CAD 1759
“De Kroniek van Driek”
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 204.
d.d. 19-01-1759.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, PIETER van NOYEN oud ontrent vier en dertig jaaren, Herbergier woonende in de Huysinge genaamt: De HUT staande op de GROOTENBERG onder dese Jurisdictie, tegens de Limiten van het Dorp van VENRAY, alwaar eenige hondert man Franse Infanterie gecantonneert is. Dat voorleden Dinsdag sijnde geweest den sestiende deser, des morgens aan sijn huys waaren gekomen drie Franse soldaten, die te VENRAY voorschreven gecantonneert sijn. Dat den deponent op de middag, thuys komende, haar in sijn huys heeft gevonden. Dat sij des namiddags willende vertrecken vragende hoe veel sij verteert hadden in bier en genever. En aan haar ider een boterham gegeven heeft, en vragende voor het bier en genever dat gecomsumeert hadden, te weeten vier potten of kannen bier, en twee romers genever, en voor een romer diese gebrooken hadden, te samen twaalf stuyvers, en voor de boterhammen pretendeerden hij niets. En waar voor presenteerde en neerleyde agt Kleefse stuyvers, sijnde ontrent vier stuyvers en vier penningen Hollands, die hij niet wilde aannemen. En wanneer sij die wederom op vatten waar over met een van haar in woorde raakte, en handgemeen is geworden, wanneer een slag op sijn hooft kreeg dat een groot gat was, en aanstonts seer sterk bloeyde. En door de voorspraak en bidden van sijn vrouw, als mede bidden en versoeken van den comparant hem los gelaten hebben, en dreygde hem mede te neemen en bij haaren Commandant te brengen. En wanneer hun gegaan sijn, en een snaphaan uyt sijn huys hebbe mede genomen, die aan stuk geslagen hebben, en die weder aan sijn huys de stucken gebragt hebben. En waaren present sijn vrouw, MARTINUS SLOOTE, en JAN VERVERS die in commissie voor VERHOYSEN wel beesten gaan koopen, woonende bijde te HELMOND. En het geene voor de middag verteert hadden, te weeten twaalf stuyvers, hadden sij betaalt en den comparant smiddags thuys was gekoomen. Eyndigende hij comparant hier mede dese sijne opregte verklaringe en heeft na voorgaande prelectuure daar bij gepersisteert en redenen van welwetentheyt geallegeert en hetselve mette woorden; Soo waarlijk moest hem God Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE desen negentiende January XVIIc negen en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en ANTONI van de MORTEL Schepenen.
Het merk van PEETER NOYEN <kan niet schrijven>.
A. van de MORTEL
ANTONIE van de MORTEL
Mij Present J.BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 207.
d.d. 12-05-1759.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt, LEENDERT MARTENS, oud ontrent seventig jaaren, ADRIAAN van de BLOEMEN out ontrent twee en seventig jaaren, en MATTIJS VERHOYSEN Borgemeester van den jaare 1758, out ontrent veertig jaaren. Allen woonende alhier geregtelijk gedaagt, voor getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer <ADRIHEN?> Drossard der Stad HELMOND: Denwelke hebben getuygt, en verklaart voor waaragtig, te weeten den eersten deponent dat voorleden Maandag s'morgens, ontrent vijff uuren, sijnde geweest, den sevende deser maand Mey, aan sijn huys is gekomen seeker mans persoon, die hij verklaart niet te kennen, of noyt gesien te hebben. Sijnde middelmatig van lengte, en redelijk gezet of dik van lichaam. Hebbende donker bruyn sluyk hair, aan hebbende een slegte witte lakense rok, met een dito lakense broek, met knoopen onder aan de beenen. Langwerpig van aansigt met veel pokdaalen, aan hebbende swarte koussen, out ontrent inde dertig jaaren soo vermeende. Bij hem hebbende een hoog smal, en dun bruyn peert, seggende: Wat dunkt U van dit paart, presenteerende het aan heem te verkoopen. Want hij schaamde dat hij dat paart te KOUKERKEN soude brengen en daar voor eysschende vier pistoletten. Daar op den comparant antwoorde, dat hij het niet van doen had, en voor den oogst geen paart en kogt. Wanneer hij aanstonts afsloeg op drie pistolen, twee pistoletten, en laatst presenteerde hij het peert voor twee ducaten, seggende ik schaam mijn, met soo een slegt paart thuys te koomen. Wanneer den derde deponent den voornoemde persoon voor de deur riep, doen presenteerde den comparant aanden voornoemde persoon voor het paart en hebbende op sijn hand een goude ducaat en een schilling, seggende daar wilje mangelen? neemt dat. Welk hij accepteerde, en aannam, en het peert daar voor aan hem comparant overgaff. Dat ook den tweede en derde deponent aan het huys vanden comparant waaren: seggende dat hij Mulder te KOUKERKEN was. Seggende dat STRAALBOER (anders genaamt DIRK FRANS AALBERS te VLIERDEN sijn oom was, en dat het vrouw mensch die bij STRAALBOER woonde, sijn suster was) seggende dat sijn regter arm stijf was, en te BOXMEER daar door geschooten hadde, en dat ontrent ten elf uuren van sijn huys is gegaan.
De tweede en derde Comparanten, verklaaren, dat ten dage en tijde voorschreven geweest zijn aan het huys van den eerste comparant, en aldaar den voornoemde persoon met sijn paart als voorschreven afgebeelt, en beschreven is, hebben gezien, en verklaaren den voornoemden persoon niet te kennen, of oyt gesien te hebben, en dat het geene voorschreven alsoo is gepasseert int verkoopen en koopen van het voorschreven peert als hebbende daar bij aan, en present geweest.
Wijders verklaart den eerste deponent dat Woensdag s'morgens, sijnde geweest den 9e deses WILLEM van de BLOEMEN woonende alhier, komende alhier van HELMOND aan sijn huys was gekomen, en aan hem vroeg, of hij comparant een peert gekogt had, waar op antwoorde van Ja, dat heb ik gekogt en betaalt, daar van heb ik goede getuygen. Wijders seyde den voornoemde WILLEM van der BLOEMEN, dat tot HELMOND een peert gestoolen was, maar niet en wist van wie dat het was; maar gaat na HELMOND, en verneemt eens van wie het is. Wijders seyde den eerste comparant, gaat gij na HELMOND, en verneemt eens van wie het is <staat zo 2 x geschreven. D.S.>. Waar op WILLEM weeder antwoorde, se seggen te HELMOND datse dagten dat het een ruynpaart was. Daar op den comparant seyde het is een merriepaart. Wel seyde WILLEM tegen hem dan soude ik wel een vergeefse reys doen. Waarop weder den voornoemde comparant sijde, gaat maar na HELMOND, en verneemt van wie het peert is, en sey dat ik het heb, en indien se U niet betalen, soo sal ik U betalen wanneer hij na HELMOND is gegaan, ten eynde voorschreven wanneer eenige tijt daar na ten selven dage bij hem is gekomen WILLEM WELTEN woonende op de Hoeve De DUISSELDONK, onder HELMOND, hebbende een van sijn nabuuren bij hem. Na dat het voorschreven paart gesien had, seyde dat is mijn paart, en hebbende een halster bij hem, willende het peert mede neemen, welk den comparant weygerde. Seyde indien gij attestatien, of nabuuren tot getuygen mede brengt, dan sal ik het peert aan U weder geven, mits sijn gelt dat daar voor gegeven had, aan hem moest wedergeven. Welk hij weygerde, en willende geen duyt wedergeven. Wanneer hij wegging na HELMOND, en getuygen van de nabuuren aldaar soude mede brengen. Wanneer tegens den avond met een ander van sijn nabuuren bij den comparant quam, vragende of hij het paart nog eens sien mogt, twelk den comparant toeliet. En gesien hebbende, seyde tegen hem dat wij het nu stelde, want doen wij het niet de Heeren dat kost soo veel gelt. Wanneer hij aan comparant aanstonts presenteerde een Rijxdaalder, waarop den comparant seyde dat sulk niet doen soude voor en al eer sijn uutgeschoote gelt wederom had, als een Ducaat en een Schelling, en een Stuyver wijn koop, en een halve Stuyver arm gelt, anders sal ik het regt afwagten. Wanneer aan den comparant het voorschreven gelt wederom gegeven heeft en voeyer van het peert gedurende drie dagen aan hem betaalt heeft met agtien stuyvers. Waarop den comparant aan hem het peert heeft wederom gegeven. Eyndigende sij comparanten hier mede dese haare opregte verklaaringe, en hebben na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt, geallegeert en hebben ider haar gedeponeerde mette woorden Soo waarlijk mocht haar God Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE dese twaalfden Mey XVIIc negen en vijftig, ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
De merktekens van LEENDERT MARTENS en MATTIJS VERHOYSEN, zij hebben verklaart niet te kunnen schrijven.
ADRIAAN van der BLOEMEN
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J.BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 210.
d.d. 08-12-1759.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt JAN WILLEM van BOMMEL, out ontrent twee en seventig jaaren, en WILLEM van BOMMEL sijn soon, out ontrent twee en twintig jaaren, geregtelijk gedaagt om getuygenis derr waarheyt te geven, ter Requisitie an de Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden; dewelke hebben getuygt, en verklaart voor waaragtig. Dat ontrent bij de vijf weeken geleden een geele kopere ketel groot ontrent vijf kannen, waar in twee kopere lapjes stonden die den eerste comparant sijn vrouw en den tweeden comparant sijn moeder, wanneer daarmede water wilde putten uyt de steene waterput aan haer huys, die ketel inde put heeft laten vallen, en nadat daar in ontrent ses dagen gelegen had, die ketel daar uyt weg geraakt is, maar niet wetende door wien sulks geschiet is, of waar die gebleven was.
Dat den tweede comparant is geweest bij DEELIS SLUYERS koperslager, woonende even buyten de Poort der Stad HELMOND, als men na AARLE BEECK gaat, en aan hem geseyt, datse een kopere ketelke quijt waaren, die in sijn waterput gevallen was, en daar in ontrent ses dagen gelegen had, en of niet imand voorschreven ketel bij hem gebragt en verkogt had. Waarop voornoemde DEELIS SLUYERS antwoorde van Ja, dat ontrent drie weeken geleden een kopere ketel aan sijn huys van een vrouw van DEURNE gekogt of vermangelt had op tinne lepels etc., en datse int kort nog een groote kopere ketel soude brengen, niet seggende of hij die vrouw kende, of weese was. En sulks ook den comparant niet gevraagt is, waarna den comparant versogt dat het voorschreven kopere ketelke sien mogt, en gesien hebbende bevonden dat den band en hensel daar af was, en uyt een geslagen was, en waar in twee lapjes waaren, gelijk in haar ketel geweest was en daarom vermeende, dat het haaren ketel was.
Wijders verklaaren de comparanten dat de reden waarom sijn vrouw niet mede gecompareert is, is dat niet gaan kan, en dat in geen drie maanden uyt of ter kerke en is geweest en dat sijn vrouw, en moeder van tweede comparant vant geene voorschreven niet meer en weet als deselve verklaart hebben.
Eyndigende sij comparanten hier mede haare verklaringen, en hebben na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert en redenen van welwetentheyt geallegeert, en hebben ider haar gedeponeerde mette woorden Soo waarlijk mocht hen lieden God Almagtig helpen. Actum DEURNE desen agtsten December XVIIc negen en vijftig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GERRIT van LOON Schepenen.
JAN WILLEMS van BOMEL en WILLEM JAN van BOMMEL tekenen met een merkteken, want zij kunnen niet schrijven.
A. van de MORTEL
G. van LOON
Mij Present GABRIEL PLUYM Schepen Loco Secretaris.
← Terug naar: CAD 1757