Heemkundekring Bakel en Milheeze

Deel 1

d.d. 31-10-1787.

Mijnheer,

Den Heere E.A. ROVERS, Secretaris van AARLE, etc.
te
AARLE bij HELMONT.

Recepta 1 Nov. ‘87
Port bet. 4 stuyvers.

Mijnheer,

Op U Ed. altijd geeerden van gisteren, dien huijden ontfing, hebbe de eer, gedienstig te andwoorden:
1e
dat zaaken, beneden den twintig guldens / naar mijne gedagten // geheel mondeling behandelt, en afgedaan moeten worden, naamentlijk
- d’Eijscher moet zijnen Eijsch mondeling voorstellen.
- de gedaagde // die ook bij monde geciteert moet worden // moet mondeling andwoorden,
- en zoo ook de Re- en dupliek < = antwoord en wederantwoord >,
- moeten de Schepenen ook mondeling de uitspraak doen.
2e
Wil d’obtinent, of wel beijde de partijen de uijtspraak in geschrifte hebben, zoo moet het vonnis in een verschil onder de twaalf guldens uijtgemaakt worden op een zegel van drie stuyvers.
- Boven die somme op een zegel van twaalf stuyvers.
3e
De getuygen worden al mede mondeling gehoort, doch
- indien partijen, tegen wien, de aflegging voor den Eed niet begeert, is het genoeg, dat de getuygen Eed aanbieden.
- Indien al, moet d’Eed mondeling, ten behoeven van partije, mondeling afgenomen worden.
4e
Indien Schepenen de zaaken of schoon beneden de somme, te omslaggelijk, of te zeer verward vinden, om dezelven mondeling af te doen, kunnen zij partije tegen partije stellen, die als de zaak moeten beschrijven.
A.
En dit zal waarschijnlijk het geval worden, wanneer een Ambtenaar voldoening van Jura & eijscht, alzo er dan taxatie zal moeten vallen.
Aanstaanden Saterdag zal U Ed. de formulieren etc. bekomen.
Blijve altijd
Mijnheer !
U. Ed d.v. Dienaar
J.K. SANTVOORT.
’S-BOSCH den 31 October 1787.


d.d. 01-11-1787.

Mijnheer,

Ter verdere voldoening aan U Ed. Brief van den 30 October laatsleden, gaat hier bij een contumaciaal < = wederspannig, omstreden > vonnis bij wijze van mondelinge uytspraak, waar uyt U Ed. zal kunnen zien een mondelinge uytspraak over eene zaak boven de 12, doch onder de ƒ 20: 0: 0:, en welke tevens onderrigt, hoedanig alhier in zulke zaaken geprocedeert, en vonnis gegeven word, mitsgaders, hoe den Eed daar inne word ingelijst.
Tot een formulier over een verschil, het welk in delatie < = uitstel > van Eede word gestelf, zoude, naar mijne gedagten, kunnen dienen het volgende:
Op huyden den 1. November 1787. zijn ter vergadering van Heeren Schepenen van AARLE binnen gestaan JAN …….., woonende alhier, citant, Eijsscher, en Aanlegger, ter eenre, En PIETER …….., mede inwoonder van dezen Dorpe, geciteerde, en verweerder, ter andere zijde, Poserende de citant, en Eijsscher, dat de geciteerde op den 28. October laatsleden over den Akker weg van zijn Land had gereden, waar toe hij geen regt had, taxerende de citant het nadeel, aan hem door die onwettige behandeling toegebragt op zes guldens, en biedende aan, om de waarheid van dat gebeurde, het welk hij eenigzints van verre had gezien, met Eede te bevestigen, en met aanbod, indien de geciteerde bij Eede het tegendeel zoude willen, en daadelijk bevestigen, van zijnen Eijsch af te zien met de kosten, mits welken, & mede die geenen & concluderende, zoo verzogt de citant, en Eijsscher, onder beneficie < = voordeel > der voorschreven Presentatie en Delatie van Eede, dat de geciteerde en verweerder, bij refuus < = weigering > van den gedefereerden
< = opgedragen > Eed zoude worden gecondemneert < = gevonnist > in den voorschr. Eijsch en conclusie cum Expensis < = met uitgave > aut alias & waar tegen de geciteerde en verweerder voor Antwoord had ingebragt, dat sustineerde < = staande hield > ongehouden te zijn van zig en de Presentatie en Delatie van Eede in te laten, mitsgaders, dat de citant zijne positiven den Regter genoeg moest bewijzen en voorts genomen eenvouwige contrarie < = strijdig > conclusie, Cum expensis waar na partijen over en weder hebbende gepersisteert voor Re- en Dupliek respective, zoo hebben Mijn Heeren Schepenen, na op alles wel en rijpelijk gelet te hebben, bij wijze van mondelinge uijtspraak voor Regt verklaart, dat de geciteerde en verweerder schuldig gehouden is aan den citant en Eijsscher de geeischte zes guldens te betalen, mits d’Eijsscher onder Eede zijne Positiven alhier bevestige, den geciteerde en verweerder daar tegen daar inne condemnerenden cum Expensie.
Actum den …..
Presenten ……

Een formulier over Salaris van eenen Amptenaar zoude kunnen zijn:
Op huyden den 2. November 1787 zijn ter vergadering van …… binnen-gestaan E.A. ROVERS, Secretaris van BEEK en DONK, woonende alhier, citant, declarant, Eijsscher, en Aanlegger, poserende, dat voor uijtmaken van Copye van Schriftuuren ter requisitie van HENDRIK ……., alhier geciteerde en gedeclareerden hadde gemeriteert < = verdiend > tien guldens aan Jura, of schrijfgelden, volgens aantekening in dorso < = op de rugzijde > der Copije en specificatiën alhier in judicio geexhibeert < = bijgebracht >, welke de geciteerde en gedeclareerde gebrekig was te betalen: Mits welken etc.. Mede die geenen etc.. concluderende, contendeerde de citant, en declarant ten fine van taxatie, en dat de geciteerde en gedeclareerde in het getauxeerde zoude worden gecondemneert
< = gevonnist > voor expensis < = uitgave > aut alias etc..
Waar op door den geciteerde en gedeclareerde was ingebragt, dat hij, aan den eenen kant, wel niet ontkende de Copyen, invoegen door den declarant vermeld ontfangen te hebben, doch dat, aan den anderen kant, vermeende, dat die pretentie, als uyt geene Negotie, spruytende, zulken haast niet had, en dat hij ook niet wist, of er volgens orde van die Lande gerekent was.
En op alles wel en rijpelijk gelet, zoo hebben Mijn Heeren Schepenen, staande vergadering, de Declaratie getaxeert op negen guldens, negentien en eenen halven stuyvers, en verklaart, dat de geciteerde, en gedeclareerde gehouden is, die somme aan den Declarant te betalen, den geciteerde en gedeclareerde daar toe, en daar inne condemnerende cum Expensis, Actum den ……….. Presenten.

Tot een voorschrift in een verschil, in Faicten bestaande, zoude kunnen strekken.

Op huyden den 3 November 1787 zijn ter vergadering van …
binnen gestaan LODEWIJK ………, woonende te ………
Citant, Eijscher en Aanlegger, ter eenre, en WILLEM ………,
woonende alhier, geciteerde, en verweerder, ter andere zijde, Poserende de Citant, Eijscher, en Aanlegger, dat de geciteerde met hem op den …… 1787, in woorden geraakt zijnde ten huyze van …….
aan hem hadde toegeduwt, dat hij citant beter zoude doen, dat hij hem betaalde de tien guldens, welken hij hem schuldig was, hij citant, als aan den geciteerde niets verschuldigt, daar door was geinjureert < = verongelijkt >, en toen had verklaart, dat hij zig die injurie ad animum revocieerde < herroepen >, zoo hij citant in staat was door getuygen, daar toe door hem geroepen, en op het Raadhuys zijnde, te bewijzen. Mits welken etc. mede die geenen etc. concluderende, zoo contendeerde < = twistdende > d’Eijscher dat de geciteerde zoude worden gecondemneert, die injurie < = ongelijk > te beteren, door alhier in de vergadering te verklaren, dat d’Eijsch aan hem niets schuldig was, en met 30 stuyvers boete aan den Armen te betalen, cum Expensis.
Al het welke door den geciteerde, en verweerder naaktelijk < = onomwonden > ontkent, en daar op contrarie < = strijdige > conclusie genomen, en bij Partijen hinc indo voor Re- en Dupliek gepersisteert zijnde; zoo zijn de getuygen binnen geroepen, en hebben de stellingen van de geciteerden in zoo verre bevestigt, dat zij van al het ingebragte door den Eijscher niets onderscheijdentlijk verstaan hebben, maar wel dat beijden d’Eijscher en de verweerder in heevige woorden waren in het generaal.
Waar na dezelve getuygen, ter expresse requisitie < = uitdrukkelijk verzoek > van den Eijscher hun getuygde bij Eede hebben bevestigt.
En op alles wel en rijpelijk gelet, Mijn Heeren Schepenen bij wijze van mondelinge uytspraak hebben voor regt verklaart, dat d’Eijsser in zijnen Eijsch en conclusie is ongegrond, en niet ontfanbaar, en bij ordine hebben den geciteerden en verweerder daar van geabsolveert < = vrij gesproken >, en den Eijsse in de kosten gecondemneert.
Actum den ……
Presenten …..
In kennisse van Mij
E.A. ROVERS, Secrts.


d.d. 07-07-1788.

Insinuatie.
De Procureur Generaal van Braband.

Insinuatie van L. WIJCCHEL in dato 7 July 1788 aan de kinderen en Erfgenamen van JAN PETER CLAASSEN.

Copie
F. v. LINDEN E.A. ROVERS

Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESSEL.
Alzo hun Hoog Mogende de Heeren Staten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN bij Hoogst derzelver Placaat van den 2e Meij 1731 hebben goed gevonden onder anderen te interdiceeren < = verbieden > aan allen en een ygelijk der Huisluijden of opgezetenen in de Generaliteit eenige doodmaalen aan te stellen of te doen aanstellen en vervolgens iemand ter occasie < = ter gelegenheid > van het overlijden en begraaffenisse buijten de Erfgenaamen van den overleeden of de voogden over deszelfs nagelaatene weezen of andere Persoonen die eenige directie in die sterfhuijzen mogten hebben te tracteeren of te doen tracteeren op den dag der begraaffenisse of wel eenige dagen voor of na dezelve het zij in het sterfhuis of op eenige andere plaatse buijten denzelve sterfhuijze op Peene van Honderd Gulden telkens te verbeuren bij die geene de welke tot het aanstellen van de voorsz. doodmaalen eenige ordre gegeeven directie gehad of daar toe in eeniger manieren iets gecontribueert zal hebben.
En want des niet tegenstaande de Kinderen en Erfgenaamen van JAN PETER CLAASSEN overleeden op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden van zig hebben kunnen verkrijgen om ter occasie van het overlijden van gemelden hunnen vader op den Agtienden Desember 17C zeeven en tagtig een doodmaal te geeven en aan te stellen en daar op te tracteeren eene groote meenigte Persoonen geen directie in voorsz. sterfhuis hebbende waar door gemelde kinderen en Erfgenaamen Notoir hebben geincurreert < = nagelaten > de opgemelde boete bij welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat gestatueert < = ingesteld >.
Zo word nu de Vorster door den Wel Edele Gestrengen Heer LODEWIJK WIJCHEL Drossard deezer Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL geauthoriseert bij deezen zig te vervoegen bij den Persoon of wooninge van NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en de verdere kinderen en Erfgenaamen van opgemelde JAN PETER CLAASSEN woonende op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden en dezelve geregtelijk te Calangeeren < = beklagen > en te mulcteeren < = beboeten; straffen > ter zaake voorsz. de gemelde door hun geincurreerde boete van Hondert guldens met Requisitie om dezelve boete binnen agt eerstkomende dagen aan handen van den ondergeteekende Heere Drossard te komen voldoen en betaalen bij faute van dien Protesteert van Kosten, schaaden en intressen gehad en geleeden of nog te hebben en te lijden met Inthimatie < = aankondiging; bekendmaking > dat den ondergetekende in zijne voorsz. qualiteit als dan niet zal af zijn tegen hun zodanige Regtsmiddelen te Emploijeeren < = bezigen > als te ....aaden.
Doet goed Exploict < = te werk stellen > levert copie aan NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN mede om te strekken tot narigtinge
< = bericht of kennisgeving > der verdere gemelde Kinderen en Erfgenaamen en stel Relaas in geschrifte weesende van datum.
Actum DEURNE den zevende Juij 17C Agt en Tagtig, was onderteekent
L. WIJCHGEL Drossaard
en A. SCHOONDERMARK.

Deeze uitgegeeven voor copie welke nagedaane Collatie < = vergelijking > met zijn Principaal is bevonden te accordeeren en uit kragte van dien zo ist dat ik ondergesz. Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL bij deeze geregtelijk calangeere NICOLAAS JAN PETER CLAASSEN en zijne mede Erfgenaamen woonende op DE MOOSDIJK onder deeze Heerlijkheeden voor eene boete van een honderd guldens met Requisitie Protest en Inthimatie zo als bij de Authorisatie uitgedrukt.
Actum binnen de Heerlijkheijd LIESZEL den zevenden Julij 17C agt en tagtentig Attestor
B. van SCHAIJK Vorster.


d.d. 08-10-1788.

Hoog Edele Gestr. Heer !

Ik heb de Eer op U H.E.Gestr.Veel geërde van den 3e deeser te Rescribeeren, dat U H.Ed.Gestr. zig vast versekert kan houden, dat ik noijt met eenige de minste Sogenaamde Patriottische sentimenten off denkenswijsen swanger geweest ben, maar wel Contrarij soo als hier Ider genoeg bekent is, en ik ook in de akeligste tijden altoos heb getoond, waar over ik dikwils heb moeten lijden, dog altijd het vast besluijt gehad, dat, al soude het mijn Leeven gekost hebben, geen mensch ter Weereld des weegens eenige verandering bij mij soude konnen, ter uijtvoer brengen, U H.Ed.Gestr. kan derhalven wel begrijpen dat ik met alle weldenkende, met de grootste indignatie < = verontwaardiging > moet beschouwen, en wel degelijk disapprobereeren < = weigeren > de onbehoorlijke demarches < = stappen > welke eenige lieden, soo direct strijdig teegens Haar Hoog Mog. Resolutie van den 3e October 1787 te DEURNE soude hebben gehouden, en ontrent welk geval U H.Ed.Gestr. mij de Eere aan doet te Chargeeren < = aanvallen, belasten > met de Commissie om daar van ter Requisitie < = verzoek > van het Officie Fiscaal < = Ampt van de Fiscus > van BRABAND de nodige bewijsen met alle mogelijke secretesse < = geheimhouding > in te winnen, en soo ras mogelijk aan U H.Ed.Gest. te doen toekomen, ik betuijge over deese gunst bewijsingen en goede attentie mijwaards seer sensibel te weesen en des weegens aan U H.Ed.Gest. zeer veel obligatie < = schuld kennis > te hebben. En hoe seer ik ook aparent < = duidelijk > hier door in den haat van velen soude mogen geraken, en een en ander onaangename renconters < = ontmoetingen > te wagten mogte hebben, soo kan off wil ik egter niet nalaten, met de meeste dienstvaardigheid, na mijn best vermogen, alle orders, authorisatien en beveelen van U H.Ed.Gestr. te respecteeren, en gehoorsamen, dog ik bidde U H.Ed.Gestr. van niet qualijk te neemen, soo ik met het inwinnen der bewijsen al wat langer mogt wagten als het U H.Ed.Gestr. wel verwagt, also ik om de secretessens wille, met deeze zaak seer voorsigtigh, en met een goed overleg sal dienen te werk te gaan, te meer om dat de Secretaris van DEURNE de schoonzoon van den Drossard aldaar is, en dus ik alles na omstandigheid van saaken sal moeten tracteeren, waar van ik ten eerst aan U H.Ed.Gestr. verslag zal doen, ondertusschen kan U H.Ed.Gestr. gerust versekert weesen, van een trouwe en secrete bediening, dog het sal bijna onmogelijk zijn secreet te houden dat er na die saak ondersoek gedaan word, maar wel wat des weegens is en werd verrigt, het geene voornamentlijk secretesse vereijst.
Ik vinde mij meede verpligt U H.Ed.Gestr. van harten te bedanken voor de vriendelijke offerte < = aanbieding > van sorge te sullen draagen dat mijn Reekening ten lasten van het Officie Fiscaal van BRABAND sal worden betaald, dezelve is niet in de saak teegens den Heere van LIESHOUT, maar over het mishandelen en vervoeren van Eenen JAN van ESCH te OSCH, soo als U H.Ed.Gestr. zal gelieven te zien uijt de bijgaande Commissie die ik de eer heb voor aff te zenden, sullende bij nadere gelegentheid de vrijheid neemen mijne Specificatie en die van den Deurwaarder van HIJNSBERGEN zijnde meede in deeze saak ten diensten geweest, ook te senden. Ik vrage wel excuus dat ik door mijne absentie van huijs als andersints belet ben geweest U H.Ed.Gestr. veel gerespecteerde Letteren eerder te beantwoorden, en na mij verder gerecommandeert te hebben in de protextie < = bescherming > van U H.Ed.Gestr., heb ik de Eer met diep respect en alle Eerbied te blijven,
Hoog Edelen Gestr. Heer
Uw H.Ed.Gestr. D.Vaardigen en Gehoorzamen Dienaar
E.A. ROVERS.
AARLE den 8e October


d.d. 09-10-1788.

Hoog Edelen Gest: Heer !

Seedert dat het patriottismus in ons Land geregeerd heeft daar soo men presumeerd, al meede uijt voortgekoomen is, seekere opgaave van poincten van beswaer, voor al tot lasten der officianten < = ambtenaren >, of Gereformeerde in de Meijerij hebben veele quaade geesten geregeerd, om wegens hun haaren haat uijt te voeren en veele zijn seedert nooijt gerust geweest, maar hebben Continueel tegens Regenten en Officianten aangedruijst, en hunne bedieningen zeer lastig gemaakt, hier omtrent hebben wij te BEEK en DONK ook van tijd tot tijd ondervinding gehad, voorneementlijk van zeekere MIGCHIEL en DIRK van den BOGAARD, en JOHANNES HEESACKERS, die zeer presentatief, door den Advocaat van OMMEREN geinsinueert en opgehitst veel troubles en onrust in de Gemeente hebben gemaakt, en voor al tegen den Heere van BEEK tegen den Heere Drossard, Regenten, en mij actie hebben gezogt, en dezelve alle tot, onaangenaamheeden, en vervolginge hebben aangedaen, ik zal van JOHANNES HEESACKERS zwijgen, alzoo ik niet twijfel, of aan U H.Ed.Gestr. zal een enkeld geval van hem in zeekere proceduure zijn gebleeken, maar ten opzigte van MICHIEL van den BOGAARD is den Heere van BEEK genoodzaakt geweest over het visschen op de visscherij van den Heere een mandament paenaal < = een dag brief met boetedwang, waarbij iemand van wegen het Hof op eene groote boete word verboden iet te doen >, ten zijnen lasten bij de Raad van BRABAND te verzoeken, en ’t welke zijn Wel Ed.Gestr. heeft geobtineerd, vervolgens zijn de Regenten van BEEK ook genessiteert < = genoodzaakt > geweest, om bij Haar Hoog Mog. permissie te vragen, om teegen hem en zijn Borgen te procedeeren tot betaling der Cooppenningen van gemeentens gronden bij hem gekogt, en die hij niet gelieft te betaelen welke permissie geobtineert werdende ook aanstonds een mandement teegens hem bij de Raad van BRABAND zal worden versogt. En eijndelijk vinde ik mij in die omstandigheeden dat ik teegens hem al meede een actie van injurie < = ongelijk, onrecht, hoon, smaad >, zoude kunnen institueeren < = inzetten > over eenen vuijsten slag, en schelden voor een schobjak, en dus een beleediging met woorden en daadelijkheeden aan mij als Secretaris gedaan, het geene ik met voordragt lijdsaamig heb verdragen, dog terwijl het mij bedenkelijk voorkomt op zulkx niet vald in te termen van H.H.Mog. placaat van den 19 Meij 1673, zoo heb ik best geoordeelt, de vrijheid te neemen hier van aan U H.Ed.Gestr. kennisse te geeven. Zoo als ik de Eer heb onder toezending van simpele Copie der verklaring door mij te willen adviseeren. Op welk eene wijze ik deeze zaak behoor aan te leggen. Om desweegens eclatante satisfactie < = opzienbarende voldoening > te bekoomen, want soo dit niet geschiede, en daar word geen exempel < = voorbeeld > aangesteld, ben ik moreel verzeekerd dat het niet alleen voor mij maar ook voor andere officianten, hier en omstreeks in de functie hunner bediening onvijlig, ja onverdragelijk zal worden.
In hoope van met U H.Ed.Gestr. rescriptie gehonoreerd te worden, heb ik de eer mij met bijsondere hoogagting te noemen
Hoog Edelen Gest. Heer !
U H.Ed. Gest. Zeer Dienstr. En Gehoorsz. Dienaar
E.A. ROVERS.
AARLE den 9 October 1788.


d.d. 18-10-1788.

Hoog Edele Gestr: Heer!

Den Heere en Mr. H.J. van OLDENBARNEVELD
Genaamd WITTE TULLINGH, Advocaat Fiscaal en Procureur van BRABAND ende Lande van OVERMAZE, etc. etc.
Te
S’HAGE

Franco EIJNDHOVEN

Hoog Edele Gestr. Heer !
Om U Hoog Ed. Gest. Rapport te doen van de bewuste Commissie van DEURNE, welke UH.Ed.Gest. de goedheid gehad heeft aan mij te demandeeren < = bevelen >, heb ik de eer te melden, dat ik mij na DEURNE heb begeeven gehad, en aldaar in Secretesse < = het geheim > geinformeert geworden zijnde, dat de saak wel in Substantie Conform de opgave in UH.Ede.Gest. geeerde van den 3e deezer vervat, uijtgenomen het met geweld afvorderen der geweeren, over een quam, en weesentlijk aldaar gebeurt was, en het mij voorquam dat daar over eene correctie behoorde te volgen, besloot ik om daar van bewijsen in te winnen, en om zulks secreet te doen, liet ik de president met nog twee Scheepenen en Vorster van DEURNE citeeren, om daar van voor Scheepenen van AARLE RIXTEL, eene verklaring te komen passeeren, en terwijl zij ten dien eijnde, op dien 16 deezer, te AARLE gecompareert waaren, en ik besig was, met het Concipieeren < = opnemen >, van hunne te geven verklaring, had ik de eer te ontvangen UH.Ed.Gest. missive van den 14 deezer met bijlagen, en daar uijt verneemende dat UH.Ed.Gest. in den gepasseerden jaare reets daar over, den Drossard van DEURNE had onderhouden, en dus onnodig was deswegens verder te informeeren, staakte ik inmediaal < = onmiddellijk > het inwinnen der voors. verklaring, en gaff aan de getuijgens te kennen, dat terwijl er geen geweldenarijen plaats hadden gehad, ik niet veel heijls in hunne verkaring vond, derhalven nog eerst eens, daar over aan UH.Ed.Gest. zoude schrijven en dezelve verklaring nodig oordeelende, die dan altoos van hun konde krijgen, Ondertusschen begrijp ik dat er den Drost genadig is afgekomem, daar hij onder Correctie wel wat verdient had, al was het maar alleen, over het schenden van zijn Hoogheid, den Heere PRINCE van ORANJE, het geene hij zo ik geinformeert ben, bij drie juffrouwen te DEURNE gedaan zoude hebben ter geleegenheid dat hij dezelve versogt, om meede in de Vaderlandsche fondsen te teekenen, en dat een der juffrouwen, daar op, in substantie zoude hebben geantwoord, Mijn Heer, gij moet het mij niet qualijk neemen, dat gij mij opensnijde gij soud de PRINS in mijn hart vinden, bij Drossard daar op geantwoord zoude hebben, wel verdoemt, de PRINS was waard, dat hij gekortkopt wierd, is dat hier in ons land een Regeering, het is nog erger of soo erg als ten tijde van DUC de ALBA of diergelijke, behalven soo ik heb konnen merken hij Drossard eene verklaring onder Eede te HELMONT soude gegeeven hebben, dat hij de Post van NEDERRIJN nooijt in hun Leescollesie gehad, gezien of geleezen zoude hebben, dat soo mij gesegt is, in teegendeel de Substitút Secretaris van VLIERDEN, en eenen Heer ADRIAAN DOOM gewoond hebbende bij gem. Substitút Secretaris, en tans woonachtig te SCHIEDAM, wiens vader aldaer was Borgemeester bij Occasie in het zelve Leescollegie waeren geweest, terwijl gem. Drost ook daar present was, en gezien en gehoord zoude hebben dat de post van de NEDERRIJN aldaar lag en geleesen wierd.
Voorts voege hier bij te rúg, de brieven van de bijlagen van UH.Ed.Gest. Laeste missive, en welke missive ik de eer heb verder te beantwoorden, dat ik UH.Ed.Gest. ten uijtersten dankbaar ben, voor desselfs advies onderrigting en Offerte omtrent de bewuste historie van MICHIEL van den BOGARD te BEEK en DONK, ik zal dien conform bij de eerste geleegenheid den Heere Drossard van BEEK daar over spreeken, en dan de vrijheid neemen het antwoord aan UH.Ed.Gest. te melden.
De aangaande over vriendelijke presentatie van UH.Ed.Gest. om op mij eene generaale Commissie te passeeren, ten eijnde als geauthoriseerde van ’t Officie Fiscaal te fungeeren, neem ik de vrijheid te melden, dat, hoe seer ik er in allen opsigte niet bequaam toe ben, en mogelijk, alles niet ken, het geene daar toe vereijscht word, en veele andere beesigheden heb, soo kan ik egter niet van mij verkrijgen, zulkx aan UH.Ed.Gest. te refuseeren < = weigeren >, terwijl het mij al te veel eer, en plaezier is, ten diensten van UH.Ed.Gest. te mogen staan, en dienvolgende soo UH.Ed.Gest. het mij gelieft te probeeren, ik de Commissie met veel dankbetuijging accepteeren zal, onder de mits dat UH.Ed.Gest. mij eene behoorlijke instructie van alles waar na ik mij moet gedragen. Sal gelieven te Súppediteeren < = verschaffen >, kunnende UH.Ed.Gest. zig vast verzeekerd houden dat d’Heer van ADRICHEM te ’S-BOSCH, nog d’Heeren DE JONG van BEEK, van ERP, en van VEGCHEL, schoon ik de eer heb met dezelve bij geleegenheid in vriendschap te Converseeren, of imand anders direct of indirect ooijt van mij eenige kennis zullen hebben van ’t geene ik voor UH. Ed.Gest. zal verrigten, of van de bewijsen die ik inwinnen zal, alleen heb ik UH.Ed.Gest. ten deezen maar een verzoek te doen, dat UH.Ed.Gest. mij gelieft te Excuseeren, en niet te Empoloijeeren, in zaaken tegen den voorn. Heeren De JONGS indien zulkx onverwagtelijk ooijt plaatz mogte hebben voor’t overige sal ik hoe wel niet haastig ten zij het presseert < = dringend >, met al mijn vermogen UH.Ed.Gest. trouw bedienen, en altoos genoegen tragten te geeven daar ik op het nederigste mij verder in UwHoogEd.Gest. Protextie aanbeveelen de eer heb, met alle respect, en hoogating te blijve.
Hoog Edele Gest. Heer.
AARLE 18 October 1788,
UHoogEd, Gest, Ootmoedige en D.W. Dienaar.
E,A, ROOVERS


d.d. 22-10-1788.

Missive.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Missive van L. WIJCCHEL aan G. GOORTS in dato 22 October 1788.
< Op adreszijde >.
Monsieur GEURT GEURTSE
Monsieur GOORT GEURS Schepen van en te MEIJL.
Franco.
Overleedene JAN PETER CLAASSEN gestorven 1787, 7 begraven, 18 doodmaal te MEIJL.
Gasten DERK HENDRICKSE
HENDRIK OOME
< inhoud van de missive >
Monsieur en Vriend
Also mij eenige affairen zijn voorgekomen waar over UwE. Nootwendig moet spreken, te meer nog daar UwE. Mede Regent is van MEIJL.
Derhalven UwE. Vriendelijk versoeke om tegens aanstaande Maendag den 27 deser maand van October ‘svoordenmiddaghs om negen bij mij gelieft te komen om over de nootwendige redenen met UwE. Te spreken.
Ja welker verwagting met agtinge Blijve
Monsieur en Vriend
DEURNE 22 October 1788.
UwEd. d.w. Dienaar
WIJCHGEL
Drost van DEURNE.
< naschrift >
Exhibitum < = vertoont > aan den beschreevene den 23 April 1789. C.A. MACLAINE.


d.d. 27-10-1788.

Declaratoir.
De Procureur van BRABANT.

Declaratoir van L. WIJECHEL in dat 27 October 1788.

Exhibitium < = vertoning; overlegging > aan den beschrevene den 29 April 1789.
A. MACLAINE.

Den ondergeteekende Drossard der Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL bekend dat GEURT GOORTS en PETER JAN LAMBERTS, nog geene der Erfgenaamen van JAN PETER CLAASSEN niet zijn de aanbrengers der persoonen, welke op het Doodmaal te MEIJL zijn geweest, maar dat dezelve bereids lange te vooren door andere persoonen zijn aangebragt geworden..
Sign. DEURNE den 27e October 1788.
L. WIJCHGEL.


d.d. 16-11-1788.

Monsieur mon trés cher et trés honoré ami,

Certain drossard dans le voisinage de ASTEN qui a été fort patriotte autrefois persécute les habitans de son district en leur extriquant de l’argent et leur faisant paier des amendes qui moi ne lui veinnent pas, et rend par cette conduite le souverain haissable.
Entrautres cas reprochables en voici (?) un certain JAN PETER CLAASSEN est mort à DEURNE en 1787 et enterré a MEIJL territoire de l’Empéreur apres que son héritier GEURT GOORTSE qui demeure à MEIJL et y est scheepen avait payé au drossard de DEURNE selon le costume la somme nécessaire pour obtenir la permission de faire enterer le mort a MEIJL territoire l’Empereur GEURT GOORTSE scheepen de MEIJL a donné a cette occasion a MEIJL un doodmaal ou ont assistés dixhuit habitans de la terre de DEURNE.
Le drossard de DEURNE avide d’amendes a écrit une lettre fort honnéte a GEURT GOORTSE addressée a MEIJL pour lui dire qu’il serait bien aise de causer avec lui et qu’il le priait de se rendre a DEURNE. Ce pauvre diable ne soupconnant rien y est allé au moment qu’il est arrivé chez le drossard en a fermé les portes, on l’a arrété et forcé de nommer les habitans de DEURNE qui ont assistés au gastmaal a MEIJL.
Le pauvre diable comme heritier a payé l’ amende et dans ce moment … le drossard de DEURNE attaque en justice dix huit habitans de DEURNE pur avoir assisté au gastmaal á MEIJL territoire de l’Empereur, cela fondé sur un placard de L.H.P. (?) du 2 meij 1731 ces pauvres gens sont venus me consulter, avant de leur donné une response decisive j’aij voulu savoir votre avis et vous demander si vous … que ces gens aiant étés participans d’une féte a MEIJL, territoire de l’Empereur ont péches contra le placard du 2 meij 1731 et sont obligés de paijer l’amende. Faites moi l’amitié de me donner le plutot possible votre response addressée chez le facteur SCHOLLER a BOS LE DUC pour que je décide ces pauvres gens a paijer ou á venir en oppostion.
J’aij lu hier une lettre du RECEVEUR (?) UITTENBOGARD á ce Van MERSSEL (?) qui lui demande 250 florins pour payer les avis de la Cour de BRABAND et du Fiscal dans son affaire, est il … mon cher amie qu’UITTENBOGARD a besoin d’ une si forte somme. Je suis avec consdération la plus distinguee.

Monsieur mon tres cher et tres honore amie

ASTEN
Le 16 Nov. 1788

Votre tres humble et tres obeissant serviteur.

< Bovenstaande heeft omgezet in het Nederlands, de volgende inhoud: >

Brief van TORCK (?) aan een niet nader genoemde persoon, gedateerd 16 november 1788.
Brief gaat over de zaak van de drossard die de inwoners van zijn district geld afperst door hen boeten te laten betalen die niet rechtmatig zijn.
In het bijzonder wordt ingegaan op de zaak van GEURT GOORTSE, schepen van MEIJEL. Hij vroeg toestemming aan de drossaard om de in DEURNE overleden JAN PETER CLAASSEN in MEIJEL te mogen begraven. Bij die gelegenheid vonde een ‘doodmaal’ te MEIJEL plaats waar ook inwoners van DEURNE bij aanwezig waren. De drossaard heeft vervolgens GOORTSE naar DEURNE laten komen, hem gearresteerd en laten betalen voor de overtreding van de 18 inwoners van DEURNE die het ‘doodmaal’ hebben bijgewoond.
Alvorens de inwoners te adviseren over een proces tegen de drossaard, wil de briefschrijver eerst weten of zij in strijd hebben gehandeld met het plakkaat van 2 mei 1731. Hij vraagt hierover juridisch advies.

! Met dank aan de Heer Drs. Paul van Meegeren, Gemeentearchivaris te Venray !


d.d. 20-11-1788.

Quitantie.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Quitantie van L. WIJCCHEL aan J. VRIENTS in dato 20 November 1788.

Ik ondergeschreven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIJSZEL bekenne dat JAN VRIENTS aan mijn handen heeft voldaan een somma van tien Gulden ter voldoening van sodanige boete als denselven heeft geincurreert ter saeke van het bijwoonen van een Doodmaal in de maand van December des jaars 1700 Sevenen tagentig waar over deselve behoorlijk is gecalangeert als mede bij accoord nog van deselve ontfangen Seven Gulden wegens de onkosten aan Procureur Secretaris als Vorster dus te Samen Seventien Gulden.
DEURNE 20 November Seventien hondert agt en tagentig.
L. WIJCHGEL.


d.d. 20-11-1788.

Quitancie.
De Procureur Generaal van BRABAND.

Quitancie van L. WIJCCHEL aan J. VENMANS in dato 20 November 1788.

Ik ondergeschreven Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIJSZEL bekenne dat JAN VENMANS aan mijn handen heeft voldaan een somma van tien Gulden ter voldoening van sodanige boete als denselven heeft geincurreert ter saeke van het bijwoonen van een Doodmaal in de maand van December des jaars 1700 Sevenen tagentig waar over deselve behoorlijk is gecalangeert als mede bij accoord nog van deselve ontfangen Seven Gulden wegens de onkosten aan Procureur Secretaris als Vorster dus te Samen Seventien Gulden.
DEURNE 20 November Seventien hondert agt en tagentig.
L. WIJCHGEL.


d.d. 28-11-1788.

Calange.

De Procureur Generaal van BRABAND.

Citatie van LOD. WIJCCHEL aan de Wed. PETER van CALIS in dato 20 Nov. 1788.

Copie.
H. KELLER. E.A. ROVERS.

Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL.

T’is zulks, dat Hun Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN, bij Hoogst derzelver Placaat van den 2e Meij 1731 hebben goedgevonden nadrukkelijk, onder anderen te Interdiceeren < = verbieden >, aan alle en een iegelijk der Huisluiden of opgezeetenen in de Generaliteit, eenige Doodmaalen aan te stellen of te doen aanstellen, en vervolgens iemand ter occasie < = gelegenheid > van het ovelijden en begraaffenisse, buiten de Erfgenaamen van den overleeden, of de voogden over desselfs nagelaaten weesen, of andere Persoonen, die eenige directie in die Sterfhuizen mogten hebben, te Tracteeren, op den dag der Begraaffenis, of wel eenige dagen voor of na dezelve het zij in het Sterfhuis, of op eenige andere Plaatze buiten den zelve sterfhuize op Peene van Honderd Guldens, telkens, en bij die geene te verbeuren, dewelke tot het aanstellen van de voorsz. Doodmaal eenige ordre gegeven, directie gehad of daar toe in eenige manier en iets gecontribueert zal hebben.
Dat PETER van CALIS, aan DE MOOSDIJK onder de Jurisdictie deezer Heerlijkheeden den 14 Junij 1788 zijnde koomen te overlijden, deszelfs Weduwe, binnen deeze Heerlijkheeden ter Naast voormeld, woonagtig in weerwil van welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat heeft kunnen gelusten, om ter occasie der Begraaffenisse van den voormelden haaren man, of eenige weinige dagen voor of na die Begraaffenis, een Doodmaal aan te stellen, of te doen stellen en daar op te Tracteeren verscheide Persoonen, geen directie in voorsz. Sterfhuis hebbende waar door gemelde Weduwe Notoir heeft geincureert < = straf opgelopen > de opgemeld boete, bij welgemelde Hun Hoog Mog. Placaat gestatueert < = ingesteld >.
Zo word Uw Vorster, door den Wel Edelen Gestrengen Heer LODEWIJK WIJCHGEL, Drossart onzer Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL, Geauthoriseert bij deezen, zich te vervoegen bij de Persoon of woninge van opgemelde Weduwe PETER van CALIS, en dezelve Gerechtelijk te Calangeeren en te mulcteeren < = aan te klagen en te straffen > ter zaake voorsz. voor de bovengemelde door haar geincureerde Boete van Honderd guldens, met Requisitie, om dezelve boeten binnen Agt eerstkoomende dagen aan handen van den ondergeteekende Drossard Persoonlijk te komen voldoen en betaalen, en bijgaande Inthimatie < = aankondiging > dat den ondergeteekende in Zijne Voorsz. Qualiteit, bij faute van dien niet zal af zijn, tegens de Gecalangeerde zodanige Rechtsmiddelen te Emploijeeren als ter Raade,.
Protesteert van kosten Pro utt moris et stijli doe goed Exeploict, lever Copie deezes en stel schriftelijk Relaas, om te dienen daar ’t behoord.
Actum DEURNE den zeven en twintigsten November zeventien honderd agt en tagtigh, was geteekend
L. WIJCHGEL Drossaard.
Deezen accordeerende met zijn origineel Behoorlijk geinsinueert uitgegeven voor Copie en uijt kragte der origineel zo ist dat ik ondergeteekende Vorster der Heerlijkheeden DEURNE en LIESZEL bij deeze gerechtelijk calangeere de Wed. PETER van CALIS woonende alhier aan DE MOOSDIJK voor eene boete van hondert guldens met Requisitie inthimatie en Protest als bij de origineele in ’t breeden omschreeve waar toe mij Refereere
Actum DEURNE den agt en twintigsten November 17C agt en tagtentig Attestor < = het geen ik bevestig >.
B. van SCHAIJK, Vorster.


d.d. 02-12-1788.

Monsieur mon trés cher ami.

Selon vos advis (?) je me suis rendu hier á HELMONT ou j’aij fait venir l’ami Revers (?) et tous les patiens (?) ou moins la plus grande partie d’eu. Je leur ai fait donner les déclarations nécessaires et Revers (?) …….
Je vous prie instamment de pousser cette affaire et de faire que les procédures entamées et á entamer fuent et que le drossard soit obligé de rendre l’argent …quemment reçu ce diable de drossard rend le souverain haissable par des presécutions continuelles et quoique l’ait averti il pousse sa ….les pauvres habitans.
Il y a encore deux petites histoires á sa charge que je me prie quand ceci sera ……
1) Il a fait faire une publication et a défendu que aucun boucher hors de la seigneurie de DEURSEN y porte de la viande tuée ni á BAKEL, ni á HELMONT ni ailleurs et cela pour favoriser un seul boucher établi a DEURNE qui a de la fort mauvaise viande et la vend cher.
2) Ser une lettre écrite par DEUKERS (?) de BOIS LE DUC qui a été lue en présende du prétre chez le secretaire et par laquelle .. conseillait de s’aimer de nouveau il a fait reprende les armes (?) a beaucoup de paysans cela. S’est passé au mois de maij passé.
DEUKERS (?) a écrit dans ce tems la plusieurs lettres …le méme ton dans plusieurs districts.
Je …… de couer et d’ame en vous priant de passer l’affaire de DEURNE.

ASTEN, le 2 dec. 1788.

Bovenstaande heeft de volgend inhoud:

Briefschrijver is naar HELMOND gegaan om daar verklaringen te laten optekenen. Hij dringt aan op snelle juridische actie tegen de drossaard, omdat zijn optreden de souverein in een kwaad daglicht stelt.
Er zijn nog twee zaken die spelen:
- de drossaard dwingt de inwoners vlees te kopen bij één slager in DEURNE.
- Ondanks waarschuwingen volhardt de drossaard in zijn kwalijke praktijken.

! Met dank aan de Heer Drs. Paul van Meegeren, Gemeentearchivaris te Venraij. !


d.d. 02-12-1788.

Attestatie van GOORT GOORDS en PETER JAN LAMBERS ter Requistie van ’t Officie Fiscaal in dato 2 December 1788.
De Procureur Generaaal van BRABAND.
Jura deezer debet.

Folio 197 et seq.
Pro Fisco.
Compareerden voor Schepenen der Stadt HELMONT, Quartier van PEELLAND, Meijerije van ’S-BOSCH ondergenoemd,
GOORT GOORDS oud 57 jaaren, in huwelijk hebbende MARIA JAN PETER CLAASSEN, Regerend Schepen en Inwoonder des Dorps MEIJLL, OOSTENRIJKS BRABAND, en dus buiten het district van de Generaliteith, En PETER JAN LAMBERS oud 46 jaaren, in huwelijk hebbende HENDRINA JAN PETER CLAASSEN, woonende binnen de Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quartiere van PEELLAND voorzt., denwelken ter Instantie en Requisitie, van ’t Officie Fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMASE, voor de opregte waarheid, verklaaren, waar en waaragtig te weesen, dat op den zevenden Julij deezes jaar 1788, ter kennisse van haar Comparanten is gekoomen, dat zij Comparanten, in haare Swaagers NICOLAAS PETER en HENDRIK JAN PETER CLAASSEN, woonende te DEURNE en LIESSEL, kinderen en Erffgenaamen van JAN PETER CLAASSEN, door den Heere LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard van DEURNE en LIESSEL voorzt., bij schriftelijke Insinuatie van dato 7e Julij 1788, door den Vorster van DEURNE en LIESSEL geinsinueert, te saamen waaren becalangeerd, en gemullaateert < = aangeklaagd en beboet >, in eene boete van Eenhondert Guldens, ter zake dat zij ter Occasie van het overlijden van hunnen voorn. Vader op den 18e December 1787, een doodmaal hadden gegeeven en aangesteld. En daarop hadden getracteert een groote menigte Persoonen, geen Directie in voortz. sterffhuis hebbende, en daar bij gerequireert ten einde deselve boeten, binnen Agt eerst komende daagen, aan handen van voortz. Drossaard bij faute van dien, zoodanige Rechts middelen zoude Employeeren als te raade;
En dat off schoon zij Comparanten vermeenden, dat geen Drossaard ter zaake voortz. geen boete Competeerende, voornamentlijk om dat het voornoemde doodmaal, was gegeeven buiten het District van de Generaliteit, egter om de voortz. gedreigde Rechtsmiddelen voor te koomen, buiten moeijlijkheeden te blijven, en door voorn.de Drossaard met geen kostbaare procedures gevexeert
< = geplaagd > te worden, zij Comparanten beneevens haar voorn.de Swagers liefst verkoozen hebben, gemelde Drossaard te vreeden te stellen, En dat den Eerste Comparant beneevens voornoemde, NICOLAAS, PETER, en HENDRIK JAN PETER CLAASSEN, daar toe den tweeden Comparant in deese, volkoomen last en Ordre hebben gegeeven gehadt.
Voorts verklaarde den tweede Comparant affzonderlijk dat korte daagen van voortz. Insinuatie hij Comparant ingevolge de last van de meede Erffgenaamen van JAN PETER CLAASSEN, is geweest bij voornoemde Drossaard WIJCHEL, aan desselfs wooning te DEURNE voortz., En dat hij Comparant toen aldaar met gen.de Drossaard over de voorn.de boete van honderdt Gulden heeft gecomposeerd
< = afgemaakt > en geaccordeert, in deezer voegen, dat des wegens, zoude werden betaald eene somme van Sestigh Gulden, dog dat hij Comparant zeide maar Agten vijfftig Gulden veertien stuijvers bij zich te hebben, gem. Drossaard daarmeede genoegen genoomen heeft, en welke ƒ 58=14= 0 hij comparant toen aldaar aan gen.de Drossaard ook contant heeft betaald gehadt, dat hij Comparant teffens verzogt quitantie, dog dat gem.de Drossaard zulx aan hem Comparant weigerde, terwijl de huisvrouw van voorn,de Drost aldaar present, zeide dat den Drost, daar voor geen quitantie geeven kont, want dat hij daar door in lijden zoude koomen, omdat hij de volle boete niet nam, waarop hij Comparant zonder quitantie is vertrokken;
Verders verklaard den eerste Comparant affzonderlijk, dat hij Comparant, door voorn.de Drossaard bij eene vriendelijke Missive van dato 22 October 17888, aan hem Comparant te MEIJLL voortz. geaddresseerd, is verzogt geweest om op den 27e dito, des voormiddags bij hem te koomen, dat hij Comparant om aan dat vriendelijk verzoek te voldoen, sonder eenige Ergwaan, ter goeder trouw zich op den voortz. 27e October 1788, van MEIJLL na DEURNE heeft begeeven; bij den tweeden Comparant in deezen van wien hij Comparant vernoomen hadt, dat hij ook bij voorn.de Drossaard ontboden was.
En eindelijk verklaarde beide Comparanten te zaamen, dat zij op den voorn.de 27e October 1788, des voormiddags is gegaan, na de woonhuisingen van voor.de Drossaard, en aldaar op de Plato voor ’t Casteel van DEURNE voortz. gekoomen zijnde, aan hem Comparanten een vertrek is aangeweesen, alwaar na eenige tijd vertoefd te hebben, den eerste Comparant door den Vorster is gearresteerd, en geciteerd, om getuijgenis der waarheid te geeven, waar toe den tweeden Comparant ook geciteerd was, dat zij Comparanten even daar na zijn geroepen, en gegaan, in de Schepens off Raadkamer van DEURSEN voortz. alwaar zij hebben gevonden den voorn.de Drossaard en desselfs Schoonzoon den Secretaris Van NOORT, benevens GERRIT van SCHAIJK President en JAN van HOOFF Schepenen, en ALEXANDER SCHOONDERMARK Procureur te HELMONT, dat haar Comparanten aldaar is voorgehouden, Articulen om daar op te Antwoorden, aangaande het voorn.de Doodmaal, dat zij Comparanten eenige daagen na het sterffgeval van hunnen voorn.de Vader, een doodmaal had den gegeeven, en aangelegd te MEIJLL voortz., in de Herberg genaamt DE ZWAAN, en dat aldaar waaren verzogt geweest de Persoonen van HENDRIK OOMEN, met zijn Dienstmeid, DIRK HENDRIKS, met zijn huisvrouw, HENDRIK HENDRIKS, met zijn huisvrouw, De Weduwe HENDRIK MARTENS, met haar Zoon, JAN HENDRIKS, met zijn huisvrouw, WILLEM HENDRIKS, met zijn huisvrouw, WILLEM HENDRIKS van DE MOOSDIJK, MARTEN van CALIS, LEENDERT LAMBERS, met zijn huisvrouw, JAN BERKERS, WILLEM MANDERS, en LAMBERT MARTENS, alle woonende te DEURNE en LIESSEL voortz. dog dat zij Comparanten, niet wisten off zij alle daar geweest waaren, en aldaar gegeeten en gedronken hadden, maar wel dat zij de Zielmisse bijgewoond hadden, dat daarna aan haar Comparanten door voorn.de Procureur SCHOONDERMARK wierd voorgesteld, om sulx alles met Eede te bevestigen, dat zij Comparanten daarop hebben geantwoord, dat zij daarop nog geen Eed zoude doen, waarop gemelde Procureur SCHOONDERMARK zeide dat zij dan daar toe zoude worden geconstringueert < = gedwongen >, zij Comparanten vervolgens uitstel verzogten, ’t geen door gemelde Procureur wierd beantwoord, dat zij geen uitstel gaaven, en zoo zij Comparanten aanstonds den Eed niet deede, dat zij dan alle daagen zes Carolij Guldens onkosten te verwagten waaren, dat zij Comparanten vervolgens zeide dat zoo zij onder Eede verklaarden den haat van de voornoemde opgegeevene Persoonen soude te wagten hebben, dat gemelde Procureur en Drossaard hun Comparanten versekerde een briefje te zullen geeven, dat zij daar van geen aanbrengers waaren, soo als gemelde Drossaard ook daar van een briefje heeft gegeeven gehadt, dat zij Comparanten Eijndelijk om aldaar ontslaagen te worden, en in geen kosten te vallen, den voortz. Gerequireerde Eed hadden affgelegd.
En laatstelijk verklaarde den tweede Comparant al nog affsonderlijk, dat zijn voorn.de Vrouwe Vader JAN PETER CLAASSEN, binnen DEURNE en LIESSEL voortz. overleeden zijnde, het doode lichaam van den zelve van daar is getransporteerd na MEIJLL voortz., alwaar ’t zelve lijk is begraaven geworden, en dat tot DEURNE en LIESSEL thans in gebruik is, dat van ijder Lijk ’t geen van daar na MEIJLL voortz. werd getransporteerd, aan den Koster en Schoolmeester van LIESSEL betaald word, te weeten van een groot lijk, Twee guldens tien stuijvers zoo gezegt word voor den Drossaard, en zeven stuijvers voor gemelde Koster, en van een Klein Lijk de helft van dien, en dat hij Comparant voor dat het Lijk van zijne voorn.de Vrouwe Vader als voortz. na MEIJLL is getransporteerd geworden, aan voorn.de Koster en Schoolmeester ook heeft gezonden Een Rijksdaalder en Zeven stuijvers.
Eijndigende zij Comparanten hiermede haare voortz. verklaaring, geevende voor Redenen van welweetendheid als in den Text en hebben na duijdelijke voorlezinge ijder bij haar voortz. verklaarde gepersisteerd, ende Waarheid van dien bekragtigd met de woorden Zoo waarlijk helpe mij Godt Almachtigh behoorlijk gedaan en affgelegd ten overstaan van HENDRIK DIRK van HOGERLINDEN en FREDERIK BARTELS, Schepenen binnen HELMONT op heeden den Tweeden December 1700 Agt en Tagtigh (de Minute deeser is ten Prothocolle door de Comparanten, Schepenen, en mij ondergeschreeven Secretaris, behoorlijk onderteekend).
Qoud Attestor,
H. TROMP, Secrts.


d.d. 02-12-1788.

Attestatie van HENDRIK OMEN C.S. ter requisitie van ’t Officie Fiscaal in dato 2 December 1788.
De Procureur Generaal van BRABANT.
Jura deeses debet.

Folio 200 et Seq:=.
Pro Fisco.
Compareerden voor Scheepenen der Stadt HELMONT Quartiere van PEELLAND, Meijerije van ’S-HERTOGENBOSCH ondergenoemd:
HENDRIK OMEN oud 36 jaaren, DIRK HENDRIKS oud omtrent 40 jaaren, HENDRIK HENDRIKS oud omtrent 37 jaaren, en MARTEN van CALIS oud omtrent 33 jaaren, doende alle boerewerk inwoonderen binnen de Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, Quatiere van PEELLAND voortz. Dewelke ter Instantie en Requisitie van’t Officie Fiscaal van BRABAND en Landen van OVERMASE, voor de opregte waarheid verklaaren waar en waaragtig te weesen, dat zij Comparanten op den 28ste October deeses jaar, door BALTHAZAR van SCHAIJK Vorster der voortz. Heerlijkheid DEURNE en LIESSEL, uit naam off ter requisitie van Den Heer LODEWIJK WIJCHEL, Drossaard van DEURNE en LIESSEL voortz. Mondeling zijn becalangeert geworden ieder in een boete van Tien gulden ter zaake dat zij Comparanten op den 18e December 1787 hadden geadsisteert en bij gewoond, een doodmaal in de Herberg genaamt DE SWAAN binnen de Dorpe van MEIJLL OOSTENRIJKS BRABAND, welk doodmaal de kinderen en Erfgenaamen, van JAN PETER CLAASSEN aldaar, hadden aangelegt en gegeeven ter Occasie van het Overlijden van voorz. JAN PETER CLAASSEN, dat zij Comparanten niettegenstaande zij vermeende geen boeten des wegens aan gemelde Drossaard verschuld te weesen, om dat ’t voornt. Doodmaal gegeeven was buijten het District van de Generaliteit en omdat het van ouds herwaards, een Constant gebruik was geweest, dat dikwils de Doode Lichaamen van Persoonen welke te LIESSEL voortz. zijn Overleeden, van daar na MEIJLL voortz. zijn getransporteerd, aldaar te MEIJLL de Zielmissen en Doodmaalen zijn gehouden geworden, zonder dat zij Comparanten ooijt hebben gehoord, dat gent. Drossaard daar over eenige Actie of boeten heeft gesustineert off gepraetendeert gehad, Zij Comparanten om geen moeijelijkheeden met gemelde Drossaard te hebben, onderling hebben last gegeeven aan WILLEM van den BOGARD, meede woonende te DEURNE en LIESSEL voornt., om de voorz. zaak off boeten met voorz. Drossaard te Accordeeren, en af te maaken, en dat zij Comparanten naderhand van den voorn.de WILLEM van den BOGARD hebben verstaan, dat hij tot afmaking en voldoening voor de boeten van negentien Persoonen, welke ijder in de boete van Tien guldens waaren becalangeert ter zaake van Doodmaalen te MEIJLL gehouden en waar onder zij Comparanten meede begreepen waaren aan voorn.de Drossaard hadde gebooden hondert Guldens, en dat gemelde Drossaard zig met hondert zestigh, soude hebben laaten Contenteeren, dog dat hij zoo veel niet hadt willen geeven, dat zij Comparanten over deselve boeten door de Vorster van DEURNE en LIESSEL voortz. namens off ter requisitie van gemelde Drossaard zijn gedagvaard, voor heen Scheepenen aldaar tegens den regtdag van den 26e November laatsleeden, dat zij Comparanten benevens verscheide anderen, in voegen voortz. becalangeerde Persoonen, voor Schepenen, en ten Raadkamer aldaar verscheenen zijnde, gemelde Drossaard aan deselven vroeg, off zij van voorneemen waaren de voortz. boeten te betaalen, waarop door imand dier Persoonen onder anderen is geantwoord, dat zij zulks nog niet zoude doen, waar op zij van daar zijn vertrokken en tot heeden toe des wegens nog geene boeten aan gemelde Drossaard hebben betaald gehad.
Voorts verklaaren zij Comparanten dat voornoemde JAN PETER CLAASSEN binnen DEURNE en LIESSEL voortz. Overleeden zijnde, het doode Lichaam van denselve, van daar, is getransporteerd na MEIJLL voortz., alwaar ’t zelve Lijk is begraven geworden, en dat tot DEURNE en LIESSEL voortz. thans in gebruik is, dat van ijder Lijk, het geen van daar na MEIJLL voortz, werd getransporteerd, aan den Koster en Schoolmeester van LIESSEL, betaald word, te weeten van een groot Lijk twee gulden tien stuijvers, voor den Drossaard aldaar, zoogezegt word, en seven stuijvers voor gemelde Coster, en van een Klein Lijk de helft van dien.
Eindigende zij Comparanten hier meede haare voortz. verklaaringe als in den Text, en hebben na duidelijke voorleezinge ijder bij haar voortz. verklaarde gepersisteerd, en de waarheid van dien bekragtigd met de woorden “Zii waarlijk helpe mij Godt Almachtigh” behoorlijk gedaan en affgelegd, ten overstaan van HENDRIK DIRK van HOGERLINDEN, en FREDERIK BARTELS, Schepenen binnen HELMONT op heeden den Tweeden December 1700 Agt en tagtigh ( de minute deeser is ten Prothocolle behoorlijk geteekend, door de Comparanten, Schepen en mij ondergeteekende Secretaris. )
Quod Attestor,
H. TROMP, Secrts.

Website door Active-Bits