CAD 1753
“De Kroniek van Driek”
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 113 verso.
d.d. 25-02-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt TOMAS TIMMERMANS Nagt Roeper, en Schutter alhier. Die verklaart dat aan den Heere Drossard alhier heeft te kennen gegeven, dat dese nagt ontrent tusschen twee, en drie uuren is gequetst geworden. Denwelke ter Requisitie van de Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden heeft getuygt en verklaart voor waaragtig dat de gepasseerde nagt als Nagtroeper heeft omgegaan, en gekomen sijnde tusschen twee en drie uuren in het huys en herberge van HERMANUS MANDERS woonende alhier int HAAG-EYND, alwaar onder meer anderen waaren een seecker MATHIJS VLEESCH wonende te GEMERT, sijnde kleyn van persoon en jong van jaaren, swart gekroest dik hayr, MATHIJS soone LAURENS BARTELS, HENDRIK soone van WILLEM JAN MELIS de knegt van GABRIEL PLUYM die daar dronken, als ook JAN LEENDERT MARTENS, en ARNOLD MANDERS. Dat eenige mette kaart speelden hij seyde dat se na huys moesten gaan, also het tijt was. Dat sij daar op gezien heeft dat voornoemde MATTIJS van GEMERT op sprong en den deponent sijn honde die bij hem had met een mes doodstak, en doen op hem aan viel, en met een mes een steek gaft inde linker sijde beneden de schouder nederwaarts gaande, waarop hij uyt den huys ging en buyten gekoomen sijnde den voornoemde MATTIJS VLEES hem met een hout een slag aan de linkersijde van sijn hooft gegeven heeft, soodanig dat hij suyselde. Waar op hij hulp riep seggende Barst en komt er uyt, wanneer eenige voor de deur gekommen sijn, en na voorschreven MATTIJS hebben gesogt, maar hem niet hebben konnen vinden.
En in geval van dese quetsuren quam te sterven niemand anders den doot slag te lasten te leggen als den voornoemde MATTIJS VLEES van GEMERT.
Eyndigende hij deponent hier mede dese sijne waaragtige verklaaringe en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, en het selve mette woorden Soo waarlijk moest hem God, Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE desen vijf en twintigsten February XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, en WILLEM TORO Schepenen.
< Een onleesbare handtekening>
A. van de MORTEL
WILLEM TORE
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 114 verso.
d.d. 26-02-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL,
1. Ondergenoemt HERMANUS MANDERS oud collecteur der verpondinge, herbergier alhier, oud ontrent vijftig jaaren.
2. JAN LEENDERT MARTENS out ontrent negen en dertig jaaren, woonende alhier.
3. ARNOLD MANDERS out ontrent agt en twintig jaaren, woonende alhier.
4. HENDRIK WILLEM MELIS out ontrent dertig jaaren, woonende alhier.
Geregtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden. Dewelke hebben getuygt en verklaart voor waaragtig te weten den Eersten in ordine deponent dat eergisteren avond sijnde geweest Saterdag den vier en twintigsten deser maand aan sijn huys ter herberge sijn geweest, MATTIJS VLEES, en JAN VELTHOVEN sijn swager woonende beyde te GEMERT, TOMAS MANDERS, ARNOLD MANDERS, MATTIJS BARTELS, HENDRIK WILLEMS MELIS, WILLEM PETERS de knegt van GABRIEL PLUYM, JAN LEENDERT MARTENS, ADRIAAN soone HENDRIK van de MORTEL woonende te ASTEN, WILLEM PETER HEESMAN, ADRIAAN JANSE van de KERKHOFF woonende te MILHEZE. En dat TOMAS TIMMERMAN Nagtroeper en schutter alhier nu en dan in huys heeft geweest en geseten. Dat des nagts ontrent drie uuren in sijn keuken waaren in den heert bijt vuur zitten en drinken den voornoemde TOMAS TIMMERMAN, MATTIJS VLEES met JAN van VELTHOVEN sijn swager woonende te GEMERT, MATTIJS soone LAURENS BARTELS, en de vrouw van den deponent. Dat MATTIJS soone LAURENS BARTELS met MATTIJS VLEES int eerst van den avond eenige woorden hebben gehad, en gekregen. Dat MATTIJS VLEES seyde, hoe wel ik kleyn ben, soo durft ik evenwel tegens een groot mensch snijden. Dat des nagts ontrent drie uuren MATTIJS VLEES sat, en song, en TOMAS TIMMERMAN seyde, tegens hem dat hij swijgen soude. Dat hij niet wilde doen, daar op TOMAS TIMMERMAN op MATTIJS VLEES aanviel, en hem seer geweldig met sijn stok sloeg. Dat die MATTIJS seyde, het is bedroeft soo geslagen te worden, daar ik niets gedaan heb, of verdient. En dat hij verscheyde malen seyde dat het hart was, soo geslagen te worden, daar ik niets gedaan heb, en ik wel tegen een groot keerel derft staan. Dat TOMAS TIMMERMAN sijn groote hond nu op MATTIJS VLEES setten dwelke hont op hem aanviel, die MATTIJS VLEES met sijn mes heeft doot gestooken, en dat TIMMERMAN een stoel vatten om MATTIJS VLEES die op hem aanviel te keeren. Dat MATTIJS VLEES doen met sijn mes aan TOMAS TIMMERMAN een steek gegeven heeft in sijn lighaam, waarop TIMMERMAN aanstonts seyde, ik ben gesteeken, en mijn hont is doot gestooken. Waarop MATTIJS VLEES nadat hij TOMAS TIMMERMAN gestooken had, om hulp riep, en doen uyt sijn huys is geraakt. En dat de anderen menschen op de opkamer waren of wel eenige van dien mette kaart daar speelden. Dat soo ras TOMAS TIMMERMAN weg was gegaan MATTIJS VLEES weder in huys was gekomen, en daar quam soeken na sijn hoed en schoen, en hem een quade hoed heeft gegeven, met een oude schoen, en kort daar aan weder weg is gegaan.
Den tweede in ordine deponent verklaart daar ten dage voorschreven ter herberge te sijn geweest. Dat hij des avonds op de opkamer is gaan leggen slapen op een bank. Dat hij wacker gemaakt sijnde opgestaan is, en inde keuken gekoomen is na het voorschreven geval, en doen daar niet gesien heeft MATTIJS VLEES of TOMAS TIMMERMAN, maar wel HERMANUS MANDERS. Dat daar op voorde deur gegaan sijnde gezien heeft TOMAS TIMMERMAN, die seyde dat sijn hond gesteeken was. Wanneer hij weder in huys is gegaan en daar in vond MATTIJS BARTELS, ARNOLD MANDERS, en TOMAS MANDERS sijn broeder en verder hier van niet meer te weeten, waar op met voornoemde twee laatste persoonen ten eersten is huys na gegaan. Welke TOMAS MANDERS, PETER soone FRANS PETER ADRIAANS, JOOST LAURENS SCHEPERS, ADRIAAN soone HENDRIK van de MORTEL mette kaarten saten en speelde op de opkamer voorschreven wanneer hij daar des avonds ontrent tusschen seven en agt uuren daar op quam en verder hier van niet meer te weten.
Den derde in ordine deponent verklaart dat ten dage voorschreven des avonds ter herberge is geweest bij HERMANUS MANDERS alhier. Dat daar onder meer anderen waaren MATTIJS soone LAURENS BARTELS, TOMAS TIMMERMAN, MATTIJS VLEES, en sijne swager, JAN WILLEM MELIS, en WILLEM PETER MARTENS de knegt van GABRIEL PLUYM, JOOST LAURENS SCHEPERS, ADRIAAN HENDRIKS van de MORTEL, en TOMAS MANDERS sijn broeder, en PETER soone FRANS PETER ADRIAANS. Dat hij deponent ontrent elff uuren daar ter herberge is gekomen om sijn broeder te roepen, en gesien en gehoort heeft dat TOMAS TIMMERMAN seyde tegens MATTIJS VLEES, die sat en song, dat hij swijgen soude. Dat hij niet doende wilde TIMMERMAN hem doen tweemaal met sijn stok sloeg, en van daar is gegaan op de opkamer alwaar voornoemde persoonen mette kaart speelden gereserveert MATTIJS LAURENS BARTES, en verder vant voorschreven geval niet te weten. Maar wel gehoort dat'er questie in de keuken was en MATTIJS VLEES, om hulp riep, en van de kamer komende inde keuken seyde TOMAS TIMMERMAN ik ben al gequetst en gesteeken, en het bloed gesien boven op sijn rok.
Den vierde in ordine deponent verklaart dat ten dage en avond voorsschreven ter herberge geweest bij HERMANUS MANDERS herbergier alhier, alwaar onder meer anderen waaren TOMAS TIMMERMAN Nagt Roeper en Schutter alhier, en MATTIJS LAURENS BARTES en MATTIJS VLEES, en sijn swager woonende te GEMERT. Dat ontrent drie uuren in de nagt MATHIJS VLEES in de keuken bij het vuur sat, en song dat TOMAS TIMMERMAN voornoemt tegen hem seyde dat hij sweygen soude. Dat hij dat niet wilde doen. Dat daarop gezien heeft dat TOMAS TIMMERMAN hem met zijn stok geslagen heeft, wanneer op MATTIJS VLEES van sijn stoel op sprong en TIMMERMAN die op een stoel zat van boven een steek gaff wanneer TIMMERMAN sijn hont op hem aan hitste. Daar op gesien heeft dat MATTIJS VLEES na den hont stak, en mede weder na TIMMERMAN doen ook stak. Dat TIMMERMAN doen kort daaraan voor de deur is gegaan, en buyten sijnde hulp geroepen heeft, en kort daar aan gehoort heeft, dat TIMMERMAN gequetst was en sijn hond was doot gestooken.
De drie laatste deponenten verklaaren dat sij MATTIJS VLEES hebben hooren seggen eer TIMMERMAN gequetst was, dat hij tegen de beste of grootste dorst snijden om een fles wijn.
Eyndigende sij deponenten hier mede dese haare waaragtige verklaaringe gepersisteert, en hebben na voorgaande prelecture ider bij sijne verklaringe gepersisteert, en reden van welwetentheyt geallegeert. En hebben het selve met de woorden soo waarlijk moest hen heden God Almagtig helpen, bevestigt. Actum DEURNE desen ses en twintigsten February XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, WILLEM TORO en GABRIEL PLUYM Schepenen.
HERMANUS MANDERS <tekent een kruisje, kan niet schrijven>.
JOOST MANDERS idem.
HENDRIK WILLEM MELIS idem.
JAN LINDERS
A. van de MORTEL
WILLEM TORO
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 117.
d.d. 26-02-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL CORNELIS de LOYER Mr. Chirurgijn alhier dewelke ter Requisitie van dHeer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden heeft getuygt en verklaart voor waaragtig dat op gisteren morgen heeft verbonden TOMAS TIMMERMAN Nagtroeper en Schutter alhier, van een quetsuur of steek van een mes van boven de linker schouder van vooren, nedergaande tot ontrent de linkerborst; welke quetsuur hem soude gegeven hebben eem MATTIJS VLEES woonende te GEMERT eergisteren nagt ontrent drie uuren inde herberg alwaar HERMANUS MANDERS alhier int HAAG-EYNT woont. Waar van den Comparant verhoopt denselven (onder des Heeren Zegen) te Cureeren, en genesen, indien geen toevallen daarbij komen, of anderen partijen geraakt sijn. Eyndigende hij comparant hier mede dese sijne waaragtige verklaaringe, heeft na voorgaande prelecture daarbij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert onder presentatie van Eede des gerequireert altijt te sullen persisteeren. Actum DEURNE desen ses en twintigsten February XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en WILLEM TORO Schepenen.
CORNELIS de LOYER
A. van de MORTEL
WILLEM TORO
Mij present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 118.
d.d. 03-03-1753.
Compareerde voor Heere Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt MATTIJS LAURENS BARTELS out ontrent vier en twintig jaaren.
PETER FRANS ADRIAANS out ontrent dertig jaaren.
JAN WILLEM MELIS out ontrent dertig jaaren.
WILLEM PETER MARTENS out ontrent seven en twintig jaaren, alle woonende alhier.
Alle geregtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden. Dewelke hebben getuygt en verklaart voor waaragtig te weten Den eersten in ordine deponent MATTIJS LAURENS BARTELS, dat voorleede Saterdag avond sijnde geweest den vier en twintigsten der voorleede maand February is geweest ter herberge van HERMANUS MANDERS alhier int HAAGEYND, alwaar onder meer anderen in gesselschap waaren TOMAS en ARNOLD MANDERS, JAN en HENDRIK WILLEM MELIS, WILBERT PETERS de knegt van GABRIEL PLUYM, ADRIAAN HENDRIKS van de MORTEL, PETER FRANS PETER ADRIAANS, en meer andere, MATTIJS ROYACKERS alias VLEESCH, en sijn swager en meer andere. Dat TOMAS TIMMERMAN Nagt Roeper en Schutter alhier die des nagts na twaalf uuren soo vermeent aldaar vermant, aldaar in huys was gekomen met sijn klap, en een stok in sijn hand, met sijn hond, met wien hij een romer genever of twee gedronken heeft, en dat heeft hooren seggen van MATTIJS VLEESCH dat hij tegens de grootste of beste soude derven snijden een rauwe snee om een fles wijn. Dat den voornoemde TOMAS TIMMERMAN tegen hem seyde dat hij uyt den huys soude hebben te gaan. Dat hij niet en doen en wilde wanneer TIMMERMAN hem met sijn stok verscheyde reysen geslagen heeft, en waarop MATTIJS VLEES seyde als het wesen moest, dan moet het wesen, en gesien dat hij na den voornoemde TOMAS TIMMERMAN stak. Ook gehoort dat TIMMERMAN daarop seyde ik ben gequetst. Ook gesien dat TOMAS TIMMERMAN voor en na de steek sijn hond op hem had gezet. Dat hij MATTIJS VLEES ook woorden heeft soeken te maken voor het voorschreven geval met den deponent, die den deponent gemenageert heeft tegen hem, om geen rusie met hem te krijgen.
Dat PETER FRANS ADRIAANS tweede in ordine deponent verklaart dat is gekomen voorlede Saterdag avond ontrent tien uuren sijnde geweest den vier en twintigsten der voorlede maand February 1753 is gekomen ter herberge van HERMANUS MANDERS woonende alhier int HAAGEYND. Dat onder anderen daar heeft gevonden TOMAS MANDERS, WILLEM PETER MARTENS de knegt van GABRIEL PLUYM, en meer andere op de opkamer alwaar mette kaart heeft gespeelt. Dat daarr ook op was MATTIJS ROYACKERS alias VLEES van GEMERT. Dat den selven van de voorschreven opkamer weder is afgegaan. Dat hij wel gehoort heeft dat er in huys rusie was, en dat se seyde dat TOMAS TIMMERMAN sijn dat TOMAS TIMMERMAN voornoemd MATTIJS VLEES sloeg, en dat TIMMERMAN sijn hond schreeuwde. Dat hij daar op van de opkamer in huys is gekomen met anderen, en gehoort dat den voornoemde TIMMERMAN een steek had van MATTIJS VLEES, en verder hier van niet meer te weeten.
JAN WILLEM MELIS derde in ordine deponent verklaart dat ten dage en plaatse voorschreven is gekomen ter voorschreven Herberge van HERMANUS MANDERS ontrent tien uuren des avonds metten tweede deponent, dat op de opkamer ADRIAAN HENDRIK van de MORTEL, JOOST LAURENS SCHEPERS, en TOMAS MANDERS, MATTIJS VLEES van GEMERT met sijn swager, en meer anderen alwaar mette kaart wert gespeelt dat TOMAS TIMMERMAN nagtroeper alhier daar ook op de kamer quam dat MATTIJS VLEES van de opkamer met sijn swager in huys is gegaan, als mede daar nu ook TOMAS TIMMERMAN. Dat hij gehoort heeft dat MATTIJS VLEES had geseyt dat hij tegens de beste, en grootste soude dirven snijden, een rouwe snee om een fles wijn, het welk int begin was, als hij daar gekomen was dat hij ontrent drie uuren inde nagt had hooren seggen, dat MATTIJS VLEES TOMAS TIMMERMAN in huys gequetst had, en den hond van TIMMERMAN had dootgestooken, en verder hier van niet meer te weeten.
WILLEM PETER MARTENS vierde in ordine deponent verklaart ten dage, en tijde voorschreven in de herberge geweest was van HERMANUS MANDERS alhier int HAAGEYND. Dat aldaar ook waren MATTIJS LAURENS BARTELS, en JAN en HENDRIK MELIS, JAN GIELENS van de MEULENDIJK, MATTIJS VLEES, en meer andere. Dat des nagts ontrent een uur daar eerst is ingekomen, en kort na hem TOMAS TIMMERMAN nagtroeper alhier, en gehoort dat voornoemde MATTIJS LAURENS BARTELS met MATTIJS VLEES woorden en verschil had. En TOMAS TIMMERMAN voornoemt daar in quam en dat MATTIJS VLEES MATTIJS LAURENS BARTELS uyt eyste om met hem een rouwe snee te snijden om een fles wijn. Waar op TIMMERMAN tegens MATTIJS VLEES seyde, dat hij hem gerust soude houden, die dat niet wilde doen, TIMMERMAN hem met sijn stok geslagen heeft, dat doen weder stil was, hij na de opkamer gegaan is, en dat gerugt of questie in huys gehoort heeft, van de opkamer aanstonts na huys gegaan is tusschen drie en vier uuren en bevoorens te hebben hooren seggen dat TIMMERMAN gequetst was als mede sijn hond.
Eyndigende sij deponenten hier mede dese haare opregte verklaringen, en hebben na voorgaande prelectuuren daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, en hebben sij deponent ider haar gedepeneerde mette woorden, Soo waarlijk moest haar God Almagtig helpen bevestigt.
Actum DEURNE desen derde Maart XVIIc drie en vijftig Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
MATTIJS BARTELS
PETER FRANS ADRIAANS <tekent met een kruisje, kan niet schrijven>.
JAN WILLEM MELIS <idem>
WILLEM PETERS MARTENS <idem>
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 33, folio 32.
d.d. 16-03-1753.
MATTIJS THOMAS ROOYAKKERS alias VLEES verklaart geboortig van De DONK onder BEEK en woonende te GEMERT out ontrent drie of vier en dertig jaaren getrout met SIJKE JAAGERS ontrent elf jaaren geleden en heeft drie klijne kinderen, waarvan de oudste is zeven jaaren, en heeft te GEMERT gedient drie jaaren en elf jaaren aldaar getrouwt geweest en zeedert negen jaaren aldaar op MILSET gewoont heeft met zijn vrouw zijnde een bouwman die en dat een persoon is van geen vermogen die met veel schulden belast is die in geen staat is van die te konnen betaalen. Dewelke verder heeft verklaart en geconfesseert buyten pijn van ijseren en banden dat Saterdag namiddag zijnde geweest den vier en twintigsten deser voorleden maand February met sijn swager, JAN van VELTHOVEN woonende op De DONK onder BEEK alhier sijn gekoomen, hij om een peert te koopen, en sijn swager om een koey te koopen. Dat hij tot dien eynde, na den ZIJLBERG is gegaan, en daar na genoegen geen peert heeft konnen koopen. Dat hij van daar is gegaan, na HERMANUS MANDERS Herbergier alhier, ontrent agt uuren inden avond en gevraagt heeft of hij daar snagts met sijn swager kon logeeren, die daar op antwoorde van ja. Dat hij doen is gaan sitten in de keuken aant vuur, alwaar meer mensen waaren onder anderen DIRK TROUWEN Mr. Smit alhier, en HERMANUS MANDERS, en negen jong persoon, die hij niet en kende, die men seyt geweest te sijn TIJS LAURENS BARTELS, woonende alhier. Dewelken TIJS aan hem vroeg, waar hij vandaan was. Daar op antwoorde, ik woon te GEMERT. Dat TIJS BARTELS daar op sijde, te GEMERT daar sneyt men geeren, daar op MATTIJS ROOYACKERS antwoorde dat weet ik niet, daar heb ik noyt geen moeyte mede gehad. Daar op voornoemde TIJS BARTELS zijde, zij doen het daar geeren. Waar op MATTIJS ROOYACKERS antwoorde dat hij gesien heeft dat er om een fles wijn sneeden, om een rouwe sneeden wie malkanderen eerst raakt. Waar over TOMAS TIMMERMAN Schutter en Nagtroeper alhier in huys quam met een hond kleyne stok en zijde tegen hem, seyde gij de man die een rouwe sneede wil leggen, om een fles wijn. Daar op TIMMERMAN met een stok op hem aansloeg, welke stok op zijn lijf ontstuk sloeg, dat TIMMERMAN neven hem aant vuur ging sitten, en met hem verscheyde roomertjes genever gedroncken heeft, en die voor hem betaalt heeft, en zijne gelag betaalt hebbende, willende uyt den huys gaen, doen setten TIMMERMAN den grooten hond aan hem, wel drie of vier reysen, en soodanig dat den hont hem omver rukte. Dat daar op den voornoemde MATTIJS ROOYACKERS riep om hulp, en sie daar geen genade voor een buyten mens, waar op voornoemde TOMAS TIMMERMAN een vier stapelen steel vatten, en op hem aansloeg. Daar op voornoemde MATTIJS ROOYACKERS geretireert is, neven het kastje, en meende op de neeren te koomen, door de deur. En dat niet konde doen heeft den voornoemde MATTIJS ROOYACKERS geseyt, in presentie van HERMAN MANDERS, en ARNOLD JOOST MANDERS en TIJS LAURENS BARTELS, isser daer geen hulp of ontset, dan moet ik mijn lijf verweeren. En heeft hij doen TOMAS TIMMERMAN, een steek gegeven, als mede den hond dood gesteeken, sijnde ontrent twee uuren in de nagt geweest, en doen kort daar aan uyt de Herberg is gaan loopen. En daar na wederom inde Herberg is gekoomen om zijn hoet, en een schoen en doen nog twee roomertjes genever gedroncken heeft en van daar is gegaan na de kerk in een open schap, alzoo zeer droncken was, en daar int stroo lagen sliep alwaar des smorgens om negen uuren door denn drossard met assistentie van Vorster, en Schutters gevangen genoomen. Actum DEURNE desen sestienden Meert XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
MATTIJS ROOECKERS
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL de Remonstrantie bij de Heer ANTONI LA FORME Drossard deeser Heerlijkheden aan hen met drie annexen overgegeven om geallegeerde reedenen versoekende dat de Apprehensie van MATTIJS ROOYACKERS, alias VLEESCH, woonende tot GEMERT door hem Heere Remonstrant op den vijf en twintigsten van de gepasseerde maant February deses jaars 1700 drie en vijftig gedaan. Heeren Schepenen haar gelieven te laten welgevallen en vervolgens dat hem Heere Remonstrant werde gepermitteert, om tegen den selve geapprehendeerde crimineel tot condigne straffe te procedeeren. En op alles wel en rijpelijk gelet mede gehad het pree advies van twee onpartijdige regts geleerdens. Mijn Heeren Schepenen voorschreven de gedaane apprehensie van MATTIJS ROOYAKKERS alias VLEESCH woonagtig tot GEMERT dendeerende permitteeren aan den Heere Nomine Officie Remonstrant, en apprehendeert om tegens denselven MATTIJS ROOYAKKERS Crimineel te procedeeren. Actum in Judicio den veertiende Maart 1700 drie en vijftig presenten de Heeren Schepenen JOHAN BOKHORST, ARNOLDUS van de MORTEL, JAN BOLLEN, WILLEM THORO, GABRIEL PLUYM, JAN van LOON.
De Schepenen hebben allen getekend.
Gesien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, de Remonstranti en negen annexen stukken, bij d'Heer ANTONI LA FORME Drossard der voorschreve Heerlijkheden, aan hun overgegaan, tendeerende ten eynde MATTIJS ROYAKKERS alias VLEES woonende tot GEMERT, uit kragte van den Appointemente van den veertienden Maart laatstleden alhier gedetineerde en gevangene, ter saake van het delict van hem ten lasten gelegt, zoodanig aan den lijve mogte werden gestraft, gecorrigeert, of gemuleteert als volgens statuten, placaten, ordonnantien, costuymen, en beschreevene regten, bevonden soude worden te behooren, en dat den selven gedetineerde, en gevangene daar toe, en daar inne. Mitsgaders in de kosten en misen van Justitie mogte werden gecondemneert. En op alles wel en rijpelijk gelet, mede gehad het pree advis van twee onpartijdige regtsgeleerdens. Mijne Heeren Schepenen appointeeren dat den gequetsten en verdere getuygen door dn Heere Nomine Officie Apprehendeert en Eyscher geproduceert tot verificatie van de positiven bij voorschreven Remonstrantie ter needergestelt tegens den gedetineerd, en gevangene moeten worden geconfronteert, alvoorens dat in zaake ter principaele kan worden gevonnist. Actum in Judicio den vierden April 1700 drie en vijftig. Presenten de Heeren Schepenen JOHAN BOKHORST, ARNOLD van de MORTEL, GABRIEL PLUYM, GERIT van LOON, WILLEM THORO, JAN BOLLEN.
Allen hebben getekend.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE ende LIESSEL de Remonstrantie met twaalf annexen bij Heer ANTONY LA FORME, Drossard der voorschreven Heerlijkheden aan hen overgegeven, tendeerende, ten eynde MATTHIJS ROOYAKKERS, alias VLEES, woonende tot GEMERT, ter saake van het afgrijselijk quetsen en steeken met een mes van den persoon TOMAS TIMMERMANS, nagtroeper en Schutter alhier. Mitsgaders het uytbreeken uyt de gevangenis, soodanig mogte worden gecorrigeert, ende gemolesteert, als Heeren Schepenen voorschreve volgens de statuten, placaten, ordonnantien, costuymen, en beschrevene regten sullen vinden te behooren gesien tot dien het decreet van Apprehensie van dato den 14e Maart 1753. Tegens den selven MATTHIJS ROYACKERS gedeeseteert. Mitsgaders de verklaaringe van WILHELMINA weduwe wijlen ARNOLD van DUUREN en GOORT LATENS ende WILHELMINA van DUUREN zijne huysvrouwe, woonende op het Casteel van den Hoogh Ed. Geb. Gestr. Heere van DEURNE ende LIESSEL. Houdende dat voorschreeve MATTHIJS ROYACKERS in den nagt tussen den derde en vierde April laatstleden uyt de gevangenisse was uytgebrooken, met verde omstandigheden van dien. Mitsgaders de Acte van Visitatie bij en door Heeren Schepenen van, en over het gevangenhuys op den vierde April voorschreeve gedaan. En op alles wel, ende Rijpelijk gelet, mede gehad het pree advis van twee onpartijdige regtsgeleerdens. Mijne Heeren Schepenen, doende regt bannen den voorscheeve MATTHIJS ROYACKERS, alias VLEES ter saake van het quetsen, en steeken van THOMAS TIMMERMANS in den nagt tusschen den twintigste en een en twintigste February dezes jaars ten huyse en in de Herberge van HERMANUS MANDERS gedaan. Mitsgaders ter saake van het vieleren van, en het uytbreeken uyt het gevangenshuys alhier uyt de Heerlijkheden van DEURNE ende LIESSEL en uyt de Jurisdictie van dien. En dat geapprehendeert wordende en in handen van de Justitie gerakende als dan ter saake van het voorschreevene geperpetreerde delict vieleringe, en uytbreekinge uyt het gevangenhuys, nader tegens denselven sal worden geprocedeert. Den voorschreve MATTHIJS ROOYACKERS alias VLEES in voorschreevene bannissement. Mitsgaders in de kosten, en mise van Justitie condemneerende. Actum in Judicio den vijf en twintigsten April XVIIc drie en vijftig, presenten de Heeren Schepenen JOHAN BOKHORST, ARNOLD van de MORTEL, GERIT van LOON, JAN BOLLEN, WILLEM THORO, GABRIEL PLUYM, JAN van LOON.
Zij hebben allen deze akte ondertekend.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 120 verso.
d.d. 23-03-1753.
Interrogatorien voor
d'Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Nomine Officii.
Het zal U Eerw. Heeren Schepenen gelieven te hooren onder Eede de navolgende personen.
1. HERMANUS MANDERS
2. ARNOLD JOOST MANDERS
3. MATTIJS LAURENS BARTELS
Alle woonende alhier.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt:
1. HEMRANUS MANDERS
2. ARNOLD JOOST MANDERS
3. En MATTIJS LAURENS BARTELS
Alle woonende alhier, geregtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden. Dewelke hebben getuygt en verklaart voor waaragtig te weeten.
1.
Eerstelijk te vragen haaren ouderdom.
Den eersten in ordine deponent verklaart out te zijn ontrent vijftig jaaren.
Den tweeden in ordine deponent verklaart out te sijn ontrent agt en twintig jaaren.
Den derden in ordine deponent verklaart out te zijn ontrent vier en twintig jaaren.
2.
Of sij lieden op den vier en twintigsten der voorlede maand February 1753 des avonds of snagts niet sijn ter herberge geweest alhier in het HAAGEYND bij HERMANUS MANDERS.
Den eersten in ordine deponent verklaart tuys geweest te sijn.
Den tweeden in ordine deponent verklaar van Ja.
Den derden in ordine deponent verklaart van Ja.
3.
Of sij lieden niet gesien hebben dat in den nagt daar waaren des nagts in de keuken, onder anderen MATTIJS ROYACKERS alias VLEES gedetineerde alhier.
Dat TOMAS TIMMERMAN Nagtroeper en Schutter alhier met sijn klap, en een stok met sijn groote hond des nagts na een uur daar inde herberg quam.
De eersten in ordine deponent antwoort bij zijn beeedigde verklaringen van den 26e der voorlede maand February te persisteren.
Den tweeden in ordine deponent antwoort dat na prelectuure van zijn beeedigde verklaaringe van den 26e der voorleede maand February te persisteeren.
Den derden in ordine deponent antwoort dat na prelectuure van zijn beeedigde verklaaringe van den 3e deser maand Meert te persisteeren.
4.
Of niet gesien hebben dat voornoemde TOMAS TIMMERMAN met MATTIJS ROYACKERS alias VLEES, een romertje genever of meer met hem gedronken heeft, en dat hij TIMMERMAN met voornoemde MATTIJS ROYACKERS alias VLEES in woorden raakte, en dat TIMMERMAN sijn groote hond op hem setten drie of vier maal, soodanig dat den hond hem om ver rukten, daar op voornoemde MATTIJS ROYACKERS alias VLEES om dat daar op om hulp riep met bijvoeginge is er dan geen genade voor een buyte man, waar op TOMAS TIMMERMAN een vier stapelen stoel op nam en daar mede op MATTIJS VLEES aansloeg, die daar op retireerde nevens het kaske, alsoo door de deuren op de neeren niet konde komen. Dat doen denselve seyde, is'er dan geen ontset en om hulp riep, seggende wijders dan moet ik mijn lijff verweeren wanneer hij TOMAS TIMMERMAN een steek gegeven heeft en ook sijn hond heeft doorgestooken, sijnde geweest des nagts ontrent twee uuren. Waar op hij uytte herberg is gegaan.
Den eersten in ordine deponent verklaart ut supra.
Den tweeden in ordine deponent verklaart ad idem.
Den derden in ordine deponent verklaart ad idem.
5.
En wat verder hier meer van weeten gehoort of gezien hebben.
Den eersten in ordine deponent verklaart hier niet meer te weeten.
Den tweeden in ordine deponent verklaart ad idem.
Den derden in ordine deponent verklaart ad idem.
Aldus de voornoemde deponenten gehoort en geexamineert, en haar respective Respronsiven in margine van ider articul articul geexamineert, en hebben na voorgaande prelectuure daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, en hebben ider haar gedeponeerde met solemneele Eede, en woorden Soo waarlijk moest hen lieden God Almagtig helpen bevestigt aan handen van den Heere Drossard.
Actum DEURNE desen drie en twintigsten Maart XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLDUS van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
HERMANUS MANDERS <tekent met een kruisje, kan niet schrijven>.
ARNOLD JOOST MANDERS <idem>
MATTIJS LAURIJNS BARTELS
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 39, folio 122 verso.
d.d. 27-03-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL onder genoemt CORNELIS de LOYER Mr. Chirurgijn alhier, gerigtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden; dewelke heeft getuygt en verklaart bij desen voor waaragtig, dat hij als Chirurgijn gegaan heeft over de quetsuren, en wonde die TOMAS TIMMERMAN Nagtroeper en Schutter alhier bekomen heeft, des nagts tusschen den vier en vijf en twintigsten der voorleden maand February van MATTIJS ROYACKERS alias VLEES woonende te GEMERT, gedetineerde alhier; denwelke den Comparant desen voormiddag heeft verbonden, en bevonden, dat die quetsuur en wonde sig redelijk wel schikt, en vermeent die (onder des Heeren zegen) te sullen geneesen.
Eyndigende hij comparant hiermede dese sijne waaragtige verklaaringe en heeft na voorgaande prelecture daarbij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, met presentatie van het selve des gerequireert altijt met solemneele Eede te sullen bevestigen.
Actum DEURNE desen seven en twintigsten Maart XVIIc drie en vijftig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en WILLEM TORO
CORNELIS de LOYER
A. van de MORTEL
WILLEM TORO
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechetlijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 123.
d.d. 04-04-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt WILLEMYNA Weduwe ARNOLD van DUUREN en GOORT LUTERS, en WILLEMYNA van DUUREN sijne huysvrouw, woonende alhier opt Casteel van den Ho.Ed. Heer van DEURNE en LIESSEL geregtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven, ter Requisitie van dHeer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden; Dewelke hebben getuygt en verklaart bij desen, voor waaragtig, te weten de eerste in ordine Comparante, dat alhier zedert den vijf en twintigsten February laatstleden int gevangen huys dat boven int voorn. Kasteel is, heeft gevangen gezeten een MATTIJS ROYACKERS alias VLEES, wonende te GEMERT. Dat denselven den gepasseerde nagt ontrent drie uuren door de muur vant gevangen huys is uyt gebrooken, na dat daar in een groot gat was gemaakt. Dat sij Comparante na dat veel gestommel gehoort had, was opgestaan, en gesien door de glasen dat de kist voor de deur vant Kasteel op de Brug heeft sien staan een mans persoon die sij niet en kende met een roer, snaphaan of ander geweer op sijn arm. Dat sij ook gesien heeft in de somerkeuken buyten het Casteel aan de put, dat gekest wiert vuur, en nadat sij den gevangen, en voorn. persoon weg waaren en desen morgen vroeg voor de deur komende heeft gesien dat een gat in de muur onder het casijn vant gevangenhuys was gebrooken waar door een mensch konde kruypen, waar aan een lang dik touw hong van boven tot beneden, dit van binnen int gevangen huys was vast gemaakt aan de ijsere latten die van binnen voorde glasen vant gevangen huys sijn; Dat inde gragt onder aant Kasteel hebben gevonden een leer, en twee lange hout roeyen, als garen roeyen en verder hier van niet te weeten.
De derde Comparant verklaart ad idem gereserveert dat sij niet gesien heeft den man die op de brug stond.
Den tweede in ordine deponent verklaart ad idem gereserveert dat de man op de brug niet gesien heeft of het ligt in de somerr keuken; en het touw heeft sien hangen wanneer voor de deur is gekomen.
Eyndigende sij Comparanten hier mede deese haare waaragtige verklaaringe en hebben na voorgaande Prelectuur, daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert.
En hebben ider haar gedeponeerde, mette woorden soo waarlijk moest God Almagtig helpen bevestigt.
Wijders verklaaren wij ondergeschreven Schepenen, ter Requisitie als voor, op den Eersten aanvang van onse respective Bedieninge gedaan, dat wij desen morgen hebben gevisiteert, en geexamineert het voorn. gevangenhuys en bevonden dat een groot gat in de muur was vant voors. gevangenhuys alhier, waar door een mensch konde kruypen. En dat de steenen en kalk daar van in het gevangenhuys lagen. En dat van binnen een groot lang touw aan de ijsen latten voor de glasen was vast gemaakt. Dat van boven door het gat, buyten uyt dat op de grond hong, daar mede apparent den voorn. gevangene sig sal afgelaten hebben. Dat digte bij een leer over een gedeelte van de gragt lag, en ook bij de gragt lag een willige poot lang ontrent twintig voeten, en een gaare roey lang ontrent seventien voeten, waar op gesneden stond een K en een G.
Dat voornoemde MATTIJS ROYACKERS alias VLEES daar in gevangen heeft gezeten, en dat de twee deuren vant voorschreven gevangen huys wanneer wij daar bij quamen ten Fine voorschreven wel geslooten waaren, maar den gevangene weg was.
Actum DEURNE desen vierden April XVIIc drie en vijftig Ten overstaan door ons ARNOLD van de MORTEL, JAN BOLLEN, WILLEM TORO, en GABRIEL PLUYM Schepenen.
WIJLLEMIN ARNOLDUS van DUUREN
GOORT LUTTERS <tekent, maar kan niet schrijven>.
JACOMIJNA GORT LUTTERS
A. van de MORTEL
JAN BOLLEN
WILLEM TORO
GABRIEL PLUYM
Mij Present J.BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 125.
d.d. 21-04-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt MARIA huysvrouw van AART HENDRIKS oud in de sestig jaaren geregtelijk gedaagt sijnde om getuygenins der waarheyt te geven ter Requisitie van de Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden dewelke heeft getuygt en verklaart voor waaragtig, dat gisteren namiddag ontrent de klocke vier uuren sijnde geweest Vrijdag den twintigsten deser maand April aan haar huys alhier int DERP is gekoomen JAN WILBERS van ROGGEL met een snaphaan in sijn hand sijnde Tochtenaar van de huysinge waar in de Comparante is woonende met JAN de knegt van HENDRIK GEVEN alhier, en JAN van COL, en HEYL sijn vrouw. Dat JAN van ROGGEL tegen haar seyde, datse het huys, aanstonts moesten ruymen en klaar maken of dat hij het doen soude. Dat daar op JAN WILBERS van ROGGEL aan vatte den huysraat op en wierp die uyt den huys in de put, en in de graaff, als stoelen, tafel, kas en schaap, en een kist waar in eenige kleeren waaren, en het spinnewiel aan stuk geworpen, als andere goederen als bed en bultet en ook duyt de kelder gehaalt de melk en room tonnen, en ontrent ses ponden boter, welke boter wederom bekoomen heeft, en haar aan de potten en schotelen uyt den huys geworpen, en JAN de knegt van HENDRIK GEVEN, die heeft den voorn. JAN WILBERS van ROGGEL geholpen int uytwerpen vant voorschreven goed; Dat die voorn. JAN WILBERS van ROGGEL de voorn. vrouw van AART HENDRIKS met een groote houte schotel heeft geworpen tegen haar knie, en dat gedaan sijnde wederom in huys is gekoomen en bij het vuur is gaan zitten, en JAN van COL ook wanneer ontrent seven uuren savonts in huys quam hij van ROGGEL de tang op vatte, en wierp die in het vuur; Dat hij JAN van ROGGEL eer bij het vuur ging sitten inde deur heeft gestaan, met de snaphaan, die hij af schoot na buyten het huys alwaar veel nabuuren stonden. En dat de Comparante haar man niet thuys was.
Eyndigende sij Comparante hier mede dese haare opregte verklaringe, en heeft na voorgaande prelecture daarbij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert en heeft het selve mette woorden Soo waarlijk moest haar God Almagtig helpen bevestigt.
Actum DEURNE desen Een en twintigsten April XVIIc drie en vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, en GABRIEL PLUYM Schepenen.
De huysvrouw van AART HENDRIK alias HAASEN tekent en verklaart niet te kunnen schrijven.
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J.BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 126.
d.d. 21-04-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt JAN van COL, en HEYL sijn huysvrouw, oud inde dertig jaaren, SIJMON JANSEN geboortig van VENRAY schoenmaker en woonende alhier out ontrent vijf en twintig jaaren, JAN CASPERS, oud ontrent veertig jaaren en ANTONET huysvrouw van HENDRIK VERMENTEN out ontrent een en dertig jaaren alle woonende alhier.
Alle geregtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven, ter Requisitie van dHeer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden; Dewelke hebben getuygt en verklaart voor waaragtig te weten JAN van COL den eersten Comparant dat hij gisteren namiddag ontrent vier uuren, sijnde geweest Vrijdag den twintigsten deser maand April met sijn vrouw is gegaan int huys van AART HENDRIKS alias HASEN alhier en alwaar woont in huys gevonden hebben de vrouw van AART HENDRIKS en JAN WILBERS van ROGGEL. Dat hij met sijn vrouw vroeg aan JAN WILBERS van ROGGEL of hij nu het huys, (denoteerende daar mede het voorschreven huys) klaar woude maken of niet. Dat sij heden lang genoeg op straat geseten hadden. Daar op hij antwoorde of se het goet daar uyt wilde helpen setten. Daar op den Comparant antwoorde datte sulks niet doen soude, en sijn handen daar niet aansteeken soude. Dat sij lieden doen gesien hebben dat JAN WILBERS van ROGGEL de vrouw van AART HENDRIKS met een houte schoteltje tegen haar knie wierp datse kreet. Waar op zamen uyt den huys sijn weggegaan. Dat daar op ontrent ses uuren in den avond JAN WILBERS van ROGGEL bij haar lieden is gekoomen, seggende het huys is nu leeg, nu kond gij daar in koomen anders sult gij daar noyt inkoomen. Wanneer hij daar na toe gegaan is, met sijn goed om daar in te woonen, alsoo dat gehuurt hadden, en wanneer AART voorn. huys gekoomen was, bevonden hebben dat al het goet van AART HENDRIKS voornt. voor de deur stont of lag op een hoop en in huys gekomen sijnde gesien heeft dat JAN WILBERS van ROGGEL in huys was en de vrouw van AART HENDRIKS alias HASEN ook. Dat ontrent ruym seven uuren in de avond gesien heeft dat JAN WILBERS van ROGGEL inde deur stont en een roer in sijn hand hebbende dat hij buyten het huys hief, en na buyten afschoot.
De tweede in ordine deponent verklaart ad idem uytgenomen datse voor de tweede reys niet is met haar man gegaan of geweest int huys van voorn. AART HENDRIKS alias HASEN.
SIJMON JANSEN den derde in ordine Comparant verklaart dat gisteren avond ontrent ruym seven uuren is geweest alhier int DERP aant huys van voorn. AART HENDRIKS alias HASEN en gesien dat voor de deur in inde put lag huysraat van voorn. AART HENDRIKS welkers vrouw daar bij zat, en dat kort daar aan, een schoot heeft hooren schieten maar niet te weeten wie sulks dede.
JAN CASPERS den vierde in ordine Comparant verklaart dat tijde voors. is geweest alhier int DERP aant huys van voorn. AART HENDRIKS, en verder verklaart als den derden Comparant.
ANTONET huysvrouw van HENDRIK VERMENTEN, vijfde in ordine deponente, dewelke verklaart dat gisteren namiddag ontrent vier of vijf uuren is komen gaan voorbij het huys van voorn. AART HENDRIKS alhier int DERP, en gesien heeft, dat JAN WILBERS van ROGGEL, en JAN van GERWEN, de knegt van HENDRIK GEVEN, een kist uyt den huys droegen, en ook dat sij lieden meer goed uyt den huys droegen en wierpen, en waar op na huys gegaan is en des avonds ontrent ruym seven uuren, is weder gegaan na voorsegde huys, en gesien dat de vrouw van voorn. AART HENDRIKS voor de deur sat op een stoel en kreet, en sij Comparanten op een kist nevens haar ging sitten, wanneer een schoot uyt het huys afging, dat nevens haar ging, waart van sij seer verschrikte.
Eyndigende sij Comparanten hier mede dese haare opregte verklaringen en hebben na voorgaande prelectuur daarbij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, en hebben ider haare verklaringe met de woorde soo waarlijk moest haar heden God Almagtig helpen, bevestigt.
Actum DEURNE desen een en twintigsten April XVIIc drie en vijftig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
JAN van COL <maakt een merkteken, kan zijn naam niet schrijven>
De huysvrouw van JAN van COL < idem >
SIJMON JANSEN < idem >
De huysvrouw van HENDRIK VERMENTEN < idem >
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv. nr. 39, folio 128.
d.d. 21-04-1753.
JAN TEUNIS WILBERS van ROGGEL woonende te S.MIGIELS GESTEL out ontrent inde veertig jaaren, gegijselde en gearresteerde alhier door ANTONI LA FORME Drossard deses Heerlijkheden. Dewelke ter Requisitie van den selven verklaart en geconfesseert heeft dat hij met AART HENDRIK HAASEN een saak heeft die hier voor Heeren Schepenen is hangende over de huuringe van zijn huys waarbij den gearresteerde gesustineert had dat AART HENDRIKX de huysinge van hem gehuurt den vijftiende April XVIIc drie en vijftig moest verlaten waar tegens AART HENDRIKX sustineerde daartoe niet gehouden was alsoo daar langer huur aan had, en alsoo, de huysinge, en landerijen verhuurt had aan eenen JAN van COL om deselve aan te varden den vijftiende deses maand en hij van COL sijn huys heeft verlaaten daar hij in gewoont heeft en daarom hem gepresseert heeft het voorschreven huys aan hem te leveren soo is hij met de knegt van HENDRIK JAN GEVEN genaamt JAN van GERVEN woonende alhier gisteren namiddag ontrent vier uuren gegaan aant huys van AART HENDRIKX alwaar is woonende is alhier in DERP en in huys gekoomen sijnde AART HENDRIKX niet thuys vindende maar zijn vrouw wel. En dat hij tegen de vrouw sijde dat sij moest vertrecken en het goed uyt den huys doen en dat AART HENDRIKX aangenoome had inden voorleede jaaren om eenden nieuwen schuurheert te maken. Dat hij dat tot nog toe niet gedaan heeft en dat hij gehoort heeft dat hij zijn kooren inde keuken dorsten alwaar zijn huys in prykel en gevaar was van dat te sullen afbranden en hij daarom genootsaakt was van hem te doen verhuysen. En dat hij doen met assistentie van den voorn. JAN van GERVEN den huysraat uyt den huys heeft gedragen en de vrouw van AART HENDRIKX hem uyt maakte voor eenen plug en al wat leelijk was. Hij doen een kleynl houte schotelke op nam en na haar wierp en dat hij kort daar na is gegaan aan de voordeur met zijnen snaphaan die met los kruyt geladen was die heeft hij afgeschooten en inden voorleeden jaare ook verschil gehad heeft over verhuysen. Dat hij dat ook niet wilde doen. Actum DEURNE desen een en twintigsten April XVIIc drie en vijftig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
JAN TEUNIS WILBERS tekent en zegt niet te kunnen schrijven.
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 131 verso.
d.d. 25-04-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt JAN TEUNIS WILBERS van ROGGEL gearresteerde alhier woonende voor knegt te SINT MICHIELS GESTEL int Qauartier van OOSTERWIJK, MEYERYE van S'BOSCH alsoo bij vonnis interlocutoir van Heeren Schepenen deser Heerlijkheden van dato 25 April 1753 denselven is ontslagen uyt sijn arrest mits betalende de costen, soo van den gedaane arreste, als andersints tot hier toe geresen, en aan neemt te betalen, onder die mits, alsoo tegens hem verleent is, een dagement in persoone. Dat onder handtastinge sal moeten belooven dese sistendo toties quoties te begeven in voorn. arrest, of anders denwelke bij desen verklaart inder handtastinge aan den Heere ANTONI LA FORME als Drossard deser Heerlijkheden, het voorschreven dese sistendo totie quoties te sullen voldoen, en nakoomen alles onder verband als na regten. Stellende met eener FRANS PETER ARIENS om de insinuatie etc. aan mijn te doen. Actum DEURNE desen vijf en twintigsten April XVIIc drie en vijftig ten overstaan van ARNOLD van den MORTEL en GABRIEL PLUYM Schepenen.
JAN TEUNIS WILBERS van ROGGEL tekent maar kan niet schrijven.
A. van de MORTEL
GABRIEL PLUYM
Mij Present J. BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 39, folio 134,
d.d. 20-06-1753.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt WERNIER MULDER jong man geboortig van TER HORST, en woonende nu te GEMERT, out ontrent drie en twintig jaaren, geregtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven, ter Requisitie vand Heer ANTONI LA FORME Drossard deser Heerlijkheden. Dewelke heeft getuygt en verklaart voor waaragtig, dat ontrent vier weeken geleden, op een Sondag morgen tusschen negen en tien uuren is geweest te GEMERT ter Herberge van JAN SWINKELS. Dat hij Comparant wat beschonken was, alwaar ook is geweest MATTIJS ROYACKERS alias VLEES mede woonende te GEMERT, die inde gepasseerde winter alhier gevangen is geweest. Denwelke een weinig beschonken was, en tegen hem seyde, dat hij aan den Requirant een paar hoenders soude senden, en hem die met een brief soude mede geven, en ook wat anders. Dat hij gehoort had dat ARNOLD van de MORTEL Schepen alhier, te GEMERT was geweest en dat hij wenste dat hij eens bij hem was geweest. Dat hij hem dan anders soude gesprooken hebben, en dat hij hem eens op sijn kamp had, hij soude hem kleyn gemaakt hebben of diergelijke woorden. Eyndigende hij Comparant hier mede dese sijne waaragtige verklaaringe, en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert en redenen van welwetentheyt geallegeert, en heeft het selve mette woorden soo waarlijk moest hem God Almagtig helpen, bevestigt. Actum DEURNE desen twintigsten Juny XVIIc drie en vijftig ten overstaan van WILLEM TORO en GABRIEL PLUYM Schepenen.