De vrijheid begon met chaos
Na de bevrijding was het in de gemeente Bakel en Milheeze - zoals overal in bevrijd Nederland - aanvankelijk nogal een chaos. Niet alleen omdat oorlog nu eenmaal bepaalde ontwikkelingen met zich meebrengt - de term 'organiseren' verhulde vaak een gebrek aan kennis van en respect voor het mijn en dijn maar ook omdat vrijwel overal een strijd om de nieuwe macht zich ontwikkelde. Velen ergerden zich hevig aan het feit, dat nogal wat mensen die 'gisteren' de vijand nog hand- en spandiensten verleenden, nu voorop liepen om orde op zaken te stellen. En er was voor de gemeente Bakel en Milheeze ook nog een 'burgemeesterskwestie' ...
Bij de bevrijding bestonden oorlogsorganisaties als de KP (knokploegen) en OD (ordedienst). Daarnaast waren er de ongeorganiseerde verzetsmensen maar ook de autoriteiten, politiemensen enz. die in de oorlog op hun plaats waren gebleven. Die drie groepen kwamen niet steeds even snel en goed tot samenwerking. Tenslotte werden de overkoepelende Binnenlandse Strijdkrachten (BS) georganiseerd. Vooral veel gewezen militairen, maar ook verzetsmensen gingen daartoe behoren. Zij patrouilleerden en liepen wacht. Zij waren ook belast met de bewaking van gedetineerden zoals er in Bakel enkelen in de toenmalige kleuterschool waren ondergebracht.
Twee dagen na de bevrijding liet Piet vd. Broek in Milheeze de buurt De Berken lelijk schrikken. In hun haast om weg te komen hadden de Duitsers onder meer een volledige plunje weggegooid, een uniform met helm en al. Piet vond het en dacht ... Even later marcheerde hij als echte Duitser van buurman naar buurman, een stuk hout uit de stal als geweer op de rug. Ze schrokken zich allemaal 'het lazarus', daar in Milheeze. "Toch goed", meent een buurtgenoot, "dat niemand een geweer thuis had. Hij had op de verkeerde gedachten kunnen komen..".
In de gemeente Bakel en Milheeze lijkt het militair gezag in eerste instantie de reserve eerste luitenant Luesen te hebben aangewezen om het besrtuur min of meer op zich te nemen. Op 5 oktober 1944 kreeg majoor Verhoeff in Eindhoven, de militaire commissaris in Noord Brabant, in ieder geval een brief uit Bakel: ' ... met toestemmiing van de officieren 'for civil affairs' (burgerzaken, puh) het bestuur van de gemeente voorlopig opgenomen door de aan de plaatselijke OD toegevoegde reserve eerste luitenant, de heer C.J.H. Luesen die het burgemeestersambt thans nog zoveel mogelijk in overleg en toestemming met den 1en wethouder waarneemt...' Die wethouder, tevens functionerend burgemeester sinds Willem Wijtvliet in juli 1944 was weggevoerd, was Peter Manders. Hij was toen 69.
Op 10 oktober 1944 verscheen opeens directeur Soeterboek van de plaatselijke Stoomzuivelfabriek als burgemeester ten tonele. Niemand lijkt te weten hoe die man plotseling burgemeester kon worden. Of wie hem heeft aangesteld.
Niet iedereen ook schijnt het met die aanstelling eens te zijn geweest. Er gaan verhalen zelfs over bedreigingen. De man ontsnapte ternauwernood toen iemand in het vertrek onder zijn werkkamer in het gemeentehuis zijn geweer wat hard neerzette. De kogel sloeg door het plafond en amper een meter van de functionerend burgemeester door de werktafel heen. Soeterboek bleef plaatsvervangend burgemeester tot 1 april 1946. Toen kwam de heer Van de Wildenberg.
Slachtoffers
Ook na de bevrijding eiste het krijgsgewoel slachtoffers. Er was zoveel rommel achtergebleven, mijnen, granaten ...
In Milheeze stierven twee jongens toen ze speelden met mortiergranaten. Ze waren met vieren. Een van hen had geluk; die moest naar huis om te slachten. Toen een van de granaten ontplofte, was een jongen van Vullings op slag dood. Janus v.d. Laar was zwaar gewond. Hij overleed in het ziekenhuis waarheen de Engelsen hem gebracht hadden. De derde jongen, een evacué, lag lang in het ziekenhuis, maar overleefde.
Intussen gingen de militaire activiteiten onverminderd door. Allerlei oorlogstuig vulde lange tijd weilanden en wegen. De wegen werden langzaam maar zeker kapotgereden; voor burgerverkeer - als dat er al was - was nauwelijks plaats. In de hele gemeente was het bovendien druk met inkwartiering. Van niet alleen Engelsen en Amerikanen, maar ook van veel gezinnen en mensen uit Noord-Limburg waar de strijd nog geruime tijd voortduurde. Ook een aantal mensen uit Rips werd toen nog enige tijd geëvacueerd.
In de meisjeschool in Bakel - nu buurthuis - was een doorgangshuis voor hen ingericht. Geallieerden, samen met gemeente-ambtenaren waren er druk met registratie en onderzoek. De 'Field Security' (veiligheidsdienst te velde) hield een oogje in het zeil. Af en toe voelde die mensen stevig aan de tand over hun oorlogsverleden. In veruit de meeste gevallen leverde zo'n ondervraging niets op.
Overal in de gemeente hielden allerlei troepen die ingezet zouden worden onder meer voor de strijd rond Overloon, zich in conditie. De Duitse Tigertank die op de Auerschootseweg in een beek was terechtgekomen, werd er bijvoorbeeld uitgetakeld en deed dienst als doelwit voor de Engelse Churchilltanks. Die oefenden in de buurt van het voetbalveld, ter hoogte van wat nu de Beatrixstraat is. In Milheeze beleefden de inwoners heel wat plezier aan de genie die het bouwen van Bailey-bruggen oefenden.
De mensen aanvaardden gretig de 'weldaden' van de bevrijders. De bekende ronde 'witte mik' werd zeer gewaardeerd, net als kauwgom en niet te vergeten de sigaretten. Maar als een Engelsman er bijvoorbeeld nog een gouden tientje bij deed, vroegen weinigen zich af waar de man dat geldstuk vandaan zou hebben. Of als er ergens een huis vol met meubels werd gezet ... een kelder werd volgedragen. Gesuggereerd werd dat het om oorlogsbuit uit Duitsland ging. In sommige gevallen bleken de spullen gewoon in Venlo gestolen te zijn. De officiële verdeling van bijvoorbeeld kleding via HARK (Hulpactie Roode Kruis) lokte nogal wat kritiek en zelfs spot uit.
Nog in oorlog
In Rips kwam twee dagen na de bevrijding een troepenmacht van enkele duizenden voornamelijk Engelse militairen aan. Het rijkswerkkamp - dat waar in de oorlog Chinese werklozen uit Rotterdam hadden vertoefd - werd 'bezet' door rond zeventig Rode Kruissoldaten met grote voorraden en chauffeurs voor de eveneens daar gestationeerde gewondenauto's. In de winkel van Fransen kwam een soort apotheek, bemand door twee doktersassistenten, een chauffeur en een EHBO-er. Bij Hertsig - de man had ook tijdens de oorlog zijn sporen verdiend - vond een dokter onderdak.
Op donderdag 7 december 1944 fietste timmerman Jan fransen uit Rips voor de zoveelste maal naar de officiersmess die de geallieerden hadden ingericht aan de Overloonseweg in Oploo. Hij kwam daar met grote regelmaat voor onderhoud, met name aan het meubilair. "Onderweg reed een militaire auto mij voorbij. Ongeveer 30 meter verder stopte hij nogal abrupt bij de mess. Het linker-portier ging open op het moment dat ik er op de fiets passeerde. Ik raakte dat portier, maar bleef nog net overeind. Tot mijn grote verbazing stapte veldmaarschalk Montgomery uit de auto. Ik hoorde hem zeggen: 'Sorry, sir'. Met de fiets aan de hand liep ik naar de mess waar 'Monty' binnenging. Ik zette mijn fiets tegen het hek en wachtte buiten. Daar kreeg ik wat sigaretten en een kop thee. Na enige tijd kwam Montgomery weer buiten. Hij groette ons allen en reed met zijn chauffeur richting Overloon. Een bijzondere gewaarwording, deze ontmoeting".
De mensen in Rips die de bescherming van hun ruiten al hadden verwijderd, moesten die weer aanbrengen. Want op 29 september, 's morgens om half elf, begonnen 22 kanonnen met een beschieting richting Venray/Overloon. Dat gaf nogal wat kabaal en luchtdruk. De granaten hadden een doorsnee van wel tien centimeter. Ook in Milheeze waar met name veel Schotten zich verzamelden, stond geschut dat in die dagen danig gebruikt werd. De hulzen waren voorzover ze niet werden afgevoerd - dankbare objekten voor knutselaars die er asbakken, vazen, bloempotten, kaarsenhouders enz. van maakten. Die waren toen erg in trek. In Milheeze en Rips kwamen toen nogal eens Duitse granaten terecht. Een wonder eigenlijk dat die destijds niemand doodden of zwaar verwondden. Sommige percelen landbouwgrond waren bijna niet te bewerken omdat het daar een en al krater was.
In Rips waren in die tijd eenentwintig zware tanks 'thuis'. Die gingen gedurende een aantal dagen 's ochtends richting Venraij, via de Hazenhutsedijk. Anders reikte hun geschut niet ver genoeg. 's Avonds kwamen ze dan weer terug in Rips. Op 2 oktober waren er vier minder. Die waren in de Peel al schietend in het moeras gezakt.
De Engelsen die vanuit Rips en Milheeze aktief waren richting Overloon, werden gevolgd door Canadezen. Die wekten de bewondering van de Ripsenaren gewend aan werken in het bos - door hun grote handigheid in het rooien van bomen. Daarvan bouwden zij schuilhutten en onderkomens in de bossen. Maar vooral gebruikten zij de boomstammen voor tijdelijke verharding van de moerassige en kapotte wegen in de Peel, richting Duitsland. Ze kregen ook nog gezelschap van 8000 man van het 8ste Amerikaanse leger.
Het was in Rips weken lang bijzonder druk, de bossen lagen vol munitie en brandstof, onderdelen voor Bailey-bruggen enz. enz. En intussen kwamen de evacués, velen uit Boxmeer en Overloon, in Milheeze velen uit Liessel. Ook die werden opgevangen.
Kerstmis 1944 bracht weer de spanning van het Ardennen-offensief van de Duitsers. Voor het Rode Kruis in het werkkamp in Rips werden het topdagen. Op Nieuwsjaarsdag viel er nog een Duitse jager bij Van der Hoff.
Op 21 februari 1945 rond kwart voor negen 's avonds viel er in Rips een grote bommenwerper, een Lancaster, goed 100 meter van de Gertruda Hoeve van Ypma af. Alleen Eddie Hansen uit Australië, de staartschutter, had zich kunnen redden omdat hij tegen de regels in tijdens de vlucht z'n parachute had omgehouden. Zeven bemanningsleden werden begraven in Oploo, later op het oorlogskerkhof Mierlo.
Hansen dacht dat hij in bezet gebied terecht was gekomen. Hij vluchtte richting Mortel en hield zich dagenlang schuil in de bossen en zelfs in duikers. Antoon Verkampen, uit Duitsland gevlucht, ontdekte bij het buntsteken de Australiër. Hij bracht de man bij de familie Van den Elzen.
Begin 1945 kwam een stalen brandstofleiding vanuit Antwerpen in Rips aan. Het eeuwige gesjouw met brandstof werd aanzienlijk minder. In die strenge winter werden de kapotgereden wegen zoveel mogelijk hersteld met snelhardende cement. Het zware vervoer had daarna toch nog drie weken nodig om alle munitie en brandstof en (Bailey-)onderdelen uit Rips weg te krijgen. In maart 1945 vertrok ook het Rode Kruis richting Duitsland. De Engelsen waren in de vijf maanden dat ze in Rips vertoefden, bijna huisgenoten voor vele Ripsenaren geworden. Maar aan alles komt een einde ...
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: Colofon →