CAD 1750
“De Kroniek van Driek”
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 47B, inv.nr. 65, nr. 84.
Aan de Agtbaare Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
Remonstreert ANTONIS LA FORME Drossard deser Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL R.O. dat JAN, en CHRISTIAAN van BAKEL halve broeders, kinderen van wijlen HEYLKE van BAKEL, beyde geboortig en woonende te VENRAIJ in een kleyn huyske of hutke in de BERGEN, digt onder het dorp, territoir van Sijne Kon. Majesteyt van PRUYSSEN en gedetineerden alhier. Dat deselve, sijn geweest zedert eenigen tijt seer suspecte persoonen, relaas tot kennis van U Agtbaere alsoo een geringe kostwinninge hebben, als wolspinnen, daar op den eersten als hebbende, vrouw en kinderen (onder correctie) niet kunnen bestaan. Welke wol alhier en elders koomen verkoopen voor meerder prijs, als die (soo onder onderrigt ben) weerdig is, om redenen voors. van haare sulpectie.
Dat op den twintigsten der voorleede maand December 1749 alhier sijn gekoomen met eenig wolle gaaren, dat verkogt hebben, te weeten aan ARNOLD van de MORTEL Schepen alhier voor agtien stuyvers, aan de Weduwe JAN CORNELIS van de MORTEL ook voor agtien stuyvers, en aan HENDRIK van de MOOSDIJK, herbergier alhier, en aan HENDRIK ANDRIES KUYPERS aldaar ter herberg sijnde zaam voor vier guldens, en agt stuyvers. In welk voorschr. huys de voorn. twee gedetineerdens waren gekoomen ten dage voors., des namiddags tusschen twee en drie uuren, en na dat deselve haar wolle gaaren aldaar verkogt hadden, sijn blijven sitten, genever drinken.
Dat voorn. CHRISTIAAN, aan voorn, JAN sijn halve broeder, verweet, dat hij het wolle gaaren te goede koop verkogt.
Het geene JAN qualijk neemende CHRISTIAAN een slag in sijn aansigt of aan sijn hooft gaf dat sijn hoet af viel, en sijn mes uyttrok op CHRISTIAAN.
En den voorn. herbergier HENDRIK van de MOOSDIJK JAN het mes aanstonts heeft aan hem doen overgeven.
Dat des niet tegenstaande JAN kort daar aan een romertje met genever in voorn. CHRISTIAAN sijn aangesigt heeft geworpen. En hem met eenen voor de deur eyschte, dog CHRISTIAAN bleef sitten, en ging met hem niet voor de deur.
Dat den voorn. herbergier HENDRIK van de MOOSDIJK bedugt was, voor verdere questie en quade gevolgen daar van.
Te rade was geworden sijn dienstmaagt aanstonts te senden aan den schutter MAARLAND, of aan den Vorster Van SCHAIJK, met versoek, om agter een aan sijn huys te koomen, tot weeringe, en voorkominge van andere onordentelijkheden.
Dat denselven Vorster soo ras niet en quam, als hem verbeelde, mogelijk te sijn daar op voorn. herbergier HENDRIK van de MOOSDIJK, selve is gegaan ontrent half seven uuren inden avond, om den voorn. Vorster te haalen, en versoek dat aanstonts aan sijn huys wilde koomen.
Dat den voorn. Vorster MIGGIEL van SCHAIJK hem op weg is tegen gekoomen, met sijn twee soons, en eene JAN KEELEN, een Duytser, die bij hem werkte als kleermaker, dat hij aan DE MOOSDIJK doen terugge is gegaan met haar na sijn huys seggende hij onderweeg tegens den voorn. Vorster, als gij in mijn huys komt, soo moet u sig koes houden, en commandeeren een pint bier, of een romer genever.
Dat den voorn. MIGGIEL van SCHAIJK Vorster deser Heerlijkheden, met sijne voorn. assistenten, is gekomen met voorn. HENDRIK van de MOOSDIJK in sijn huys, en doen aanstonts heeft gecommandeert een pintje bier.
Dat den voorn. Vorster sag dat CHRISTIAAN van BAKEL een vande voorn. twee gedetineerdens, wilde uytten huys gaan, daar op Van SCHAIJK den Vorster tegens hem seyde, gij moet in huys blijven, ik neem u beyde in arrest, en kort daar aan een koort uyt sijn sak trok, om haar te binden.
Dat daar op de voorn. twee gedetineerdens uyt de keuken inde kamer sijn gevlugt, en de lampen hebben uytgeslagen en CHRISTIAAN, den tweede gedetineerden het mes uyttrok, alsoo aan het arrest niet en wilde obedieeren, den voorn. Vorster bij haar inde kamer wilde koomen den voorn. CHRISTIAAN met sijn mes op een execrabele wijse, seer sterk heeft gestooken op den Vorster, en eene van sijne assistenten, namelijk DIRK TROUWEN Mr. Smit alhier, die daar ook ter herberg was, en den Vorster wilde assisteren.
En aan den Vorster heeft gegeven vier wonden of quetsuuren, te weeten een gevaarlijke steek boven de navel van sijn buyk, twee steeken in het dik van sijn linkerbeen, en een steek, in sijn regter sijden, ontrent de borst, waar van aanstonts seer verhevent, en geweldig bloeyde, dat ter aarde nederviel, en voor doot bleeff leggen, uytweyssens de attestatie van den voorn. MIGGIEL van SCHAIJK Vorster alhier, en vier consonanten getuygen onder Eede verleden, en gepasseert voor Heeren Schepenen deser Heerlijkheden, annexe aan de requeste om decreet van apprehentie No. 1. en 2. hier ook annex.
Dat daar op de assistenten, en de drie laatste deponenten, doen JAN, en CHRISTIAAN van BAKEL in flagrante delicte hebben geapprehendeert, en overgelevert aan den Remonstrant gelijk blijkt yt voors. attestatie No. 2. en confessie van de gedetineerden onder No. 3. en 4. geannexeert aan voors. requeste mede hier annex.
Dat daarop den Remonstrant na in winninge, en confessien van de gedetineerdens bij remonstratie sig heeft geaddresseert gehad aan U Agtb. met versoek van decreet van apprehensie tot lasten van de voorn. gedetineerdens welke decreet te U Agtb. geaccordeert hebben den 3e Januari 1750 en hier annex onder No. 5.
Ook zedert en bevoorens den Remonstrant hem zoo veel mogelijk heeft geinformeert nopens het gedrag van de gedetineerdens en selfs die geconfronteert tegens de persoonen te BEEK, VECHEL, en SCHIJNDEL alwaar de bewuste roverijen en geweldenarijen sijn gepleegt, die aan een ieder bewust sijn, welke menschen hebben betuygt aan den Remonstrant, dat de gedetineerdens daar niet bij sijn geweest.
Gelijk ook d'Heer OTTO JUYN Stadhouder van het Hoog en Laag Officii der Stad, en Meyerije van S'BOSCH, gedeclareert heeft bij missive aan den Remonstrant geschreven, dat na examen van de lijsten der swervende schelmen en vagabonden, niet bevonden heeft, dat JAN, en CHRISTIAAN van BAKEL daar op bekent sijn uytwijsens. Copy authentycq van die missive van dato den 29 December 1749. hier annex No. 6.
Maar dat JAN van BAKEL den eersten gedetineerden, ter saake, dat ontrent drie jaaren geleden, gevangen heeft geweest te VENRAY, territoir van Sijne Majesteyt van PRUYSSEN, ter saake dat beschuldigt wiert dat op HOLTHEES int Land van CUYK, iemand soude hebben, doot gestocken, en waar over hij aldaar bij sententie, en door het Hof van GELDER geconfermeert gebannen is, voor een tijt van tien jaaren uyt het district van Sijne Kon. Majesteyt van PRUYSSEN, volgens missive van den Heere Scholtis van VENRAY aan den Remonstrant geschreven te VENRAY den 28 December 1749 in nadere confessie vander gedetineerde hier annex, onder no. 7 en 8.
Dat CHRISTIAAN van BAKEL den tweede gedetineerde bij sijne nadere confessie heeft beleden, en verklaart, dat in het questen van MIGGIEL van SCHAIJK, den Vorster, van den selven ook bekomen te hebben vier wonden en quetsuren. Eerstelijk een houw op sijn hooft, en een houw aan de regter sijde vn sijn hooft, waar door een stukje van sijn oor aan die sijde verlooren heeft. En nog een groote houw of steek bekomen heeft op sijn regter schouderblad, en een steek aan de regter sijde van den hals, die genesen is alsmede de houw op sijn hooft volgens voors. na de confessie van den 6 January 1750 hier annex onder no. 9.
Dat den voorn. Vorster van SCHAIJK vermits sijne swaare quetsuuren op den 30 der voorleede maande December, en dus tien dagen na het bekomen van deselve, van den uyt de Herberg voors. waar soo lang bedlegerig was geweest eerst is getranporteert in sijn huys met een kar ontrent daar vandaan gelegen, een goede schootsweegs.
Daar hij zedert sig, redelijk wel bevind, onbereyts de quetsuur in sijn regter borst en een van die int dik van sijn regter been sijn geneesen, en de twee resteerende wonden, vermeent den Chirurgijn CORNELIS de LOIJER, dat (onder des Heeren zegen) binnen kort en geneesen sullen sijn, als te zien, in de attestatie daar van gegeven door den voorn. Chirurgijn, verleden en gepasseert voor Heeren Schepenen alhier den 7 January 1750, hier annex onder no. 10.
Soo is het mede gelegen met de quetsuuren van den gedetineerden CHRISTIAAN, die twee daar van geneesen sijn, en de twee andere vermeent den voors. Chirurgijn dat binnen kort em mede sullen genesen sijn, blijkende bij de voors. attestatie van den Chirurgijn de LOIJER hier voor overgelegt onder no 10.
Uyt allen het welke dan manifest blijkt, dat de gedetineerdens de Justitie in den persoon vanden voorn. MIGGIEL van SCHAIJK, als Vorster, met gewelt hebben geresisteert, en den Vorster sware quetsuuren en wonden hebben toegebragt, soo danig dat voor doot daar van is blijven leggen, en anders bij haar niet en is toegelegt als om den voorn. Vorster waar het mogelijk doot te steeken, allen het welke in een land van Justitie en goede politie niet kan werden geleden.
En alzoo de gedetineerdens bij desselver preparatoire, informatien, en nadere confessien sulks buyten pijn, en banden van ijsere opentlijk hebben bekend, en geconfesseert, als mede dat den Vorster gekend hebben. En ook alles bewaarheyt word bevonden, bij de overgelegde attestatien van den Vorster, en vier consonanten getuygen hier voor overgelegt onder no. 2.
Soo vertrouwt den remonstrant ten vollen voldaan te hebben aan de intentie van U Agtbare en der halven onnodig sijn, het gunt voors. door, en met eenige regts passagien te adstrueeren, als in allen deelen klaar, en manifest sijnde.
Versoekende daarop, en op allent geene voors. aangesien de gedetineerden suspecte persoonen sijn, die een slegte kost winning hebben, en in een slegt habijt sijn, mitsgaders geen goederen sijn hebbende, en JAN nog een bannisement als voors. tot sijn lasten is hebbende.
Extraordinaare regt, en expeditie van Justitie. En dat dienvolgens de voorn. twee gedetineerdens ter saake voors. door U Agtbare volgens de statuten, placaten, ordonnantien, costuymen, en beschreeve regten, sullen worden gestraft, aan lijff en leven of andersints als in goede Justitie sullen vinden te behooren, andere geweldenaars ten exempel, en voorts gecondemneert inde costen en misen van Justitie.
't Welk doende etc.
A. LA FORME.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 33, folio 15verso.
d.d. 03-01-1750
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkeyd DEURNE en LIESZEL, de Remonstrantien met verscheyde annexsen, bij den Heere ANTONI LA FORME, Drossard der voorschreven Heerlijkheden aan hen overgegeven, om geallegeerde redenen, versoekende een decreet van apprehensie op en ten lasten van JAN, en CHRISTIAAN van BAKEL, beyde gebooren tot VENRAY, territoir van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN, en woonende in DE BERGEN aldaar. Ten Fine om tegens deselve, ingevolge de placaten van den Lande tot Condigne straffe te kunnen procedeeren. En op alles wel en rijpelijk gelet, tot dien gehad het prae advies, van twee onpartijdige rechtsgeleerdens. Mijne Heere Remonstrand, een decreet van apprehensie, op, en ten lasten van JAN, en CHRISTIAAN van BAKEL voorschreven. Actum in Judicio Criminalio desen derde January XVIIc vijftig. Presenten de Heeren Schepenen ARNOLD van de MORTEL, JOOST de VET, JACOB van HUGTEN, JAN BOLLEN, en WILLEM THORO.
A. van de MORTEL
J. de VETH
J. v. HUGTEN
JAN BOLLEN
WILLEM THORO
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
06-01-1750
JAN van BAKEL gedetineerde alhier die buyten pijn en banden van ijsere nader heeft geconfesseert en beleden voor de waarheyd na voorgaande prelectuure van zijne confessie en verklaring gegeven den 22e December 1749 ten overstaan van Schepenen deser Heerlijkheden daar bij te persisteeren. Dat hij gedetineerde soldaat is geweest onder het Regiment van wijlen de Heer Collonel LEYTEN onder de Compagnie van de Heer Luitenant Collonel DU TOUR waar van ontrent veertien jaaren geleeden met een goede pasport is afgegaan, welke pasport hij segt verlooren te hebben. En seedert sig geneert heeft met wol spinnen.
Dat ontrent drie jaaren geleeden heeft gevangen geseeten tot VENRAY int Over Quartier van GELDERLANT alwaar is woonende. Over en ter saake dat hij beschuldigt was dat hij doen ter tijt ontrent tien jaaren geleeden tot HOLTHEES int Land van CUYK imant soude hebben dootgesteeken en waar over hij aldaar bij sententie, en door het Hoff van GELDER geconformeert is gebannen voor een tijt van tien jaaren uyt het district van Sijne Kon. Majesteyt van PRUYSSEN. Actum DEURNE desen sesde January XVIIc vijftig ten overstaan van JAN BOLLEN, en WILLEM THORO Schepenen.
JAN van BAEKEL
JAN BOLLEN
WILLEM TORO
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
06-01-1750.
CHISTIAAN van BAKEL gedetineerde alhier die buyten pijn en banden van ijsere heeft geconfesseert en beleeden voor de waarheyd na voorgaande prelectuure van sijne confessie en verklaring gegeven den 22e December 1749 ten overstaan van Schepenen deser Heerlijkheden daar bij te persisteeren met bijvoeging dat hij doen in de kamer van HENDRIK van de MOOSDIJK alhier met sijn broeder JAN gedetineerd was van den Vorster die daar in quam soude bekoomen hebben. Eerstelijk een houw op sijn hooft, en een houw bekoomen op de regter sij van sijn hooft, soodanig dat een stukje van sijn regter oor is quytgerakt. En een groote houw bekoomen heeft op sijn regter schouwerblat het welk nog niet geneesen is. Als mede de houw aan de regter sij bekoomen heeft een steek aan de regter sij van den hals die geneesen is, alsmede den houw op sijn hooft die ook geneesen is.
Den gedetineerde verklaart ook noyt in dienst geweest te sijn onder de troupen van desen Staat. Actum DEURNE desen sesde January XVIIc vijftig, ten overstaan van JAN BOLLEN en WILLEM THORO Schepenen.
CHRISTIAAN van BAKEL tekent met een kruisje, en kan niet schrijven.
JAN BOLLEN
WILLEM THORO
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL ondergenoemt, CORNELIS de LOYER, chirurgijn alhier, denwelke ter requisitie van d'Heer ANTONI LA FORME, Drossard deser Heerlijkheden, heeft getuygt en verklaart voor wwaaragtig, dat hij als chirurgijn heeft gegaan, zedert den twintigsten der verlede maand December en nog om te cureren en genesen de wonden en quetsuren die MIGGIEL van SCHAIJK Vorster deser Heerlijkheden, ten dage voorschreven inden avond bekomen had aan het huys van HENDRIK van de MOOSDIJK. Daar hij hem doen had van den leggen in sijn bloed van die wonden, dat vermoede dat doot was. Dat die wonden bestaande, eerst in een steek boven de navel van sijn buyk en twee steeken in het dik van het linkerbeen, en nog een steek in sijn regter sij ontrent de borst. Welke quetsuren vermeent ( onder des Heeren Zegens) binnen korten genesen te sullen sijn en de wonden en quetsuren als die in de borst en d'ander int dik van sijn been sijn genesen. Sijnde de voornoemde MIGGIEL van SCHAIJK, den dertigsten der voorleede maand verbragt in sijn huys, alwaar hij hem zedert redelijk wel bevind, en wel eet en drinkt.
Wijders verklaart denselven dat hij zedert gegaan heeft, over de wonden en quetsuren, die CHISTIAAN van BAKEL gedetineerde alhier, tijde voorschreven bekoomen heeft, bestaande eerst in een houw op sijn hooft. En een houw aan de regter sij van sijn hooft, dat een stukje van sijn oor is quijt geraakt. En een groote houw of steek onder op sijn regter schouderblad. En nog een steek aan de regter sijde van sijn hals, welke genesen is. Als ook die op sijn hooft, en de twee anderen binnen kort en vermeent ook sullen genesen sijn.
Eyndigende hij comparant hier mede sijne opregte verklaaringe en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert, met presentatie van't geene voorschreven staat des noot altijt met Solemneele Eede te sullen bevestigen. Actum DEURNE desen sevende January XVIIc vijftig. Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en WILLEM THORO Schepenen.
CORNELIS de LOYER
A. van de MORTEL
WILLEM THORO
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 47B, inv.nr. 65, nr. 84.
d.d. 09-01-1750.
Copie
Mijn Heer en vriend,
Ik heb alle mijne leijsten, van nog swervende landloopers, nagezien, dog vinde geene JAN of CHRISTIAAN van BAKEL in deselve vermelt. Soo dat niet in staat ben in desen, Uw Ed. en de Justitie eenige decent te doen, soo als ik anders van herten deede, soo sulks in het houden der Procedures tegens de gedetin. gelijk ook in andere gevallen kan geschieden, gelieft vrijelijk te disponeren van die geene, die met veel Uwer en agting is.
Mijn Heer en vriend,
U Wel Ed. seer ootmoedige dienaar en was geteekent
O. JUIJN
S'BOSCH den 29 December 1749
Super schrift was
Wel Edele Heer
De Heer LA FORME Drossaart en Secretaris etc.
Tot DEURNE.
Over dNUNEN en EYNDHOVEN.
En is deese na gedaane collatie bevonden te accordeeren, met de origineele missive, getuyge ik ondergeschr. Schepen Loco Secretaris DEURNE desen negende January XVIIc vijftig Toorkonde,
JOHAN BOKHORST
Schepen Loco Secretaris.
JAN van BAKEL, gebooren tot VENROY territoir van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN, en woonende aldaar, in DE BERGEN, digt bij voorschreven dorp oud (zo zegt) in de veertig jaaren, gevangene alhier, aan Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL vrijwillig bekent, en beleden heeft, en ook andersints gebleeken is. Dat hij gevangene met sijn halve broeder CHIRSTIAAN van BAKEL, mede gedetineerde alhier, op Saterdag den twintigsten December des gepasseerde jaars 1700 negen en veertig van VENRAY voorschreven gegaan is, na de Heerlijkheyd van DEURNE, bij zig hebbende eenige wolle gaarens, om deselve aldaar te verkoopen. Dat aldaar aan verscheyden persoonen wolle garens verkogt, en vervolgens des namiddags ontrent de klokke drie uuren zig begeven hebben, ten huyse en herberge van HENDRIK van de MOOSDIJK binnen de Heerlijkheyd van DEURNE woonagtig. Dat hij gevangene, over die verkogte gaarens woorden, en verschil gekreegen, en verscheydene roomertjes genever gedronken hebbende, zijn halve broeder voorschreven een slag in zijn aangesigt gegeven denzelven uytgedaagt, en verdere buytensporigheden bedreven heeft. Dat voornoemde herbergier HENDRIK van de MOOSDIJK hem gevangene, het mes ontweldigt heeft. Dat inmiddels tegens, en in den avond den Vorster met eenige adsistenten, in voorscheven huys en herberge komende, hem gevangene en zijn halve broeder, in arrest genoomen heeft. En zij bijde gevangenen zig als doen geretereert hebben in een kamer, van voorschreven huys en herberge. Dat den Vorster met zijn adsistenten hun gevangenen, in de kamer gevolgt is, en deselve heeft trachten te apprehendeeren. Dat de lampen als toen uytgeraakt sijnde den Vorster verscheydenen steeken, en sneeden zijn toegebragt, en zij eyndelijk overmant zijnde, zijn geapprehendeert, gebonden en in de gevangenisse gebragt. Hoedanig slaan, uytdeigen plegen van buytensporigheden, resisteren van de Justitie en quetsen van een Vorster, zijnde een dienaar van de Justitie, want zaken zijn, die in een Land alwaar een goede Politie en Justitie vigeert, niet kunnen nog mogen worden getolereert, maar anderen ten Excempel, ten hoogsten strafbaarr zijn. Zoo is het dat Mijn Heeren Schepenen voorschreven op alles wel en rijpelijk gelet, en speciaal in acht genomen hebbende. Dat den gevangenen bereyds voor eenige jaaren is gebannen geweest, uyt het territoir van Zijn Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN. Mede gehad het preadvies van twee onpartijdige rechts geleerdens, gezien tot dien het schriftelijk versoek van regt, bij den Heer ANTONI LA FORME Drossard dezer Heerlijkheden, jegens den gevangenen gedaan. Recht doende bannen den gevangenen voor altoos uyt de Heerlijkheden van DEURNE en LIESZEL. Waar uyt zig ten eersten zal hebben te begeven, en daar uyt ten eeuwigen dage te verblijven, op peene dat den gevangene daar weder in komende, swaarder aan den lijve zal worden gestraft. Denselve gevangene in voorschreve bannissement, mitsgaders in de kosten van recht en mise van Justitie condemneerende. Actum in Judicio Criminali desen sestiende January 1700 vijftig. Presenten de Heeren Schepenen ARNOLD van de MORTEL, GERRIT van LOON, JOOST de VET, JACOB van HUGTEN, JAN BOLLEN.
A. van de MORTEL
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
JAN BOLLEN
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Dat mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL in zake voorschreve, zo als hier voor gemelt is, zouden kunnen, en vermogen te vonnissen, is het Pre-advies van de ondergetekende.
Actum S'BOSCH den 13 January 1750.
H.SANTVOORT
A.BASTIDE
Alzo CHRISTIAAN van BAKEL, gebooren tot VENROY territoir van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN, en woonende aldaar, in DE BERGEN, digt bij voorschreven dorps, oud (so segt) in de dertig jaren, gevangene alhier aan Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, vrijwillig bekent, en beleeden heeft, en ook andersints gebleeken is, dat hij gevangene met zijn halve broeder JAN van BAKEL, mede gedetineerde alhier, op Zaterdag den twintigsten December des gepasseerde jaars 1700 negen en veertig, van VENROY voorschreven gegaan is, na de Heerlijkheyt van DEURNE, bij zig hebbende eenige wolle gaarens, om deselven aldaar te verkopen. Dat aldaar aan versheydene personen wolle garens verkogt, en vervolgens des namiddags ontrent de klokke drie uuren, zig begeven hebben, ten huyse en herberge van HENDRIK van de MOOSDIJK, binnen de Heerlijkheyt van DEURNE woonagtig. Dat hij gevangene over die verkogte gaarens woorden en verschil gekreegen, en verscheydene roomertjes genever gedronken hebbende, sijn halve broeder voornmt. aan hem gevangene een slag in zijn aangezigt gegeven, hem uytdaagt en zij beyden verdere buytensporigheden bedreven hebben. Dat inmiddels tegens, en in den avond den Vorster met eenige assistenten, in voorschreven huys, en herberge komende, hem gevangene en zijn halve broeder in arrest genomen heeft, en zij beyde gevangenen zig als doen geritiveert hebben, in een kamer van voorscherven huys en herberge. Dat den Vorster met zijn adsistenten hun gevangenen in die kamer gevolgt is, en deselven heeft trachten te apprehendeeren. Dat de lampen als doen uytgeraakt zijnde hij gevangene den Vorster verscheydene steken, en sneeden heeft toegebragt, en zij eyndelijk overmant zijnde, zijn geapprehendeert, gebonden en in de gevangenisse gebragt. Hoedanig plegen van buytensporigheden, resisteren van de Justitie en quetzen van een Vorster, zijnde een dienaar van de Jusitie. Want zaken zijn, die in een land alwaar een goede Politie en Justitie vigeert, niet kunnen, noch mogen getolereert, maar anderen te Excempel, ten hoogsten strafbaar zijn. Soo is het dat Mijn Heeren Schepenen voorschreven, op alles wel, en rijpelijk gelet, mede gehad het prea advies van twee onpartijdige rechtsgeleerdens. Gezien tot dien het schriftelijk verzoek van recht, bij den Heer ANTONY LA FORME Drossard deser Heerlijkheden. Jegens den gevangenen gedaan, regt doende bannen den gevangenen voor altoos uyt de Heerlijkheden van DEURNE en LIESZEL, waar uyt zig ten eersten zal hebben te begeven, en daar uyt ten eeuwigen dage te verblijven, op peene, dat den gevangenen, daar weder inkomende, zwaarder aan den lijve zal worden gestraft. Den zelven gevangene in het voorschreven bannissement, mitsgaders in de kosten van regt en misen van Justitie condemneerende. Actum in Judicio Criminali desen sestiende January 1700 vijftig. Presenten de Heeren Schepenen, ARNOLD van de MORTEL, GERRIT van LOON, en JOOST de VET, JACOB van HUGTEN, en JAN BOLLEN.
A. van de MORTEL
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
JAN BOLLEN
Mij Present JOHAN BOKHORST Schepen Loco Secretaris.
Dat mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL in zaken voorschreve, zoo als hier voor gemelt is, zouden kunnen, en vermogen te vonnissen, is het Preadvies van de ondertekende. Actum S'BOSCH den 13 January 1750.
H.SAMTVOORT
A.BASTIDE
Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 47B, doos 65, nr. 84.
d.d. 13-01-1750.
Wel Eerwaarde Heeren Schepenen.
Ter voldoeninge van Uwer Wel Eerwaardens missive van den tienden deser gaan hier neffens de twee Preadvisen met de stuckken, in handen van de Heer ANTONY LA FORME, Drossard der Heerlijkheden DEURNE, en LIESSEL, contra JAN en CHRISTIAAN van BAKEL, waar toe mij referende, verblijven met agtinge.
Wel Eerwaarde Heeren Schepenen.
S'BOSCH den 13 January 1750.
Uwer Wel Eerwaardens geaffectioneerde Dienaar.
H.SANTVOORT.
Rechtelijk Archief Deurne, deel 39.
d.d. 12-12-1750.
Compareerden (= verschenen voor rechtbank of ander college) voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, ondergenoemt;
1. d'Heer ANTONI LA FORME, Drossard en Secretaris deser Heerlijkheden, out ontrent agt en sestig Jaaren woonende alhier te DEURNE.
2. Juffrouw MARIA LOZECAAT, Huysvrouw van den voornoemde Heere Drossard, out vijf en zeventig Jaaren.
3. Juffrouw MARIA HAMPEN, de nigt van den Eersten Comparant. out dertig Jaaren.
4. Monsieur GERRIT HAMPEN, Schoolmeester alhier out ontrent seven en twintig Jaaren, neeff van den eersten Comparant, en Broeder van de derde Comparante.
5. En CATARINA van DUUREN, dienstmaagt van den Eerste en Tweede deponente (= sub. beëedigde getuige) woonende alle alhier out vijff en dertig Jaaren.
6. CORNELIS de LOYER, Mr. Chirurgijn alhier.
Alle gerechtelijk gedaagt om getuygenis der waarheyt te geven Requisitie (= sub. vordering; verzoek) van JOHAN BOKHORST, President Loco Officier: dewelke hebben getuygt en verklaart in Faveur van Justitie (= ten gunste van de gerechtigheid) voor waarachtig te weeten den Eersten in ordine (= in rangorde) deponent Sijnde den drossard, en Secretaris LA FORME, dat op Woensdag den Vijff en Twintigsten der voorleede Maand November deses Jaars XVIIc Vijftig, des avond ontrent Tusschen Seven en Halff Agt uuren sijn voornoemde dienstmaagt CATARINA van DUUREN willende uyt den Huys gaan in de Somer Keuken, om iets te haalen dat zoo Ras zij de deur geopent had daar uyt willende gaan aanstonts heeft sien staan eenige manischap hebbende Blauwe Keelen aan die ider een Pistool in de eene Hand, en in de ander een Bajonet, of korte Hauwer hadden, en willende te Rugge gaan in Huys ten Eersten op haar aan viel en met een gewelt zij te Rugge in de Keuken quam met Twee off Drie Keerels met Blauwe Keelen gevolgt van Twee andere gekleed, en gewapent als voor gereserveert den Laatsten die geen Pistool of Houwer had: maar een Bleeke verschooten Blauwe Keel aan had.
Dat den deponent gesien heeft, dat zij wel Twee van haar den eene de voornoemde dienstmaagt Sloegen en Stieten, ter needer wierpen op de grond en haar Handen op den Rugge Bond, en ook haar voeten bij een Bonden, dat se ook doen de voornoemde MARIA HAMPEN zijne nigt ook aangeroepen, en ter aarde needer wierpen, en haar Handen op haar Rugge Bonden, en mede haar voeten bij een bonden, dat zij ook den deponent, aanvallen, die hem wilde weeren, omver rukte, met zijn Hooft op de Taafel, en met een pistool boven in zijn Hooft drie gaten hebben geslagen, en een Houw off groote quetsuur in zijn Lincker hand hebben gegeven, en hem op de grond hebben doen nederleggen zijn voeten bij een gebonden, met Bedreygingen dat zij hem den Hals soude afsnijden, en met een gloeyende Tang soude nijpen die zij ten dien eynde int vuur hadden gelegt, in dien seyde zij den deponent niet aanstonts zijn goud Beurs, en aldat in zijn Broekzak had aan haar gaff en gegeven heeft te weeten aan den geene die de Bleeke Blauwe Keel aan had, Eerst zijn Silvere Sak Orologie (= zilveren zakhorloge) met een Silveren Ketting, drie of vier goude ducaten, en al het Silvere gelt, dat in zijn Sak had, met eenige Stuyvers en Duyten, mitsgaders Een Silvere Ses Kant penne Koker, waar op de plaat aan het een eynde was gesneeden, zijn wapen, Sijnde en Kruys Tusschen ider opening een Ster, Sijnde vier Sterren boven op een Helm, met een Ster daar boven, en op de plaat aan het ander eynde Sijn naam in Cijffer Letters wanneer den voornoemde Booswigt tegens den deponent Seyde, wijst al u gelt aan, en het Cantoor en Silver Servies, anders sal men u den Hals afsnijden. Dat den deponent door het slaan op zijn Hooft het Bloed van zijn hooft, en neus en mont sterk liep, Seer Schreyende en Lammeteerende, Seggende gij zijt immers Christen Menschen, Sult gij soo Schrikkelijk een oud man mishandelen, waar op den voornoemde Booswigt antwoorde, wij zijn Schelmen, wijst aan ons u Cantoor waar op den deponent aan naam sulks te doen, mits dat zij zijn voeten soude los maken: Twelke zij deede wanneer metten voornoemde Booswigt alleen in de Kamer ging, zijn Koffer heeft open gedaan waar in al het gelt was, dat in Huys had, gereserveert een weynig gelt, dat in het Cabinet was, en een Sakje dat daar ook uyt gehaald heeft, te weeten soo van de Revenuen (= plaatselijke inkomsten) van den Heer van DEURNE Eene somme van Twee Hondert Een en vijftig gulden, vijftien stuyvers en veertien penningen.
Item van de Revenuen van de Vrouwe van ASTEN Eene somme van Een Hondert en Twee gulden agtien stuyvers, en Tien penningen.
Item van de Koopcedulle (= koopakte) van de geexcuteerde goederen van de Weduwe JAN DIRK MEULENDIJK van den 7: September 1750 eene Somme van drie en dertig gulden negen stuyvers, en Twaalf penningen.
Item van de Koopcedulle van de Momboir van de Kinderen van de Weduwe MIGGIEL van STEENSEL van den 6 July 1749, Een somme van drie gulden, en elf stuyvers, en agt penningen.
Item van de Koopcedulle van eenige aangehaalde Tussen van de gemeente van 30: Juny 1750: eene Somme van Elff gulden en Elff stuyvers, en agt penningen.
Item van de verkoopcedulle van de Schaer (= sub. opbrengst; oogst; rente; jaarpacht; jaaropbrengst van het land; huurtijd; termijn voor pacht.) van de onmondige kinderen ANTONI van LIESHOUT van 16 July 1749: Eene Somme van veertien gulden Seven Stuyvers, en Twaalf penningen.
Item van de verkoopcedulle van JAN WILBERS van ROGGEL van 13: November 1750: eene Somme van agt gulden Vijff stuyvers.
den 21: September 1750: Item van den Biestand (= sub. hulp en bijstand) van de gemeente van 1750: de somme van drie en dertig gulden Seven stuyf. en agt penn.
Item van de diaconie der Gereformeerde Kerke alhier met nog een weynig gelt dat in een sakje int Cabinet lag van de deaconie dus Saam van de diaconie Eene Somme van Twee Hondert Twaalf gulden vier stuyvers,
Item weegens 40:penn: bij mij ontfangen ten behoeve vant gemeene Lant van Transporten, en geloftens zederden eersten January Laatstleeden een Somme van agt en zeventig gulden, eene penn:
Item van den deponent Circa eene Somme van vier Hondert gulden maakt Saam Eene Somme van Een duysent Een Hondert negen en veertig gulden, Elff Stuyvers en veertien penn., allen het welke van den deponent gerooft en mede genomen heeft.
Weyders heeft dien Booswigt uyt mijn Cabinet etc. gerooft een Silvere Beugeltas, vn mijn vrouw waar in een goud Ringetje met Fijne Steentjes was.
Een dousijn Silvere Leepels
Een dousijn Silveren vorken
Een Silver Mostert Leepeltje
Twee Kleyne Silvere vorkjes
diep in dertig Schoon gewassen mans en vrouwe Hemden
Een groen Cis Jakje met Bloemen van sijn vrouw.
Een nieuwe deegen met een Spin Becke gevest.
Een Rotting (= versierde wandelstok) met een ingelegde peerle d'amoure (= parelmoer) Knop, en ander gold (= goud) meer van de kapstok in de kamer Een nieuwe mans blauwe Stoffe damaste Japon gevoert met gestreept Calemnik dat den deponent dien Booswigt van daar heeft moeten brengen, in zijn agter Kamer en hem moeten openen, het koffer daar in Staande, waar uyt het goet gehaalt heeft. Eerst een groote Silvere Beeker van de Kerk alhier, tot gebruyk vant H.Avondmaal, waar op gesneeden stonden drie Sinnen Beelden vant Geloof, Hoop, en Liefde die mede genoomen heeft.
Dat den deponent ook dien Booswigt heeft moeten brengen op Sijn op of Kelder Kamer, waar van daan gehaalt heeft een valies Kofferke (= reiskoffertje), en een Kleyn Sluytmantje: hetwelk inde Keuken in Huys gebragt heeft waar in eenig geld was van zijn Neeff HAMPEN den vierde in ordine deponent, alwaar het selve zaam met andere Booswigten hebben open gebrooken, en daar uytgehaalt en genoomen hebben het geene daar in was van Sijn Neeff GERRIT HAMPEN den vierde in ordine deponent het welke soude geweest hebben Eerst een Silvere Sak Orologie met een Silvere Ketting een silvere Tabaksdoos, waar op gesneeden stond een May Boom, en het wapen van de Schutterye van S.HAGE.
Een paar groote Silvere geschulpte (= versiert met silveren schelpen) mans schoen gespen uyt sijn Schoenen. Drie paar Handschoenen waar onder een paar nieuwe Hards Leeren (= hertenleer). Een nieuwe gestreepte Slaap Muts en eenige Hemden etc. En vant Ledikant in de Keuke hebben genoomen een paar goede Schiet of Zaal Pistoolen dat ook gehoort en gesien heeft datse de voornoemde Nigt en Dienstmaagt van de deponent met Twee persoonen Bewaarde daar gebonden Lagen, en haar Silver en goud af naamen, het welk Soude bestaan hebben van de Nigt van den deponent in Twee gouden Ringen van haar Hand.
Een paar goude oorringen uyt haar ooren met Blauw Bellen int goud geset.
Een groote Silver Beugel Tas met een Silver Snuyfdoosje, en een Silvere vingerHoet, en twee of drie Schillingen gelt die daar in waaren,
En een paar groote vrouwe Silver Schoen gespen uyt haare Schoenen die op het op of Kelder Kamertje stonden.
En van de dienstmaagt van den deponent Soude hebben genoomen een goud Kruyske dan aan haaren Haals draagt. Weyders stonden voor de deur ook eenige van die vagavonden op Schildwagt. Eyndelijk bond den voornoemde Booswigt den deponent de Handen op een, als mede sijn voeten op den anderen sittende den deponent op een stoel in sijn Kamer alleen, met Recommandatie (= uitdrukkelijke opdracht) Bedreyginge, dat nu gingen vertrecken, en Twee man aan de deur op Schilde wagt Twee uuren soude blijven Staan, en dat wanneer ik mij niet stil en hield of haar liet vervolgen, datse dan daar na mijn Huys soude koomen in Brand Steeken.
Dat dien voorschreven Booswigt was Kleyn van persoon.
Redelijk geset regt op zijn lijff gaande, dun en weynig kort Hair op sijn Hooft out ontrent veertig of in de veertig Jaaren Bruyn van aangesigt Spreekende goed needer Duyts, en vermeent den deponent dat dien Booswigt is geweest den Famieuse vagabond genaamt ARIKEN van TUURENHOUT zooals die eenig dagen daar na aan den deponent is Beschreeven en afgebeeld van die geene die hem wel kennen.
Wijders verklaart den Eersten deponent dat hij verborgen had zijn pennemes, waar mede den deponent aanstonts na het voorschreven geroofde gelt en goed, zijn Banden waar mede sijn voeten bijeen gebonden waaren, los heeft gesneeden, en vervolgens met het voorschreven pennemes heeft los gesnede de Banden waar mede de Handen, en voeten van Sijn vrouw, Nigt en dienstmaagt gebonden waaren, die doen ook of een van haar met het voorschreven penne Mes, de Banden van de Handen van den deponent hebben los gesneeden, dat den deponent Seer was Bloeyende van sijne quetsuuren, en Magteloos was, met zijn Bloeyende Hooft neus etc. met zijn voornoemde Nigt op Solder is gegaan, door Sijn nigt heeft laten Roepen door een venster, om hulp, wanneer verscheyde Schepenen, en Menschen in Huys zijn gekoomen, den deponent ordere (= orde of bevel) gestelt heeft, om de geweldenaars te vervolgen, tot dien eynde de Klok heeft laten Trecken (= luiden), en den Vorster en Schutters, met eenige Ingesetenen van DEURNE, en LIESSEL heeft gesonden, alsmede aan den Drost van ASTEN een Expressen (= bijzondere bode, ijlbode) aanstonts gesonden en vant geval kennis gegeven met versoek van die geweldenaaren aanstonts door die van ASTEN mede te laten vervolgen, gelijk dan die aanstonts zaam vervolgt hebben, tot boven MEYL int OVERQUARTIER van GELDERLAND, en de veeren aan de MAAS op verscheyde plaatsen drie dagen lang hebben laten Besetten, egter deselve niet hebben konnen ontdecken of agterhalen.
De Tweede in Ordine deponente Sijnde de vrouw van den voornoemde Drossard, en Secretaris LA FORME dewelke verklaart ten dage en uure voorschreven de voornoemde geweldenaars gewapent als voor, heeft sien in Huys koomen en aanstonts aanvielen, op voornoemde derde en vierde deponente en haar heeft sien Binden de Handen op de Rugge en de voeten bijeen en haar Man Soodanig heeft Sien Mishandelen door voornoemde vagabonden, en op de grond heeft sien leggen gebonden, en die Boosdoenders aanstonts van haar Hand genoomen hebben Twee goude Ringen, en dat haare voornoemde Man heeft sien gaan aanwijsen aan, een vande vagabonden zijn gelt en goederen, die zij Lieden mede genoomen hebben, en dat eer zij vertrocken, quartier voor negen uuren des avonds, haar Silver Beugel Tas van haar Sijde namen, en doen ook haar Handen bijeen Bonden als mede haar voeten op een Bonden, en doen zaam met voorschreven geroofde gelt en goederen Sijn vertrocken.
De derde in Ordine deponente Sijn de voornoemde Juffrouw MARIA HAMPEN Nigt van den Eerste deponent dewelke verklaart voorschreven Boosdoenders in Huys te hebben Sien koomen, ten dage en uure voorschreven in den avond, gewapend alzoo en van haar Handen met gewelt hebben genoomen Twee gouden Ringen en uyt haar ooren een paar goude oor Ringen met Blauwe Bellen, in het goud geset doen haar handen met gewelt bijeen Bonden op haar Rugge, en ook haar voeten bij een Bonden en Soo op de grond lag met Bedreyginge van haar te sullen dooden, indien zij niet alles af en gaft dat zij daar op aan haar gaf een groote Silvere Beugel Tas die zij op zeyde had, waar in een Silvere Snuyfdoos was en een Silvere vinger Hoed, met Twee of drie Schillingen in gelt, aan haar lieden gegeven heeft, dat zoo lang op de grond lag, een van de vagabonden bij haar bleef tot den Eynde. Wijder gesien heeft hoe afgrijselijk den eerste deponent geslagen en en mishandelt is, dat het Bloed over sijn aangesigt afliep, en hem heeft zien gaan net voornoemde Boosdoenders, om de Coffers te openen, en alles aan te wijsen, welke alle het gelt, en goederen mede genoomen hebben als den Eerste deponent verklaart, dog niet te weeten hoe veel gelt mede genoomen en hebben, met Bedreyginge dat indien zij haar niet stil hield, als weg waaren, of dat vervolgt wierden, haar en Hals Soude Breeken, of vermoorden, en het Huys in Brand soude steeken, waar op voornoemde Boosdoenders quartier voor negen uuren, dien avond zijn vertrocken, met al het geroofde gelt, en goed, dat kort daar aan den Eerste deponent in de Keuken bij haar is gekoomen, en gesien dat met zijn pennemes, zijn vrouw haar deponente en de Vijfde deponente zijnde de dienstmaagt de Banden waar mede haar Handen en voeten gebonden waaren los sneede en doen is zij deponente met den Eerste deponent die weegens sijn quetsuuren op zijn Hooft etc. van het Bloed Seer afgrijselijk daar uyt sag, op de Solder is gegaan, en uyt een venster Brand, en hulp geroepen heeft, als mede om haar Broeder GERRIT HAMPEN den vierde in Ordine deponent te Soeken, die in de Somer Keuken gevonden hebben, waar in geretireert was (= waar in terug getrokken was), en zaam daar uyt geholpen hebben, met een Leer (= ladder) wanneer verscheyde Schepenen en menschen zijn in Huys gekoomen, en de deponente van Schrik en alteratie (= ontroering) seer Beevende en Kreytende (= schreiende) was en des andere daags haar heeft doen laten door Chirurgijn de LOYER.
Den vierde in Ordine deponent Sijnde GERRIT HAMPEN, neef van den Eersten deponent Schoolmeester alhier denwelke verklaart dat int Comptoir (= kantoor) Sat en Schreeff ten dag ende uuren voorschreven, wanneer voornoemde Boosdoenders en geweldenaars in Huys quaamen met sulk een gewelt, dat daar van seer verschrikte, hij sig aanstonts geretireert heeft op de Solder, en van daar op de Hout Solder, van waar gesien heeft dat na hem Sogten in de Torffschuur, dat hij Sig van daar doen geretireert heeft door een Luyk in de Somer Keuken, daar hij in is gebleven, tot zoo Lang met het geroofde gelt en goed quartier voor negen uuren, dien avond vertrocken waaren. Ondertusschen hij in de Somer Keuken was en meent dat gesien heeft dat Twee Keerels van die Boosdoenders, aan de Suyd Zeyde van het Huys de wagt hielde en Twee andere aan de Noord Zeyde, En nog een aan de West Zeyde vant voorschreven Huys bij het Hecken die Telkens Sagtjes Fluyten, en herriden (= drukte of ruzie maakten) tegen den anderen. Wijders verklaart den deponent dat uyt sijn valies koffer, en Sluytmande (= een mand met een deksel en een slot) welke opengebrooken vond, en daar uyt was het voorschreven Silver en ander goed als den Eersten deponent verklaart heeft.
De Vijfde in Ordine deponente sijnde CATARINA de dienstmaagt van den deponent verklaart dat ten dage, en uure voorschreven in den avond willende uytten Huys gaan, in de Somer Keuken, om iets te haalen dat zoo Ras, de voordeur van het Huys geopent had, daar uyt willende gaan, aanstonts heeft sien staan, ter zeyde het Huys eenige Manschap met Blauwe Keelen aan, hebbende ider inde eene Hand een pistool en in de ander Hand, een Bajonet of korte Houwer, en willende te Rugge in Huys gaan, en de deur toe doen, Twee of drie van die Keerels ten Eersten met gewelt op haar aanquaamen, en de deur tegen haar open stieten met soodanig gewelt, dat zaam haast in de Keuken vielen, en haar stootende en Slaande met een Pistool en haar ter aarde Smeeten, en haar Handen op de Rugge, en haar voeten bijeen Bonden, en Seggende tegen haar waar is de Secretaris meenende den voornoemde vierde deponent, den Schoolmeester alsmede waar is den President, Daar op antwoorde ik weet het niet, dat zij daar op Seyde waar is u goud Kruys, daar op Seyde ik heb er geen waar op zij Seyde ik weet dat gij er een hebt, geeft het, of wij sullen u vermoorden, daar op zij deponente zeyde daar Leyt het op het Bed, en zij het daar gevonden en van genoomen hebben, dat zij deponente gesien heeft dat vier gewapende Keerels als voor in Huys zijn geweest als mede den Eerste deponent Soo afgrijselijk heeft sien mishandelen en op zijn Hooft de gaten slaan, en met voeten op sijn Lichaam Stampen doe op de aarde Lag, met Bedreygingen van zijn Hals af te sneyden en een Tang int vuur Leggen, en Gloeyende maakte om hem daar mede te nijpen, en dwingen om zijn Comptoir, gelt en Silver servies aan te weysen, dat zij deponente daar op tegen haar Lieden sijde, doet zijn voeten Los van de Banden, dan sal hij alles aanweysen, het welke zij Lieden deede wanneer den Eerste deponent met den persoon die een Bleeke of verschoote Blauwe Keel aan had is gegaan, in Sijn Kamer, en vervolgens het geheele Huys door de Coffers geopent heeft, die het geroofde gelt en goed daar uyt gehaalt hebben, en van andere plaatsen in Huys mee genoomen hebben dat zij aandagtelijk verscheyde Reysen (= meermalen) dien voornoemde persoon of Booswigt Beschouwt heeft met Bleeke Blauwe Keel, dat hij was een persoon van Lengte Middelmatig, wat geset Bruyn Rondagtig van aansigt, Kort van Hair, gaande Regt op zijn Lijff wiens oogen Flickerende in Sijn Hooft, eenige Pokputten in Sijn aangesigt, Spreekende goed Neederduyts, oud wel veertig Jaaren dat zij gesien heeft dat die Boosdoenders het geroofde goet Telkens uyt den Huys bragten, en een van deselve haar Bewaarde, datse Eyndelijk met alle de voorschreven geroofde gelt en goederen, Savonds quartier voor negen uuren zijn vertrocken, dat Sij kort te vooren gesien heeft datse eerst de Silvere Beugel Tas van de Tweede deponente haar zijde naamen aan deselve haar Handen en voeten Bonden eer en alvoorens vertrocken, en haar aanzeyde datse haar stil moeste houden, en geen Remoer maken als weg waaren, of datse haar anders Soude vermoorden of den Hals Breeken, dat ondertussche het voorschreven geval nog verscheyde vagabonden met geweer voorsien de wagt hielden voor de deur, dat Eyndelijk wanneer Soude vertrecken, van Buyten heeft sien in Huys koomen een van de vagabonden, die voor de deur waren, zijnde een Lange Maager Keerel out ontrent 50 Jaaren hebbende een neusdoek om zijn Hooft, en hebbende een Swarte Baart, aan een opgerolde Blauwe Keel, hebbende een Langer Schiet geweer als een pistool die zeyde tegens de vagabonden in Huys alord mars wanneer de Sacken Toebonden en vertrocken met al het voorschreven geroofde gelt en goed.
Dat de deponente verklaart weyders dat op Dingsdag den 15e September Laatstleeden terwwyl den Eerste deponent niet Thuys was, des voormiddags alhier aant Huys is gekomen, een persoon als voorschreven Persoon met voorschreven Bleeke Blauwe Keel, wien den Eerste deponent zijn Coffers etc. heeft geopent en aangewesen zijn goed, doen was gekleed met een groene Rok met een Smal Koorke van vooren, op hebbende een Slegte Swarte Pruyk Flickerende van oogen en Lit Teeken van een Kleyne quetsuur op zijn rechter Koon bij zijn neus die na den Eerste deponent quam vragen, en sprak op zijn Hoogduyts, voorgevende dat een operateur of quaksalver was, die versogt om den eerste deponent te Spreeken met hem doen veel woorden heeft gewisselt, deselve persoon was geweest den Famieuse vagabond genoemt door de wandeling ARIKE van TUURENHOUT, Soo als die nog Onlangs van Menschen die hem zeer wel kennen aan haar, is Beschreeven, en afgebeeld. Dat de deponente ook wel weet dat alle de voorschreven goederen zoo den eerste deponent en de andere deponenten hebben verklaart dat gerooft zijn hebben in Huys gehad die zij vagabonden hebben meede genoomen, dog niet te weeten hoe veel die in eene Somme Beliepen te weeten het gelt.
Den sesden in Ordine deponent Sijnde den Chirurgijn de LOOYER alhier mede gecompareert is, en verklaart voor waaragtig dat hij ten dage voorschreven des avonds ten half Tien uuren, is gekoomen aant Huys van de deponent, en hem gevonden heeft in Soodanige droevige Situatie en Omstandigheyd affreus van de quetsuuren, en Bloed En hem eerst zijn aan gesigt en Hooft dat seer Bebloeyd was, en nog Bloeyde heeft gewassen, met een Spongie (= spons), en doen hem gevisiteert, en bevonden dat boven in zijn Hooft Twee gaaten geslagen waaren, Een Houw of groote quetsuur in zijn Lincker hand die aanstonds verbonden heb: zedert bevonden dat boven op zijn Hooft nog een gat geslagen was en een quetsuur boven op de middelste vinger van Regter hand, en nog een boven op de voorste vinger van zijn Lincker Hand, en een groote plaaster (= pleister?) heeft gelegt op zijn Lincker Borst, en zeyde waar op getrapt was en waar van seer klaagde van de pijn, dat hij Chirurgijn vermeent die quetsuuren (onder des Heeren Segen) Binnen korten tijt te geneesen.
Dat hij ook de derde on ordine deponente die Seer Extra ordinaar (= buitengewoon) verschrikt en bevende was des anderen daags na het geval heeft gelaten (= geconsulteerd) dat hij ook de Vijfde deponente die mede seer verschrikt was des anderen daags smorgens heeft gelaten.
Eyndigende zij deponenten hier mede dese haare opregte verklaaringe en hebben na voorgaande prelectuure daar bij gepersisteert en Reedenen van welwetendheyd geallegeert en hebben het selve mette woorden Soo waarlijk moest haar God Almachtig helpen Bevestigt Wijders verklaaren wij JOHAN BOKHORST President Schepen, ARNOLD van de MORTEL, JAN BOLLEN, en WILLEM THORO Schepenen van DEURNE en LIESSEL op den Eed van onse Bedieninge gedaan dat wij dien avond ontrent Tien uuren aan het Huys alhier van den Eerste deponent Onse Drossard en Secretaris zijn gekoomen denselven hebben gesien dat seer affreus van het Bloed op zijn Hooft in zijn aangesigt handen en kleederen daar uyt sag en metten Drossard geresolveert (= besloten) de voorschreven deponenten kreeten, en seer Bevende en ontstelt waaren, en wij het voorschreven geval gehoort te hebben alsmede dat de klocke getrocken waaren em volk bij een te doen koomen, eenige van de Ingesetenen hebben gecommandeert, om voorschreven vagabonden aanstonts te vervolgen twelk zij gedaan hebben tot int Overquartier van Gelderland en de veeren aan de MAAS drie dagen hebben doen Besetten, om voorschreven vagabonden met geroofde gelt en goederen te agterhaalen egter deselve niet hebben konnen aantreffen.
Actum DEURNE desen Twaalfden December XVIIc vijftig.
Ten overstaan, van voornoemde en ondergetekende Schepenen.
A.LA FORME
MARIA LOZECAAT huysvrouw van dHeer ANTONI LA FORME heeft een merk gestelt.
MARIA HAMPEN, G.HAMPEN
CATRINA van DUEREN CORNELIS DELOYER
J.BOKHORST A.van de MORTEL
JAN BOLLEN WILLEM THORO.
← Terug naar: CAD 1749Verder naar: CAD 1751 →