CAD 1765
“De Kroniek van Driek”
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 267verso.
d.d. 23-02-1765.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, ondergenoemt GERRIT GIJSBERT van den BOGERT woonagtig alhier op de derde Hoeve DEN HEYDRIK bij sijn ouders, oud ontrent twintig jaaren, gerigtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van de Heer ANTONI LA FORME Drossard dezer Heerlijkheden. Denwelke heeft getuygt en verklaart voor waaragtig, dat JAN Soone van MARTEN van OSTAYEN woonende te MEYEL, bij haar zedert den herfst tot lang na Nieuwe Jaar gewoont en gewerkt heeft als boere knegt. Dat tusschen Saterdag en Sondag sijnde geweest den negende en tienden dezer maand February 1765 is quyt geraakt een damaste hemdrok met masieft silvere knoopen, en doe smorgens opstaande sag, dat voorschreven hemdrok met silvere knoopen weg was, die in een kist gelegen had, die niet sloot en daar geen slot op was, dat ook daar in gelegen had een sakje waar in was twee silvere slootjes voor kousebanden off riemen, en nog ontrent vier en twintig masive losse silvere hemdrok knoopjes, sonder dat hij weet of gezien heeft off die van sijnen huysen wie sulx daar uytgehaalt heeft. Wanneer hij op Sondag den tienden dezer maand February des smorgens vroeg is gegaan na NEERWEERT, alwaar hij den voornoemde JAN Soone MARTEN van OSTAYEN woonende te MEYEL die hij haar gewoond had in de kerk gezien heeft, en doe zamen uyt de kerk zijn gegaan, en buyten WEERT aan de hey gekomen sijnde, seyde tegens hem dat de hemdrok met silvere knoopen voorszegd weg was, en dat hij die had, en die weer moest geven en dat geen dat weg genomen had, in dier oft diergelijke woorden, dat hij dat weer moest geven twelk den voornoemde JAN van OSTAYEN ontkende en seyde dat hij niet in sijn huys was geweest, en gezien heeft dat hij doe de voorszegde hemdrok aan had, en tegens hem seyde, alom ik moet die weer hebben, off ik sal na de Heeren gaan, en dat hij doe na verscheyde woorde wisselinge de hemdrok uyttrok en aan hem deponent wederom gaff en doen te zamen nog een eynd weegs gegaan zijnde van een scheyden, en elk sijn weg ging.
Eyndigende hij comparant hier mede deze zijne waaragtige verklaringe en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert om redenen van welwetentheyt geallegeert en heeft het selve met de woorden: Zoo waarlijk hem God Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE dezen drie en twintigsten February 17c vijf en sestig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, en ANTOON WILLEMS van de MORTEL Schepenen.
G. van den BOGERT
A. van de MORTEL
A.W. van de MORTEL
Mij Present G. HAMPEN Subst. Secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 268 verso.
d.d. 11-04-1765.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt GIJSBERT van den BOGERT, oud ontrent drie en sestig jaaren, en WILLEM van den BOGERT sijnen soon oud ontrent drie twintig jaaren, woonende alhier op de derde Hoeve DEN HEYDRIK onder de Heerlijkheyt LIESZEL, beyde gerigtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van de Heer ANTONI LA FORME Drossard dezer Heerlijkheden; Dewelke hebben getuygt en verklaart voor waaragtig, dat JAN Soone van MARTEN van OSTAIJEN woonende te MEYEL, bij haar zedert den Kerst tot lang na Nieuwe Jaar gewoent en gewerkt heeft als boere knegt. Dat tusschen Saterdag en Sondag sijnde geweest den negende en tienden February 1765 lestleden, sijn quyt geraakt een damaste hemdrok met masieff silvere knoopen, die in een kist die in haar huys stond gelegen had, die niet sloot, en daar geen slot op was. Dat ook daar in gelegen had, een sakje waar in was twee silvere slootjes voor koussebanden off riemen, en nog ontrent vier en twintig masieve losse silvere hemdrok knoopen, sonder dat sij comparanten gezien hebben off weeten, wie zulx daar uyt gehaalt heeft, en dat aan haar huys niet is gebrooken, en niemand daar in gehoort off gezien hebben, als mede die van sijnen huysen.
Den tweeden in ordine comparant verklaart dat hij en sijn broer GERRIT van den BOGERT presumptie hadden gemaakt op den voornoemde JAN Soone MARTEN van OSTAIJEN, denselve den volgende morgen daar op hebben vervolgt, gaande den deponent na MEYEL, en sijn broer na WEERT wanneer den deponent weder te huys quam sonder den voornoemde persoon gezien te hebben. Maar dat sijn broeder aan hem verhaalt heeft doe hij thuys quam, dat hij den voornoemde JAN Soone MARTEN van OSTAIJEN had aangetroffen te WEERT, waar mede hij met denzelve van WEERT na huys gingen, en ziende dat hij de hembrok met silvere knoopen doe aan had, hem nootzaakte dezelver uytte trekken en aan hem weder te geven; gelijk hij gedaan had, en verders tegens hem seyde gelijk sijn broeder in sijn attestatie van den 20 February 1765 lestleden voor Schepenen alhier heeft gepasseert, en verklaart.
Eyndigende sij comparanten hier mede haare waaragtige verklaringe en hebben na voorgaande prelectuure daar bij gepersisteert en redenen van welwetentheyt geallegeert, en hebben ider haar gedeponeerde met de woorden Zoo waarlijk moest haar God Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE dezen elfden April XVIIc vijff en sestig. Ten overstaan van GABRIEL PLUYM, en ANTONI WILLEMS van de MORTEL Schepenen.
GIJSBERT van den BOGAERT
WILLEM van den BOOGAART
GABRIEL PLUYM
A.W. van de MORTEL
Mij Present G. HAMPEN Subst. Secretaris.
Rechtlijk Archief Deurne, inv.nr. 33, folio 56 verso.
d.d. 17-08-1765.
PIERE MARQUIES oud ontrent agte en dertig jaarenn geboortig van SAUMEUR, gelegen in 't Hertogdom van ANSEAU in VRANKRIJK, is getrouwt met ANNA MARIA LEGOUL te D'AMERNINNE in de PROVINCIE van LUXEMBORG. Sijnde een Bode, sijnde van sijn vrouw gegaan te BOXMEER die groff swanger, en die een dogtertje van ontrent twaalf jaren bij haar had, en permissie gevraagt hebbende om daar een almoes te vragen. Dat hem door den Drossard aldaar geweygert was, en doe van sijn vrouw afscheyt genomen heeft, die na EYNDHOVEN is gegaan. Dat hij gisterenmorgen te VENROY is gekomen, en daar aan de Scholtus sijn vrouw permissie gevraagt heeft om een almoes te vragen. Dat sij hem geweygert had, en dat hij bij hem heeft sijn vrouws broeder genaamt MICHIEL MINEUR, en van daar gisteren te zamen sijn gegaan om na EYNDHOVEN te gaan, en gisterenavond ontrent zes uuren te zamen in De HUT, op De GROOTENBERG in de PEEL zijn gekomen, onder deze Jurisdictie, alwaar snagts gelogeert waren, en daar een kan bier gedronken hadden, en die betaalt hebben. Dat sij dezen morgen ontrent vijff uuren door den Vorster met sijn assistenten aldaar sijn gearresteert en vervolgens alhier na DEURNE sijn gebragt, en van intentie waren om na ZEELAND te gaan om daar aardappelen uyt te doen. En dat de plaatsen alwaar gepasseert sijn, permissie gevraagt hebben om een almoes te mogen vragen.
En dat hij int laatst van voorlede jaar sonder sijn voornoemde schoon broeder, ontrent October met sijn kinderen alhier nog eens was geweest en eenige kramerije bij zig had om te verkoopen.
En heeft overgelegt een attestatie van de Pastor van MASEYK van sijn vrouw, van den 17e Juny 1765 waar bij versoekt dat aan toonder dezes een almoes mogt gegeven worden.
MICHIEL off EGIDIUS MINEUR oud ontrent drie en dertig jaaren, geboortig te SOIRON int Hertogdom van LUXEMBURG, en woonende te D'AMONINNE in de Provincie van LUXEMBURG, hebbende een vrouw en twee kinderen. Sijnde van hantwerk een wolspinder, en van daar vertrocken is in hoop dat hij zal mogen vinden charitable menschen om hem te assisteeren. Volgens attestatie van de Lieutenant PROVOOS de DURBUY int Hertogdom van LUXEMBURG van den 19e Mey 1765. Dat hij met PIERE MARQUIS sijn swager in sijn vrouw en dogter sijn geweest te BOXMEER, en van daar sijn gekomen te VENRAY, en daar versogt heeft om een almoes te mogen vragen. Dat aan haar door de vrouw van de Scholtus van VENRAY geweygert was, om dat de Koning van PRUYSSEN zulx verboden had. En dat hij met sijn voornoemde swager, doe van daar sijn gegaan in De HUT op De GROOTENBERG in de PEEL onder deze Jurisdictie van DEURNE, (met intentie om te zamen na EYNDHOVEN te gaan) en gisteren avond ontrent ses uuren in de voorz. HUT gekomen sijnde, alwaar dezen nagt gelogeert waren, en daar een kan bier gedronken hadden, en die betaalt hebben. Dat sij dezen morgen ontrent vijff uuren door den Vorster alhier met sijn assistenten aldaar waren gearresteert, en vervolgens na DEURNE sijn gebragt, en van intentie waren om samen na ZEELAND te gaan om daat te gaan werken en aardappelen uytte doen, en dat op de plaatsen alwaar gepasseert sijn, permissie hebben gevraagt, om een almoes te mogen vragen.
En verklaart noyt dan deze reys hier geweest te sijn.
Actum DEURNE dezen seventienden Augusty XVIIc vijff en sestig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, en ANTONIE WILLEMS van de MORTEL Schepenen.
PIERE MARQUIS
EGIDUIS MINEUR (kan niet schrijven en tekent met een kruisje).
De beide schepenen hebben getekend.
Mij Present G. HAMPEN Subst. Secretaris.
← Terug naar: CAD 1764