Het woongebied en de bevolking
De huidige woning.
We zullen geen gedetaileerde studie maken over de plattelandswoning in Bakel; toch zullen we er iets over zeggen, omdat ook de woning deel uitmaakt van het landschap.
Het huis is van de klassieke soort zonder verdieping, geheel over de lengte gebouwd: woonruimte, stal en schuur liggen achter elkaar onder hetzelfde schuine dak. Een kleine schop -een beetje apart staand- met een dik rieten dak, maakt deze oude boerderijen volledig: deze dient als stalling voor de karren, als werkplaats, enz. .
Deze oude boerderijen zien er vaak steviger uit dan de moderne huizen en de toegangsdeur tot het woonverblijf bevindt zich dikwijls aan de kant van de puntgevel. Voor de muren zijn alleen bakstenen gebruikt. Het riet wordt nog overal toegepast, zelfs voor de moderne gebouwen, in het bijzonder voor de stallen en schuren. Niets biedt een meer schilderachtige aanblik dan de oude boerderijen van bronskleurige stenen met hun bemoste daken, die zich verschuilen tussen het groen van oude bomen. Bij de boerderijen staan altijd grote hooibergen, onder een kegelvormig strooien dak, of onder een beweegbaar rieten dak met de vorm van een kleine pyramide.
In Rips hebben enkele boeren van buitenaf het Friese boerderijtype geïntroduceerd, met hun indrukwekkende daken.
Maar de boerderijen zoals die veel voorkomen in de Jodenpeel, zijn allemaal van het eenvoudige type dat eigen is aan het gebied (pl. X, foto 3 en pl. XI).
Er is niets regelmatigs of schematisch in de ligging van de huizen in de gemeente Bakel. Men vindt er dichtbebouwde kernen, zowel als afgelegen boerderijen en tussenliggende woonvormen, waarvan de meest typerende de buurtschap of het gehucht is. Deze verschillen van grootte zijn altijd ruim opgezet. Daarmee is alles gezegd over de woning en over alles wat verband houdt met de bestudering ervan. De dichte kernen worden gevormd door de twee dorpen Bakel en Milheeze. Deze liggen allebei langs de hoofdweg die van west naar oost door de gemeente loopt, maar in de hoofdplaats staan de huizen dichter bij elkaar en komt het stedelijk aspect meer naar voren.
Milheeze, minder belangrijk, heeft het aangezicht van een ruim opgezet straatdorp, waar de leegtes echter langzamerhand opgevuld worden. In tegenstelling tot Bakel, zijn er talrijke boerderijen.
Rondom deze twee centra ligt een vrij groot aantal buurtschappen, bestaande uit ruim opgezette groepen boerderijen waartussen de akkers liggen. Het belangrijkste gehucht omvat een twaalftal boerderijen, soms meer, maar veelal zijn het er maar 4, 3 of zelfs maar 2. Soms, zoals in Neerstraat (de naam wijst er al op) of in Bocht, lijkt de weg de oorzaak te zijn van de langgerekte vorm van de buurtschappen; meestal lijken de boerderijen als bij toeval neergezet te zijn, van elkaar gescheiden door min of meer grote stroken gras met een doolhof van elkaar kruisende wegen. (Zie pl.VII, bv. de gehuchten Esp, Mathijseind, Geeneneind, Rijpelberg, Kruisschot, Het Zand, Overschot, Schutboom, Berke, De Hoeven, Bankert enz.; zie ook pl. X, foto 3 en pl.XI, foto 5).
Kort gezegd, vormen deze groepen huizen het perfecte voorbeeld van een gehucht met verspreid liggende boerderijen, -het "lockers Dorf"- van de zandgebieden van West-Europa.
Aan deze woonvorm wordt echter nog een andere aan toegevoegd, enwel die van de geisoleerd liggende boerderijen.
In de oude agrarische gebieden ziet men hier en daar een zwakke poging tot tussenvoegingen, daterend uit een recent tijdperk. Maar de leegte van de akkers blijft en eigenlijk zouden we moeten spreken van uitbreiding rond de oude gehuchten, langs de straten (Mathijseind, Esp, tussen de Hoeven en Bankert).
De groepjes woningen ziet men duidelijk in bepaalde oude gebiedsdelen, vooral in het zuidwesten van de hoofdplaats en in noordelijk Milheeze. De ruimte tussen deze zeer ruim opgezette groepen, zelfs tussen de enkele geïsoleerd liggende boerderijen, blijft echter zó groot dat men eigenlijk niet van een gehucht kan spreken. Hetzelfde geldt voor de grote oude boerderijen achter in het gemeentegebied, bv. Scheepstal, Kievitsbraak, Dierdonk, of voor de afgelegen gehuchten die uit grote oude bedrijven zijn ontsproten, zoals Brouwhuis, Rijpelberg en Kruisschot. Daarentegen kan men wel echte gehuchten zien in het gebied dat pas ontgonnen is (Klef) en vooral in de zéér recente ontginningsgebieden (heide van Brouwhuis en vooral Rips) waar de huizen verspreid liggen langs de kaarsrechte wegen.
De waterstromen die uit de Peel komen spelen geen direkte rol bij de lokalisatie van de buurtschappen. Slechts enkele boerderijen -Scheepstal, Meulenhof (alle twee ontstaan uit een watermolen), Dierdonk, Bakelsche Brug- liggen in de, vroeger toch wel gevaarlijke omgeving van de Kaweische Loop of de Bakelsche A. Wat is dan wel de overheersende factor? Bij de bestudering van de bodembestemming hebben we reeds de aandacht gevestigd op de invloed van het freatisch veld. Van oorsprong zijn dat hoge gronden op de hellingen van de interfluve, die het meest geschikt zijn voor de landbouw. Welnu, we zien dat er kleine gehuchten gevestigd zijn precies langs de rand van de oude akkers met graangewassen.
Deze gehuchten hebben overigens hun naam veelal ontleend aan de naburige velden. Vanwege hun ligging rondom de akkers, liggen ze noodgedwongen iets lager (pl X,foto 3).
Deze ligging biedt ontegenzeggelijk veel voordelen; de aanwezigheid van minder diep water, de mogelijkheid om een moestuin of omheind weilandje aan te leggen, de nabijheid van de vochtige weilanden, van de alluviale vlakte, en vroeger ook de nabijheid van de heide als weidegrond.
Een typisch voorbeeld hiervan op het plan van 1832 is de ligging van de gehuchten Nuyeneind, Rijpelberg, Hilakker of de Hoeven in de omgeving waar de bouwlanden eindigen en de heide begint (8), Buiten het gehuchtengebied dat duidelijk verbonden is met de open velden van de akkers, schijnt er geen beslissende factor te zijn om de ligging van de buurtschappen te verklaren. Dat is met name het geval in het gebied van noord Milheeze en in het lage gebied tussen de velden van Mathijseind en de Schoouw (9). Hier schijnen de huizen ver van elkaar af te zijn gebouwd vanwege de grote vochtigheid en de sterkere concentratie van het bezit.
- Voetnoot: (8) Deze ligging is verschillende keren beschreven voor de "Eschdör; zie bv. H.Abel, aangeh. werk, pag. 86-90; K. Ostermann, aangeh. werk pag. 222-226; U. Roshop; aangeh. werk pag. 55-58;J.H.Keuning "Esch-siedlungen").
- Voetnoot: (9) Toch is hier en daar duidelijk naar een droge plek gezocht, zoals in de hoofdplaats Bakel, in het Zand en in Hoberg.
Het woongebied vóór de invoering van het kadaster.- Met uitzondering van enkele gebieden met zéér verspreid liggende huizen langs de rand van de landbouwgronden in de recent ontgonnen gebieden, bestaan alle buurtschappen al sinds het midden van de 17de eeuw. Ze zijn heel goed aangegeven in de grondregisters van 1651-1657 (10). Veel minder duidelijk zijn ze aangegeven op de toch wel gedetailleerde lijsten die de huizen in heertgangen groeperen, -welke lijsten verspreid zijn over de jaren 1736-1803 (11);- minder duidelijk zelfs dan op de grondregisters van de 18de eeuw (12). De archiefdokumenten vermelden weinig over de huizen en niets over de gebruikte materialen; men vindt er alleen aanwijzingen over de grootte van de woningen. In alle dokumenten vindt men de verschillende soorten woonvormen: vanaf het kleine bouwvallige huisje ("cleen quaet huysken") dat veel voorkomt in de verder v.d. akkers gelegen gehuchten (Straat, Bentum, Weijer, enz.), tot aan de grote boerderij in bepaalde gehuchten vlakbij de strookvormige velden (Mathijseind, Hilakker, Bankert ..) en de grote afgelegen boerderijen van landsheer of abdij.
- Voetnoot: (10) Arch. Bakel, 56. De meeste gehuchten zijn ongetwijfeld veel ouder, maar wij hebben hierover bijna geen informatie.
- Voetnoot: (11) Arch. Bakel, 88-89.
- Voetnoot: (12) Arch. Bakel 59 tot 64.
Bestudering van tabel V bevestigd onze vermoedens over de ouderdom van de meeste gehuchten van de gemeente Bakel. Over het algemeen zijn de veranderingen van het woongebied in de loop van de 17de en 18de eeuw slechts van betrekkelijk weinig belang. Tussen 1686 en 1736 is het dorp Bakel enigszins uitgebreid, evenals Milheeze en de naburige gehuchten; daarentegen schijnen de buurtschappen Geeneneind, Neerstraat en Nuyeneind toen iets meer verlaten te zijn (13). In de loop van de daarop volgende eeuw, tussen 1736 en 1828 vindt een tamelijk aanzienlijke vooruitgang plaats.
Als gevolg van de uitbreiding van de hoofdplaats, die nogal groot was, en de meer bescheiden uitbreiding van sommige gehuchten, stijgt het aantal huizen van 245 tot 284.
Ook Kruisschot en vooral Brouwhuis worden groter als gevolg van de verbrokkeling van de grote bezittingen waaruit ze oorspronkelijk zijn ontstaan.
- Voetnoot: (13) Wij voegen hieraan toe dat er zeker enkele woningen verdwenen zijn.
In de dokumenten van 1651-1657 is het soms moeilijk bepaalde huizen met nauwkeurigheid te lokaliseren. De gehuchten die wij net genoemd hebben zijn in 1651 waarschijnlijk iets kleiner dan de tabel aangeeft.
Kort Samengevat.- Vanaf het midden van de 17de eeuw, ongeveer 1830, stijgt het aantale huizen met ongeveer 15%. Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat in de 17de en 18de eeuw het algemeen beeld veel verschilde van het plan van 1832 (14).
Bij de invoering van het kadaster en in de loop van de 19de eeuw.- Het oorspronkelijke karakter van het wonen in min of meer ruim opgezette gehuchten, meestal langs de rand van de akker, komt veel scherper naar voren op het plan van 1832 dan op het huidige plan.
Rond 1830 is er echter geen spoor meer te vinden van woningen in de nog onontgonnen heide. De kadastrale dokumenten (15) vermelden niets over het soort huizen. Toch dateren veel stenen boerderijen met rieten daken uit dat tijdperk; soms zijn ze zelfs nog ouder. Ze zijn van het eenvoudige soort, over de lengte gebouwd. Toch bestonden er ook kleine huisjes die opgetrokken waren uit pleisterkalk van leem en gehakt stro; deze zijn nu helemaal verdwenen.
- Voetnoot: (14) Door het grote hiaat tussen het grondregister van 1786 en het oorspronkelijk kadaster (1832) konden wij geen exacte reconstructie maken van de verdeling van de huizen onder het ancien régime.
- Voetnoot: (15) Arch. den Bosch, P 3233.
In de loop van de 19de eeuw komen er slechts weinig woningen bij in de oude gehuchten. Hier en daar verschijnt een nieuwe boerderij; enkele van de in 1832 nog kleine gehuchten breiden zich uit. Dat is het geval met Rijpelberg waar vlak bij de twee oude abdijboerderijen twee of drie nieuwe gevestigd worden; maar vooral Brouwhuis wordt aanzienlijk uitgebreid. Soms echter brengt de concentratie van de bezittingen een zekere uitdunning met zich mee, met name in Mathijseind en De Hoeven. Maar al deze veranderingen zijn van relatief weinig belang. Heel anders is het in het dorp Bakel, waar de dichtheid vooral sinds enkele tientallen jaren erg groot is geworden. Hetzelfde geldt voor Milheeze waar de ruimte tussen de huizen langs de hoofdweg gedeeltelijk opgevuld wordt.
De groei van de gehuchten die ontstaan zijn als gevolg van recente ontginnigen laat op zich wachten tot aan het eind van de eeuw en tot de jaren na de oorlog van 1914-1918 (16).
- Voetnoot: (16) Van 1840 tot 1909 blijft het inwonersaantal praktisch gelijk (resp. 1706 en 1738) Pas na 1920 groeit dit aantal snel (1975 inw. in 1920, 3112 in 1930 en 3555 in 1935).
("Uitkomsten der tienjaarlijksche volkstelling in het Koninkrijk der Nederlanden,"'s-Gravenhage en "Provinciale Bladen van Noord-Brabant").
Oorsprong en ontwikkeling van het woongebied.- Uit het voorafgaande blijkt dat het woongebied in de gemeente Bakel alles behalve een eenvoudige struktuur heeft: de vormen verraden een ingewikkelde oorsprong en ontwikkeling. Het staat vast dat ze uit verschillende eeuwen stammen en dat zij overeenstemmen met diverse modaliteiten in de ontginning van de grond en in het beheer van het bezit. Maar door het ontbreken van voldoende dokumentatie blijft het probleem delicaat. Eén ding lijkt zeker: de woongebieden op het plan van 1832, die overigens bijna intact blijven in de oude gedeelten van het gemeentegebied, zijn bijna hetzelfde gebleven als in de 17de eeuw.
Met andere woorden: het eind van het ancien régime dat in andere gebieden uit economisch oogpunt zo beslissend is geweest en er grote veranderingen van de woonvormen heeft teweeggebracht, heeft op woongebieden van Bakel nauwelijks invloed gehad.
De oudste woonvorm is ongetwijfeld die van het klein gehucht met verspreid liggende boerderijen langs de rand van de akkers. Absolute zekerheid ontbreekt en de archiefdokumentatie die ons echt van enig nut zijn geweest gaan niet verder terug dan de 17de eeuw.
Maar wij hebben al gezegd waarom wij denken dat de akkers en de velden het eerst bebouwd werden. Het grootste deel van de strookvormige percelen op de akkers is eigendom van de bewoners van de nabij gelegen gehuchten; meestal bezitten ze er nog meer dan een. Daarom juist vinden wij het logisch om deze woonplaatsen als de oudste, zelfs alleroudste woonvorm te beschouwen. De bescheiden grootte van deze gehuchten lijkt in direkt verband te staan met de kleine oppervlakte van de gronden die van oudsher geschikt waren om te bebouwen, d,w,z. de iets hoger liggende interfluves, de huidige akkers. Natuurlijk kunnen deze buurtschappen kleine veranderingen hebben ondergaan, nu eens door het afbreken van bepaalde woningen, dan weer door het bouwen van nieuwe. Het laatste komt vaker voor, tenminste vanaf de 17de eeuw.
Maar in grote lijnen zijn de oude vormen in stand gebleven, en bleven de boerderijen gegroepeerd langs de rand van de open velden (17).
Aan de andere kant werden er hoge lichamelijke eisen gesteld aan het bouwen van huizen en bovendien was de verbrokkeling van de percelen dermate groot, dat elke uitbreiding van het woongebied op de akkers belemmerd werd.
De minder gegroepeerde bewoonde plaatsen die verder van de akkers af liggen hebben naar het schijnt een meer recente oorsprong, hoewel ze nog van vóór de 17de eeuw stammen.
Bij de besprekeng van het probleem van het percelenplan, maakten wij melding van de argumenten die ons ertoe aangezet hebben om het vochtiger gebied met de onregelmatig gevormde percelen, als een jonger gebied te beschouwen. In ieder geval is hier geen sprake van een verspreiding die verbonden is aan een "Kampflur" van meer recente oorsprong, zoals dat het geval is in andere gebieden, bv. in Westfalen (18).
- Voetnoot: (17) Ook van de "Eschdorfer" wordt het oude karakter over het algemeen toegegeven; zie bv. K.Ostermann, aangeh. werk, pag. 222-226;
U. Roshop, aangeh. werk, pag 65-76;
H.Riepenhausen, aangeh. werk pag. A1-58 enz. - Voetnoot: (18) Zie R. Martiny, aangeh. werk.
Dat neemt niet weg dat ze, in tegenstelling tot de gehuchten van de akkers, ontstaan schijnen te zijn onder het teken van het agrarisch individualisme: meestal ligt de grond rondom de boerderijen.
Het schijnt dat onder invloed van de bevolkingsaanwas de strenge regels betreffende het behoud van de heide verzacht zijn. Het tijdstip hiervan is moeilijk vast te stellen (misschien de middeleeuwen).
Naast de oude eigenaars van de akkers, ontstond er ongetwijfeld een nieuw soort boeren; nieuwe agrarische bedrijven werden gevestigd ten koste van de heide, met name in het noorden van Milheeze en van Bakel en ook in Grotel, Besterd, Bakelsche Brug, enz.- Hierdoor ontstonden niet in één keer, maar van lievenlede al die kleine onregelmatig gevormde stukjes grond met slordig verspreid liggende boerderijen. We herhalen dat de naam ''akker", een term die de oudste velden aanduidt, in deze gebieden nooit voorkomt.
De oude grote boerderijen die geïsoleerd liggen of in groepjes van twee of drie zijn in meer dan een opzicht interessant.
Door omstandigheden die ons begrip te boven gaan hebben de adel en de abdijen, niet ten koste van het oude boerenland, maar ten koste van de heide hun bezittingen gevormd, bij voorkeur vlakbij de alluviale vlakten vol gras. Zodoende wordt de randligging verklaard van de grote boerderijen van Esp (1 boerderij), Scheepstal (vroeger 2 boerderijen, nu 1), Kruisschot (2 boerderijen), Rijpelberg (2, later 3), Brouwhuis (3), Dierdonk (1), Kaweide (1) en Hoberg (1).
Ontegenzeggelijk zijn ze jonger dan de kleine gehuchten, hoewel we helemaal niets over het tijdstip van hun ontstaan weten. In elk geval lijken ze in het midden van de 17de eeuw al heel lang te bestaan (19). De verbrokkeling van die boerderijen heeft kleine gehuchten doen ontstaan en waarschijnlijk zorgden de twee of drie grote boerderijen die rond 1656 in Kruisschot, Rijpelberg en Brouwhuis stonden, al zélf voor de verbrokkeling van unieke bezittingen. Het valt dus niet te ontkennen dat de adel en de abdijen hebben deelgenomen aan de ontginningen en bijgevolg aan de ontwikkeling van het woongebied in Bakel. De gevolgen zijn merkbaar tot op de dag van vandaag.
- Voetnoot: (19) Dit is met name het geval bij de boerderij van Scheepstal: een dokument uit 1645 vermeldt: "een seer oude hoeven bij naeme Schepstal daer men nogh vestigien siet van eenen watermeulen ende wordt vermaent en d'oude brieven der Abdijen van Binderen". (Arch. Den Bosch, Coll. Aanw. 1888. 87)
Het wonen in kleine gehuchten, in losse groepjes plattelandshuizen en in grote afgelegen boerderijen of in boerderijen die in groepjes van twee of drie bij elkaar staan, was de enige woonvorm vanaf de 17de eeuw tot voor korte tijd. Pas aan het eind van de vorige eeuw komen er buurtschappen buiten het kader van de oude landbouwgronden.
De grote ontginningen van Rips mogen we zeker niet vergeten.
Kort samengevat.- Het huidige woongebied van Bakel is het resultaat van opeenvolgende bewoningen in verschillende tijden: over het algemeen gebeurde dit door het naast elkaar plaatsen en niet door het boven elkaar plaatsen, als gevolg waarvan de oude vormen niet veranderd zijn, noch teruggedrongen, of eenvoudigweg verdrongen door latere woonvormen.
Wij twijfelen niet aan het originele karakter van de kleine, aan de akkers verbonden gehuchten: dit is de oudste woonvorm. Pas veel later ontstaan de buurtschappen die niet verbonden zijn aan de akkers, maar aan de afgelegen "Blockfluren".
Hetzelfde geldt voor de grote boerderijen aan de rand van het gemeentegebied. Daar betreft het een tweede, misschien een tweede en derde woonstadium.
Tot slot: de recente ontginningen hebben gehuchten doen ontstaan; nog spontaan en bescheiden nabij het oude gemeentegebied, ordelijk en groots aangepakt in Rips.
LIEUX HABITES AVEC LEUR NOMBRE DE MAISONS Tableau V Bakel:
LIEUX HABITES AVEC LEUR NOMBRE DE MAISONS Tableau Va Milheeze:
Conclusie
Om vat te krijgen op de struktuur van het landschap in Bakel moesten wij de verschillende elementen ervan afzonderlijk bestuderen. Vanzelfsprekend betreft het hier een werkwijze die ons werd opgelegd door de ingewikkeldheid van het probleem, aangezien het landschap een verzameling elementen vormt, die elkaar wederzijds beïnvloeden. Het voornaamste doel dat wij denken bereikt te hebben is het aantonen van het bestaan van niet één maar meerdere landschappen in de gemeente Bakel, hetgeen de titel rechtvaardigt: "landschappen".
Op de eerste plaats onderscheiden we de "akkers", "open fields" in strookvorm, alleen bestemd voor zaaigoed en nauw verbonden met de hoge droge hellingen en omgeven door een reeks gehuchten.
Vervolgens onderscheiden we de meer afgelegen gebieden, die vochtiger zijn en meer met gras begroeid, met onregelmatig gevormde, vaak gesloten velden, waar de huizen in losse groepen bijeen staan of helemaal apart, wat vooral het geval is bij de grote oude boerderijen. Een grote tegenstelling met deze twee landschappen vormt de ontgonnen heide, waar de grond verdeeld is in grote blokken, waar de huizen verspreid staan en waar over ' t algemeen geen enkel geboomte het uitzicht naar de verte belemmert.
Elk van deze landschappen komt ontegenzeggelijk overeen met een bepaald woonstadium.
Als ons bij gebrek aan dokumenten het mechanisme daarvan ontgaat voor de eerstgenoemde twee landschappen, mogen we toch wel aannemen dat de akkers met hun gegroepeerde woningen de oorspronkelijke kernen vormen van zeer vroege oorsprong. De gesloten gebieden met meer verspreid staande huizen, zouden het gevolg zijn van meer recente ontginningen.
Twijfel is bijna uitgesloten bij de oude boerderijen van landsheren of abdijen, die aan de rand van het gemeentegebied liggen.
Het resultaat van deze twee en waarschijnlijk drie koloniserende krachtstoten is de vorming van de reeds zo gevarieerde landschappen die weerspiegeld worden in de cartografische dokumenten uit het begin van de vorige eeuw, waarvan de oude agrarische gebieden van Bakel ons nu nog een waarheidsgetrouw beeld geven.
Deze landschappen handhaafden zich tijdens een lange periode van stilstand, waarschijnlijk sinds de middeleeuwen, maar zeker tussen het midden van de 17de eeuw en het eind van de 19de eeuw. Er konden zich trouwens geen wijzigingen voordoen zo lang de oude landbouweconomie bestond. We herhalen de fundamentele elementen van deze landbouweconomie: de exploitatie van de heide waarvan de ongeschondenheid angstvallig werd bewaard, de intensieve teelt van rogge en boekweit als voedingsbasis, de veeteelt met het oog op de hoge mestproduktie. Pas rond het eind van de vorige eeuw vond een echte ommekeer plaats onder invloed van verscheidene faktoren, waarvan we alleen de twee belangrijkste herhalen: het gebruik van kunstmest en de tussenkomst van kapitaal van buiten de gemeente.
In de oude gebieden van Bakel heeft deze omwenteling slechts weinig veranderingen in de eigenlijke landschapsstruktuur met zich meegebracht; men mag hier niet te lang bij stilstaan. Ongetwijfeld is de aard van de gewassen en de verhouding van de gronden enigszins veranderd, zijn enkele grondophopingen geëffend en zijn de huizen in de hoofdplaats en in Milheeze dichter op elkaar gebouwd, maar dat alles is voor het landschap van weinig belang.
In de oude heide was de verandering echter radikaal. Daar werd een nieuw landschap met een geheel eigen karakter uit de grond gestampt. Enkele van onze resultaten kloppen met de waarnemingen in andere zandgebieden in West-Europa, met name ten aanzien van het eigen gezicht en waarschijnlijk ook ten aanzien van de ouderdom van de open velden met gegroepeerde woningen en de gesloten gebieden met losser staande woningen.
Omdat onze studie gewijd is aan een enkele gemeente, kunnen we ons verdedigen tegen de opvatting dat voor ieder gebied een zelfde landschapstype van toepassing zou zijn. Dit zou zeer wel mogelijk zijn in ons Haspengouw, maar dat geldt nog niet voor andere gebieden. Hebben wij in onze ene gemeente Bakel niet drie verschillende landschapssoorten onderscheiden, als teken van minstens evenveel verschillende woonstadia?
Kan men uit dit unieke voorbeeld van de gemeente Bakel concluderen dat de zo verschillende landschappen die wij ontdekt hebben, ook voorkomen in het hele zandgebied, in de Meierij en zelfs in onze Belgische Kempen? Wij hoeden ons ervoor zulke categorische conclusie te trekken.
Onze studie is slechts een bijdrage, een voorbereidend werk waar van uit andere steekproeven moeten worden genomen.
Maar onze bescheiden kennis van deze gebieden stelt ons toch in staat te beweren dat men er meer dan eens analoge aspecten kan ontdekken met de gemeente Bakel.
Geografisch Seminarium van de Universiteit van Luik.
SOCIETE BELGE D'ETUDES GEOGRAPHIQUES TOME XV PLANCHE III:
SOCIETE BELGE D'ETUDES GEOGRAPHIQUES TOME XV PLANCHE V:
SOCIETE BELGE D'ETUDES GEOGRAPHIQUES TOME XV PLANCHE VII:
SOCIETE BELGE D'ETUDES GEOGRAPHIQUES TOME XV PLANCHE VIII:
← Terug naar: Struktuur en landschappen