1700 Zevenen tagtig te te MEIJL in de Herberg genaamt DE ZWAAN aangelegt en agtien stuijvers gesupporteert weegens kosten ter zaake dezelve ter voldoeninge van voormelde Boete ter Rolle waren gedagvaard deeze kosten bij moderatie aldus uijtgetrocken.
Actum DEURNE den tienden December 1700 Agt en Tagtich.
L. WIJCHGEL.
d.d. 11-12-1788.
Dagvaarding.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Copie Dagvaarding van LOD. WIJCCHEL aan P.P. LAMMERS C.S. in dato 10 December 1788.
d.d. 10-12-1788.
E.A. ROVERS
H. KELLER.
Den Vorster der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL
Zal ter instantie van den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJGHEL Drossard der voorsz. Heerlijkheeden Gerechtelijk dagvaarden NICOLAAS JAN PEETER CLAASSEN, PIETER JAN PEETER CLAASSEN, HENDRIK PEETER CLAASSEN en PIET PETER LAMMERS als in huwelijk hebbende HARCISKE JAN PEETER CLAASSEN kinderen en Erfgenaamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN woonende op DE MOOSDIJK onder voorsz. Heerlijkheeden omme op Woensdag den veertienden Januarij 1700 negen en tagtig des voormidaags ten klokke tien uuren te Compareeren ter Rolle welke alsdan voor Heeren Schepenen der zelve Heerlijkheeden zal worden gehouden ten einde aldaar te koomen aanhooren zodanigen Eijsch en Conclusie als ten dage dienende door ofte van weegens meer voormelde Heere Drossard zal worden gedaan over ende ter Zaake van eene somme van Een en veertig Guldens Zes Stuijvers welke dezelve persoonen per Resto nog schuldig zijn van eene bij hun Geincureerde Penaliteit < = opgelopen straf > ter somme van honderd Guldens breeder Guldens breeder vermeld bij Acte van Calange op den 7e Julij jongstleeden door Uw vorster aan dezelve geexploieteerd daar tegen te antwoorden en voort te Procedeeren als na Regten.
Leever Copie deezer aan ieder van de gedaagdens en stel Relaes in Geschriften.
Actum DEURNE den tienden December Zeventien honderd Agt en Tagtigh
Was geteekent L.WIJCHGEL, A.SCHOONDERMARK Procureur.
Deeze uijtgegeeven voor Copie en is met zijn origineel Accordeerende Bevonden uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekend vorster in DEURNE en LIESSEL Behoorlijk insinueeren en dagvaarden HENDRIK JAN PEETER CLAASSEN woonende alhier op DE MOOSDIJK so omme en ten < ??> in het origineel dezes breeder omschreeven waar toe mij Refiseere.
Actum Binnen de Heerlijkheijd LIESSEL den Elfden December 1700 Agt en Tagtentigh.
Attestor: B. van SCHAIJK Vorster.
d.d. 11-12-1788.
Dagvaarding
De Procureur Generaal van BRABAND.
E.A. ROVERS.
H. KELLER.
Den Vorster der Heerlijkheden
DEURNE en LIESSEL.
Den Vorster der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL
Zal ter instantie van den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJGHEL Drossard der voorsz. Heerlijkheeden Gerechtelijk dagvaarden de Wed. van PETER van CALIS omme op Woensdag den veertienden Januarij 1700 negen en tagtig des voormidaags ten klokke tien uuren te Compareeren ter Rolle welke alsdan voor Heeren Schepenen der zelve Heerlijkheeden zal worden gehouden ten einde aldaar te koomen aanhooren zodanigen Eijsch en Conclusie als ten dage dienende door ofte van weegens meer voormelde Heere Drossard zal worden gedaan over ende ter Zaake van eene geïndiceerde boete van Een hondert Gulden breeder vermeld bij acte van Calange op den 28 November jongstleeden door Uw Vorster aan haar gedaagde geëxploiteerd daar tegen te antwoorden en voort te Procedeeren als na Regten.
Leever Copie dezes en stel Relaes in Geschriften.
Actum DEURNE den tienden December Zeventien honderd Agt en Tagtigh
Was geteekent L.WIJCHGEL, A.SCHOONDERMARK Procureur.
Deeze uijtgegeeven voor Copie en is met zijn origineel Accordeerende Bevonden uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekend vorster in DEURNE en LIESSEL Behoorlijk insinueeren en dagvaarden de Wed. PETER van CALIS woonende alhier aan DE MOOSDIJK so omme en ten Fine in het origineel dezes breeder omschreeven waar toe mij Refiseere.
Actum Binnen de Heerlijkheijd LIESSEL den Elfden December 1700 Agt en Tagtentigh.
Attestor: B. van SCHAIJK Vorster.
d.d. 14-01-1789.
Quitancie
De Procureur generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan de kinderen en Erfgenamen van J.P. CLAASSEN, in dato 14 Januarij 1789.
Ontfangen van de Kinderen JAN PEETER CLAASSEN de somme van Een hondert guldens in voldoeningen der Boeten door hun geincurreerd ter zaaken dezelve op den 18e December 1788 te MEIJL in de Herberg DE ZWAAN hadden gedaan aanstellen een Doodmaal ter gelegenheid der Begrafenis van hunnen Vader JAN PEETER CLAASSEN bekennende van opgemelde somme met de kosten daar omme gedaan de Laatste bij moderatie < = bemiddeling > en vollen zijn voldaan en betaald dienende deeze voor een generaal acquit < = kwijtschelding >.
Actum DEURNE den veertienden Januarij 1700 Neegenentagtich.
L. WIJCHGEL.
d.d. 15-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan J.H. HENDRIKS in dato 15 Januarij 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van JAN HENDRIK HENDRIKS een Somme van tien Guldens bij hem geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij Seventien hondert agt en tagentig en waar over hij behoorlijk is gecalangeert waar aan mij refereren.
Actum DEURNE 15 Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan L.J. MARTENS en zijn huijsvrouw in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van LAMBERT TEUNIS MARTENS en zijne huijsvrouw ontfangen te hebben een Somma van twintigh Gulden bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden.
Actum DEURNE 16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan H.F. MARTENS en zoon in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van de Weduwe HENDRIK FRANS MARTENS en zoon een Somma van twintigh Guldens bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden.
Actum DEURNE den16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 16-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan WILLEM HENDRIK in dato 16 Januarij 1789.
Ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekenne ontfangen te hebben van WILLEM HENDRIK van de MOOSDIJK een Somma van twintigh Guldens bij hen geincurreerd wegens het bijwonen van een Doodmaal (wegens het overlijden van PETER van CALIS) gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden.
Actum DEURNE 16 Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 17-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL L.P. JANSEN en zijn huijsvrouw dato 17 Jan. 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven als Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van LEONARD PETER JANSEN en zijne huijsvrouw een Somme van twintig Gulden bij hen geincurreerd in die boete ter zaake van het bijwonen van het Doodmaal van de overledene PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten maand van Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig in de Herberg DE CEULSE KAR en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden.
Actum DEURNE Seventien Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 22-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van LOD. WIJCCHEL aan de Weduwe PIETER van CALIS in dato 22 Januarij 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van de Weduwe van PETER van CALIS een Somme van Een hondert Guldens bij haar geincurreert wegens het houden en aanstellen van een Doodmaal overleden man PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden waar aan mij refererende.
Actum DEURNE den twee en twintigsten Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 23-01-1789.
Resolutie
De Procureur Generaal van BRABANT.
Extracht uit het Register der Resolutien van de Ho. Mogen. Heeren Staaten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN.
Veneris < = Vrijdag > den 23 Januarij 1789.
Is ter vergadering geleesen een Memorie van Mr. H.J. van OLDENBARNEVELT genaamt WITTE TULLINGH, Advocaat Fiscaal van BRABANT en Lande van OVERMAZE, houdende dat ter zijner kennisse ingekomen was, dat LODEWIJK WIJCHEL Drossard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND, Meijerije van SHERTOGENBOSCH, zig niet zouden hebben ontzien om onder dekmantel van haar Ho.Mogen: Placaat van dati den 2 Meij 1731, teegens het aanrichten en houden van doodmaalen in de Generaliteit geemandeert < = uitvloeiende >, diverse ingezeetenen der gem. Heerlijkheeden te bestaan in de boden, bij het zelv Placaat zo teegens aanrichten dier doodmalen als teegens de Gasten welke daarop zouden mogen verschijnen gestatueert < = ingesteld >, en dat gemelde Drossard ten eijnde te ontdekken welke perzoonen deselve doodmaalen hadden gegeeven, en wie daarbij als gasten hadden geadsisteert, verders had kunnen goedvinden, de perzoonen, in die zaake zelve geconcerneert < = betreffende >, onder andere voorwendsels bij Missive ten zijnen huijze te inviteeren, en aldaar over die gehoudene maaltijden, en de namen, der present geweest zijnde Gasten te interrogeeren < = verhoren af te nemen >, en verders deselven ten zijnen huize te doen arresteeren, om ene getuijgenis der waarheid te geven; En dat eijndelijk deselve Drossard, ziende de difficulteit < = zwarigheid > door gem. persoonen teegens die praetense callange en de betaling dier voorgewende boetens, wierd gemoveerd < = bewogen >, van zig had kunnen verkrijgen, om, tegens de uitdrukkelijke prohibitie < = verbod > daar van bij het meergem. Placaat van haar HO.MO., voorkomende met eenige dier perzoonen over de betaling derselve boetens te composeeren < = samenspannen > .
Dat het des niet te min aan den voorn. LODEWIJK WIJCKEL, had kunnen goeddunken, zig bij Requeste antedotaal te addresseeren aan Haar Hoog Mog. tegens alle zodanige klagten, welke daar over door deselve gecalangeerde Persoonen, in tijd en wijlen aan hoogst deselve zouden mogen worde gedaan, ten dien effecte, dat het haar Hoog Mog. behaagt hadde deselve Requeste voor antidotaal aan te neemen Proponeerende < = voorstellende > hij advocaat Fiscaal, daar zig verpligt vond, ter dier zaake het regt van de hooge overheid teegens den voorn. LODEWIJK WIJCKEL, waar te neemen, (aan haar Ho.Mog.) of het hoogst deselve niet zouden kunnen en gelieven te behagen bij Resolutie in deezen te neemen, te verklaaren, dat haar Ho.Mog. door het aanneemen van de voors. Requeste antidotaal van den voorn.de LODEWIJK WIJCKEL geenzints willen verstaan worden, de Cognitie < = kennisneming, onderzoek van een zaak, in zake gerechtelijk >, der zaken zoo bij deselve Requeste antidotaal als bij de voors. Memorie van hem advocaat Fiscaal vermeld, aan zig te willen houden; maar in tegendeel wel te mogen Lijden, dat bij aldien hij advocaat Fiscaal zoude vermeenen verpligt te zijn, om tegens den voorn. Drossard LODEWIJK WIJCKEL ter zaake van de faiten breeder bij desselfs gem. Memorie gedetailleerd, het Recht van de Hooge Overheid waar te neemen door hem advocaat Fiscaal aanden Raade van BRABAND worden gedaan alle zodanige versoeken als hij oordeelen zal, tot dat eijnde toebehoorende.
Waarop gedelibereerd zijnde is goed gevonden en verstaan mits deesen te verklaaren, dat haar Hoog mogenden het aanneemen van de voorsz. Requeste antidotaal van den voorn. LODEWIJK WIJCCHEL, geensints willen verstaan worden de Cognitie der zaken zoo bij deselve Requeste antodotaal als bij de voors. Memorie van hem advocaat Fiscaal vermeld, aan zig te willen houden, nemaar in teegendeel wel mogen lijden dat bij aldien hij advocaat Fiscaal zoude vermeenen verpligt te zijn, om wegens den voorn. Drossard LODEWIJK WIJCCHEL, ter zaake van de faiten, bij desselvs gemelde Memorie gedetailleerd, het Recht van de Hoge Overigheid waar te neemen, door hem advocaat Fiscaal aan den Raad van BRABAND worden gedaan, alle zodanige versoeken als hij oordeelen zal tot dat eijnde te behooren.
En dat Extract van deese haar Hoog Mog. Resolutie gezonden worden aan voorn. Advocaat Fiscaal van BRABAND ende Lande van OVERMAZE om te strekken tot desselfs narigtinge.
M.H. van VOERST tot BORGH.
Accordeert met voors. Register.
A. FAGEL.
d.d. 26-01-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan WILLEM HENDRIKS en zijn huijsvrouw in dato 26 Jann. 1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van WILLEM HENDRIKS en zijn huijsvrouw een Somme van twintig Guldens bij hen lieden geincurreert wegens het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig in DE CEULSE KAR en waar over zij behoorlijk zijn gecalangeert geworden.
Actum DEURNE den ses en twintigsten Januarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 04-02-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan de huijsvrouw van JAN HENDRIKS in dato 4 Febr.1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van de Huijsvrouw van JAN HENDRIKS een Somme van tien Guldens bij haar geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar over zij behoorlijk is gecalangeert geworden.
Actum DEURNE vierden Februarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 04-02-1789.
Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Quitancie van L. WIJCCHEL aan H. OME in dato 4 Febr.1789.
Bekenne ik ondergeschreeven Drossaard der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ontfangen te hebben van HENDRIK OME en zijne Meijt een Somme van twintig Guldens bij haar luijden geincurreerde Boete ter zaake van het bijwonen van een Doodmaal wegens het overlijden van PETER van CALIS gehouden binnen MEIJL den vier en twintigsten Junij des gepasseerde jaare Seventien hondert agt en tagentig en waar bovengenoemde personen zijn gecalangeert zijn geweest.
Actum DEURNE vierden Februarij Seventien hondert negen en tagentig.
L. WIJCHGEL.
d.d. 09-02-1789.
Interrogatorien.
De Procureur Generaal van BRABAND.
Jura copieeren dezer met zeegel te zaemen Eene gulden, twaalf stuijvers.
Register folio 54 Recto.
F. v. LINDEN E. A. ROVERS.
Intergatorien omme daarop ter Requisitie van den Wel Edelen Gestr. Heer LODEWIJCK WIJCHGEL Drossaard dezer Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL, ten overstaan van Heeren Scheepenen Commissarissen dezer gezegde Heerlijkheeden onder Eede te worden gehoort, PEETER JAN LAMBERS wonende alhier en GEURT GOORTS wonende tot MEIJL, en der zelver respective Responsiven, teegen ieder onderstaande Articul te worden genoteerd.
Art. 1.
Der deponenten Naam, ouderdom, Neeringe en hanteeringe, mitsgaders der zelver woonplaatzen af te vragen?
Den Eersten Deponent segt zijn Naam te zijn PEETER JAN LAMBERS, oud omtrent ses en veertig jaaren, zijnde van handwerk een
Bouwman alhier ter plaatze genaamd DE MOOSDIJK woonagtig.
Den Tweeden Deponent zegt zijn Naam te zijn GEURT GOORTS omtrent seven en vijftig jaaren zijnde Regerend Scheepen en te
MEIJL woonagtich.
Art. 2.
Of de Deponenten namentlijk den Eersten behoorlijk tot het geeven van getuijgenis der waarheid ten faveure < = ten gunste > der Justitie is geciteerd, En den tweeden mede ten dien einde alhier is gearresteerd en geciteerd.
Den Eersten Deponent segt Jaa Conform < = gelijk > het gevraagde.
Den tweeden Deponent verklaart meede Jaa Conform het gevraagde.
Art. 3.
Of door de Deponenten als Schoonzonen en dus als Erfgenaamen van wijlen JAN PEETER CLAASSEN, alhier aan DE MOOSDIJK overleeden benevens de verdere kinderen en Erfgenaamen van gezegde JAN PEETER CLAASSEN op den 18e December 1787 ter occasie < = gelegenheid > van derselfs overlijden en begraaffenis tot MEIJL in de Herberge genaamd DE ZWAAN, niet is gedaan aanstellen en aldaar gegeven doodmaal?
De Deponenten verklaaren dat den inden Articul gemelden Haaren Schoon Vader op den 7e December 1700 seven en tagtich
zijnde Begraven en eenige dagen daarna en zoo de Deponenten voorstaat, op den 18e December 1787 door hen benevens de
verdere kinderen en Erfgenamen van haaren Schoonvader JAN PETER CLAASSEN ter gelegentheid van desselfs overlijden te
MEIJL in de Herberge DE SWAAN is gegeven een doodmaal.
Art. 4.
Of aldaar op dat Doodmaal door of van weegens de Deponenten, of hunne meede Erfgenamen, niet zijn versogt en aldaar gecompareerd, de Nabuuren, Vrinden en bekenden van den voormelden overleedene JAN PEETER CLAASSEN onder de Jurisdictie dezer Heerlijkheeden woonachtich?
De Deponenten verklaren Jaa Conform het gevraagde.
Art. 5.
En Speciaal of zig als toen aldaar onder andere niet hebben laten vinden en zijn Present geweest, HENDRIK OOMEN en zijne Dienstmeid, LEONARD PETER JAN LAMBERS en zijne huijsvrouw, LAMBERT TEUNIS MARTENS, en zijne huijsvrouw, JAN HENDRIK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, WILLEM HENDRIK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, MARTEN van CALIS, HENS HENDRIKS en zijne huijsvrouw, de Weduwe HENDRIK MARTENS met haar zoon, DIRK HENDRIKS en zijne huijsvrouw, WILLEM HENDRIK LAMBERS en zijne huijsvrouw, JAN BERKERS, JAN VENMANS, JAN PETER VRIENDS, en GOORT HENDRIK GEEVEN, met zijne Stieffdogter?
De Deponenten verklaaren dat alle de in den articul gemelde Personen alleen uijtgezonderd de huijsvrouw van LAMBERT TEUNIS
MARTENS op het gemelde doodmaal onder andere zijn versogt geweest, en tot MEIJL ten tijde voors. zijn gecompareerd, en
aldaar meede hebben bijgewoond de Ziel mis van den gemelden overledene en dat vervolgens buijten twijffel op het doodmaal zijn
praesent geweest, zonder dat egter de Deponenten precies kunnen verklaren dezelve aldaar distinct en onderscheijdentlijk te
hebben gezien.
Art. 6.
Welke personen zig des tijds al meerder op voorschr. doodmaal zijn versogt, en zig aldaar hebben laten vinden woonagtig onder deze Heerlijkheeden?
De Deponenten verklaren niet meer te weeten welke Personen al verder des tijds op gemelde doodmaal zijn versogt en aldaar
verscheenen, als alleen WILLEM MANDERS.
Aldus de Deponenten op de voorenstaande Articulen gehoord en ondervraagt, en hebben dezelve op gedeponeerd als teegen ieder Articul staat genoteerd, en voor Reedenen van Welwetentheid geallegeerd < = voort gebracht > dat hun het voorschr. volkomen kennelijk is, en voorts als in den text de Waarheid van dien bekragtigd hebbende met de Eeds woorden, Zoo waarlijk helpe mij God Almagtich gedaan en affgelegt op heeden binnen de Heerlijkheid DEURNE voorschr. dezen Sevenentwintigsten October 1700 Agtentagtich ten overstaan van GERIT van SCHAIJK en JAN NOOIJEN Scheepenen, En was de minute dezes ten Prothocolle geteekend, PEETER JAN LAMMERS, G. GOORTS, G.van SCHAIJK, J. NOOIJEN, onderstond Mij Present en was getekend A.A. van NOORT, Secrts.
Naar gedaen Collatie < = vergelijking > is deze met zijn origineel bevonden te accordeeren bij mij onderges. Secretaris op heeden binnen de Heerlijkheid DEURNE voorsz. dezen Neegende Februrarij 1700 neegen en tagtentig.
A.A. van NOORT, Secrtrs.
! In de marge !
Copie.
Exhibitium aan den beschreevene den 28 April 1789.
A. MACLAINE.