DE KERK EN HAAR OMGEVING
In het begin van de 19e eeuw schreef A.C. Brock in zijn historische beschrijving van de meierij over de kerk in Bakel:
"De kerk welke de Hervormden gebruiken, is een luchtig, schoon en groot gebouw, voorzien van een welgehouden tooren, welke met een matig hoog spits pronkt. Zij ligt op een heuvelachtige grond, zodat men steld dat den dorpel van deze kerk waterpas zoude liggen met het kruis van St. Janstooren in 's-Hertogenbosch"
We zien voor ons de monumentale toren, die tussen 1450 - 1550 gebouwd moet zijn als opvolger van een eerdere stenen toren uit de 11e of 12e eeuw. Hij is in drie geledingen of etages gebouwd met spitsboogvelden in de gotische stijl. De opgaande lijnen van de overhoekse steunberen worden vaak onderbroken. Naast de spitsboog zien we ook de ronde boog en een soort tussenvorm.
In 1972 heeft de toren een grote restauratiebeurt gehad, waarbij gedeelten van de steunberen en de muur zijn vernieuwd alsook het leien dak.
Rechts van de hoofdingang staat het beeld van de H. Lambertus. In zijn linkerhand draagt hij een palmtak als symbool van zijn martelaarschap, in zijn rechter hand de staf en een (restant van een) kerkje als stichter van kerken.
Hij verkondigde al voor Willibrord hier in Brabant het geloof. Ze hebben ook enige tijd samengewerkt. Na zijn dood als matelaar werd Lambertus door Willibrord tot patroon van deze kerk gekozen.
Aan de andere kant staat Willibrord met op zijn hand een kerk. Ook hij was de stichter van meerdere kerken. Hij volgde de H. Lambertus op als patroon kerk.
Deze twee beelden zijn hier geplaatst op het einde van de 19e eeuw. Daarvoor stond er boven de ingang een groot stenen beeld van St. Willibrord. Dit is bij het herstel van de toren na een blikseminslag in 1893 op het kerkhof tegen de achtermuur geplaatst.
In 1943 werden de oude klokken van 1727 door de Duitsers geroofd voor de oorlogsindustrie. In 1949 werden door de fa. Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel drie nieuwe klokken gegoten. Ze heten de Willibrordus, Petrus en Maria. Met de "Maria" werd vroeger 's middags om twaalf uur het Angelus geluid en ook nu nog. De mensen baden dan thuis, maar ook op het veld "De engel des Heren". Ook 's avonds om zes uur werd het Angelus geluid. In de volksmond heette dat ook wel "'t luidt den heiligen aovend".
Op de klokken zijn teksten aangebracht, die nog duidelijk getuigen van de pijn van de oorlog en de vreugde om de herwonnen vrijheid.
Zo vinden we op Willibrord de volgende tekst:
"In Sinte Willibrordus naam
roep ik u allen weer tesaam.
Met een blijde vredesklank
nood ik u tot lof en dank"
Op de Petrus staat:
"Na de roof en strijd
werd ik gewijd
tot tolk van tijd
en eeuwigheid"
Op de Maria staat de groet"
"Ave Maria"
Alle klokken zijn gedateerd: A.D. (november) 1949
Als we nu vanaf de Dorpsstraat de kerk bekijken, zien we in de muur van de onderste etage van de toren een soort Runentekens, ook wel 'Sint Andrieskruisen' genoemd. Naast elkaar staan een diagonaal kruis (maalteken) en links daarvan datzelfde kruis in een ruit. Men vindt deze tekens in Frankrijk, België en Nederland. Ze zijn niet louter decoratief en wijzen op een oude traditie, waarvan de oorsprong nogal duister is.
Deze tekens komen voor op kerken, abdijen en kastelen van bakstenen. Men nam ze vaak over zonder dat men de betekenis begreep. Zo vindt men ze vaak op kerktorens.
Het diagonaal kruis is bekend als symbool van de wereldlijke macht en het recht. Men vermoedt dat dit kruis in een ruit een symbool is van het vredesrecht: de rechtspraak voor de kleinere burgelijke rechtszaken. Dit zou best kunnen, want de kerktoren was vaak de plaats waar de wereldlijke justitie al sinds de 9e eeuw recht sprak. Vanaf de 12e eeuw werden bij de toren ook andere rechtshandelingen voltrokken zoals b.v. een huwelijkssluiting. Er werden openbare afkondigingen gedaan en zeer waarschijnlijk werd hier ook door het armenbestuur - men noemde die wel eens 'de tafel van de H. Geest' - brood aan de armen uitgereikt.
Het torentje als een shuttle tegen zijn draagraket, de toren aangebouwd herbergt een wenteltrap voorzien van smalle raampjes, die je tot aan de klokken brengt. Vanaf hier zie je ook de dwarsbeuk, die samen met het priesterkoor in 1910 door pastoor van Bokhoven werd gebouwd. Ook de muiren van het schip van de kerk werden toen opgehoogd. Het gebruik van ander baksteen laat dat goed zien.
Als we nu teruggaan naar de hoofdingang, zien we links van de kerk het "kostershuis". Het zit vastgebouwd aan wat vroeger een school was. Wie nu denkt dat de schoolmeester tevens koster was vergist zich. De school werd in 1830 gebouwd omdat zijn voorganger op invallen stond. Deze was aan de andere kant van de kerk gebouwd. Men koos toen deze plek links van de kerk omdat de school dan in de luwte van de kerk stond en minder schade ondervond van de stormen. In 1864 werd dit kostershuis als schoolmeesterwoning aan de school vastgebouwd. De school is nu verbouwd tot magazijnruimte, maar vanuit de tuin van de koster zijn daar de oude schoolramen nog te zien.
Na de bouw van de school aan de Deurneseweg kwam deze woning vrij in 1918. Na andere inwoners werd dit huis in 1948 de woning van onze koster Jan van Berlo, die nog twee jaar op deze oude school heeft gezeten.
De muur rond het kerkhof is in 1836 door pastoor J. van de Donk gebouwd. Een ingemetselde steen in de linkerhoek aan de binnenkant vermeldt bouwer en bouwjaar.
Dit kerkhof hoort tot de oorlogskerkhoven, zoals een plaatje aangeeft. Er ligt een soldaat begraven, met name B. Vogelsangs, die op 11 mei 1940 sneuvelde. Hij ligt in het derde graf van de tweede rij achter het priesterkoor..
Op het kerkhof, waar nu geen doden meer begraven worden, ligt een Calvarieberg met de beelden van de twee Maria's onder het kruis. Tegen de achtermuur vind u het reeds genoemde beeld van Willibrordus, dat sinds 1893 hier staat. Willibrord draagt het Pallium, een schoudermantel, een waardigheidsteken voor een aartsbisschop. In de linkerhand heeft hij een boek als verkondiger van Gods woord met daarop een kerktoren als stichter van kerken. In de rechterhand heeft hij een korte staf met afhangende vaan als rondtrekkend prediker, die de banier van het geloof heeft uitgedragen.
Wellicht kwam bij u de vraag op: "waar ligt de pastorie?". Die is te vinden op de kruising Helmond - Gemert. Hij staat wat verder van de kerk af, maar nog wel op wat vroeger de "Kerk-hof", de hof of het land van de kerk was. Deze pastorie is in de "protestantse tijd" voor de dominee gebouwd voor de somma van FL. 3300,00. Bij de teruggave van de kerk in 1818 aan de katholieken werd het de woning van de pastoor.
Aan de overzijde van de Dorpsstraat, tegenover de toren, staat het H. Hart monument er een beetje onverzorgd bij. Het is een geschenk van de parochianen aan pastoor van Zeeland bij zijn 40-jarig priesterjubileum in 1933. Men vindt het zo waardevol voor de gemeenschap, dat men nu zoekt naar een waardiger plaats.
Het monument beeldt uit, dat een vrouw en een man zich met hun kinderen onder de bescherming stellen van het H. Hart.
HET INTERIEUR VAN DE KERK
Als u via het portaal de kerk binnen gaat ziet u aan weerszijden van de deur de allereerste patroonheiligen van deze kerk, Petrus en Paulus. Het zijn eikenhouten beelden van 1821, werken van H. Bauer uit Roermond.
Petrus (L) omvat met beide handen een omgekeerd kruis. Hij wilde immers uit eerbied voor zijn Heer anders dan Hij, d.w.z. met het hoofd omlaag gekruisigd worden. De haan op de dwarsbalk herinnert aan zijn verraad: Ik ken die man (Jezus) niet. Niettemin draagt die haan in zijn poot een sleutel omdat Christus aan Petrus de sleutels van zijn rijk der hemelen gaf. Hij staat niet zomaar voor de hemelpoort!.
Paulus (R) heeft in zijn rechterhand een zwaard waarmee hij is onthoofd. Als Romeins burger mocht hij niet gekruisigd worden. In zijn linkerhand draagt hij een boek. Hij is immers de schrijver van vele brieven aan christelijke gemeenten.
Naar boven kijkend zien we de houten balustrade van het zangkoor, gemaakt in 1903. Het onderste deel bestaat uit zogenaamde briefpanelen met daarboven opengewerkte panelen met pinakeltjes en siermotieven van bloemen in neogotische stijl.
De draagbalken zijn versierd met rozetten en afgewerkt met een console in fraaie kleuren.
Het zangkoor doet nu dienst als ruimte voor de permanente tentoonstelling. Hierover later meer.
Het middenschip heeft sinds 1967 geen middengang meer. Omdat het zicht vanuit de zijbeuken vanwege de dikke pilaren slecht was, werden door het opheffen van de middengang veel plaatsen met goed zicht gewonnen. De mooie oude banken moesten toen verdwijnen. U ziet er nog twee van klein formaat aan weerszijden van de deur. Het waren banken met rijkbewerkte panelen en zijkanten in dezelfde stijl als de twee grote deuren. Die twee banken werden wel de "politiebanken" genoemd. Daargezeten kon de politie bij grote drukte de kerk, maar vooral het portaal waar het nogal eens rumoerig was, in de gaten houden.
Boven de banken achterin hangt de grote kroonluchter van koper uit de 17e eeuw. Hij heeft 2 X 10 armen. Het midden bovenstuk is nieuw.
We vervolgen nu onze rondgang via de rechterzijgang.
In de hoek staat het beeld van Maria met het Kind. Het is van hout in neogotische stijl uit het begin van de 19e eeuw. Het werd op een later tijdstip gebeitst.
De twee barokke biechtstoelen zijn in 1820 gemaakt door ene Jan Jochem van Neerven Het middenstuk met halve deur en gordijn was bestemd voor de biechtvader. Hij richtte zich beurtelings via de spreekroosters tot de penitent (biechteling) aan de linker- of rechterkant. In de spreekroosters zijn de letters IHS (= Jezus) en A M R (Avé Maria Regina =Weeesgegroet Maria Koningin) en het jaartal 1820 aangebracht.
Met een "schuif" werden de roosters beurtelings gesloten, zodat de biechtelingen elkaar niet konden horen.
Na de belijdenis van zijn zonden kreeg de biechteling een preekje en een penitentie (boetedoening, b.v. drie Onze Vaders), waarna de priester de absolutie (vergeving) uitsprak. Bij duidelijk gebrek aan berouw of goede voornemens liep je de kans "het schuifke te krijgen", d.w.z. de biechtvader schoof het schuifje dicht zonder eerst de absolutie te geven. Met zijn zonde beladen moest men dan huiswaarts keren. Dit gebeurde overigens uiterst zelden.
Even verderop staat de zeer fraaie preekstoel uit de 18e eeuw.
Op de "kuip" zien we in reliëf de borstbeelden van de vier evangelisten met hun symbolen: Johannes met de adelaar, Lukas met de stier, Marcus met de leeuw en Matteus met de mens. Het reliëfwerk is van H. Bauer uit 1820.
Tussen de beelden en langs de trap zijn bloemmotieven aangebracht.
Boven de kuip is een klankbord om de stem van de predikant verder te laten dragen. In het midden bevindt zich een duif in een stralenkrans als symbool van de H. Geest die de predikant moet inspireren. Op de achterkant zien we nog een paar engelenkopjes.
In de rechter dwarsbeuk hangt een vaandel van het Gilde met de afbeelding van St. Willibrord. Aan de achterzijde staat: Willibrordusgilde 1296 - 1974.
In de linker dwarsbeuk hangt een wandkleed van rood fluweel met de letters S F (= Sancta Familia, de H. familie: Jezus, Maria en Jozef).
Bij de voorste pilaren staan twee houten beelden, beide van ca. 1810. Ze zijn gepolychromeerd. Aan de ene kant staat Willibrord in vol ornaat met de bisschopsstaf in zijn rechterhand en een kerkje op zijn linkerhand. Aan de andere kant zien we de evangelist Johannes met in zijn linkerhand een kelk, waaruit hij vergif moest drinken (dat hem echter niet schaadde) en in zijn rechterhand een boek als schrijver van één van de evangelies en de Apokalyps (Openbaring).
Hij schreef een verheven en mystieke taal, die een hoge vlucht neemt zoals zijn symbool de adelaar die aan zijn voeten staat. Het beeld stond eerst op een zijaltaar, dat aan de H. Johannes was toegewijd.
Via de deur rechts op het priesterkoor bereiken we nu de ruimte waar de doopvont staat. Deze is van wit marmer met een rood-geel koperen deksel. Hij is uit het midden van de 18e eeuw, dus uit de protestantse tijd. Hier doopte de dominee niet alleen de protestantse kinderen, maar ook wel de katholieken. Deze werden dan later veiligheidshalve door de pastoor overgedoopt.
Het Mariabeeld, het H. Hart van Maria, is rond 1900 in neogotische stijl vervaardigd. Het is van hout en gepolychromeerd. Het verzinnebeeldt Maria's liefde voor de mensheid.
Het wandkleed op een koperen stang stelt Maria voor met haar voet op de draak, symbool van het kwaad. Maria vertreedt (overwint) het kwaad, ook de erfzonde, waarvoor zij gevrijwaard is. Met de draak en de maansikkel aan haar voeten is zij de Vrouw die wordt beschreven in hst. 12 van de Apokalyps van Johannes. Boven staan de letters: O.L.V. (Onbevlekt Ontvangen) en onder: Bid voor ons.
Verder staan hier nog een paar fraaie kandelaars met gekanteelde vetvangers. De godslamp rechts in het preisterkoor is van ca. 1835 en brandt dag en nacht als teken van Gods aanwezigheid in de geconsacreerde hosties. Een ciborie met deze hosties bevindt zich in het tabernakel op de credenstafel aan de linkerkant van het priesterkoor.
Dit tabernakel staat sinds kort in deze kerk. Door de plaatsing van het nieuwe orgel en de koorbanken werd het oude tabernakel, links naast het orgel in de muur, onbereikbaar. Het nieuwe komt uit Frankrijk en werd door pastor K. van Veijfeijken aangekocht. Het is rond 1900 gemaakt van ijzer en koper. Op de deur staat in drijfwerk het Lam Gods afgebeeld met de kruisbanier omgeven door korenaren en druiventrossen.
Het corpus van het grote kruisbeeld, dat aan kettingen boven het altaar hangt, is van hout. Het is rond 1920 gemaakt en afkomstig uit Groesbeek.
Het altaar, de credenstafel waarop het tabernakel staat, de lezenaars en de koorbanken zijn vervaardigd door Fa. Verheggen uit De Rips en pas dit jaar geplaatst. Het maakte deel uit van de nieuwe indeling van het priesterkoor. Hiervoor werd het altaar verder de kerk ingeschoven en de eerste kerkbank verwijderd. Zo kwam er voor en achter het altaar meer ruimte.
Het kleine altaarkruis dat nu in de sacristie staat is van rond 1900. Het heeft een opengewerkte voet op drie klauwtjes en rozetten aan de uiteinden van de balken.
Jarenlang had de kerk alleen de beschikking over een klein orgel, nadat het oude orgel op het zangkoor de geest had gegeven. Maar sinds kort hebben we een nieuw orgel, gebouwd door de Gebrs. van Vulpen te Utrecht. Het heeft 13 registers, 2 klavieren, een pedaal en 860 sprekende pijpen. De 9 pijpjes van de twee kleine bovenvelden zijn stom. Het werd op 16 april door organist Jan Staudt ingespeeld.
We willen nu even stilstaan bij de zeven glas-in-lood ramen van het priesterkoor. Ze zijn vervaardigd door fa. Nicolas en Zn. te Roermond en in 1912 in de kerk aangebracht
Op de ramen wordt de toediening van de zeven sacramenten uitgebeeld. De gemijterde figuur, die op de ramen meerdere malen voorkomt, is waarchijnlijk St. Willibrord.
- Op het eerste raam wordt het doopsel toegediend. We zien twee meters, maar geen peter. Een misdienaar houdt de doopkaars vast. Grappig detail: de dopeling speelt met het doopwater.
- Op het tweede raam wordt met assistentie van twee peters het vormsel toegediend aan een jongen en een meisje.
- Op het derde raam wordt de biecht afgenomen van een penitent (pelgrim?), terwiijl anderen op hun beurt wachten.
- Op het middenraam wordt het sacrament des altaars in beeld gebracht door het uitreiken van de communie. Men vermeedt duidelijk het "op de tong leggen" te laten zien. Zo is de H. hostie ook niet te zien.
- Op het vijfde raam wordt het sacrament der zieken, het H. Oliesel toegediend. De zieke ontvangt hier de zalving op het voorhoofd. We zien ook de emmer met het wijwater en de kwast waarmee de zieke en de ziekenkamer werden gezegend. Via ramen zien we twee kerken, die waarschijnlijk alleen voor decoratie dienen.
- Op het zesde raam zien we de toediening van het priesterschap. Hier zijn vier personen afgebeeld met een portretkop. Het zijn de drie priesterbroers Goossens en hun oom B. van Bokhoven, pastoor te Bakel, die als assistent de staf draagt. Hierbij staat de volgende tekst: B. van Bokhoven - huius ecclesiae - per V fere lustra - parochus D.D. (= dono dedit) - MCMXIII. B. van Bokhoven, van deze kerk gedurende bijna 5 x 5 jaar pastoor, gaf het raam ten geschenke in 1913.
- Op het zevende raam vindt een huwelijkssluiting plaats. Tussen de twee die elkaar het ja-woord geven staat een vaas met rozen als symbool van de liefde.
Terug in de dwarsbeuken die samen met het priesterkoor in 1910 zijn gebouwd, zien we het grote verschil in bouwstijl.
Terwijl het priesterkoor met zijn ribbenstructuur in neogotische stijl is gebouwdd, zijn in de dwarsbeuken houten tongewelven aangebracht. Deze zijn versierd met bloemmotieven, de franse lelie en een veelkleurige band. Ditzelfde vinden we terug in het middenschip en de zijbeuken.
Tot slot vragen de kruuiswegstaties nog onze aandacht.
Het zijn gipsen beelden in een houten omlijsting, rond 1910 gemaakt door beeldhouwer v.d. Geld uit Den Bosch. Ze zijn afkomstig uit de kapel van huize Voorburg te Vught en in 1986 in onze kerk geplaatst. De vorige kruisweg was aan de houtworm ten prooi gevallen.
De kruisweg bestaat uit 14 "staties", die elke een onderschrift dragen. Dat geeft aan wat bij die statie is uitgebeeld. De kruisweg begint links vooraan en eindigt rechts vooraan.
Nog niet zo lang geleven werd door velen voor of na de H. mis "de kruisweg gebeden". Men stond bij elke statie (halte) even stil voor een gebed en overdenking van Christus' lijden. Op Goede Vrijdag wordt ook nu nog gezamenlijk de kruisweg gebeden.
Als u de kerk verlaat, ziet u in het portaal aan de linkerkant een deur die naar het zangkoor leidt. Daar is een permanente tentoonstelling ingericht die uw belangstelling verdient.
U vindt daar een hele reeks "kerkelijke schatten" zoals paramenten (liturgische kleding), liturgisch vaatwerk, kelken, cibories, missaals, beelden, archiefstukken en nog vele andere zaken.
Voor velen zal het een feest van herkenning zijn, voor andere zullen de korte beschrijvingen die u op de kaartjes vindt, een goede geleide zijn. Er zijn ook mensen aanwezig die u kunnen gidsen.
Wij wensen u een aangenaam bezoek aan de tentoonstelling.
Bakel, Jo van Kessel, 19 juni 1989
← Terug naar: Jo van KesselVerder naar: De kerk van St Willibrordus te Bakel door de eeuwen heen →