De omheiningen en de kwestie van de collectieve verplichtingen
De omheiningen in het huidige landschap.
Op de akkers -wij herhalen het nog eens- is er geen spoor van omheiningen te zien; geen enkele struik, geen enkele boom: ze bestaan uit absoluut "open fields" (zie pl. IX).
Daarentegen zijn de velden en meer nog de weilanden in de lager gelegen gebieden dikwijls wel omheind.
De met populieren beplante Dierdonksche en Bakelsche Beemden, de weilanden ten noorden van Nuyeneind en Geeneneind, de weilanden langs de benedenstroom van de Kaweische Loop, de weiden van het Ven, kortweg alle graslanden op de lagere, vochtige zelfs moerassige bodem, zijn omzoomd met breed kreupelhout, vooral met elzen.
Daar waar grond en weilanden elkaar afwisselen -in het lichte dal tussende Mathijseindsche Akkers en de Schouwakker, vlakbij de Hilakker, in Grotel- zijn de percelen vaak omzoomd met kreupelhout, maar dan slechts hier en daar, en bovendien slecht onderhouden, zodat het geen echte omheining vormt. Dat neemt niet weg dat dit kreupel hout samen met de overal oprijzende bomen een gesloten landschap veroorzaakt, dat bijzonder contrasteert met de volkomen naakte akkers. Hetzelfde geldt voor het gebied in noord Milheeze, wat te danken is aan het struikgewas van eike- en berkehout langs de sloten, de bomen (eiken, soms dennen) langs de wegen en bij de boerderijen, en de kleine bosjes en vierkantjes kreupelhout tussen de velden. In een enkel geval hebben we een hoger gelegen stuk grond gezien met oprijzend eike-kreupelhout, dat volkomen identiek is aan die, welke we nog zo dikwijls zien in de Limburgse Kempen (Zie pl.X, foto 4 en pl. XI).
In de oude gebieden van Bakel en Milheeze blijkt derhalve de duidelijke tegenstelling tussen het open landschap van de hoge droge velden met de strookvormige percelen, en het meer gesloten landschap van de vochtiger gronden met onregelmatig gevormde percelen. Men vindt hetzelfde soort gesloten landschap terug in de gebieden die in de gebieden die in de vorige eeuw ontgonnen zijn, met name in Goor en Klef. In de pas ontgonnen gedeelten, in Rips, zijn er weinig sporen te zien van omheiningen rond de percelen. De sloten en het prikkeldraad rond de weilanden vormen daar de enige afbakening. Ook komen er bijna geen bomen voor in deze nieuwe ontginningen en men wordt getroffen door het vrije, open karakter van dit landschap.
Vóór het kadaster.- De oude documenten vermelden bijna niets over omheiningen. Waren de door akkers gevormde eenheden en de onregelmatig gevormde velden omzoomd met omheiningen, tenminste aan de kant van de gemeentegrond, zodat de kudden er niet van konden eten?(1) We weten het niet. We kunnen alleen zeggen dat aan het eind van het ancien régime de onregelmatig gevormde percelen omgeven schijnen te zijn geweest door een min of meeer aaneengesloten rij struiken (2).
Vanaf de invoering van het kadaster.- Waar in het vooronderzoek, voorafgaand aan de kadastrale expertise (3), bijna niets naar voren komt over omheiningen rond de bebouwde velden, zien we daarentegen dat de weilanden meestal omheind zijn door kreupelhout en sloten, en de vochtigste weilanden door opgehoogde grond die beplant is met kreupelhout van elze- en soms berkehout.
Waarschijnlijk vond men het niet nodig om in de oude documenten melding te maken van smalle, fragmentarisch voorkomende omheiningen van kreupelhout rondom de onregelmatig gevormde velden, noch van de opgehoogde gronden rond het agrarisch gebied. Want er is geen twijfel aan dat dit soort omheiningen in de vorige eeuw meer voorkwam dan nu. De boeren op leeftijd verklaren unaniem dat er rond 1900 nog dichtbegroeid kreupelhout voorkwam langs de sloten en rondom de velden en weilanden (4).
Ook herinneren zij zich allemaal heel goed het bestaan van opgehoogde grond met eiken beplant, rondom talrijke stukken grond die in de loop van de 19de eeuw ontgonnen zijn, vooral in het noordelijk deel van de gemeentegrond van Bakel en Milheeze. Later werden ze als onnodig en lastig beschouwd en verdwenen ze een voor een.
We kunnen dus stellen dat in de oude delen van het agrarisch gebied, andere dan de akkers, het landschap meer gesloten was dan nu. Het probleem van de collectieve verplichtingen en het gebruiksrecht. Komt het open karakter van de akkers en de indeling in percelen overeen met het bestaan van een oude verplichte wisselbouw die alle exploitanten van een zelfde stuk grond dwong om dezelfde soorten te verbouwen? In de oude dokumenten staat niets over een echte "Flurzwang" (5).
← Terug naar: Struktuur en landschappenVerder naar: Het woongebied en de bevolking →