CAD 1743
“De Kroniek van Driek”
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46A, doos 52, nr 37.
d.d. 07-09-1743.
No.9
Wel.Ed. Gestrengen Heere.
Den Heere Drossardt alhier heeft mij ter handen laeten stellen Uwe Edele misiven van heden, tot voldoeninghe van welcken hier neffens onder copije seinde desentie den 25e Meert 1739. Vuytgesproocken teghens NICLAES de BROCHE ende comme mede UwelEd. informatie geven dat de huysvrouwe van den voorn. NICLAES niet in detentie is geweest als gewoont hebbende buyten onse Jurisdictie ende gelijck vermeijne, hadde de selve haer vluchtigh gemaeckt soo haest als haeren mant tot KEVELAER met sijnen mede complice CASPAR DECKERS wierden geapprehendeert, sijnde dese vrouwe in lite soo door haeren man, als den voorschr. CASPAR geaccureert geworden dat sij den eersten aenslagh, en aenwijsinghe van bijen te steelen heeft gegeven bij KIJWITS MAN onder WALBECK alwaar oock drij corven met bijen sijn worden gestolen, ende dat den hoenigh van de andere gestolene bijen is geperst worden in het huys van de gehangenen NICLAES, ende in presentie van sijne vrouwe. Ende terwijlen dese twee beijen dieven niet langhen tijd aen de galge hebben gehangen, dan s'nachts daer van sijn worden gedaen, soo heeft ten sulcken tijde alhier de spraecke geweest, dat sulx souden hebben gedaen de twee vrouwen der geexecuteerden, met nogh eenigh bij hun gehadt hebbende kerels, waer over UWelEd. sal gelieven informatie te nemen ende andere persoonen verders in der selve VeelgeEerde missive vermelt sijn alhier niet kenbaar. Ondertusschen verblijve met veel respect,
WelEd. Gestrenge Heere
WelEdele Ootmoedigh Dienaer
BURGERS
GELDERN 7 7ber 1743
Rechtelijk Archief Deurne, deel 38, folio 113 verso.
d.d. 04-11-1743.
HENDRIK HENSKENS alias NAATS, geboortig van VENRAY, verklaarde nergens te woonen, en alomme te gaan bedelen, uytgenoomen dat noyt inde Meyerije heeft gaan bedelen, out ontrent vijftig jaaren, (*) en ontrent vijff en twintig jaar out geweest sijnde tot GEMERT voor schoenmakersknegt ontrent een half jaar geweest te hebben, bij ANDRIES die van ROSMALEN vandaan was, wiens vrouw heete BET WIJNTJES, en nadat half jaar wederom bij sijn moeder tot VENROY vier maanden gewoont te hebben, wanneer sijn moeder storff, en doen te sijn gaan woonen in de stad GOG voor schoenmakers knegt bij THEODORIS DE GILS, en daar ontrent drie maanden gewoont heeft, en vandaar wederom na VENROY ging woonen, alwaar hij sijn moeder dood vond, en aldaar ontrent drie maanden gewoont te hebben, en van daar is gaan woonen te HELMOND, bij VESTER VAN DER HEYDEN voor schoenmakers knegt, en daar ontrent een half jaar gewoont te hebben, en vandaar is gegaan na ZEELAND in het LAND VAN RAVESTEYN en bij PETER LAURENS VAN DUUREN schoenmaker aldaar, en bij denselven vier of vijf jaaren in huys gewoont heeft voor schoenmakers knegt, en van daar is gegaan na MOOK, bij een schoenmaker genoemt HENDRIK GEENEN aldaar, alwaar bij denselven in huys gewoont heeft en gewerkt voor schoenmakers knegt ontrent een jaar, en van daar is gegaan na GELDROP in dese quartiere, bij JACOBUS DE WIT schoenmaker aldaar, en bij denselven voor knegt gewerkt ontrent ses weeken, en zedert tot nu toe altijt over het Land gegaan om een stuk brood te vragen en nu en dan schoenen gelapt, en doen gegaan van GELDROP op ZEELAND, op MOOK en vandaar op GOG, en vandaar op BREE, en vandaar op HELMOND, en vandaar na GEMERT, en vandaar na VECHEL, bij HENDRIK VAN DEN BOGERT schoenmaker aldaar, bij wie over het halff jaar als schoenmakers knegt gewerkt heeft, Ten tweede bij OT FAAS TILLY, en bij JAN GIJSBERS schoenmakers aldaar, alwaar voor schoenmakers knegt gewerkt heeft bij den eersten ontrent twee maanden, en bij den tweede ontrent drie weeken, alsoo hem geen werk konde geven, welke drie basen hij gehad heeft eer op het Land ging bedelen, en dat hij ook alhier tot DEURNE bij HERMANIS NABBEN twee of drie dagen gewerkt heeft, voor schoenmakers knegt, Ook tot VLIERDEN bij HENDRIK KNIK agt dagen gewerkt te hebben:
Dat de vrouwspersoon die hij bij hem heeft sijn vrouw is, waar mede hij tot VENROY is getrouwt door Heer SONNEMANS, die doot is ontrent twee jaaren en een halff geleden, dat sijn vrouw gebooren is van BOER een vlek in het KEULS LAND, dat haar moeder is genoemt MARIA ....... woonende tot WESTERHOUT int voorschreven KEULS LAND, dat sijn vrouw out is seven of agt en twintig jaar, genaamt MECHEL waarbij hij een kint heeft, dat sijn vrouw ook nog een suster heeft genaamt ENGEL out ontrent vier en twintig jaaren die mede op het Land gaat.
Dat hij nadat hij bij HENDRIK KNIK gewoont had, van hem heeft weggehaalt een kalfsvel en een half overleere vel, en dat hij vandaar, daar mede is gegaan na BAKEL, en gekomen sijnde inde NEERSTRAAT, dat voornoemde HENDRIK KNIK hem te peert na quam, en hem het voorschreven leer afgenomen hebbende, liet wandelen, maar geen twee nieuwe groene vellen van hem genoomen te hebben, soo als hij aan HENDRIK KNIK selver wel hondertmaal heeft gesegt, als hij hem dat op straat, en onder anderen hem tot SON indesen quartier gesegt te hebben.
Dat hij naderhant bij MATHEUS TEUNIS woonende alhier ontrent DE SCHUTSBOOM, een Turctayen camisool (= een kledingstuk voor mannen; een soort lang vest met mouwen: later ook zonder mouwen, ook genoemd buis. Was gemaakt van Turks leer = geitenleer) met kopere knoopen, door het venster dat open stond heeft uytgehaalt, en daar mede is gegaan na BAKEL, en gekoomen sijnde aldaar aan het huys van BASTIAAN HERMEN MANDERS, alwaar voormelde MATHEUS hem was na gevolgt, en hem het voorschreven camisool inde kamer van voornoemde BASTIAAN had afgenomen.
Dat die twee menschen daarbij mede geappreheerdeert is (= in hechtenis genomen), sijn genoemt te weeten den langsten JAN geboortig van BOXMEER, en de korsten HENDRIK uit het NIEUWBURGS LAND dat hij bij die twee personen waarvan de langsten een vrouwpersoon met drie kinderen bij haar heeft, over agt dagen of negen dagen geleden is gekomen tot LOON. LANDE VAN KUYK, in een huys gelegen aan de Hey, daar hij met sijn vrouw sat, en alwaar sij quamen bidden (betekend: bedelen), om brood, dat sij doen zamen sijn gegaan na ST.TUENIS, en van ST. TEUNIS op GEMERT, en vandaar op ZEELAND, en vandaar op BOEKEL, en vandaar weder op GEMERT, en vandaar de Hey ende Peel door op CRAAYENHUT onder DEURNE en dat sij onderwegen zamen in Compagnie hebben gaan bedelen, en dat sij in CRAYENHUT eenige romertjes genever gedronken hebben, die sij betaald hebben, en dat sij uyt de Hut vertrocken sijnde, gingen sitten agter een turfhoop, daar sij mits de koude van de nagt een vuur hadden aangelegt, en aldaar sijn geappreheert (= in hechtenis genomen) en zoo hier gebragt, en dat sij vandaar voornemens waaren, om te gaan na VENROY, alsoo het daar heden merktdag is.
Dat de jonge die met JAN en HENDRIK tot LOON bij hem is gekoomen, genoemt is WILLEM geboortig van GELDER, soo hij heeft hooren seggen, die geen ouders en heeft, out ontrent twaalf of dertien jaaren, dat die jonge ook altijd op het Land heeft gaan bedelen: maar dat hij hem noyt voordesen heeft gesien.
Dat den langsten genoemt JAN sijn vader een metselaar is geweest te BOXMEER die hij heel wel gekend heeft.
Dat hij te SON ook heeft gewerkt bij LUYCAS SARISSE schoenmaker aldaar, den tijt van twee jaar, ontrent tien jaaren geleden en in die tijt wel geweest tot AGT onder WOENSEL, en EYNDHOVEN.
Den gevangene verklaart na voorgaande voorlesinge, daar bij te persisteeren (= volharden bij een verklaring blijven; op iets aandringen; volhouden), en sulks d'opregte waarheyt te wesen.
Actum DEURNE desen vierde November XVIIc drie en veertig ten overstaan van DIRK DECKERS, JOOST DE VET, en ARNOLD VAN DE MORTEL Schepenen.
HENDRIK HENSKENS alis NAATS kan zijn naam niet schrijven en tekent met een kruisje.
D.DECJERS, J.de VETH, A.v.d.MORTEL.
Mij Present, A. LA FORME S.secr.
(*) In de doopboeken van VENRAY staan de volgende gegevens opgetekent:
Gedoopt 31-06-1657 IGNATIUS HENSKENS zoon van HENRICK HENSKENS en GRITGEN N.N.
Doopgetuigen DERICK CREMERS en LYSBETH van DAEL. (Gem. archief VENRAY, inv.nr. 990, blz. 182.)
Gedoopt 01-04-1689 HENSCHENIUS, HENRICUS zoon van IGNATIUS HENSCHENIUS en JOHANNA CORNELISSE.
Doopgetuigen JOANNES CORNELISSEA en BEEKE HENSKENS. (inv.nr. 990, blz. 405.)
Gedoopt 01-06-1698 HENSKENS, HENRICUS zoon van IGNATIUS HENSKENS en JOANNA CORNELISSEN.
Doopgetuigen HUBERTUS STRAELEN en HELENA BOGAERTS. (Gem. archief VENRAY inv.nr. 990, blz.487.)
De laatstgenoemde dopeling is vermoedelijk de eerder genoemde HENDRIK HENSKENS alias NAATS.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 38, fol. 116.
d.d. 04-11-1743.
MEGGELT STRAATMANS geboortig van BOER int KEULS LAND, out negen en twintig jaar, gedetineerde alhier:
Dewelke heeft verklaart, en geconfesseert (= ppf. bekend), dat zedert veertien of vijftien jaar, daar vandaan is geweest, en sedert haar heeft geneert (= vb. in haar onderhoud heeft voorzien; bezig heeft gehouden met), met bedelen langs de huysen bij de MAAS, ontrent GELDER en WALBECK, dat sij te Mey eerstkomende ontrent drie jaar geleden, eerst bij HENDRIK HENSEN alias NAATS is gekomen tot WALBECK, maar niet met hem getrouwt te sijn, maar zedert dien tijt altijt bij hem gebleven, en haar tweede kint aan haar verwekt, op haar schoot te hebben, out sijnde ontrent een halft jaar, en dat haar eerste kint is gestorven, en begraven tot WETTEN agter KEVELAER, dat sij nog een suster heeft ENGEL STRAATMANS die drie jaaren jonger is, als sij, die ook altijt heeft gaan bedelen, en die sij in vijft jaaren niet enheeft gesien, dat sij met den voornoemde HENDRIK HENSKENS heeft gaan bedelen, maar dat sij noyt inde MEYERYE heeft geweest, als tegenwoordig.
Dat die twee mans personen niet den jongen, waar mede sij gevangen is, sijn genoemt den Langsten, JAN, is gebooren van BOXMEER en de korsten is genoemt HENDRIK, en dat sij het Land, daar hij vandaan is niet weet te noemen, en dat den jongen, genoemt is WILLEM geboortig van GELDER, en dat hij van jongs af heeft gaan bedelen, en dat de jonge een leere riem heeft, daarbij een van de kinderen van JAN mededraagt.
Dat die personen met een vrouwmensch en drie kinderen bij haar sijn gekomen, tusschen drie en vier weeken geleden tot LOON int LAND van CUYK, aan een uythoek, daar sij s'nachts in een boeren huys hadden geslapen, en alwaar sij s'morgens bij haar sijn gekomen, en zedert bij een gebleven, en zamen alomme hebbe gaan bedelen. Dat sij die twee personen namentlijk JAN, en NEES met den bij haar hebbende jonge, ontrent een jaar geleden, alte zamen heeft zien gaan bedelen int LAND van CLEEF.
Dat haaren soo genoemde man, wel meermaalen aan CRAYEN HUT was geweest, doen hij nog op sijn ambagt ging, en dat JAN aan CRAYENHUT ook wel bekent was, en daar meer geweest was.
En dat sij zamen gisteren avond uyt de Hut gaande geresolveert (= vb. besloten) waaren, om na VENRAY te gaan, omdat het aldaar vandaag merkt dag was, maar dat JAN, en haaren beschonken waaren, en in de Hey bleven leggen, en aldaar een vuur maakten, alwaar sij sijn geapprehendeert.
Eyndigende hier mede dese haare opregte verklaringe en Confessie (= sub. bekentenis; belofte; verklaring) waar bij sij na voorgaande prelecture (= sub. voorlezing) heeft gepersisteer.
Actum DEURNE desen vierde November XVIIc drie en veertig.
Ten overstaan van DIRCK DECKERS, JOOST DE VET en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
MEGGELT STRAATMAN kan haar naam niet schrijven en tekent met een kruisje.
D.DECKERS. J.de VETH. A.v.d.MORTEL.
Mij Present, A.LA FORME s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 117.
d.d. 04-11-1743.
WILLEM geboortig van GELDER, out ontrent dertien jaar, gedetineerde alhier te DEURNE heeft verklaart en geconfesseert, dat sijn vader heeft geheeten JACOBUS van der MOULEN, die altijt heeft gaan bidden (= bedelen), en gewoond heeft in een huysje aant GELDERSBROEK, en door den Toorn Sprong binnen GELDER is dootgebleven, dat hij nog een halve suster heeft, die getrouwt is aan een schoenmaker te GELDER genoemt CHRISTIAAN VITEN, dat sijn suster hem had bestelt op het lintweeven (linne weven?), dat de meester hem altijt soo sloeg dat hij daar maar drie maanden bij geweest te sijn, ging loopen, en zedert altijt heeft gaan bedelen, en dat hij te Alderheyligen over een jaar bij JAN RUTTEN geboortig van BOXMEER is gekomen, dat JAN RUTTEN vrouws zuster te UUM (= UEDEM Dld.) woont, die haar ook met bedelen geneert, dat hij sig daar aan huys bevond, en dat JAN RUTTEN hem daar ook bevond, die hem vraagde of hij de wigteren (= de kinderen) wel een dag of agt dragen woude, gelijk hij dede, en van daar met haar is gegaan na KERVENDONK, en soo al in het rond gaan bedelen. Dat hij ook twee maal tot GEMERT, en HAANDEL (= HANDEL bij GEMERT) is geweest.
Dat HENDRIK mede gedetineerde is van MULHEIM, en bij haar is gekomen op TWISTJE (= TWISTEDEN) bij KEVELAER, ontrent vier maanden geleden, en zedert altijt bij haar en zaamen gaan bedelen.
Dat in de voorleede week JAN RUTTEN en HENDRIK NAATS, met de kleine HENDRIK gisteren agt dagen, sijn geweest op een uythoek van GEMERT naast BOEKEL en dat sij vandaar gingen na BOEKEL en ZEELAND, en GEMERT inde afginge bedelen, en wederom tot HAANDEL op de oude HOEVE bij haar quamen en dat sij doen veel duyten mede gebragt hadden.
Dat JAN RUTTEN die weg na ST.TEUNIS en daar ontrent wel bekend is, dat hij int voorlede jaar van Vastenavond tot Paasschen van haar is geweest, en heeft gaan bedelen int KEULS LAND, en tot UUM (= UEDEM) op VINKENHUT weder bij haar is gekomen sonder te weten, of JAN in die tussentijt gevangen is geweest.
Dat hij evenwel van JAN RUTTENS vrouwe suster tot UUM heeft hooren seggen, dat JAN RUTTEN, te WEL (= WELL) gevangen sat.
Eyndigende hier mede dese sijne opregte verklaaringe, en confessie, waar bij na voorgaande prelecture heeft gepersisteert.
Actum DEURNE desen vierde November XVIIc drie en veertig ten overstaan van DIRK DECKERS, JOOST de VET en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
WILLEM kan zijn naam niet tekenen en tekent daarom met een kruisje.
D.DECKERS. J.de VETH. A.v.d.MORTEL.
Mij present A. LA FORME s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 118.
d.d. 04-11-1743.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt MIGGIEL van CRAYL out ontrent vier en vijftig jaaren, geregtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven, en requisitie (= sub. vordering; verzoek) van Heer PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden denwelke heeft getuygt en verklaart voor waaragtig, dat hij van die geweldenaars, die in December de voorlede jaars s'nagts inde HUT bij hem sijn gekomen, en hem en sijn vrouw seer hadden mishandelt, gebonden, en geslagen niemand en heeft gekend, en ook tot nog toe niet en weet directelijk of indirectelijk, wat voor personen het geweest zijn, nog ook niet te kennen, de twee tegenwoordige gedetineerden persoonen alhier die hem sijn vertoont, en voor geven dat genoemt sijn JAN RUTTEN geboortig van BOXMEER en HENDRIK VAN MULHEYM.
Eyndigende hier mede dese sijne oprechte verklaringe, en heeft na voorgaande prelecture daarbij gepersisteert en redenen van welwetentheyt geallegeert.
Actum DEURNE desen vierde November XVIIc drie en veertig Ten overstaan van DIRCK DECKERS, JOOST DE VET, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
Getekend:
MICHIEL VAN KRAYEL. D.DECKERS. J.de VETH. A.v.d. MORTEL.
Mij Present A. LA FORME s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 118verso.
d.d. 04-11-1743.
JAN RUTTEN out vier of ses en twintig jaaren, geboortig van BOXMEER, gedetineerde alhier: dewelke heeft verklaart en geconfesseert dat sijn vader DIRK RUTTEN ontrent over agt jaaren is gestorven, die metselaar van handwerk was, dat hij ontrent over vier jaaren van BOXMEER is vertrokken, en geen handwerk en kan, en zedert dien tijd zig heeft geneert met bedelen int LAND van CLEEFF, langs de MAAS, en te GEMERT en te HAANDEL, te GENNIP, MOOK, SANTEN (= XANTEN), VIERLINGSBEEK en te MACKEN ( bij HOLTHEES), OPLOO, OVERLOON, dat het bij hem hebbende een vrouwpersoon is genaemt AGNEES, en geboortig van TWISTJE bij KEVELAER, dat sij geen ouders en heeft maar nog een moey (= sub. tante) die genaamt is MEGGELT SCHUUTTJES woonende op TWISTJE voorschreven.
Datse nog twee susters heeft d'eene genoemt JENNEKE woonende tot UUM, end andere genoemt CATERIEN die ook gaat bedelen.
Dat hij met dat vrouw persoon niet getrouwt en is, maar een kint daar aan verweckt heeft, out ontrent vijf vierendeel jaars (= 1 jaar en 3 maanden), en dat sij nog twee voorkinderen heeft van haaren eersten man, die hij heeft hooren seggen, omdat hij eenige byen (= bijenkorven met bijen) weggehaalt had, opgehangen is te KEVELAER, dat hij ontrent drie jaaren geleden, bij het voornoemde vrouwmensch is gekomen, op het TWISTJE, en daar, uyt mede lijden met haar is gegaan, om dat twee kinderen had, en tot nog toe bij haar is gebleven, en dat hij wel nu en dan des somers is gaan arbeyden int LAND van CLEEFT, terwijlen dat sij om een stuk broot ging bedelen.
Dat HENDRIK die hem gesegt heeft gebooren te sijn te MULHEYM, bij hem is gekoomen, int LAND van CLEEFF, in een dorp genoemt HET VEN, ontrent twee maanden geleden, en zedert in compagnie met hem, en sijn bij hebbende voornoemd vrouwspersoon is gaan bedelen, en dat HENDRIK NAATS met een vrouwspersoon, en een kint, bij haar is gekomen, op een uythoek van LOON, s'morgens ontrent agt uuren, sijnde ontrent drie weeken geleden.
Dat de jonge genaamt WILLEM bij haar is gekomen te UUM, aan het huys van sijne vrouwe suster, en dat hij die jonge versogt om een van de kinderen over de weg te dragen, en zoo te zamen te gaan bedelen.
Dat hij ook tot WEL aan de MAAS met sijn vrouw en kinderen heeft gaan bedelen, en daar gevangen wert genoomen, en gegeeselt is, op den 2e Mey 1743: sonder te weeten waarom, als dat'er gestoolen was, en datter geseyt wiert, dat hij het soude gedaan hebben.
Datse wel met haar drieën manspersonen, in Compagnie hebben HAANDEL gaan, die dan s'avonts op de HOEF te HAANDEL bij een quamen, en laatstelijk alle te zaamen in Compagnie van HAANDEL sijn weggegaan door de Hey, ende Peel tot datse gisteren avond quamen, aan de HUT, onder DEURNE, alwaar hij eenige romertjes genever hebben gedronken en betaalt, en inden avond sijn vertrocken, met intentie om van daar te gaan na MERKSEL (= MERSELO) onder VENRAY en vandaar na MEYEL om te bedelen dog datse aan een turfhoop inde PEEL mits de koude, een vuur hadden gestookt, en aldaar gevangen sijn geworden, en hier gebragt.
Eyndigende hier mede dese sijne opregte verklaaringe en confessie, en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert.
Actum DEURNE desen vierden November XVIIc drie en veertig. Ten overstaan van DIRCK DECKERS, JOOST de VET, en ARNOLD van de MORTEL. Schepenen.
JAN RUTTEN zegt dat hij zijn naam niet kan schrijven en tekent met een kruisje.
Getekend door de drie voornoemde Schepenen en door A. LA FORME s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 120.
d.d. 04-11-1743.
AGNEES JANSEN out ontrent vier en dertig jaaren, geboren van TWISTJE gelegen kort bij KEVELAER, gedetineerde alhier: dewelke heeft verklaart, en geconsesteert buyten pijn, en banden van ijzere (= zonder pijn en ongeboeid), dat sij is getrouwd geweest met NICOLAAS DE BROOS tot WALBECK bij de Pastoor, ontrent agt of negen jaaren geleden, die aan haar verweckt heeft twee kinderen, en dat haar man is gestorven ontrent vijff jaaren geleden, en tot KEVELAER alvoorens gehangen, omdat hij eenige bijen gestoolen had, en dat hij scheper (= schaapsherder) was doe sij met hem trouwde, en dat sij doen een huys huurde op het TWISTJE, en haar geneerde met vodde en lompen, en toebak (= tabak) te koopen, en verkoopen, dat haar man ontrent een half jaar doot sijnde geweest, sij geraakt is bij JAN RUTTEN die op het TWISTJE bij haar quam, met een vrouws persoon die haar man, met haar man te gelijk gehangen waren, die nog eenig goet op het TWISTJE had, datse quamen afhaalen, en daar sij hem toe had gekregen om dat te dragen ontrent veertien dagen, of drie weeken daar na JAN RUTTEN wederom bij haar is gekomen, en haar vraagde of sij met hem wilde gaan, gelijk sij gedaan heeft, en tot nu toe bij hem gebleven, en geleeft heeft, als of sij getrouwt waren, en aan haar een kind verweckt heeft, sijnde een jonge oud ontrent vijff vierdedeel jaars (= 1 jaar en 3 maanden), en haar geneert hebben met te gaan bedelen, en somers wat gaan werken, en doorgaans te hebben gaan bedelen int LAND van CLEEFF, en int LAND van CUYK, en ook tot GEMERT en HAANDEL, en langs de MAAS en datse nog een persoon bij haar hebben genaamt HENDRIK geboortig elders aan den RIJN, en niet te weeten hoelang bij haar geweest is: maar soo lang hij bij haar geweest is, met haar altijd heeft gaan bedelen,
Dat den jonge genaamt WILLEM die sijn niet weet, waar van daan of hoe out is voord'eerst reys bij haar is gekoomen, inden voorleide jaare, sonder te weeten op wat plaats, dat hij ook eenige tijt van haar is geweest, en zedert Paasschen bij haar is gebleven en met haar gaan bedelen.
Dat zedert drie weeken, ook bij haar is gekoomen HENDRIK NAATS met een vrouw mensch en een kint, int LAND van KESSEL, onder wegen op de weg en doen zamen sijn gegaan na LOON int LAND van CUYK, en vervolgens door andere dorpen die sij niet en kent na HAANDEL en GEMERT, dat sij niet onthouwen en heeft, dat de manslui en dan met haar drieën zamen elders na toegingen, en savonts weder bij malkanderen quamen, ter plaatse bij haar afgesprooken.
Dat sij laatst zamen in Compagnie sijn gekoomen van HAANDEL gisteren avond in CRAYEN HUT, onder DEURNE en vandaar sijn gegaan in de Hey, agter een turff hoop, en alwaar sij vermits de koude een vuur soude gestookt hebben, en vandaar voornemens waaren heden na MERKSELE (= MERSELO), en van daar na MEYEL te gaan, dan dat sij bij dat vuur sittende aldaar sijn geapprehendeert geworden.
Eyndigende sij hier mede haare opregte verklaaringe en confessie, en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert.
Actum DEURNE desen vierde November XVIIc drie en veertig.
Ten overstaan van DIRCK DECKERS, JOOST de VET, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
AGNEES JANSEN kan haar naam niet schrijven en tekent met een merkteken.
Verder getekend door de Schepenen en A. LA FORME s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 121verso.
d.d. 04-11-1743.
HENDRIK MERGELBERG, out, ontrent Een en Twintig jaaren, gebooren te MULHEYM aan de ROER, gedetineerde alhier denwelke heeft verklaart en geconfesseert, dat sijn moeder nog inlevende lijve, woonende tot MULHEYM voorschreven, en haar kost wint met arbeyden aande steenkoolen, dat hij nog twee susters en twee Broeders heeft, de waar van een Broeder en twee susters getrouwt sijn, dat twee Broeders, en eene suster woonen tot MULHEYM, en d'ander suster getrouwt is, met een soldaat in Hollandschen Dienst, dat Paasschen laatstleden hij van sijn moeder is gegaan na het land van CLEEFF, om te sien of hij daar bij een Boer werk konde krijgen, en daar geen werk konnende krijgen, is gaan bedelen, en geraakt is naden Boekweyt oogst bij JAN RUTTEN, en sijn vrouw, die eene jonge genoemt WILLEN bij haar hadden, en doen voort tot nu toe bij haar is gebleven, en alomme met haar in Compagnie heeft gaan bedelen, int LAND van CLEEFF en LAND van CUYK, langs de MAAS en te HAANDEL en GEMERT en int LAND van RAVESTEYN.
Dat HENDRIK alias NAATS bij haar is gekomen met een vrouwmensch en een kint, ontrent drie weeken geleden, bij een boer tot LOON int LAND van CUYK, en zoo zamen al bedelende sijn omgegaan, tot dat sij eyndelijk sijn gekoomen tot HAANDEL, en GEMERT, en vandaar gisteren avond aan CRAYENHUT onder DEURNE: alwaar sij eenige romertjes gedronken en betaalt hebbende, sijn gegaan inde Hey, bij een turffhoop daar sij een vuur aan leyen, mitsde koude, omhaar te warmen, en daar ook geapprehendeert sijn.
Dat sij met haar drie mans personen allen sijn gegaan, na ZEELAND, latende den jonge met de vrouwluy en kinderen apart gaan bedelen, naar dat sij malkanderen besprooken hadden op de GROOTE of OUDE HOEVE tot HAANDEL s'avonds weer te sullen vinden gelijk geschiet was.
Eyndigende enz. enz. (zie voorgaande akten)
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46A, doos 57, nr. 31.
Aan de Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
Remonstreert PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden dat hij gisteren nagt heeft geapprehendeert, een troep tzaam gerotte dieven, gesonde stoute, en alom vageerende sterke bedelaars, en bedelaressen, t zaam boeleerende in alle ontucht, ten hoogsten verfoeylijk zijn levende, ook geschavotteerde persoonen van welke sommige van haare kintsheyt af, en nu al tot jaaren gekoomen, altijt herom gesworven, tot schrik der goede ingesetenen gevageert, en die geknevelt hebben, soo als uyt haare preparatoire examens, en eygen confessie ten desen annex sub no. 2, 3, 4, 5 en 6 middag klaar af te neemen is, en die na alle waarschijnelijkheyt de minste van haar gepleegde schelmstucken, nog maar hebben geconfesseert, genaamt sijnde HENDRIK HENSKENS alias NAATS, geboortig van VENROY, out vijftig jaaren, met sijn bijsit genaamt MEGGEL STRAATMANS, geboortig van BOER, int KEULS LAND, out negen en twintig jaaren, daarbij twee kinderen aan heeft verwekt, waar van sij nog een int leven, bij haar heeft, geboortig van GELDER, out veertien jaaren.
JAN RUTTEN out vier of ses en twintig jaaren, geboortig van BOXMEER, tot WEL gegeeselt sijnde, met sijn bijzit AGNES JANSEN out vier en dertig jaaren, geboortig van TWISTJE, met twee voor, en een na kint wiens eerste man of bijsit te KEVELAAR is opgehangen.
HENDRIK MERGELBERG out een en twintig jaaren, geboortig tot MULHEIJM aan de ROER.
Allentwelke tot kennisse vanden remonstrant gekoomen, en bij haar preparatoir examen geconfesseert, en geconfirmeert sijnde, saaken zijn, die in een Land van goede Justitie, en Politie geen zints sijn te dulden, maar ten hoogsten strafbaar.
Soo is den Remonstrant en Officii genootsaakt, sig te keeren tot Uw Eerw. en tegens de voors. persoonen te versoeken decreet van Corporeele apprehensie, om tegens deselve ingevolge de Placcaten van den Lande, tot Condigne straffe, en afschrik van andere te procedeeren.
'T welke doende etc.
PERO de CASSEMAJOR.
Requeste voor P. de CASSEMAJOR Drossaart alhier
omme decreet van apprehensie tot lasten van HENDRIK HENSKENS alias NAATS Cum suis.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 05-11-1743.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL de Requeste Cum Annexis aan haar gepresenteert bij ofte van wegen d'Heer PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden, tendeerende, om te hebben decreet van Corpareele apprhensie op de persoonen van HENDRIK HENSKENS alias NAATS geboortig van VENROY met zijn bijzit MEGGEL STRAATMANS, geboortig van BOER int KEULSLAND, WILLEM geboortig van GELDER, JAN RUTTEN, geboortig van BOXMEER, met sijn bijzit AGNES JANSEN, HENDRIK MERGELBERG geboortig tot MULHEYM aan de ROER. Over en ter saake van dieverije vanden Eersten, en alomzaamen boeleerende, in alle ontugt, en ook geschavotteerde, en sommige van haar kintsheyt alom gesworven, en gevageert en gebedelt, en nergens woonagtig zijn, volgens haare eyge confessien. Ten eynde tegens deselve kan procederen volgens de placaten van den Lande. Mijne Heeren Schepenen voorschreven accordeeren aan den Heer R.O. Remonstrant decreet van apprehensie ten lasten vaan deselve. Actum in Judicio Crimminale desen vijftde November XVIIc drie en veertig. Toorkonde.
D. DECKERS
H. van de WATER
J. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d. 07-11-1743.
No. 7. Wel Gestr. Heere.
Dint in antwoordt op U Wel. Ed. geEerde van den 7e deser waar uyt gesien hebbe dat aldaar bij U Wel Ed. geapprehendeert sijn eenighe vagabonden ofte landtloopers, waarvan mij onder andere bekent is den persoon van JAN RUTTEN, mits den selve hier op den 27e Febr. deses jaars heb laeten apprehendeeren mit eenighe andere vagabonden te weten mit PETER van KESSEL, JACOBUS KOCKERS en MARIA JANSSEN waarvan onder andere eene heb uytgelevert aen de justitie van S'HERTOGENBOSCH, alwaar den selve oock is tot justitie gebroght woorden om de fijten die den selve daer te lande voor ettelicke jaeren gepleght hadde, mit naeme PETER van KESSEL, ick hebbe doen hier noch op de omliggende plaetse alwaar ick mij geinformeert hadde niets konnen vinden tot hunne laste als alleen tot laste van voorgaande PETER van KESSEL dye volgens de nenighe hier mit eene geselinghe sijn gestraeft woorden, volgens teneur van Sijne Con. Majests. placaet, hier neffens compt de sententie gegeven alhier in judicio tegens JAN RUTTEN mitte daer onderstaende confirmatie van den Souverainen Hove van GELDERLANDT. voorschr. wel dat ick ten reguarde van de geapprehendeerde U WelEd. in faveur van de justitie meer illucidatie hadde konnen toesenden blijve inmiddels naar dinst offers aen UWelEd en familie
Wel Ed Gestr. Heere
U Wel Ed ootmoedigen Dienaer
T.J. ROIFFS
WELL den 7 9ber 1743.
Bijlagen van no. 7.
Copia
Vonnisse in saake van den Heer Scholtis Nod. Officij Cly.
Tegens
JAN RUTTEN gedetineerden en beklaaghden.
De pretente Schepenen extraordinair vergadert, gehoort de feiten van belasting van wegen den Here Clyr deselfs constitutie als mede de responderinge daertegens en adverso, en 't placaet van Sijne Con. Majt. de dato den 19 April 1725, gexamineert hebbende, condemneeren den beklaagden tot gesselinge van drij roeden jeder van drij slagen, Bannissement uyt desen Lande en confiscatie van goederen alles met approbatie van den Edictore. Actum in judicio WELL den 18 April 1743. Onderstont, Ter ordonantie A. PEELEN Secr.
'T Hof gesien de voorstaende sententie, met de stucken der Criminelee procedure daer inne gereclameert, verklaart dat die bij de selve sententie gedicteerde straffe soo verre sal worden verandert en gescherpt dat den gedetineerde JAN RUTTEN sal worden gebrocht ter plaatse alwaar men gewoon is tot WELL criminele justitie te doen aldaar gebonden aen eenen pael sal worden gegeesselt met twintigh roeden met jeder drij slagen en sulx geschiet bant den selven ten eeuwigen daagen uyt 't district van Sijne Con. Majts. aendeel deses Hertogdombs GELDER hem verbiedende daar inne te kommen op poene van van naerder aan den Lijve te sullen worden gestrafft, den voorschreven geapprehendeerden tot dien condemneerende in de kosten en misen van justitie. Actum in de Cancellarije tot GELDER den 23e April 1743. Was geteekent, DE DOORNICK
Lager stont Ter ordonantie van den Hove B.T. TERVIS.
! Achterzijde !
Recepta 8 9ber 1743
WelEd Gestr. Heer
Mijn Heer P. de CASSEMAJOR Drossardt der Heerlijkheden DEURNE ende LIESEL, tot DEURNE.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 123.
d.d. 18-11-1743.
HENDRIK HENSKENS alias NAATS geapprehendeerde, en gedetineerde alhier dewelke nader heeft verklaart en geconfesseert, dat ontkent een Swarte Sergien (= lichtgekeperde ) vrouweschort, te VECHEL verkogt te hebben, voor ses schillingen; ontkent ook eenig leer tot NISTELROY, daar hij als knegt werkte, genomen te hebben.
Bekent op Alderheyligen dag of wel 1e November 1743 met de kleine jonge te sijn geweest, op de HOEVEN van SCHEEPSTAL onder BAKEL, en daar een schepje Boekeweyte meel aan hem gegeven te sijn.
Ontkent uyt het bakhuys van GIJSBERT RAYMAKERS, anders genaamt wort, GIJSBERT den BROUWER tot VECHEL over de BRUG, gehaalt te hebben een halve sak rogge, en twee vaten boekweyte meel en weg genomen te hebben.
Heeft bekent dat heden drie weeken geleden, met sijn bij hebbende Complicen (= medeplichtigen) en nog een vrouws persoon, is geweest tot OVERLOON LANDE van CUYK, welk vrouwspersoon was genoemt MIEKE, die te FIERLINGSBEEK van haar af is gegaan, datse daar zamen in een drooge sloot tusschen LOON en VENROY, lagen en een vuurtje stookte: dog ontkende dat sij daar pistoolen bij haar hadden leggen. Ontkende verders tegens seekeren persoon die hem, op den 7e deser int gevangen huys quam sien, versogt te hebben, niet te willen seggen, als doen sak pistoolen bij haar te hebben sien leggen. Bekent dat in het Camisool, dat hij van MATHEUS TEUNIS RIJERS alhier mede genoomen had, inde sak eenige duyten waaren, die hij daar uyt genoomen heeft.
Bekent dat ontrent dertien jaaren geleden tot MILHEEZE onder BAKEL heeft geslapen op de solder bij ANTONIS MOOLENGRAAFF, herbergier aldaar, en daar van gehaalt, en mede genoomen twee hemden.
Bekent eenig dagen voor sijn apprehentie met sijn bij hebbende Complicen, ten huyse van SIMONS WISMANS, alias SYMON POT sijnde een herberg te MERSELEN onder VENRAY geweest te hebben en aldaar een glaasje Foesel gehad voor hem, end anderen boterhammen gegeten te hebben, en datse daar geen gelt voor en hebben gegeven.
Eyndigende hier mede dese sijne confessie waar bij na voorgaande prelecture heeft gepersisteert.
Actum DEURNE desen agtiende November XNIIc drie en veertig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL, en JOHAN BOKHORST Schepenen.
Getekend door HENDRIK HENSKENS met een kruisje, en de voornoemde Schepenen.
Mij Present A. LA FORME, s.secr.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol.124.
d.d. 18-11-1743.
HENDRIK MERGELBERG geapprehendeerde en gedetineerde alhier. Dewelke nader heeft verklaart en geconfesseert, dat heden ontrent drie weeken geleden in een drooge sloot op het VENRAYSE gelegen hebbben, en daar een vuurtje stookte, dat hij met JAN RUTTEN, en sijn bijsit, en WILLEM van GELDER, en een seeker vrouwspersoon genaamt MIEKE, sijnde een oude vrouw, van BOXMEER sijn gekoomen tot LOON int LAND van CUYK, en van daar met HENDRIK HENSKENS en sijn bijsit, en dat HENDRIK HENSKENS vier oft vijft dagen van te voren nog een vreemd kerel bij hem had, die genoemt wort de MULDER sijnde een oude afgedankte soldaat, sijn gekoomen in voorschreven sloot.
Ontkent dat sij daar sak pistoolen bij haar hadden leggen.
Ontkent insgelijks oyt te LOTTUM geweest te hebben.
Bekent dat hij voorts met dit volk, die mede gevangen sijn, heeft gaan bedelen.
Bekend eenige dagen voor sijn apprehensie met sijn bij hebbende Complicen, ten huyse van SIMON WISMANS alias SYMON POT, sijnde een herberg, te MERSELEN onder VENRAY geweest te hebben en aldaar meel gebedelt en bekomen te hebben.
Eyndigende hier mede sijne confessie waar bij na voorgaande prelecture heeft gepersisteert.
Actum DEURNE desen agtiende November XVIIc drie en veertig.
Ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en JOHAN BOKHORST Schepenen.
(Werd getekent zoals bij voorgaande akten).
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 38, fol. 124verso.
d.d. 18-11-1743.
WILLEM geboortig van GELDER, geapprehendeerde, en gedetineerde alhier, denwelke mader heeft geconfesseert dat hij met zijn complicen, en nog een vrouwspersoon genoemd MIEKE, is geweest tot OVERLOON int LAND van KUYK datse tusschen MERSELE en VENROY ontrent heden drie weeken geleden, hebben gelegen in een drooge sloot, en daar een vuurtje hebben gestookt.
Dat de sak diese bij haar hebben niet in CRAY sijn HUT gehaalt is, maar dat JAN RUTTEN, die sak al hadde, doen hij eerst bij hem quam, en daar gewent was kooren in te doen, dat de boeren hem gaven.
Dat op Alderheyligen laatstleden hij is geweest met HENDRIK NAATS op een seekere HOEVE tusscen GEMERT en BAKEL, genaamt SCHEEPSTAL, en dat HENDRIK voornoemt, daar meel gekregen had, en ook had gevraagd om spek, maar dat de vrouw antwoorde geen spek te hebben, en dat haar ander bij hebbende geselschap haar soo lang bleven wagten in de Hey ontrent de Beek.
Dat hij mede geweest is eenige dagen voor sijn apprehensie, met HENDRIK NAATS, JAN RUTTEN, en HENDRIK MERGELBERG tot MERSELE onder VENRAY, en dat daar bij de boeren int rond om spek ginge bedelen, en al braaft wat spek gekregen hadden, en dat de vrouwluyden ondertusschen in de CAMPEN bleven leggen en vuur stookten.
Eyndigende hier mede dese sije confessie waar bij na voorgaande prelecture heeft gepersisteert.
Actum desen agtiende November XVIIc drie en veertig ten overstaan van ARNOLD van de MORTEL en JOHAN BOKHORST Schepenen.
( De akte werd getekend zoals voorgaande akten).
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 125verso.
d.d. 18-11-1743.
JAN RUTTEN geapprhendeerde en gedetineerde alhier, dewelken nader heeft geconfesseert, en verklaart, te ontkennen dat hij NICOLAAS DE BROSJE alias DEN BRABANDER, met sijn complicen te KEVELAER gehangen van de galg heeft helpen doen.
Heeft ook geconfesseert dat hij ontrent drie weeken geleden, met de'andere gevangenen, en een vrouwspersoon genaamt MARIE, zamen van LOON LANDE van CUYK waarin gekomen tusschen VENROY en LOON int BROEK, en daar een vuur hadden gestookt, dat de voornoemde vrouwspersoon MARIE al een geruymen tijt met haar omgegaan had, en ontkent datse sak pistoolen bij haar hadden.
Heeft geconfesseert dat, na eenige tijt hij tot WEL gegeselt was, den arme JAGER van WEL, hem door sijn rechterbeen geschooten heeft.
Dat ten tijde als hij tot WEL gevange was, daar ook sat eene PETER van KESSEL die van daar na DEN BOSCH is gebragt, en dat JACOBUS KOCKENS, en MARIE JANSEN in het selfde gevangenhuys saten, en die ook nevens hem gegeesselt sijn.
Segt niet op de HOEVE van SCHEEPSTAL onder BAKEL te sijn geweest op Alderheyligen laatstleden: maar dat HENDRIK NAATS en de kleine jonge WILLEM genaamt daar geweest waren, en dat hij met sijn bij hebbend geselschap, soolange in de Hey bleven wagten tot dat sij wederom quamen, en dat sij terugge komende, niet anders dan wat meel mede brogten.
Dat hij eenige dagen voor sijne apprehensie met sijn mede geselschap, en gevangenen alhier sijn geweest tot MERKSELEN onder VENRAY, en dat sij te weeten alle de manspersoonen alle de huysen aldaar af hadden wesen bedelen, en braaff spek, boter, brood en meel gekregen hadden, en dat aan het huys van SYMOM POT herbergier aldaar Foesel gedronken hadden, daarse niet voor en hadden betaalt.
Dat een sak die hij bij sig heeft sijn vrouw altijt gehad heeft, endat hij niet weet hoe sij daar aan gekomen is.
Eyndigende enz. enz.
Actum DEURNE den agtiende November XVIIc drie en veertig.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 126.
d.d. 18-11-1743.
AGNEES JANSEN geapprehendeerde en gedetineerde alhier, dewelke nader heeft geconfesseert, en ontkent dat den honing van de gestolen bien korven, door haar eerste man NICOLAAS BROSJE, alias DEN BRABANDER, en CASPAR DECKERS gestoolen, in haar huys en presentie sijn uytgeperst.
Ontkent dat sij volk of menschen gekregen heeft, om haar eerste man van de galg te helpen doen of snijden.
Dat sij ontkent drie weeken geleden met d'andere gevangenen, en een vrouwspersoon genaamt MARIE, d'welke MARIE de selve is, die tot WEL met JAN RUTTEN, en JACOBUS KOCKENS gegeeselt is, zamen van LOON LANDE van KUYK waaren gekomen tusschen VENROY, en LOON int BROEK, en daar een vuur gestookt hadden, dat ook JACOBUS KOCKEN tot STEENBERGEN gelegen bij UUM, naderhant is geschooten, soodanig dat daar van gestorven is.
Verders ontkennende, dat se sak pistoolen bij haar gehad hebben.
Dat op Alderheyligen laatstleden HENDRIK NAATS, met WILLEM van GELDER, sijn geweest op de HOEVE genaamt SCHEEPSTAL onder BAKEL, en dat sij ondertusschen, tot dat sij wederom quamen, in de Hey bij de Beek na haar bleven wagten, en dat sij kort daar aan wederquamen met eenig meel.
Datse eenige dagen voor haare apprehensie te weeten de manspersoonen sijn geweest te MERKSELEN, en datse daar hebben gaan bedelen, en braaf spek, boter, brood en meel daar vandaan hebben gebragt, bij haar int veld daar se lagen en wagten.
Eyndigende enz. enz.
Actum DEURNE den agtiende November XVIIc drie en veertig.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 127.
d.d. 18-11-1743.
MEGGELT STRAATMANS gedetineerde alhier, dewelke nader heeft geconfesseert dat sij ontrent drie weeken geleden metd'andere gevangenen, en MARIE, zamen van LOON LANDE van KUYK waaren gekoomen, tusschen VENROY, en LOON int BROEK, en daar een vuur gestookt hadden, maar geen pistoolen gesien te hebben.
Dat op Alderheyligen laatstleden sij niet en weet waar sij toe geweest sijn of waar haar man met WILLENM VAN GELDER na toe soude geweest sijn.
Dat se eenige dagen voor haar apprehensie, te weeten de manspersoonen sijn geweest te MERKSELE onder VENROY, en datse daar hebben gaan bedelen en braaff spek, boter, brood en meel hebben mede gebragt, bij haar int velt daarse lagen, en wagten.
Eyndigende enz. enz..
Actum DEURNE den agtiende November XVIIc drie en veertig.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr 31.
d.d. 23-11-1743.
No. 5. DONKER
Compareerden voor Scheepenen in VECHEL ondergenoemt GIJSBERT RADEMAEKERS ou ontrent 51 jaeren, woonagtig alhier OVER DE BRUGGE, genaamt AEN DE HOOGEIJNDE en AART HENDRIK TEUNISSE out ontrent 36 jaeren ook inwoonder alhier ter plaatse genaamt AEN DE LEEST, weesende lieden van Eeren en staende ter goeder naam en faam; welke ter instantie van de Heer PERO DE CASSEMAJOR, Drossard der Heerlijkhhydt DEURNE en LIESSEL, hebben verclaert, getuygt, en gedeponeert waer, ende waeragtig te weesen, en voor eerst, den eersten in ordine deponent, dat nu ontrent thien jaeren geleeden sonder den preciesen dag onthouden te hebben, sijn poort, naast de straat, die tot beveijlinge van sijne huysinge, schuur en plaats is dienende, van binnen wel was toegedaen met eenen houten tob.
Dat ook een clijn poortje daer neve was hangende, tgeene met een eijsere clinck open en toegaat, ook selfs op de clinck had gedaan, dat ook sijne schuurdeuren van binnen met houtere pinnen wel waeren toegemaakt dat dit alles als na gewoonte de poorte en deure waeren voorsien en toe gemaekt; is in huys en nae bedt gegaan. Egter des nagts daer aen is gebeurt, dat sijn schuurdeur, die van binnen als voorschreven getobt was, open is gedaen en van desselfs schuur eeren of dorsvloer, is affgehaalt, en gestolen eenen halven sak rogge, als ook nog uyt den baktrog, die mede op dien eeren stondt, gehaalt twee vaeten boekwijt, meel, als mede eenen nieuwen leegen meelsak geteekent met roode verff, met de letteren G.R. die hij deponent, op de kar welke was staande op sijn besloote plaats was affgehaalt, apparent daer dese twee vaeten meel ingedaen waeren geworden.
Dat hij eerste deponent van dese gedaene dieverijen, sijne nabueren kennis gaff, en sig informeerde off sij iemants vreemts hadde gesien, wanneer hem wiert gerapporteert, dat sij hadden gehoort, dat seekeren HENDRIK NAATS voor desen schoenmakers knegt, alhier gewoont hebbende bij OTTO DE LIE op wien sij geen goet, vertrouwen hadde, hem deponent door MARIE huysvrouw DANIEL van BERGIJK wiert geseijt, dat desen HENDRIK NAATS, naast haer deur ten huyse van den laatsten deponent hadt geweest, en eenen meelsak gepresenteert te vercoopen, dat hij deponent op weg was om daer nae toe gaen, dog onder weegen hoorende dat den selven NAATS al was vertrokken.
De tweede deponent, welke met sijne broeders en suster, te saemen woonde neffens DANIEL van BERGEIJK verclaert, dat tijde voorschreven nu ontrent tien jaaren geleeden, en dat wel nae sijn best onthout, des nagts circa twee a drie uuren, aen sijn woonhuys is gecomen, iemant cloppende op de deur, en versogt om binnen te weesen en gevraagt wie hij was, antwoorde (soo hij meent) te sijn eenen HENDRIK NAATS, dat hij deponent de deur opende, desen HENDRIK NAATS binnen comende, sijde dat hij als dien bij het vuur gink sitten en een pijp toebak rookte, dat hij om sijn lijff hadde eenen meelsak, sijnde sijnen hoet, en rok, heel wittagtig en nae sijn gedagte met meels bestooven, en welke meelsak hij naar sijn best onthout, aen hem deponent presenteerde te vercopen, dog hij deponent daer toe geen speculatie hebbende, hem versogt te vertrekken, dat HENDRIK NAATS sijde laat mij hier slaapen, dat hij deponent sijde, als gij slaapen wilt, gaat opt hoij op de balken liggen alwaar hij ook is henen gegaan en sanderen daags smorgens vroeg vertrokken.
Verders verclaet hij tweede deponent dat hij smorgens hoorde seggen, dat ten huyse van den eersten deponent rogge en boekwijte meel, ook eenen nieuwen meelsak was gestoolen.
Allegeerende sij deponenten voor redenen van welwetenthijt allent geene voorschreven staat, gehoort, en gebeurt, gesien, en voorgevallen te sijn, en bij haar nog in verse geheugen te weesen als oft heden geschiet was.
Eyndigende hier mede, haare waere, en opregte verclaeringe, en hebbe nae prelectuure daer bij gepersisteert, ende waerheyt van dien, met de woorden, Soo waerlijk helpe haer Godt Almagtig versterkt. Actum VECHEL desen drieentwintigsten November Seeventienhondert drie en veertig, en is de minute Prothocolaire deses bij de deponenten neffens LAMBERT van den BOOGAART President en gecommitteerde vant Officie, en GERARD van de SANDEN Schepen, en mij Secretaris behoorlijk onderteekent.
Quo attestor.
P.de JONG, 1743.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 127verso.
d.d. 26-11-1743.
Interrogatoire (= sub.ondervraging), omme daar op ter Instantie (= op dringend verzoek van; op aandrang van) ende Requisitie (= met opvordering) van de Heer PERO de CASSEMAJOR Drossaert alhier R:O: (= rechter ordinair, gewone rechter) te hooren en ondervraagen, de personen van HENDRIK HENSKENS alias NAATS gevangene en gedetineerde alhier tot DEURNE mitsgaders zijn bijzit MEGGEL STRAATMANS.
Ende hebben deselve opd'onderstaande articulen, en vraagstukken geantwoord soo, en als in margine (= op de rand van een blad papier of perkament) van deselve geschreven staat.
1. Ende eerstelijk HENDRIK HENSKENS, gevraagd sijnde zijn ouderdom.
- HENDRIK HENSKENS, verklaart out te zijn ontrent vijftig jaaren en ook in de wandeling genoemd te sijn HEYNTJE QUANT.
2. Of hij voorleden maand Mey over twee jaaren en dus over de twee jaar, en ontrent seven maanden geleden, niet eerstmaal tot WALBECK bij MEGGEL STRAATMANS gekoomen is.
- Antwoort Ja, ter plaatse op de genadeberg bij 't TWISTJE, bij haar hebbende een persoon gaande kreupel, genaamt de MANKE DIRK, die swart hayr had, lang en dik van postuur, een groote dikke kop hebbende out ontrent vijf en twintig jaaren, geboortig int LAND van GULICH te BREY.
3. Of MEGGEL zedert die tijt niet altijt met hem overal is gaan bedelen, langs de MAAS, int LAND van CUYK, te LOON, KEVELAER, HAANDEL, GEMERT, BAKEL, en waar hij zedert die tijt is geweest.
- Antwoort dat MEGGEL eens een maand van hem geweest is, maar anders overal, uytgenoomen te BAKEL, met hem heeft gaan bedelen, maar dat JAN RUTTEN, de KLEYNEN HENDRIK en de JONGE zijn geweest aant LANK HUYS te BAKEL op de KIEVITSBRAAK op den Eersten deser maand en daar hebben gebedelt.
4. Of hij ontrent tien jaaren geleden niet heeft verkeert, gewoont, of sig eenigentijt opgehouden tot VECHEL.
- Antwoort daar over ontrent tien jaaren wel geweest te hebben maar niet gewoont, als voor ontrent dertien jaaren.
5. En of hij niet kent den persoon, van AART HENDRIK TEUNISSEN tot VECHEL, die te dier tijt met sijn broeders en suster te zaamen woonden neffens DANIEL VAN BERGHEYK.
- Ontkent AERT HENDRIK TEUNISSEN te kennen of noyt in huys, of op de schelft geslapen te hebben.
6. Of hij op die tijt des nagts tusschen twee à drie uuren, daar aan huys niet is koomen kloppen, en versogt ingelaten te worden, om daar te slapen.
- Ontkent desen articul.
7. Of hij in huys gelaten sijnde niet eerst een pijp ging sitten rooken, en seyde dat hij gewoont hadden, bij haaren nabuur OTTO de LIE schoenmaker.
- ad idem.
8. Of zijn gevangene Rock of swarte Keel en Hoet doen hij daar in huys quam, niet seer met meel bestoven waaren.
- Bekent dat voor ontrent tien jaaren, wanneer tot VECHEL was, aanhadde een Swarte Keel, dog den verdere inhoud van dese articul te ontkennen.
9. En of hij met eenen nieuwen meelsak om sijn lijf had, of hij die daar niet afdeed, en aanden voornoemde AERT HENDRIK TEUNISSEN presentande (= aanbood om) te verkoopen.
- Ontkent desen geheelen articul.
10. Of hij doen niet op de balken is gaan slapen, en sanderendaags s'morgens vroeg weggegaan is.
- Ontkent desen articul.
11. Waar hij die meelsak heeft gelaten en aan wien die verkogt heeft.
- Ontkent desen articul.
12. Waar hij die nagt dan heeft geslapen.
- Ontkent daar niet geweest te sijn, en segt verders in geen tien of twaalf jaaren tot VECHEL geweest te sijn.
13. Of hij den persoon, en woonhuys van GIJSBERT RADEMAKERS tot VECHEL over de BRUG, aan de HOOGEYNDE niet kent en weet.
- Verklaart het huys wel te kennen: maar niet den persoon van GIJSBERT RADEMAKERS, alias DEN BROUWER.
De post verklaart hem wel te kennen onder den naam van GIJSBERT DEN BROUWER, en dat hij daar woont.
14. Of hij op dienselven nagt wanneer hij daar aan huys quam, en wel eenige uuren te vooren, ook niet geweest is, aant huys van GIJSBERT DEN BROUWER.
- Ontkent desen articul.
15. Of hij doen uyt den schuur of van de dorsvloer van GIJSBERT DEN BROUWER, niet heeft gehaalt eenen halven sak rogge, en uyt den baktrog, die mede op den schuur aren stont twee vaten boekweyt meel.
- Ontkent desen articul.
16. En van de kar die op de beslooten plaats stont, eenen nieuwen sak gemerkt met roode letters G.R. gehaalt te hebben.
- ad idem.
17. Hoe hij op de plaats, en inde schuur, dewijl de deuren geslooten waaren gekoomen is.
- Ontkent desen articul alsoo daar niet geweest te sijn.
18. Wie kan den rog, en boekweyte meel had helpen weg dragen, en waarbij dat gelaten hebben.
- ad idem.
19. Of hij ontrent seven of agt jaar geleden tot VECHEL, aant huys van LAMBERT DONKERS over de BRUG, niet te koop veylde, een swarte Sergie vrouwe schort ( sergie = gekeperde stof), seggende die geërft te hebben, van sijn overleden suster.
- Bekent daar geweest te zijn maar wel tien jaaren geleden, maar geen swarte schort gezien of gehad te hebben en dat sijn suster wel agtien jaar dood is geweest, en geen suster gehad te hebben, daar van hij erffgenaam is geweest.
20. En of hij die schort niet verkogt heeft aan ADRIAAN VAN DEN TILLAER voor ses schillingen.
- Bekent ADRIAAN VAN DEN TILLAER wel te kennen maar geen schort gehad te hebben, of aan hem verkogt te hebben.
21. Of hij de vellen van HENDRIK KNIK woonende te VLIERDEN tot VENRAY, op een kar zeggende, daar niet heeft afgehaalt, en of HENDRIK KNIK hem niet tot LOON toe vervolgde, en hem daar agterhaalde, en hem deselve weer af nam.
- Bekent een vel aldaar van de kar, die in een besloote schuur stond, in den avond ontrent negen jaaren geleden, gehaalt te hebben en dat verkogt te hebben voor drie guldens tien stuyvers Hollands gelt tot OPLOO int LAND van CUYK, aan HERMAN DE SCHOENMAKER.
MEGGEL STRAATMANS.
1. Eerstelijk te vragen haaren ouderdom.
- MEGGEL STRAATMANS verklaart out te wesen ontrent negen en twintig jaaren.
2. Of sij voorlede maand Mey over twee jaaren, en dus over de twee jaar, en ontrent seven maanden geleden, niet eerstmaal tot WALBECK bij HENDRIK HENSKENS alias NAATS niet is gekomen.
- Antwoort: Ja.
3. Of HENDRIK HENSKENS zedert, die tijt altijt met haar overal is gaan bedelen, langs de MAAS, int LAND van CUYK te LOON en andere plaatsen, KEVELAER, HAANDEL, GEMERT, BAKEL en waar hij sedert die tijt is geweest.
- Antwoort: Ja, uytgenomen dat tot BAKEL niet gebedelt heeft.
4. En of HENDRIK HENSKENS alias NAATS geduurende, dat sij met hem verkeert, en omgegaan heeft, haar noyt heeft vertelt, dat hij tot VECHEL, als schoenmakers knegt gewerkt heeft.
- Antwoort dat HENDRIK HENSKENS alias NAATS met haar verkeert heeft en aan haar wel gesegt dat tot VECHEL als schoenmakers knegt gewerkt heeft, en dikwils geweest is.
5. En of hij haar daar bij niet heeft vertelt, dat hij eens tot VECHEL eenigen rog en wat boekweyte meel uyt een schuur had genomen, en wat hij daar mede gedaan had.
- Antwoort sulks noyt tegen haar vertelt te hebben.
6. Met wat voor vrouwlui dat hij al om pleeg te gaan, eer sij bij hem gekoomen was.
- Antwoort haar daar van noyt gesproken te hebben: of sulks te weeten.
Aldus de gedetineerde gehoort en geëxamineert, en haare responsieven (= sub: beantwoording; antwoord), in margine aangetekent. Dewelke verklaaren na voorgaande prelecturen bij haare gegeven antwoord voorsoo wel ider aangaat te persisteeren.
Actum DEURNE desen 26e November XVIIc drie en veertig ten overstaan van DIRCK DECKERS en ARNOLD van de MORTEL Schepenen. Getekend als gewoonlijk.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d. 04-12-1743.
Gesien bij de ondergetekende Regtsgeleerden de requeste door, ofte bij CHRISTIAAN FITTEN, woonende binnen de Stad GELDER, als man en momboir van sijne huysvrouwe MARTINA LOUWERMANS aan Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL gepresenteert; en waar bij, om geallegeerde redenen versogt is, ten fine het decreet van apprehensie, op den vijfde November laestleden jegens WILLEM VERMEULEN, halve broeder van des Suppliants voorn. huysvrouwe geboortig tot AMSTERDAM, en nog nauwelijks den ouderdom van dertien jaeren bereijkt hebbende, gedecreteert, en bij den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossard van voors. Heerlijkheden geobtineert, in te trecken, en den selven daer van te ontslaan, mitsgaders gemelte jongeling aan handen van den Suppliant, (offererende de geresene onkosten te voldoen), over te geven, dunkt (onder correctie) dat Heeren Schepenen van DEURNE en LIESSEL, in den eersten in margine van voorn. requeste souden kunnen, en vermogen te appointeren in voege als volgt:
Mijn Heeren Schepenen gehad hebbende het preadvies van drie onpartijdige regts geleerdens stellen dese requeste in handen van den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, omme daer op te dienen van sijn berigt, en, dat doende tegelijk doceere, indien de apprehensie van voorn. WILLEM VERMEULEN geschiedt is onder de Jurisdictie van Sijne Koniglijke Majesteyt van PRUYSSEN dat hij Nomine Officii apprehendant der selven geapprehendeerde WILLEM VERMEULEN aan den Officier en de geregte van de Jurisdictie van meergemelte Sijne Koniglijke Majesteyt van PRUYSSEN, waar onder de apprehensie geschied is, aengepresenteert heeft, en de selve van de overgifte van dien gerenuncieert hebben; omme, het een, en het ander gesien sijnde, te disponeren, soo als bevonden sal worden te behoren, Actum den
Dat voorn. berigt van bewijs ingekomen sijnde, en niets geheel essentieels ten lasten van meergemelte WILLEM VERMEULEN door, oft van wegens den Heere N.O. apprehendant gebragt wordende, als welke om sijne jonge jaeren volgens regten of verschoninge, ofte wel eenige reflectie soude kunnen verdienen, dat Heeren Schepenen in soodanige gevallen in de tweede plaats souden kunnen slaan het navolgende appointement; te weten,
Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheyt DEURNE en LIESSEL gesien en gelesen hebbende de requeste, door, ende bij CHRISTIAAN FITTEN, wonende binnen de Stad GELDER, als man, ende momboir van sijne huysvrouwe MARTINA LAUWERMAN halve suster van WILLEM VERMEULEN, geboortig tot AMSTERDAM, en nog nauwelijk (soo geposeert word) den ouderdom van derthien jaeren berijkt hebbende uyt kragte van Decreet van apprehensie op, en ten lasten van den selve WILLEM VERMEULEN op den vijfde November laatstleden gedecreteert, gevangene alhier, tenderende, ten eynde het decreet van apprehensie voorn. mogte worden ingetrocken, en WILLEM VERMEULEN voorn. daer van te ontslaan, en den selven in handen van den Suppliant aenpresenterende de kosten te voldoen, over te geven: gesien tot dien den appointemente van dato den in margin van voorn. request gestelt, waar bij het selve gestelt is geworden uit handen van den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden voorn. Nomine Officii apprehendant, om te dienen van sijn berigt;
En het berigt, en document ter voldoening van voorn. appointemente ingekomen. En op alles wel en rijpelijk gelet, ende gehad het preadvies van drie onpartijdige regtsgeleerdens, Mijne Heeren Schepenen voors. consideratie, en particulier reguard nemende op de jonge jaaren van WILLEM VERMEULEN voorn. trekken in het decreet van apprehensie op den vijfde November deses jaars 1700 drie en veertig op, ende ten lasten van WILLEM VERMEULEN aan den Heere Nomine Officii remonstrant verleent, ontslaan den selven WILLEM VERMEULEN uyt sijne gevangenisse, en verklaren dat den selven aan den Suppliant voldoe de kosten ten tijde soo van de apprehensie, als in de gevangenisse van WILLEM VERMEULEN geresen; en bij handtastinge belove, sorg te sullen dragen, dat meergemelte WILLEM VERMEULEN niet meer koome onder de Jurisdictie van dese Heerlijkheden van DEURNE en LIESSEL.
Dat de Heeren Schepenen van DEURNE en LIESSEL in desen souden kunnen, ende vermogen te appointeren in voege voorn. is het advies van de ondergeschrevene.
Actum S'BOSCH 4e December 1743.
H.SAMTVOORT
J.H. van HEURN
!Op de achterzijde!
Preadvies voor de Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
Voor 3 preadviseurs
te samen / 5. 8. -
Extensie 0.18. -
Zegel 0.12. 8
/ 6.18. 8
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d. 04-12-1743.
Gesien bij de ondertekende regts geleerden de remonstratie door den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden van DEURNE en LIESSEL aan mijn Heeren Schepenen der voorm. Heerlijkheden gepresenteert op, ende jegens het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS, anders genaamt NAATS, geboortig van VENROIJ in het Overquartier van GELDERLANDT, partage van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN; mitsgaders de vijff annexen aen voorn. remonstratie geannexeert, ende het Decreet van Apprehensie in date den vijfde November deses jaars 1700 drie en veertig op, ende ten lasten van voorn. HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, als doen nog in leven sijnde, geobtineert, ende bij haars Schepenen voorn. gedecreteert, dunkt (onder verbeteringe) dat, na dat Heeren Schepenen der Heerlijkheden van DEURNE en LIESSEL sal gebleken sijn, in dien de apprehentie van HENDRIK HENSKENS, alias NAATS aan de Officier en de geregte van de Jurisdictie van meergemelde Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN door, ofte van wegens den Heere Nomine Officii renmonstrant om over te geven aangepresenteert is, en dat deselve van de overgifte gerenuncieert hebben, souden kunnen geven het volgende appointement ofte sententie.
Gesien bij mijn Heere Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL de remonstratie, aan hen op den gedaan overgegeven bij den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard der Heerlijkheden voorn. Nomine Officii apprehendant.
Eysscher, ende aanlegger tegens het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS alias NAATS, geboortig van VENROIJ in het Overquartier van GELDERLAND, partage van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN gedaan; mitsgaders het decreet van apprehensie, in dato den vijfde November deses 1700 drie en veertig tegens den selven al nog in leven sijnde, bij den heere remonstrant geobtineert, en de annexe bewijsen, tot vijf in getal daar aen geannexeert, en dan eyndelijk gesien het bewijs, dat den Heere Nomine Officii remonstrant voorn. HENDRIK HENSKENS, alias NAATS aan den Officier en de geregte van de Jurisdictie van Sijne Koniglijke Majesteyt van PRUYSSEN waar onder de apprehensie geschied is, aangepresenteert is, en dat denselve daar van gerenuncieert hebben. En op alles wel, en rijpelijk gelet, en particulier in agt genomen sijnde, dat voornoemde HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, alomme ten platte landen, en speciaal onder het ressort van de Hoog Mog. Heeren Staeten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN sedert een geruymen tijd van jaeren gesonds lijfs sijn fait gemaekt heeft, van te gaan bedelen; en ook eenige dieverijen gepleegt, en al wijder met sekere MECHEL STRAATMANS, geboortig tot BOEL in den Lande van CEULEN, alomme gesworven, in ontugt, en hoererije geleeft heeft. Dat boven dien, in de gevangenisse binnen dese Heerlijkheyt uyt cragte van voorn. decreet, van apprehentie gestelt sijnde, daer uyt nevens een sijner complicen is uytgebrooken, en dus deselve gevioleert heeft, boven, en behalven dat nog seer suspect is, van nog andere, en strafweerdige euveldaden gepleegt te hebben.
Mijn Heeren Schepenen, gesien het preadvies van drie onpartijdige regts geleerdens, wijsen en verklaaren voor regt, dat het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, door de dienaars van de Justitie van DEURNE en LIESSEL, van de plaats, alwaar sig thans bevind sal gebragt worden op een kar, van daar vervoert ter plaatse van het buyten geregt van DEURNE, en LIESSEL, en aldaar begraven worden, het doode lighaam van voorn. HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, daartoe mitsgaders in de kosten van regt en misen van Justitie condemneerende.
Actum in Judicio den 7 December 1743.
Dat Heere Schepenen van DEURNE en LIESSEL in desen souden kunnen, en vermogen te sententieren in voege voorn. is het advies van de ondergeschrevenen.
Actm S'BOSCH den 4e December 1743.
H. SANTVOORT Van HEURN (onleesbaar)
!Op de achterzijde!
Preadvies voor de Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden
DEURNE en LIESSEL
Voor 3 preadviseurs / 13.10.--.
Extensie 0.18.--.
Zegel 0.12. 8.
/ 15. 0. 8.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 131.
d.d. 07-12-1743.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijheden DEURNE EN LIESSEL ondergenoemt ANNA weduwe JAN WILLEM ANENS out ontrent vijff en zeventig jaaren, ende HENDERINA haare dogter out ontrent een en veertig jaaren, beyde woonende tot ERP in de quartiere van PEELLAND, gerigtelijk (= gerechtelijk) gearresteert (= gedaan) en gedaagt, om getuigenis der waarheyt te geven, ter Requisitie (= ter opvordering) van d'Heer PERO DE CASSEMAJOR Drossaard deeser Heerlijkheden: dewelke hebben getuugt, en verklaart, dat ze gezien, een mans persoon, alhier gevangen zittende op de NEERHUYSINGE vant CASTEEL, ende bekent onder de naam van JAN RUTTEN soo hij hier voor geeft te heeten, Een van de twee persoonen is, die op Woensdagavond ontrent vijff uuren, sijnde geweest den 12e December van den voorlede jaar 1742: ten haare huyse gestaan en gelegen binnen voorschreven dorpe van ERP, ter plaatse genaamt RIJKERBROEK of VELUEN, anders genaamt in de KOEKOEK met haar tweeën sijn ingekoomen, en aldaar soo aan de deponenten (= sub. beëdigde getuigen), als haar goederen hebben gepleegt soodanige geweldenarijen, en dieverijen, als begrepen sijn in seekere attestatie (= sub.getuigenis; verklaring; bekrachtiging), die de deponenten verklaaren daar van op den 21e December daar aanvolgende voor Schepenen van ERP gegeven te hebben, en waar van haar op heden copie authententijiq (= gewaarmerkt cq. origineel afschrift) is voorgelezen, en vertoont bij het passeeren deses en bij dewelke gegeven attestatie sij comparanten verklaaren te persisteeren, en houden, die, als of deselve alhier van woorde tot woorde was geinsereert (ppf. ingelast; ingevoegd).
En hebben de voormelde comparanten de waarheyt van dien, en dat den voornoemde gevangene een van de selve geweldenaars is, en haar nog seer wel bekent is met solemnele Eede met de woorden soo waarlijk mocht haar God almagtig helpen, bevestigt in handen van den Heere Drossard alhier, en in presentie en bijwesen van den voornoemde gevangene.
Actum DEURNE desen sevende December XVIIc drie en veertig.
Ten overstaan van HERMANUS van de WATER en ARNOLD van de MORTEL, Schepenen.
Getekent als gewoon.
Oud Rechtlijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 07-12-1743.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL de Remonstrantie aan haar op den 30e November 1743 overgegeven bij den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden Nomine Offici, apprehendant Eysscher, ende aanlegger, tegens het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS alias NAATS geboortig van VENROY, in het Overquartier van GELDERLAND, partage van Sijne Koninglijke Majesteyt van PRUYSSEN, gedaan. Mitsgaders het decreet van apprehensie, in dato den vijfde November deses jaars 1700 drie en veertig, tegens denselven, alnog in leven sijnde, bij den Heere Remonstrant geobtineert, ende annexe bewijsen tot vijft in getal daar aan geannexeert, en dan eyndelijk gezien het bewijs, dat den Heere Nomine Officiis Remonstrant voornoemde HENDRIK HENSKENS alias NAATS, met alle de andere gevangenen nae hem geapprehendeert nog hier sijnde, aan den Officier, en de geregte van de Jurisdictie van sijne Konniglijke Majesteyt van PRUYSSEN, waar onder de apprehensie geschied is. Aangepresenteert is, ende dat denselve van de overgifte daar van gerenuncieert hebben. En op alles wel, en rijpelijk gelet, en particulier, in agt genoomen sijnde, dat voornoemde HENDRIK HENSKENS alias NAATS, alomme ten plattenlanden, en speciaal onder het Ressort van de Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal der VEREENIGDE NEDERLANDEN, zedert een geruymen tijt van jaaren gesond lijfs zijn fait gemaakt heeft, van te gaan bedelen, en ook eenige dieverijen gepleegt. En al wijders met seekere MECHEL STRAATMANS geboortig tot BOEL, inden Lande van KEULEN, alomme gesworve, in ontugt en hoererije geleeft heeft. Dat bovendien inde gevangenis binnen dese Heerlijkheyt uyt kragte van voorschreven decreet van apprehensie gestelt sijnde, daar uyt tevens een sijner Complicen is uytgebrooken, en dus deselve gevioleert heeft. Boven en behalven, dat nog seer suspect is van nog andere, en straffweerdige euveldade gepleegt te hebben. Mijn Heeren Schepenen gezien het preadvies van drie onpartijdige Regtsgeleerdens, wijsen en verklaaren voor Regt, dat het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS alias NAATS, door de dienaars van de Justitie van DEURNE, en LIESZEL, van de plaats, alwaar sig thans bevind sal gebragt worden op een kar, van daar vervoert ter plaatse van het buyten geregt van DEURNE en LIESZEL, en aldaar begraven werden het doode lighaam van voornoemde HENDRIK HENSKENS alias NAATS, daartoe mitsgaders inde costen van Regt en misen van Justitie condemneerende.
Actum in Inducio Criminali desen sevende December XVIIc drie en veertig.
D. DECKERS
H. van de WATER
J. van LOON
J. v. HUGTEN
J. de VETH
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d.07-12-1743.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL ondergenoemt HERMANUS van de WATER, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen van DEURNE en LIESZEL. Dewelke verklaaren bij desen, op den Eed, ten aanvang van haare respective bedieninge gedaan, ter Requisitie van dHeer PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden, voor waaragtig, dat sij comparanten ten versoeke van den Heere Requirant, haar gisteren expres hebben begeven, na VENRAIJ, partage van Sijne Koninglijke Majesteijt van PRUYSSEN, en aan den Heere Scholtis en den geregte aldaar, uyt naame van den Heere Requirant hebbe aangepresenteert het doode lighaam van HENDRIK HENSKENS alias NAATS met alle d'andere gevangenen, alsoo op de Jurisdictie van VENRAIJ, nevens hem geapprehendeert waaren, denoterende daarmede MEGGELT STRAATMANS geboortig van BOER int KEULS LAND, WILLEM geboortig van GELDER, JAN RUTTEN, geboortig van BOXMEER, met sijn bijzit AGNEES JANSEN, HENDRIK MERGELBERG geboortig tot MULHEIJM aan de ROER, die alhier nog gevangen zijn. Dewelke aan de comparanten verklaart heeft, zoo voor hun als uyt naame van den geregte, van de aangifte van de voorn. gevangens te renuntieeren, en af te zien of diergelijke woorden in substantie.
Eindigende sij comparanten hier mede dese haare waaragtige verklaaringe, en hebben na voorgaande prelecture, daar bij gepersisteert, en redenen van welwetentheyt geallegeert, het geene voorschreven staat, alsoo gepasseert te zijn. Actum DEURNE desen sevende December XVIIc drie en veertig. Ten overstaan van DIRK DECKERS en JOOST de VET, Schepenen, die de minute deses ten Protocolle benevens de comparanten, en mijn ondergeschr. sub. Secretaris behoorlijk onderteekent hebben.
Quod attestor
A. LA FORME
! Achterzijde !
Attestatie van HERMANUS van de WATER en ARNOLD van de MORTEL Schepenen ter Requisitie van de Heer PERO de CASSEMAJOR Drossard van DEURNE en LIESZEL
den 7e December 1743
Dat den Scholtus en gerechte van VENRAIJ, mij de gevangenen of schoon op de Jurisdictie van VENRAIJ geapprehendeert over geefft.
Jura van Prothocollen passeeren en uytmaken 1.16. 0
Schepenen 0. 6. 0
Zegel 0. 7. 8
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 132.
d.d. 08-12-1743.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE EN LIESSEL ondergenoemt, HENDERINA dogter ANNA weduwe JAN WILLEM ARIENS out ontrent een en veertig jaaren woonende tot ERP op RIJKERBEEK in de KOEKOEK geregtelijk gearresteert, en gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven, ter requisitie van de Heer PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden: den welke heeft getuygt en verklaart, voor waaragtig, dat sij comparante heden desen morgen heeft gezien, en gesprooken (benalven de gevangenen) die sij gisteren heeft gezien, twee vrouwspersonen, gedetineert sittende op de neerhuysinge, van het Casteel alhier, dat het grootste of langste vrouwmensch, alhier bekent onder de naam AGNEES JANSSEN en bijzit van JAN RUTTEN, in de maand December des jaars 1742 na dat sij comparante en haar moeder door den voornoemde JAN RUTTEN, en nog een ander persoon, haar tot nog toe onbekent, op een geweldige wijse waaren mishandelt, en bestoolen, heeft komen bedelen, dat de voornoemde AGNEES JANSSEN, die sij hier gedetineert heeft vinden sitten, die selfde persoon is, die na het voorschreven mishandeelen bij haar aan de deur tot vier distincte reysen (= vier afzonderlijke keren) in de week na St.Lucia sijn de ordinaar (= overheidspersoon) den 13e December des voorleden jaars heeft koomen bedelen, en een aalmoes vragen, dat door haar deponente (= beëedigde getuige) d'eerste reys, (= de eerste keer) datse quam bedelen, aan haar presenteerde een sneede droog broot, die door gemelte AGNEES JANSEN wiert geweygert aan te nemen, seggende het is soo droog, dat de deponente haar daar wat boter toe gaft, waar op sij doen is vertrocken, en daags daar aan wederom is koomen bedelen, en in huys siende, te gelijk vraagde, hoe ziet het'er hier soo uyt, waar deponente op antwoorde, daar is niet aangelegen, hoe het'er uyt ziet, dat sij deponente door aan haar presenteerde een duyt, die sij mede weygerde aan te nemen, en sij deponente weer aan haar gaf een snee broot met boter gesmeert, daarop sij weder is vertrocken, sonder iets verder quaat bij haar gedaan te hebben: en nog twee maal daarna in die selfde week aan haar huys is gekoomen om een aalmoes te vragen.
Eyndigende sij deponente hier mede dese haar opregte verklaaringe, en heeft na voorgaande prelecture, daar bij gepersisteert, en redenen van welwetendheyt geallegeert dat haar alle het geene voorschreven nog in versche geheugenis is, of het heden was geschiet en het selve met de woorden Soo Waarlijk moest haar God Almagtig helpen bevestigt.
Actum DEURNE desen agsten December XVIIc drie en veertig ten overstaan van DIRK DECKERS en JOOST de VET Schepenen.
Word getekend zoo als gewoon.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 31.
d.d. 08-12-1743.
Interrogatorium omme daar op ter instantie ende requisitie van de Heer PERO DE CASSEMAJOR Drossard alhier, Ratione Officie te hooren en ondervragen, den persoon van JAN RUTTEN, gevangene en gedetineerde alhier tot DEURNE. Ende heeft denselven op de onderstaande articulen en vraagstucken geantwoord soo als in margine van deselve geschreven staat.
Articul 1.
Den gevangene, sig opgevende den naam van JAN RUTTEN te wesen, oft sulx sijn regten naam is,
Antwoort geen andere naam te hebben.
2.
Sijn ouderdom.
Out ontrent vier of vijff en twintig jaaren.
3.
Waar gebooren.
Gebooren te BOXMEER.
4.
Off hij niet is geweest in dienst als soldaat onder 't Regiment van Orangie waar van altans Collonel is de Heer BURMANIA.
Antwoort Ja.
5.
Onder wat Compagnie, en hoe lang gedient.
Antwoort onder Capiteijn HOPPENBROUWER, en gedient te hebben van Vastenavond 1740 tot ontrent Paaschen daar aanvolgende.
6.
7.
8.
Off hij van dat Regiment niet is gedeserteert, en waar.
Antwoort neen, maar segt een afscheyd briefje te hebben dat bij sijn suster, tot BOXMEER wonende bij de BURGGRAAFT is.
9.
Hoe lang hij gevangene met sijne bijsit genaamt AGNES, die tot haar eerste man heeft gehadt seekere NICOLAAS DE BROSDE alias BRANBANDER tot KEVELAAR over dieverije gehangen, heeft geloopen, en alomme ten platten lande met andere bedelaars en lediggangers heeft gesworven.
Antwoort vier of vijff jaar met AGNEES JANSSEN geloopen te hebben.
En met geen ander volk als die tegenwoordig bij hem sijn geloopen, en dat HENDRIK MERGELBERG eerst bij hem is gekomen int laatst van September laatsleden, en dat WILLEM van GELDER eerst bij hem is gekomen even na Pinxter laatstleden tot UUM, en dat HENDRIK NAATS met sijn bijzit bij hem gekoomen is ontrent vier weeken voor sijn gevangenis tot LOON.
10.
Hoe zijne gevangene complicen met wie verkeert genoemt sijn, soo mans als vrouwen.
Antwoort als voor.
11.
Off hij gevangene ontrent drie jaaren geleeden niet heeft verkeert, ter plaetse genaamt VORSTENBOS, ten deelen in den Landen van RAVESTEYN, NISTELROY, DINTER en VEGHEL, aanhebbende als doen eenen blauwen soldatenrock en schoenen voor caree of vierkant.
Verklaart de plaatsen inden articul niet te kennen, maar wel ontrent die tijt een blauw camisool aangehad te hebben maar wel in voorleede winter vier kante schoenen aangehad te hebben.
12.
Off hij gevangene niet heeft gekent gehadt eenen HENDRIK van GESTEL, anders HEIN van GESTEL, en JAN van VLIERDEN beyde onder RAVESTEYN geradbraakt, als mede eenen ADRIAAN van BREUGEL te S'BOSCH geradbraakt, ook WILLEKE van GELDROP, en ARIKE van TURENHOUT.
Verklaart geene van die gekent of gesien te hebben.
13.
Of hij gevamgen ook niet en kent, eenen GERIT SLEEUWENS, kleermaker woonende ontrent VORSTENBOS voorz.: ter plaatse genaamd, Op de HOOGSTRAAT onder UDEN.
Antwoort neen.
14.
Off hij gevangene ontrent drie jaren geleden met opgemelte manspersonen off andere met nog een jongman genaamd BERNARDUS des s'nagts int huys van voorz.: GERIT SLEEUWENS, sijn ingecomen.
Antwoort neen.
15.
Off hij gevangene met sijne complicen den voornoemde kleermaker en sijn vrouw niet hebben geblint en gebonden en als doen van haar gelt en klederen berooft.
Antwoort neen.
16.
En wat aldaar gestoolen en gerooft hebben, en waar de gestoolen kleederen hebben vercogt oft gelaeten.
Antwoort daar niet van te weeten.
17.
Off hij gevangen niet neffens nog een ander kort jongmans persoon, en beyde aan hebbende blauwe keelen, den twaalffden der maand December der gepasseerde jaare seventienhondert twee en veertig, ontrent vijff uuren inden avond sijn gecomen ten huyse en herberge van ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS, staende onder ERP ter plaatse RIJKERBEEK off VELUE, anders genaamt DE KOEKOEK, en wie die bij hem sijnde persoon was, als mede off er geen meer van sijn complice aan oft ontrent voorz. huysinge waren.
Antwoort daar niet geweest te sijn.
18.
Off sij aldaer niet hebben gedronken drie a vier kannen bier.
Antwoort neen.
19.
Oft hij daar voor aan de dogter van voorsz. Weduwe JAN WILLEM ARIENS niet heeft gegeven ses Peelse stuyvers.
Antwoort neen.
20.
Off den anderen persoon te weeten die bij hem gevangen was, niet seyde dat bier set wel aff, ik sal ook een kan off twee geven.
Antwoort neen, daar niet geweest te sijn.
21.
Off hij gedetineerde ontrent agt uren, niet is gegaan aen de deur.
Antwoort neen.
22.
Off niet een weynig daarna den anderen persoon, mede aan de deur bij hem gevangene is gecoomen, ontrent agt uren van den selven avond.
Antwoort neen.
23.
Of den anderen persoon niet weder in huys ging.
Antwoort neen.
24.
Off hij gevangene daar op niet is gevolgt met een sak pistool in de handt.
Antwoort neen.
25.
Off hij gevangene die sak pistool niet settende op de borst van HENDRINA dogtere Weduwe JAN WILLEM ARIENS.
Antwoort neen als voor.
26.
Off hij die sak pistool niet willende afschieten en ketste.
Antwoort neen, en noyt geen sakpistoolen gehad te hebben.
27.
Off hij gevangene als doen voors. dogter met haar hooft vattende, en inden gront neder richte met assistentie van sijnen bij hebbende persoon.
Antwoort daer niet geweest te hebben.
28.
Off hij gevangene niet met assistentie als voor opgemelte dogter en voors. Weduwe haar moeder, niet hebben geblindt, handen en voeten gebonden en alsoo int agter huysje gesleept.
Antwoort als voor.
29.
Off hij gevangene deselve dogter haar hayr, alwaar een zilvere pin in was, niet heeft affgesneden, en daer door haar mede in haar hooft gequest.
Antwoort neen.
30.
Off te hij gevangene alsmede niet heeft aff genoomen een zilvere ijserke van haar hooft, dan nog een goude kruysje van haren hals.
Neen.
31.
Off hij gevangene off sijn bij hebbende complice, deselve dogter niet hebben gedreygt haar gebonde handen te sullen branden soo sij haar gelt niet en weysde, ten dien eynde de brandende lamp aan haar gebonde handen houdende.
Is er niet bij geweest.
32.
Off hij gevangene en complice haar al mede niet dreygde haar handen aff te snijden, ja selfs den hals en ten dien eynde het mes op haar keel settende, soo sij haar gelt niet wijsen wilde.
Antwoort neen, en is daar niet geweest.
33.
Off hij gevangene de Weduwe van JAN WILLEM ARIENS, die inde stal gebonden lag; en seer kermde met sijn voeten niet heeft gestampt, sodanig dat haren linckeren arm van stucken ging.
Antwoort neen.
34.
Off hij gevangene zijn complicen aldaar in denselven huyse kist, en kast niet hebben opengebroken en voorts alles gerooft en mede genomen wat bergen konde.
Antwoort "hij niet".
35.
Waar inne het geroofde goet bestaat, en waar gelaten.
Antwoort geen goet gehaalt te hebben.
36.
Off hij gevangene en complice ontrent tien uren inden avond, latende de geblinde en gebonde vrouws persoonen int agter huysje leggen, van daar niet zijn vertrocken.
Antwoort neen hij niet.
37.
Off hij gevangene en complicen niet sijn ingegaan den weg naar GEMERT.
Antwoort neen.
38.
Off hij gevangene en complicen die nagt, niet sijn gecomen bij TEUN HENDRIK HOENDERENBEEK tot GEMERT op den LODDERDIJK off bij anderen.
Antwoort neen, maar ontrent twee jaaren geleden eerstmaal daer geweest te sijn.
39.
Off hij gevangene aldaar niet heeft gevonden sijnen tegenwoordige bijsit genaamt AGNEES JANSSEN met nog andere mans personen, en hoe die genaamt sijn.
Antwoort een jaar of twee geleden, met sijn vrouw en kinderen daar geweest te sijn, en geen mans personen bij hem gehad, of daar in huys gevonden te hebben.
40.
Off als doen door sijns gevangen tegenwoordige bijsit off door iemand van die mans personen aan hem gevangene niet gevraagd en wierd, hoe hebt gij het daar gemaakt en sijnse nog niet doodt.
Antwoort neen.
41
Off hij gevangene off complice daar op niet antwoorde, neen zij waren nog niet doodt, maar ik geloof datse nu wel doodt sijn.
Antwoort neen, en dat sij dat niet geweest sijn.
42.
Off hij gevangene zijne voorn. bijsit AGNEES JANSSEN naar dat de gemelte Weduwe JAN WILLEM ARIENS en haar dogter door hun gevangen en sijn complice soo mishandelt en bestoolen was, niet heeft gelast, tot verscheyde reysen, om te gaan beedelen aan de huysinge van de voorn. Weduwe, om te vernemen off deselve Weduwes haar dogter niet dood waaren, en hoe het daar gestelt was, en off sijne bovengenoemde bijsit daar op sijns gevangens ordre ook niet is geweest.
Onkent desen articul.
43.
Off sijne voornoemde bijsit daar van ook geen rapport heeft komen doen aan hem gevangene.
Antwoort neen, en dat sijn bijzit daar niet geweest is.
Aldus den gedetineerde gehoort, en geexamineert in sijn responsiven of antwoorden in margine van ide articul geamuteert, waar bij hij gedetineerd na voorgaande prelecture verklaart te persisteeren.
Actum DEURNE desen agsten December XVIIc drie en veertig, ten overstaan van DIRK DECKERS en JOOST de VET Schepenen.
JAN RUTTEN maakt een merkteken, en verklaart niet te kunnen schrijven.
D. DECKERS
J. de VETH
Mij present: A LA FORME S.Secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46A, doos 57, nr. 31.
d.d. 12-12-1743.
Interrogarorium, omme daar op ter instantie, ende requisitie, van d'Heer PERO de CASSEMAJOR, Drossard alhier R:Officii te hooren, en ondervraagen de persoonen van AGNEES JANSEN, bijzit van JAN RUTTEN, en MEGGELT STRAATMANS gewesen bijzit van wijlen HENDRIK HENSKENS alias NAATS, gedetineerdens alhier, tot DEURNE, en de hebben deselve op de onderstaande articulen, en vraagstucken geantwoort, zoo, als in margine van deselve geschreven staat.
1.
Hoe lang sij gevangene met JAN RUTTEN ten platten lande heeft loopen bedelen, en omgesworven.
d'Eerste gedetineerd antwoort bijna vijf jaaren.
De tweede gedetineerde verklaart drie weeken.
2.1
Of sij gevangene in aldien tijt met geen andere bedelaars, of bedelaressen, of ledegangers omgegaan heeft gehad, of verkeert.
d'Eerste gedetineerde antwoort met MARIA JANSEN, zedert den 2e Mey 1743. Dat sij MARIA JANSEN tot WEL gegeeselt is, die met haar gebedelt heeft tot kort te vooren, eer sij alhier gevangen is gebragt, als mede met JAN RUTTEN, HENDRIK HENSKENS alias NAATS met sijn bijzit, met de twee laatste, drie weeken, em met WILLEM van GELDER, sijnde een jonge van dertien jaar, en met HENDRIK MERGELBERG, zedert Pinxteren laatstleden, en die altijt, soo lang, als hij bij haar is geweest, een vrouw mensch bij hem gehad heeft, die tegenwoordig groff swaar is, genaamt AGNES geboortig van WETTEN bij KEVELAAR, die nog heel jong is, welk vrouw mensch van haar is gegaan, of gebleven, aan geene kant de MAAS, aan het voetveer van BOXMEER, ontrent twee maanden, en een halff geleden.
De tweede gedetineerde antwoort neen, en dat HENDRIK MERGELBERG een vrouw mensch bij hem had, genoemt AGNES, jong en kleijn van persoon, die swaar gaat.
3.
Hoe die andere bedelaars en bedelaresse daar sij mede verkeert heeft genoemt sijn.
Dese derde articul is hier boven door haar beantwoort.
De tweede gedetineerde antwoort als voor.
4.
Of sij wel heeft geweest tot WEES int KLEEFS LAND, digt bij het TWISTJE bij KEVELAAR.
d'Eerste gedetineerde antwoort, Ja.
De tweede gedetineerde antwoort, Ja.
5.
Of sij niet en kent de persoonen van TAMBOERS DIRK, ROIJEN JURIEN, DEN OUDEN FLORIS, LEENDERT en DIRKS een vrouw persoon, FLORIS en DERIS een vrouw persoon, den SNIJDER BOSCH, DRIES KAMIS, JANTJE van WEERT.
Antwoort alle die persoonen heel wel te kennen.
De tweede gedetineerde verklaart, die wel te hebben hooren noemen, maar niet te kennen.
6.
Wat voor persoonen de voorgenoemde zijn, en waer mede sij haar kost winnen.
Antwoort den OUDEN FLORIS die gaat bedelen, en de rest winnen met haar handen de kost.
De tweede gedetineerde antwoort ad idem.
7.
Waar sij gevangene op den 13e December sijnde St.Lucien, dag, des voorleden jaars geweest is, en haar gevonden heeft.
Antwoort, dat sij doen is geweest bij DRIES KAMIS tot WIM <= WEMB (H.S.)>, gelegen een uur van WEL, met JAN RUTTEN, en haar kinderen.
De tweede gedetineerde antwoort, tot WALBECK geweest te zijn.
8.
En dewijl sij geconfesseert heeft, altijt bij JAN RUTTEN geweest te zijn, waar sij op den 12e der voorschr. maand December haar heeft bevonden.
d'Eerste gedetineerde antwoort, dat sij toen te WIM voors. geweest is, em niet te weeten, waar JAN RUTTEN doen was, want dat hij wel dikker een dag, of twee van haar is geweest.
9.
Of sij gevangene noijt heeft geweest tot GEMERT bij TEUN HENDRIKS HOENDERENBEEK op den LODDERDIJK, niet ver van de Steene Moole aldaar, en hoe lang geleden dat ze daar laatst was.
De eerste gedetineerde antwoort die vrouw niet te kennen, maar wel tot GEMERT geweest te sijn, over een jaar vier of vijf, en nog eens kort te vooren eer sij gevangen is geworden.
De tweede gedetineerde antwoort maar eens tot GEMERT geweest te hebben, kort te vooren eer gevangen is.
10.
Als mede wanneer sij daar d'eerste maal geweest is.
Is antwoort hier voor.
11.
Of sij noijt geweest is tot ERP, op REIJKERBEEK, en daar heeft gebedelt, aan seeker huys hebbende van vooren een witten gevel, genoemt DE KOEKOEK.
De eerste gedetineerde verklaart haars wetens, daar niet geweest te zijn.
12.
En particulier of sij na den 13 December, des voorleeden jaars, daar niet vier reysen eenige dagen na malkanderen heeft gaan bedelen, en telkens een aalmoes heeft gekregen.
De eerste gedetineerde ontkent dese articul alsoo sij verklaart tot WIM geweest te sijn, zedert St.Victor sijnde den 10 October 1742 tot Vastenavond daar aanvolgende als op d'omleggende plaatsen, maar noijt over de MAAS geweest te zijn.
13.
Wat sij daar aan huys kreeg gelt of een stuk boter en broot.
De eerste gedetineerde verklaart daar niet geweest te zijn.
14.
Of sij gevangene daar aan huys koomende bidden, niet en heeft gevraagt hoe ziet het'er hier zoo uyt.
De eerste gedetineerde segt dat sij dat niet geweest en is.
15.
Waarom sij gevangene vraagde, waarom het'er zoo uyt zag, of het'er anders uytsag, als aan andere huysen.
De eerste gedetineerde antwoort als boven.
16.
Waar JAN RUTTEN op die tijt als sij daar quaam bedelen, doen was, en waarom, dat hij niet bij haar was.
De eerste gedetineerde verklaart, dat niet te weeten, en niet gebedelt te hebben aan het voorn. huys, tijde voors..
17.
Of JAN RUTTEN haar aan dat huys, niet had gesonden, om te gaan zien hoe die menschen alvoeren.
De eerste gedetineerde antwoort neen.
18.
Of JAN RUTTEN ontrent den twaalfden, of dertiende des voorleden jaars met nog een ander persoon, niet gekregen, en hadden een silvere hairnaalt, of pin, een goud kruysje, en eenig linnen etc..
De eerste gedetineerde antwoort neen.
19.
Wie die persoon was, die met JAN RUTTEN het voors. goet gekregen hadden en off sij dat niet zaamen gedeylt hadden.
De eerste gedetineerde antwoort daar niet van te weten.
20.
Of JAN RUTTEN noijt een soldaaten blauwe rok aan heeft gehad, en hoe lang hij wel een blauwen keel gedragen heeft.
De eerste gedetineerde, dat JAN RUTTEN ontrent drie jaar geleden, heeft aangehad een lang blauw camisool, maar geen rok, en den blauwe keel gekogt te hebben, en gedragen zedert den laatsten bouw of oogst.
21.
Of hij noyt een witte linne keel gedragen heeft.
De eerste gedetineerde antwoort, Ja.
22.
Of JAN RUTTEN, ook noyt geen vierkante, of voor platten schoenen gedragen heeft.
De eerste gedetineerde dat hij over een jaar, of vier een paar vierkante schoenen gekogt, en gedragen heeft.
23.
Of de gevangene ook noyt is geweest, tot UDEN, ter plaatse genoemt VORSTENBOSCH.
De eerste gedetineerde verklaart, daar wel door gegaan te hebben, maar niet te hebben gaan bedelen.
24.
Of sij niet ontkent eenen GERRIT SLEEUWENS, sijnde een kleermaker, woonende ontrent UDEN op VORSTENBOSCH, op de HOOGSTRAAT.
De eerste gedetineerde antwoort, Neen.
25.
Of haar niet bekent en is, dat JAN RUTTEN met seekere mans persoon, genaamt BERNARSUS, of andere mans persoonen, ontrent drie jaaren geleden des nagts uyt het huys van voors. GERRIT SLEEUWENS niet eenige kleederen hebben weggehaalt.
De eerste gedetineerde verklaart hier van niet te weeten.
26.
En waar sij die kleederen hebben gelaaten.
De eerste gedetineerde antwoort als voor.
27.
Of JAN RUTTEN doen hij op den 12e of 13e December des voorleeden jaars, met nog een mans persoon, wat kleynder als JAN RUTTEN, bij haar quam, zij te zaamen, niet wel en haar schik, en vroolijk waaren, zoo fraij wat mede van de reijs gebragt hadden.
De eerste gedetineerde antwoort neen, en dat op dese kant van de MAAS niet en is geweest op de tijt.
28.
Of haar grootvader niet en is genoemt geweest LECKER BEETJE, en hoe hij aan die naam gekomen is.
D'eerste gedetineerde antwoort Ja, en aan die naam gekoomen te sijn, dat hij torff stak, en dat er een stukje vleesch lag en seijde, dat moet ik hebben, dat is een lecker beetje, en datze zedert de naam van LECKER BEETJE gehouden hebben.
Aldus de gedetineerden gehoort, en geexamineert, en hebben verklaart, en geconfesseert, als in margine tegens ider articul staat geannoteert, waarbij sij naar voorgaande prelectuure verklaaren te persisteeren, voor soo veel ider aangaat. Actum DEURNE desen twaalfden December XVIIc drie en veertig. Ten overstaan van JOOST de VET, ARNOLD van de MORTEL, en JOHANNES BOKHORST, Schepenen, die de minute deses benevens de gedetineerden, en mijn ondergeschreven Subst. Secretaris behoorlijk onderteekent hebben.
Quod attestor.
A.LA FORME.
Interrogatoir van AGNEES JANSEN bijzit van JAN RUTTEN, en MEGGELT STRAARMANS gewesen bijzit van wijlen HENDRIK HENSKENS alias NAATS.
Den 12e December 1743.
Jura van grosseeren 0.18. 0
Voor annoteeren van antwoorden met passeren 0.12. 0
Nijtmaken 0.18. 0
Schepenen 0.14. 0
Segels 0.12. 0
3.14. 0
Borgemeesters rekeningen DEURNE, inv.nr. O.R. XV./114.
Negende capitteljaar 1743.
Den 14e December betaalt aan een expressebode van hier na DEN BOSCH te senden, mette stucken ten advise in de crimineele saake van Heere Drossard R.O. tegens het doode lichaam van HENDRIK NAATS gedetineerde alhier, hoedanig Schepenen daar in vermogen te vonnissen. / 1.-1.-14.
Den 14e December betaalt aan een expresse van hier door Schepenen na S'BOSCH gesonden, aan d'Heeren adv. Ten SANTVOORT van HEUM en JUYN met remonstrantie van den Heere Drossard R.O. tegens JAN RUTTEN cum suis gedetineerden alhier, met versoek dat gecondemneert nog te werden te tortueeren om advies 2.-3.-12.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 133verso.
d.d. 18-12-1743.
JAN RUTTEN heeft geconfesseert leggende inde pijn onder de Torture (= heeft bekend op de pijnbank), dat den heele inhoude van de attestatie (= verklaring) gepasseert voor Schepenen van ERP den 21e December 1742: waar en waaragtig is, en dat hij den langsten persoon is, daar in genoemt, en HENDRIK MERGELBERG alhier gedetineert sittende den korsten, en sijne mede complicen in de geweldenarije en roverije tot ERP volgens voorschreven attestatie aldaar gepasseert sijnde de voorzegde attestatie hem van woort, tot woort distructelijk (= weerlegt) op nieuw voorgelezen, en verklaarde al het selve daar inne begrepen met sijne mede complicen begaan te hebben namentlijk sijn vrouw of bijzit AGNEES JANSEN, met de bijzit van HENDRIK MERGELBERG genaamt AGNEES van WETTEN bij KEVELAER en MARIA HERENTALS, als mede HENDRIK HENSKENS alias NAATS met sijn bijzit MEGGEL STRAATMANS, welke vijft laatste persoonen voor de deur patrouilleerde en de wagt hielden. Bij allen het geene voorzegde gevangene buyten pijn, en banden (= zonder pijn en ongeboeid) sittende in een stoel bij het vuur, en drinkende een kan bier, heeft gepersisteert, na dat hem het selve distructelijk was voorgeleesen, daar en boven heeft denselven alnog verklaart, dat sij zamen met alle voornoemde persoonen de gestoole goederen, dien avond nog hebben gebragt bij TEUN int KASKE tot GEMERT, niet ver van de MOOLEN, en dat sij na een dag of vier te GEMERT gesworven te hebben de gestoolen goederen voor het grootste gedeelte hebben verkogt aan ELBERT JOORIS schoenmaker tot ST.TEUNIS, aldus den gevangenen buyten pijn, en banden gehoort, en heeft geconfesseert als hier voorenstaat, en daarbij na prelecture gepersisteert.
Actum DEURNE in Colligio Scabinorium (= akte opgemaakt door de gezamenlijke Schepenen, in de Raadkamer) desen agtiende December XVIIc drie en veertig T'oorkonde
D.DECKERS, H.v.d.WATER, G.v.LOON, J.de VETH, onleesbare naam, A.v.d.MORTEL, J.BOKHORST, Mij Present A.LA FORME s.secrs.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 18-12-1743.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, de Remonstrantie met twaalf annexen, aan hen overgegeven, bij den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard der voornoemde Heerlijkheden op, emde jegens JAN RUTTEN geboortig tot BOXMEER out vier, vijff, of zes, en twintig jaaren, mitsgaders AGNEES JANSEN, geboortig vant TWISTJE bij KEVELAER, beyde gevangene alhier, tendeerende ten eynde op de gedaane confessie, andere indicien, en bewijsen, aan de gevangenen extra ordinaarie de tortuure mogte worden geappliceert gezien tot dien het declaratoir van Schepenen van DEURNE en LIESZEL, waar bij blijkt dat de gevangenen aan den crimineelen Officier, onder welckens Jurisdictie de apprehensie geschiet is, aangepresenteert te zijn, om over te leveren, dan daar van gerenuntieert heeft. En op alles wel em rijpelijk gelet, mede gehad het preadvies van drie onpartijdige Regtsgeleerdens. Mijne Heeren Schepenen appointeeren dat JAN RUTTEN voorschreven, vermits zijne hertnekkige ontkentenisse, zal worden gestelt ter Scherper Examen, omme het zelve gedaan, en den gevangenen gehoort zijnde, overde ferfijten op den twaalfden December des jaars XVIIc twee en veertig, des savonts tusschen agt en tien uuren geperpetreert, binnen den dorpe van ERP ter plaatse omtrent REYKERBEEK, of VELUWE anders genaamt in DE KOEKOEK ten huyse en aan de persoenen van de Weduwe JAN WILLEM ARIENS, en de haar dogter HENDERINA, als dan nader te sententieeren, zoo als bevonden zal worden te behooren, den gevangenen in het voorsz. Scherper Examen Condemneerende, bij, ende mits desen. En ten opsigte van AGNEES JANSEN voorsz., weerhouden het versoek ter Scherper Examen, tot tijt en wijlen, de nadere en plenadere confessie van JAN RUTTEN, het zij onder het Scherper Examen, het zij buyten het zelve te doen, gezien, en als dan derzelven JAN RUTTEN tegens zijne bijzit AGNEES JANSSE geconfronteert, en die acte van confrontatie, nevens de nu overgegevenen annexen ingdient, overgegeven zullen zijn, als wanneer Heeren Scheepenen op het versoek zullen appointeeren off wel ten diffinitive sententieeren, zoo als bevonden zal worden te behooren. Actum DEURNE in Judicio Criminali desen agtiende December XVIIc drie en veertig Toorkonde.
D. DECKERS
H. van de WATER
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
!Bovenstaande is identiek aan het document van het Oud Rechtelijk archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3. Maar wordt aldus vervolgd met de volgende tekst.!
Dat Heeren Schepenen der Heerlijkheden van DEURNE en LIESSEL in deesen soude kunnen appoincteren, in voegen als voor, en dus geappoincteert zijnde, dat als dan den gevangene JAN RUTTEN behoort gebragt te worden in de vergadering van Heeren Scheepenen, en de Bank door den Heere Drossard gespannen sijnde aan de selven behoort voorgehouden te worden, dat Heeren Scheepenen hadden bevonden, dat hij gevangene, wat de voiren ook den Heere Drossard aangewend, en hoedanige convicante preuves, en indubitate indicien hem gevangene voorgehouden hadde tot nog toe getragt heeft de forfaiten, tot ERP ten huyse, en aan de persoonen, breeder in den appten. omschreven, met sijne complice geperpetreert, te ontkennen, met onwaarheden den regter te misleyden, ende den Heere Drossard op te houden, en op onnodige costen te jagen. Dat hij gevangene door dusdanige onwaarheden, en malitieuse ontkentenisse den Alweetende God vertoornt, ende tegens sijne eygene ziele zondigt. Dat Heeren Scheepenen thans bij den anderen zijn in volle vergadering, om hem gevangene seer serieuselijk aan te seggen, dat dog openhartig de forfaiten voorschreven, met de omstandigheden van dien confesseeren sal, en bij ontstentenisse van dien, dat aan hem het Scherp examen sal worden geappliceert, ten welken eynde den Meester van den Scherpe Geregte aan sijns gevangens op die aansegginge tot confessie komende, die confessie behoort opgeschreeven, en behoorlijk door den Heere Secretaris, en den gevangene onderteekent te worden, dan ingevalle den gevangene bij sijne ontkentenisse persisteert, behoort het appt. ter scherper examen gepronuncieert, en ter executie gestelt te worden, waernae den gevangene door de Dienaars van de Justitie gebragt word ter plaatse, alwaar men tot DEURNE gewoon is de torture aan dusdanige Crimineele delinquenten te appliceeren, wanneer door den Meester van den Scherpe Geregte aan hem iterativelijk, en met intermissie de torture ter presentie van de Heeren Drossard, en Scheepenen behoort geappliceert te worden, en dat wel met moderatie, circumspectie, en observantie der nodige requisiten, bij de ordonnantie op de manier van procederen in criminele saaken van Koning PHILIPS in dato den 5 July 1570 articulis 39, 40, 41 & 42 toegelaten 1.
Dat de confessie van den gevangene onder de torture aangeteekent behoort te worden door den Heere Secretaris. Dat den gevangene onder de torture geconfesseert hebbende, buyten de plaatse der torture binnen den dag daar naar gebragt moet worden, ende sijne confessie gestand moet doen, als te sien is in de HOLLANDS consult part. 2 quest. 76 op de vierde vrage, of queritur pag. 170. Damhouder Prae. Crimin. Cap. 11. num. 12 & Cap. 38 & Cap. 39 numm. 7 jult Clar. Gomez & Boss. Aliosque. Dat als dan de nadere confessie, met persisteeringe ter requisitie van den Heere Drossard door den Heer Secretaris behoort uytgemaakt, door den Heere Drossard bij de stukken gevoegt, en daar op regt versogt te worden, en dan eyndelijk dat Mijn Heeren Scheepenen als dan kunnen sententieeren, soo als in goede Justitie oordeelen te behooren.
Is het preadvies van ons ondergeteekende Regtsgeleerdens,
Actum den sestienden December XVII drie en veertig.
J.C. SANTVOORT
Van HEURN
Salaris voor drie Preadviseurs / 22.10. 0.
Voor de extensies / 1.16. 0.
Verschot voor het segel / 0.12. 8
/ 24.12. 8.
Los blad.
Eerwaarde Heeren,
Hier nevens het versogte Preadvies, bij ons ondertekent, waar toe wij ons refereren.
Om de documenten sub.N 9.1 en 2 loco mitsgaders sub N. 8 en 9 behooren segels yeder van / 0. 3. 8. omgeslagen te worden; en om het document bij ons getekent N 13 een segel van / 0. 6. 8.
Dit behoort den Heere Drossaert te doen, alvorens daer op reguard kan worden genoomen.
De Heeren Preadviseurs offereren hunnen dienst aan UW Eerwaardens; en verblijven met agtinge.
Eerwaarde Heeren.
Uwer Eerwaardens dienende
J.C. SANTVOORT Nomine omnium.
S'BOSCH den 16 Dec. 1743.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol.134.
d.d. 19-12-1743.
HENDRIK MERGELBERG gedetineerde alhier aen dewelke voorgelesen sijnde seer distinctelijk (= afzonderlijk, apart en duidelijk) van woorde tot woorde de confessie (= verklaring) van JAN RUTTEN op heden buyten pijn, banden van ijseren (= zonder pijn en ongeboeid) als mede de attestatie gepasseert voor Schepenen van ERP den 21e December 1742 dewelke verklaarde en confesseerde buyten pijn en banden van ijser den inhoude vandien waaragtig te zijn, en geweest te sijn den kleynsten van de twee complicen, die het voorschreven feyt tot ERP gedaan hebben, en bovendien geconfronteert sijnde geworden, tegens JAN RUTTEN, AGNEES JANSEN en MEGGEL STRAATMANS mede gedetineerde alhier, heeft geconfesseert, dat haare confessiën, die hem distinct (= duidelijk) sijn voorgelesen, na waarheyt sijn gedaan: Sig daar mede soo ver het gewelt, en diefstal tot ERP voorschreven concerveert (= staande houd), daar mede in allen deelen sig te conformeren (= gelijkvormig maken; in overeenstemming brengen).
Actum DEURNE desen negentiende December XVIIc drie en veertig ten overstaan van JOOST de VET en JOHANNES BOKHORST Schepenen. Getekend als gewoon.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
Alsoo JAN RUTTEN, geboortig tot BOXMEER oud vier, vijf of zes en twintig jaaren, gevangene alhier, eerst onder de torture, en den volgende dag daar aan buyten eenige pijn, en banden van eijser vrijwillig aan Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL bekent, en beleden heeft, en ook andersints gebleken is, dat hij gevangene voor ontrent vier jaaren sig van BOXMEER begeven, en sedert die tijd sig geneert heeft met bedelen in de Landen van KLEEFF en CUYK, langs de MAAS, tot GEMERT, HANDEL, GENNEP, MOOK, ZANTEN <= XANTEN>, VIERLINGSBEEK, MACKEN, OPLOO, en OVERLOON. Dat hij gevangene ontrent drie jaaren geleden sig geassocieert heeft met AGNES JANSE, geboortig tot TWISTJE bij KEVELAER, mede gevangene alhier, met welke in ontugt geleeft, en aen welke een kind, oud nu ontrent vijf vierendeel jaars, verwekt heeft. Dat den man van voorschreven AGNES JANSE, NICOLAES de BROSJE, alias DEN BRABANDER genaamt, volgens sententie van den geregte van WETTEN, en KEVELAER van den 25e Maart 1739 bij den Hove van GELDER in dato den 8e April 1739 geconfirmeert, ter saake van begane dieverijen tot KEVELAER met de koorde gestraft is, dat er de doot na volgde. Dat hij gevangene tot WELL volgens vonnisse van den Hove van GELDER van dato den 23e April 1743 op den 2e Maij daer aen volgende om deselfs dieverijen is gegeeselt, en ten eeuwige dagen gebannen uyt het district van Sijn Koninglijke Majesteijts aendeel des Hertogsdom GELDER. Dat den Arme Jager tot WEL voor eenige tijd, nae dat voorn. straffe aen hem geinfigeert was, hem gevangene door sijn regter been geschoten heeft. Dat hij gevangene, boven en behalven sijne bijsit AGNES JANSE voorschreven, sig al mede geassocieert heeft gehad met HENDRIK MERGELBERG, MARIA HERENTALS, MECHEL STRAATMANS, bijsit van HENDRIK HENSKENS alias NAATS, alle gevangene alhier. Als mede met AGNES van WETTEN, bijsit van HENDRIK MERGELBERG voorn.. Mitsgaders met opgemelte HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, welke HENDRIK HENSKENS, uyt sijne gevangenisse uytgebroken, en vervolgens dood gevonden sijnde, bij sententie van desen geregte in dato den 7e December laatstleden (om dat als doen de navolgende forfaiten nog niet bekend, of geconfesseert waren) gecondemneert is, omme onder de galge alhier begraven te worden. Dat hij gevangene met sijn bijsit AGNES JANSE, HENDRIK MERGELBERG, HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, en sijn bijsit MECHEL STRAATMANS, en MARIA HERENTALS, sig op Woensdag den twaalfde December des jaars 1700 twee en veertigh begeven heeft nae de huysinge van ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS, staande binnen den Dorpe van ERP, ter plaatse ontrent REIJKERSBEECK, of VELUE, anders genaamt IN DE KOEKOEK. Dat aan voors. huysinge ontrent de klocke vijff uuren des avonds, gekomen sijnde, hij gevangene, en HENDRIK MERGELBERG in het selve huys gegaan sijn, terwijl de overige complicen, hier voorgemelt, voor de deur patrouillerde, en de wagt hielden. Dat hij gevangene, en HENDRIK MERGELBERG bij het vuur aldaar settende vier kannen bier gedronken, en taback gerookt hebbe tot ontrent agt uuren toe, als wanneer hij gevangene met HENDRIK MERGELBERG sijn opgestaan, en den eene voor, en den ander na, houdende altijd een van hun beijder de deur in de hand, buyten die huysinge sijn gegaen. Dat HENDRIK MERGELBERG eerst wederom in huys gekomen, en bij het vuur gaan sitten is. Dat hij gevangene, met een pistool in de hand, en welke pistool hij van sijne complice HENDRIK MERGELBERG die het selve altoos bij sig droeg bekomen hadde, immediaet daer aen mede in voorschreven huysinge is gekomen. Dat hij gevangene niet weet, of dat pistool geladen, of kruyt op de pan was, ofte niet dat hij gevangene het voorn. pistool als doen geset heeft op de borst van HENDRINA, dogter van gemelte ANNA Weduwe WILLEM ARIENS, en den haan overhaalde, dog dat het pistool ketste. Dat hij gevangene daar op die HENDRINA bij het hair vatte, en op den grond nederrukte, terwijl sijne complice HENDRIK MERGELBERGH, bij het vuur sittende, opsprong, en ANNA Wed. JAN WILLEMS ARIENS oud 74 jaaren aenpakte. Dat hij gevangene, en meergemelte HENDRIK MERGELBERG vervolgens HENDRINA voors. met eenen witten handdoek eerst geblint, daer nae hare kousebanden los, gemaakt, en daer mede de handen op haren rug gebonden hebben, seggende, hoer, legt maar stil, wijders de hairen, alwaer een silvere pin in was, afgesneden, deselve pin met een silver eijserke van haar hoofd genomen en een goud kruysje van haar hals afgesneden, en weggenomen hebben. Dat HENDRINA voornoemt door het afsnijden van het hair een groote snede, of quetsuure agter in haar hooft, en een snede in haar linker oor gekreege heeft. Dat hij gevangene ende HENDRIK MERGELBERGH voors., HENDRINA wijders in het agterhuys gesleept, aldaar haren roijen baijen rock, uytgetrocken, ses silvere knoopen van haren hemdrock afgesneden. Hare voeten met touwen bij den anderen gebonden en die van agteren tegens hare bevorens gebondene armen opgetrocken, dus te samen vast gemaakt, en de selve HENDRINA als doen op haer aengesigt neergeleijt hebben. Dat hij gevangene, en HENDRIK MERGELBERG, vervolgens meergemelte ANNA Weduwe WILLEM ARIENS met een blauwe voorschoot geblint, bij den linkeren arm gevat, en na haer dogter HENDRINA in het agterhuys gesleept hebben, alwaer sij haare handen van vooren aan haare benen, en vervolgens hare voeten kriuswege over malkanderen gebonden hebben, gevende daer en boven nog drie stampen op haren linker arm. Dat hij gevangene, en meergenoemde sijne complice uyt de tessen van voorn. weduwe, en HENDRINA ontrent seven gulden gehaelt, en vervolgens in de voorhuysinge sijn gegaen, en geen gelt aldaar meer vindende, wederom sig begeven hebben nae het agterhuys, seggende tegens HENDRINA dan eens, wijst uw gelt, of ik sal uw hand afstooten, houdende de brandende lamp aan des selfs vingers, die ook eenigsints gebrand sijn geweest, dan eens, ik sal uw hand afsnijden, soo gij uw gelt niet wijst. Dan eens haar bedrijgende de keel af te snijden, setten de het mes op de keel. Dat sij wijders als doen het huys hebben berooft, en, boven en behalven voorschreven silverwerk, en gouden kruys gestolen en gerooft hebben twee rocken, een stoffe en een tierentaijen schorte, twee stoffen jacke, drie blauwe voorschoten, een falie, vijf slaaplakens, twee tafellakens, ontrent dertig vrouwe treckmutsen, vijf soo bonte, als witte neusdoeken, een partije hemden, een kerkboek met een silver slot, een paar blauwe kousen met een paar nieuwe socken. Item drie, en een halff pond vlas en wat swart garen, twee paar handschoenen, vier tinne kommen, een tinne treckpot, tinne soutvat, elff tinne lepels, een tinne maatje, een halve tinne pint, en vijf pond boter, na dat den pot ontstucken geslagen hadden, en andere dingen meer.
Dat hij gevangene, en HENDRIK MERGELBERG, terwijl met het roven en stelen besig waren, te meermalen in het agter huys bij voorn. moeder, en dogter sijn gegaen, om te sien, of nog wel gebonden waren.
Dat hij gevangene met HENDRIK MERGELBERGH, en de verdere, die voor de deur pattrouilleerden, en op schildwagt stonden, ontrent ten tien uuren uyt, en van voorschrevene huysinge sijn gegaan, en den sleutel mede genomen hebben, laetende de moeder, en dogter voornoemt gebonden invoege voors. in het agterhuys leggen. Dat vervolgens die geroofde goederen nog dien selven avond of nagt hebben gebragt bij TEUN in HET KASKE tot GEMERT, niet ver van de Molen. Dat na een dag of vier tot GEMERT gesworven te hebben, de gestolene of geroofde goederen voor het grootste gedeelte verkogt hebben aan ELBERT JORIS, schoenmaker tot ST.TEUNIS.
Alle welke omswervingen, ontugtigheden, bedelarijen, samenrottingen, roverijen, dieverijen, en plegen van gewelt, want saken sijn, die een land van Justitie, en goede politie geensints kunnen worden getolereert, maar, andere ten exempel en een afschrik te geven, ten allerhoogste strafbaer sijn, soo is het dat Mijne Heeren Schepenen voorschreven, op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waar op enigsints te letten stonde, mede gehad het preadvies van drie onpartijdige regts geleerdens, en particulier reguard genomen hebbende op haar Ho.Mo. placaten van den 31e January 1695 en 9e October 1723 mitsgaders van den 1e April 1738 art. 15. Tot dien gesien het schriftelijk versoek van regt, door den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossaerd deser Heerlijkheden, jegens den gevangene gedaen, regt doende, condemneren den gevangene, dat, ter sake voorschreve gebragt sal worden ter plaatse van het buyten geregt, alwaar men binnen dese Heerlijkheden gewoon is, de executie van de Criminele Justitie te doen, omme aldaar door den Meester van den Scherpe geregte, eerst sijne regter hand te worden gelegt op den block, en met een bijl afgehouwen en vervolgens met de koorde gestraft dat eer de doot navolgt, en dat des gevangens doode lighaam met sijn afgehouwen hand boven het hoofd aen de galg genagelt, aldaer ten thoon sal blijven hangen tot dat het door de lugt en vogelen sal sijn verteert, de gevangene daer in de voorn. straffe mitsgaders in de kosten van regt, en misen van Justitie condemnerende, Actum
Dat Heeren Schepenen ten dese kunnen en vermogen te sententieren in voege voorz. gedraegt het advies van de ondergeschreven, Regtsgeleerdens, Actum S'BOSCH den 23e Xber 1743.
J.C. SANTVOORT
J.H. van HEURNE
C.M. WIJSS
!Aan de achterzijde!
Preadvies voor De Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
3 Preadviseurs / 15.15. 0.
Extentie 1.16. 0.
Zegel 0.12. 8.
18. 3. 8.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 135.
d.d. 19-12-1743.
JAN RUTTEN gedetineerde alhier, weder nader gehoort en sijne confessie van gisteren van den 18e deser hem weder voorgelesen sijnde verklaart daar bij in alle deelen te persisteeren, uytgenomen dat AGNEES van WETTEN bij KEVELAER bijzit van HENDRIK MERGELBERG, niet present en is geweest tot ERP op den 12e December 1742: inde geweldenarije en rooverije aldaar gepleegt. Wijders confesseerende dat HENDRIK MERGELBERG, aan hem gevangene het pistool gegeven heeft die hij op de borst gezet heeft van HENDERIEN tot ERP, sijde voorzegde en dat HENDRIK MERGELBERG het voorschreven pistool altijt bij hem droeg, en niet te konnen seggen of het geladen, en kruyt op de pan was. Verders verklaart hij gedetineerde, dat HENDRIK HENSKENS alias NAATS, haar luyden aanleydinge had gegeven, en oorsaak was dat hij met sijn complicen het voorschreven feyt tot ERP sijde voorschreven bedreven hebben, en dat voornoemde HENDRIK NAATS hem gevangene en complicen verscheyde andere voorstellingen heeft gedaan om te gaan rooven en steelen, het welke sij niet hebben willen doen. En dat HENDRIK MERGELBERG ontrent agt dagen, na dat sij het feyt tot ERP zaamen gedaan hadden, is van haar afgegaan, en ontrent Pinxteren laatstleden met sijn bijzit wederom bij hem gekoomen is tot BORT, (= bij NUENEN, GERWEN EN NEDERWETTEN) in de weyde, seggende na sijn land geweest te hebben, en doen met sijn bijzit weder vertrocken, sonder dat den gevangene hem wederom gezien heeft, voordat men den boekweyt in desen jaare ging dorssen, en zedert dien tijt bij den anderen gebleven sijn.
Actum DEURNE desen negentiende December XVIIc drie en veertig ten overstaan van JOOST de VET, en JOHANNES BOKHORST Schepenen.
Getekend als gewoon.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 136.
d.d. 19-12-1743.
MEGGEL STRAATMANS gewesene bijzit van wijlen HENDRIK HENSKENS alias NAATS, gedetineerde alhier, dewelke buyten pijn, en banden van ijseren heeft verklaart, en geconfesseert, dat sij met wijlen HENDRIK HENSKENS alias NAATS, JAN RUTTEN, AGNEES JANSEN bijzit van JAN RUTTEN, HENDRIK MERGELBERG en MARIA HERENTALS sijn, aan bij, en present geweest bij het gewelt, en dieverij op den 12e December 1742: gepleegt tot ERP, ende dat sij mede voorde deur heeft op schillewacht (= op den uitkijk) gestaan, en dat sij met voorschreven persoonen dien avond, nog sijn gegaan met het gestoolen goet tot GEMERT, bij TEUN int KASKE digt bij de MOOLEN aldaar. Dat na dat sij sig nog een dag of vier tot GEMERT, hadden opgehouden sij doen met het gestoolen goet sijn vertrocken naar ST.TEUNIS, en aldaar bij den schoenmaker ELBERT JOORIS het selve voor het grootste gedeelte hebben verkogt.
Dat HENDRIK MERGELBERG het camisool, dat hij nog aan heeft, had gestoolen soo hij selfs aan AGNEES JANSEN heeft gezeyt, en dat HENDRIK MERGELBERG een pistool bij hem had, en tot ERP aant voorschreven huys, aan JAN RUTTEN overgaft.
Actum DEURNE desen negentiende December XVIIc drie en veertig ten overstaan van JOOST de VET, en JOHANNES BOKHORST Schepenen.
Getekend zoo als gewoon.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 136 verso.
d.d. 19-12-1743.
AGNEES JANSEN bijzit van JAN RUTTEN gedetineerde alhier, dewelke buyten pijn, en banden van ijseren, heeft verklaart en geconfesseert, dat sij met weylen HENDRIK HENSKENS alias NAATS en sijn bijzit MEGGELT STRAATMANS, en JAN RUTTEN haar bijzit, HENDRIK MERGELBERG, en MARIA HERENTALS, sijn, aan, bij, en present sijn geweest bij het gewelt en dieverije op den 12e December 1742: gepleegt tot ERP, en dat sij mede voor de deur heeft op schillewacht (= schildwacht) gestaan, en dat sij met voorschreven persoonen dien avond nog sijn gegaan met het gestoolen goet tot GEMERT, bij TEUN int KASKE bij de MOOLEN aldaar, dat na dat sij aldaar sig nog een dag of vier tot GEMERT hadden gehouden, sij doen met het gestoolen goet sijn vertrocken na ST.TEUNIS en aldaar bij den schoenmaker ELBERT JOORIS, het selve voor het grootste gedeelte hebben verkogt. En dat voorschreven HENDRIK MENGELBERG mede gedetineerde alhier aan haar geseyt heeft dat het camisool dat hij aan heeft gestoolen had, en dat HENDRIK MERGELBERG een pistool bij hem had, en tot ERP aant voorschreven huys aan JAN RUTTEN overgaft welk pistool altijt bij hem droeg.
Actum DEURNE desen negentiende December XVIIc drie en veertig ten overstaan van JOOST de VET en JOHANNES BOKHORST Schepenen.
Was getekend als gewoon.
Borgemeesters rekeningen DEURNE inv.nr. O.R. XV./114.
Negende capitteljaar 1743.
Den 21e December betaalt aan een expresse van hier door Heeren Schepenen na S'BOSCH gesonden, aan de voorn. Heeren advocaten om advies op de nadere remonstrantie van de Heere Drossard R.O. tegens voorn. gedetineerden, hoedanig die vermogen te doen straffen en alsoo een dag langer was uytgeweest, de somme van / 2.-16.-4.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d. 23-12-1743.
Alsoo AGNEES JANSEN oud ontrent vier en dertig jaaren, geboortig tot TWISTJE, gelegen digt bij KEVELAER, gevangene alhier, buyten eenige pijn, en banden van eijser, vrijwillig aan Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, bekent, en beleden heeft, en ook andersints gebleken is, dat sij gevangene voor ontrent agt, of negen jaren tot WALBEEK getrouwt is geweest met NICOLAES de BROEKE, alias DEN BRABANDER; Dat voornoemde hare man, bij sententie van den geregte van WETTEN en KEVELAER van den 25e Maart 1739 bij den Hove van GELDER in dato den 8e April 1739 geconfirmeert, ter sake van dieverijen van bijen, waar van den honing in haare gevanges huys, en presentie uytgeperst is met den koorde gestraft is, dat er de doodt navolgde. Dat sij gevangene, na het haar man voorschr. ontrent een half jaar geexecuteert was geweest, sig geassocieert heeft met JAN RUTTEN, gevangene alhier, met welcke in ontugt geleeft, en welke aan haar een kind heeft verwekt, thans oud ontrent vijff vierendeel jaars <= 1 jaar en 3 maanden>. Dat JAN RUTTEN voorn. tot WEL bij vonnisse van den Hove van GELDER van dato den 23e April 1743 is gegeeselt, en ten eeuwigen dagen gebannen uyt het district van Sijne Kon. Majesteyt aandeel des Hertogdoms GELDER. Dat sij gevangene, en JAN RUTTEN, voorschr. geneert hebben met s'winters te gaan bedelen in de Landen van CLEEFF, en CUYK, tot GEMERT, HANDEL, en langs de MAAS. En des somers met wat te gaan wercken. Dat sij gevangene, en JAN RUTTEN, almede omgesworven en gebedelt hebben met sekere MARIA JANSEN en JACOBUS KOCKENS, te gelijk met JAN RUTTEN voorn. tot WELL gegeselt, als mede met HENDRIK MERGELBERGH, gevangenen alhier, bij sig altoos een pistool dragende. Eenen HENDRIK, geboortig elders aan den RHIJN, sekere jongen, genaamt WILLEM, HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, alhier uyt de gevangenisse gebroken, en doot gevonden sijnde, bij sententie van desen geregte in dato den ....... onder de galge begraven. Mitsgaders met sijne bijsit MECHEL STRAATMANS, mede gevangene alhier.
Dat de manspersonen, hier voorgemelt, nu en dan wel elders na toe gingen, dan dat wederom bij haar gevangene, en de andere vrouwlieden bij den anderen quamen ter plaatse, te voorens afgesproken. Dat sij gevangene met wijlen HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, en sijn bijsit MECHEL STRAATMANS, en MARIA HERENTALS aan, bij, en present is geweest, wanneer JAN RUTTEN, en HENDRIK MERGELBERGH het gewelt, roverijen en dieverijen op Woensdag den 12 December 1742 gepleegt hebben tot ERP aan de personen, en in de woning van ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS, en hare dogter HENDRINA woonende op RIJKERSBEEK of VELUE, anders genaamt IN DE KOEKOEK tot ERP voors.. Dat sij gevangene met HENDRIK HENSKENS alias NAATS, MECHEL STRAATMANS, en MARIA HERENTALS, terwijl de andere twee met rooven, plunderen, en gewelt te plegen besig waren aan de deur op schildwagt gestaan, en wijders de geroofde, en gestolene goederen te samen dien avond, of nagt nog gebragt hebben ontrent den Molen tot GEMERT bij TEUN IN HET KASKE, en na sig een dag of vier tot GEMERT opgehouden te hebben, met de gestolene en geroofde goederen van GEMERT sijn vertrocken na ST.TEUNIS, en de selve voor het grootste gedeelte aldaar verkogt hebben aan eene schoenmaker ELBERT JORIS genaamt.
Hoedanige omswervingen, ontugtigheden, bedelarijen, samenrottingen, en adsistentien in het plegen van gewelt, roverijen, en dieverijen sijn saken, die in een Land van Justitie, en goede politie geensints kunnen worden getolereert, maar, om andere een Exempel, en een afschrik te geven, ten allerhoogste strafbaar sijn, soo is het, dat Mijn Heeren Schepenen voorschreve op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waar op eenigsints te letten stonde, mede gehad het preadvies van drie onpartijdige regts geleerdens; gesien tot dien het schriftelijk versoek van regt, door den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden, jegens de gevangene, dat ter sake voors. gebragt sal worden ter plaatse van het buyten geregt, alwaar, men binnen dese Heerlijkheden gewoon is, de executie van de crimineele Justitie te doen, omme aldaar voor den Meester den Scherpe Geregte aan een paal geset, en met den koorde geworgt te worden, dat er de doot navolgt. Dat het doode lighaam aldaar ten thoon sal blijven staan; en condemneren de gevangene tot dien in de kosten van regt, en misen van Justitie. Actum.
Dat Heeren Schepenen in dese souden kunnen en vermogen te sententieren in voege voorn. is 't advies vande ondergen.
Actum S'BOSCH den 23e Xber 1743.
H.SANTVOORT
J.H.van HEURN
!Aan de achterzijde>
Preadvies voor De Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
3 Preadviseurs / 15.15. 0
Extensie 1.16. 0
Zegel 0.12. 8
/ 18. 3. 8
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv. nr. 38, fol. 137.
d.d. 29-12-1743.
Compareerde voor Schepenen der Heerlijkheyd DEURNE ondergenoemt, JAN RUTTEN geboortig van BOXMEER out ontrent ses en twintig jaaren, AGNEES JANSEN desselfs bijzit, en MEGGELT STRAATMANS gewesene bijzit van HENDRIK NAATS gevangenen, en aangesegt sijnde op morgen te moeten sterven, en hebben deselve tot ontlastinge van haar gewisse (= van haar geweten), en dienst van de justitie getuygt en verklaart waaragtig te wesen, het geene hier naar is volgende en Eerstelijk JAN RUTTEN dat: JOHANNESKE van WEERT is redelijk lang van postuur gelijk JAN RUTTEN smal van aangesigt, swartslijk haar, doorgaans een bruyne rok, en camisool aan hebbende, met een blauwe keel (= een blauwe kiel) daar over, out ontrent vier of vijf en twintig jaaren, geboortig van de stad WEERT of NEERWEERT, (= WEERT of NEDERWEERT) dese JOHANNES was te WEL ontsprongen aan de HAMER (= DE HAMERT), als JAN RUTTEN daar gevangen wiert: Heeft tot WEL met zijn bijzit genaamt ANNE MIE, of MARIE, is wat vetter van aangesigt, als AGNEES bijzit van JAN RUTTEN, aan hebbende een swarte jak, en roode rok, met een stoffe, en Sergie rok, heel rood van aan gesigt, hebbende ordinaar (= gewoonlijk) een mes op sijde hangen, heeft met packen gegaan, en met nog ander volk van sijn consoort (= van zijn medestanders), houd sig dikwijls op aan BLEYENBEEK, onder OFFERDEN (= AFFERDEN) over de MAAS, of anders genaamt DE NIEUWE ERVE of HOEVE van BLINTBEEK, met nagenoemde ARIKE van TURNHOUT,
Dese JOHANNES heeft in CLEEFS LANT onder GENNIP een blinde mans vrouw genaamt de BLINDE PEER, met heete tangen geneepen eerst haar handen op haar rugge gebonden om haar gelt te wijsen.
Dese bijzit ANNE MIE, of MARIE, had bij haar een mans persoon van BREDA, genaamt KOOTJE, lang van postuur, met kromme beenen staande buytewaarts, met swart gekrolt hair, N.B. JAN meent dese doot geschooten is te KALKER (= KALKAR) van den Bedeljager, hij was met JAN RUTTEN tot WEL gegeeselt.
AGNEES heeft hooren seggen van eene JAN van SANTEN, oud ontrent vijftig jaaren, gaat met de duyvel om kan hem veranderen in een boom en struyk.
AGNEES sijt dat den voornoemde JAN van SANTEN, int LAND van RAVESTEYN een huys in brand gestooken heeft, over de twaalf à dertien jaaren geleden, is rond van aangesigt, een witte pruyk op, een witte laken kleet, en een degen op sijde, redelijk lang van postuur, heeft haar verkragt int LAND van CLEEF, en heeft hooren seggen, dat hij Capiteyn is van wel hondert gauwdieven.
AGNEES van WETTEN bij KEVELAER bijzit van HENDRIK MERGELBERG is smal van aangezigt, kort van postuur, oud ontrent twintig jaaren, heeft een broer genaamt DIRK, oud ontrent agtien jaren, houd sig in HOLLAND, en int LAND van CLEEFF op, heeft bruyn slijk agtig Hair (= sluikhaar), met quade oogen, is een aard schelm na sijn jongheyt.
JAN MELSEN van VOLKERT (= VOLKEL) onder UDEN wiens Vader aldaar Herberg hout, is van sijn ouders gaan loopen, is kort van postuur, hout sig int CLEEFS op, heeft wel veertien dagen met MEGGELS STRAATMANS, mede gevangene alhier, geloopen. En is vader van MEGGELTS kint, soo MEGGELT segt.
ARIKE van TURNHOUT kort van Postuur Swart gekroest hair, dik van hair, een weynig Pokdaalig, rond van aangezigt, middelmatig van Lengte en gezet, aan hebbende een blauwe keel, daar onder goede bruyne kleederen, houd sig op int LAND van KESSEL, is een groote gauwdief, is dikwijls met hier bovengenoemde JOHANNESKE tusschen BREE en HELDEN, ook tot BLEERIK op GROOT KOKERKSE, EEKERVORST, bij een vrouwe genaamt POTTE PETERKEN ook te NEER komt dikwijls bij TOON aant KASKE onder GEMERT, ontrent de MOOLEN, die niet veel deugt, soo JAN seyt, van MIEKE HERENTALS gehoort te hebben, en de gauwdieven beter kent als hij, en slaapt dikwijls opt NIJBROEK onder BREE, in een kleyn Huyske, soo hij JAN RUTTEN van MARIA JANSEN HERENTALS gehoort heeft: sijn bijzit is genaamt MARIE kort van postuur, smal van aangesigt, en mager, met een geele quade jak en roode rok.
ARIKE van TURNHOUT bovengenoemt is Cameraat van JOHANNESKE van WEERT voorschreven en meent ARIKE van TURNHOUT te wesen,
En JAN RUTTEN meent, dat ARIKE, en JOHANNESKE voornoemd van de somer tot WEL een Huys aan brand gestookt hebben.
AGNEES seyt PETER REYKEN te zijn Capiteyn van de gauwdieven, hout sig int KEULSLAND op. Redelijk lang van postuur, smal van aangesigt, spits van neus, met swart hair.
AGNEES segt HENDRIK MERGELBERG heeft tot MEYEL in een kleyn huysje, het Eerste als men van HELDEN door de PEEL in komt op de linkerhand, leggen twee sakpistoolen waar van een ontstuiken (= gestolen) is, en nog een Camisool en Hemdrok, dat men over een knoopt. het voorschreven goet leegt (= ligt) in de kist van de vrouw.
Dese menschen koopen en verkoopen het gestoole goet, zijnde een oud, en, een jong mans persoon, en een oud en jong vrouwspersoon in huys, dese menschen hebben haar verbooden niets te seggen, of dat zij haar zullen vermoorden als zij haar kregen.
ARIKEN van THURNHOUT hout sig te MEYEL op, bij een mensch van HELDEN, die aan de CAPEL gewoont heeft, en nu woont als men na ROGGEL uyt gaat, aant EYNDE.
MECHEL segt een groote goudief te wesen een Keerl in de wandeling genaamt, de MULDER, heel lang van postuur, met een blauwen Rok, sig uytgevende voor een PRUYSCHISCHE deserteur (= wegloper; overloper), Regt op zijn leyf, Rond van Trooni (= aangezicht), stomp van neus, met bruyn gekrolt hair, als hij bij de menschen komt dan trekt hij sijn Been, heeft voor desen gegaan met een soontje van 13 à 14 jaar aan hebbende een blauwe Rok, dese MULDER genaampt JOHANNES draagt een deegen, den jongen zit op de SITADEL te WEESCH (= WEEZE) of WESEL. Den voornoemde Mulder is uyt de MEYERIJE, segt een soon te hebben die in dienst is, en nog twee Huysen inde MEYERIJE te hebben, en gelooft dat een maant gedaan heeft. Zijn bijzit CATARIEN is een dik geset vrouwspersoon, is gebrantmerkt te REYNSBERG, heeft te WESEL op de SITADEL geseten, Rond van kop, Rood van aangesigt, lang van neus, aanhebbende een Blauwe Rok.
CLAAS alias CLAAS TABAK sijnde een lang persoon, loopt met wortelsaat, en oude klederen, out van Jaaren, Rond van aangesigt, dog root Swart Sluykhair, met een grijse Baart, is een groote goudief, heeft te VELDEN bij LOTTUM de kerk bestoolen, en JAN RUTTEN segt het zelve te NIMWEGEN aan een Joot verkogt te hebben, zijn soon heeft te lenten te VENLOO dienst onder DUYTS genomen, hiet CORNELIS of KEES, lang en smal van persoon, Rond en Fris van aangezigt, zijn vrouw is uyt de MEYERIJE van OIRSCHOT van daan.
JOHANNES GOMMERS alias den LEYENDEKKER, out vier à 35 Jaaren, komt alle Jaare met JOHANNA zijn bijzit te HAANDEL, op Lievenvrouwen dag, om te steelen, is heel jong, en van lengte als JAN RUTTEN, Dik van aansigt, Swart gekreuselt hair, dog wat dicker van Lichaam, heeft wel 25 moorden gedaan soo men seyt, draagt sijn arm altoos in een Band of hij gebrooken was, geeft zig uyt, voor een passant (= reiziger), geelen Rok en Camisool met een gestreepte Broek, komt dikwijls te HAANDEL, vermoort de menschen op de weg, komt dikwijls inde MEYERIJE, segt daar zijn meeste gelt vandaan te haalen, gaat ook om met een attestatie (= een voorbereidend bewijs) voor de kerk die afgebrant is, vermeent ontrent ANTWERPEN vandaan te zijn.
MECHEL kent den voornoemde LEYDECKER en heeft hem geheel int Swart gesien, met een Swarte das. Zijn bijzit is lang en smal van postuur, pokdalig met een sneede door de Troonie.
MARIA HERENTALS hout zig ook zomtijts op met de boven gemelde, daar mede loopt een opgeschooten jongen out 15 à 16 Jaaren, genaampt PIETJE, met bruyn hair, lang van Troonie, deze houden zig op te GREVENVORST, het vijfde Huysje vant Casteelke, en te SWOLGE (= SWOLGEN bij MEERLO) en aan de EEKELHORST, zomtijts met 13 à 14 manskerels gelijk.
MECHEL kent eenen WILLEM lang van postuur, knap van Leyf, en Leeden, Ront van aangesigt, Sluyk bruyn hair, out in de 20 Jaaren, zijn bijzit ANNEKE is kort en dik van postuur, Rond van aangesigt.
DIRK zijnde een postuur als HENDRIK MERGELBERG, out 7 à 28 Jaaren, sijn bijzit is kort en dik, Ronde Roode kop, hebben alle vier agter VENLOO een winkel uytgestoolen, de menschen hebben ze vervolgt en nog veel wederom gekregen, zijnde zij met de vlugt gesalveert (= verborgen), zoo als zij aan MECHEL vertelt hebben, houden zig op dikwijls te DEEKEN ter HORST, en der HELDEN alwaar maar drie Huysen staan waar het altijt snagts vol gouddieven is, zomtijts wel 20 tegelijk en houden daar goeden Cier, slagten Schapen, Hoenderen, Enden (= eenden) etc..
AGNEES, en MECHEL segt dat de lange NEL te VELDEN bij LOTTUM, de Kerk met den LANGEN CLAAS; denselven is out ontrent 50 Jaaren, heeft maar een duym; heeft bestoolen, waar over te LOTTUM gegeeselt en gebrandmerkt is, haaren man hiet den LANGEN ENGEL, lang van Troonie met Sluyk Lang bruyn hair, out in de 20 Jaaren is te LOTTUM ontvlugt, en heeft bij het Kerk besteelen geweest en meerder Huysbraak gedaan,
Kent ook eene MARIE kort en rood van aangesigt pokdalig, heeft altoos een doek om de kop, heeft twee jongens die niet deugen ontrent 20 Jaaren out heeft ook twee dogters, den eenen jongen hiet WILLEM, den anderen HENDRIK, haare eenen dogter hiet LYSBET heeft een kind gehad dog is doot.
AGNEES segt dat tot BOEKEL in een kleyn Huysje ontrent de MOOLEN, woont eenen PETER die alle Jaaren int LAND van CLEEF gaat bedelen, seggende dat zijn Beesten gestorven zijn, dese steelt d'arme menschen haar goet daar zij Slaapen ook wel bij de Boeren Cooren etc. segt tot BOEKEL een malder Rogge gestoolen bij eenen HENDRIK ontrent ses Huysen van hem van daan, de man heeft de sak met Rogge weder uyt zijn huys gehaalt.
PAULUS CASSELAAR out ontrent 30 Jaare is een grooten dief, en is int TWISTJE gegeeselt en gebrandmerkt, heel lang van postuur swart gekroest hair als een pruyk, Rond van aangesigt, lang van neus, heeft een groot mes opzijde steeken, draagt wel een Blauwe Keel en ook wel int swart gekleet.
Loopt met een vrouw mensch van GEMERT swart van aangesigt, genaamt HANNEKE, kan wel singen, Redelijk lang van postuur, fatsoenlijk dik, draagt veel een vrouwe lijfke, kan ook Baart Scheeren.
MECHEL segt dat ANNEKE dogter van ROODEN PEER out ontrent 20 Jaaren, geboortig van SWOLLIGE (= SWOLGEN bij MEERLO), is een groote manke, een ondeugent vrouwmens, is dikwils te MEYEL, Laat niet leggen als heet Eyser en Meulensteenen, heert Rood hair.
MECHEL segt dat seker KOBUSKE kleyn van Persoon smal van aangesigt draagt een degen op zij, geboortig uyt LAND van GULIK heeft een pruykje op, Loopt met valsche attestaties om.
Aldus verklaart als voorschreven staat. En des ten oorkonde bijde voornoemde gevangenen en HERMANUS van de WATER en JOHANNES BOKHORST als Schepenen desen onderteekent DEURNE desen negen en Twintigsten December XVIIc drie en veertig.
De drie veroordeelden kunnen niet schrijven en tekenen allen met een kruisje.
H.van de WATER
J.BOKHORST
Mij Present, A.LA FORME S.Secr.
Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 30-12-1743.
Alzoo JAN RUTTEN, geboortig tot BOXMEER, oud vier, vijff of ses en twintig jaaren, gevangene alhier, eerst onder de torture, en den volgende dag, daar aan buyten eenige pijn, en banden van eyser, vrijwillig aan mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, bekent, en beleden heeft, en ook andersints gebleeken is, dat hij gevangene voor ontrent vier jaaren, sig van BOXMEER begeven, en zedert die tijt, sig geneert heeft met bedelen in de Landen van KLEEFF, en CUYK, langs de MAAS, tot GEMERT, HAANDEL, GENNIP, MOOK, ZANTEN, VIERLINGSBEEK, MACKEN, OPLO, en OVERLOON. Dat hij gevangene ontrent drie jaaren geleden, sig geassocieert heeft, met AGNEES JANSEN geboortig tot TWISTJE, bij KEVELAAR, mede gevangene alhier. Met welke in ontugt geleeft, en aan welke een kind, oud nu ontrent vijff vieren deel jaars, verwekt heeft, dat den man van voorschreven AGNEES JANSE, NICOLAAS de BROSJE alias DEN BRABANDER genaemt, volgens sententie vanden geregte van WETTEN, en KEVELAAR van den 25e Maart 1739 bij den Hove van GELDER in dato den 8e April 1739 geconfirmeert, ter saake van begaane dieverijen tot KEVELAAR met de koorde gestraft is, dat er de dood na volgde. Dat hij gevangene, tot WEL, volgens vonnisse van den HOVE van GELDER, van dato den 23e April 1743 op den 2e May daar aanvolgende, om des zelfs dieverijen is gegeeselt, en ten eeuwigen dagen gebannen uyt het district van zijne Koninglijke Majesteyt aandeel, des Hertogsdoms GELDER. Dat den armenjager tot WEL voorschreven eenige tijt nadat voorschreven straffe aan hem geinfligeert was, hem gevangene door zijn regter been geschooten heeft, dat hij gevangene boven en behalven zijne bijzit AGNEES JANSEN voorschreven, zig al mede geassocieert heeft gehad, met HENDRIK MENGELBERG, MARIA HERENTALS, MECHEL STRAATMANS, bijzit van HENDRIK HENSKENS alias NAATS, alle gevangene alhier, als mede met AGNEES van WETTEN, bijzit van HENDRIK MERGELBERG voorschreven. Mitsgaders met opgemelte HENDRIK HENSKENS alias NAATS, welke HENDRIK HENSKENS uyt zijne gevangenisse uytgebrooken, en vervolgens doot gevonden zijnde, bij sententie van desen geregte, in dato den 7e December laatstleden (om dat als doen de navolgende forfaiten nog niet bekent, afgeconfesseert waaren) gecondemneert is, omme onder de galge alhier begraven te worden. Dat de gevangene met zijn bijzit AGNEES JANSEN, HENDRIK MERGELBERG, HENDRIK HENSKENS, alias NAATS en zijn bijzit MECHEL STRAATMANS, en MARIA HERENTALS zig op Woensdag den twaalfden December des jaars 1700 twee en veertig, begeven heeft, nae de huysinge van ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS, staande binnen den dorpe van ERP, ter plaatse ontrent REYKERSBEEK, of VELUWE, anders genaamt in DE KOEKOEK. Dat aan voorsz. huysinge, ontrent de klocke vijff uuren, des avonts gekomen zijnde, hij gevangene, en HENDRIK MERGELBERG in het zelve huys gegaan zijn, terwijl de overige complicen hier voor gemelt, voor de deur patrouilleerde, en HENDRIK MERGELBERG bij het vuur aldaar zittende, vier kannen bier gedronken, en tabak gerookt hebben, tot ontrent agt uuren toe, als wanneer hij gevangene met HENDRIK MERGELBERG zijn opgestaan, en den eenen voor, en den anderen na, houdende altijt een van hun beyde de deur in de hand, buyten die huysinge zijn gegaan. Dat HENDRIK MERGELBERG, eerst wederom in huys gekomen en bij het vuur gaan sitten is. Dat hij gevangene, met een pistool in de hand, en welke pistool hij van zijne complice HENDRIK MERGELBERG, die het zelve altoos bij zig droeg, bekoomen hadde, immediaal daar aan mede in voorschreve huysinge is gekomen. Dat hij gevangene niet weet, of dat pistool geladen, of kruyt op de pan was, ofte niet. Dat hij gevangene het voorschreven pistool, als doen geset heeft, op de borst van HENDERINA, dogter van gemelte ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS, en den haan overhaalde, dog dat het pistool ketste. Dat hij gevangene daar op die HENDERINA bij het hair vatte, en op den grond nederrukte, terwijl zijne complice HENDRIK MERGELBERG, bij het vuur sittende, opsprong, en ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS oud 74 jaaren, aanpakte. Dat hij gevangene, en meergemelte HENDRIK MERGELBERG, vervolgens HENDERINA voorsz. met eenen witten handdoek, eerst geblind, daar na haare kouse banden los gemaakt, en daar mede de handen op haaren rug gebonden hebben, seggende haar: "Legt maar stil". Wijders de haaren alwaar een silvere pin in was, afgesneeden, dezelve pin met een silvere eyserke van haar hoofd genoomen, en een goud kruysje van haar hals afgesneeden, en weggenoomen hebben. Dat HENDERINA voornoemt, door het afsnijden van het hair een groote snede of quetsuure agter in haar hooft, en een snede in haar linker oor, gekregen heeft. Dat hij gevangene, en de HENDRIK MERGELBERG voorsz. HENDERINA wijders in het agterhuys gesleept, aldaar haaren royen bayen rok uytgetrocken, ses silvere knoopen van haaren hemdrok afgesneeden, haare voeten met touwen, bij den anderen gebonden, en die van agteren tegens haare bevoorens gebonden arme, opgetrocken. Dus te zamen vast gemaakt, en dezelve HENDERINA alsdoen op haar aangesigt neergeleijt hebben. Dat hij gevangene en HENDRIK MERGELBERG vervolgens meergemelte ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS met een blauwe voorschoot geblint, bij den linker arm gevat en na haar dogter HENDERINA in het agterhuys gesleept hebben, alwaar zij haar handen van vooren aan haar beenen, en vervolgens hare voeten kruyswege, overmalkanderen gebonden hebben, gevende daar en boven, nog drie stampen op haren linker arm.
Dat hij gevangene en meergenoemde zijne complice uyt de tessen van voorn. Weduwe en HENDERINA, ontrent zeven gulden gehaald en vervolgens inde voorhuysinge zijn gegaan, en geen gelt aldaar meer vindende, wederom zig begeven hebben na het agterhuys, zeggende tegens HENDERINA dan eens weyst uw gelt, of ik zal uw hand afstooken, houdende de brendende lamp aan deszelfs vingers, die ook eenigsints gebrand zijn geweest, dan eens ik sal uw hand afsnijden, zoo gij uw gelt niet wijst, dan eens haar bedrijgende de keel af te snijde, settende het mes, op de keel. Dat zij wijders als doen het huys hebben berooft, en boven, en behalven voorschreve silverwerk, en goudene kruys, gestoolen, en gerooft hebben, twee rocken, een stoffe, en een tierentaijen schorte, twee stoffe jacken, drie blauwe voorschooten, een falie, vijff slaap lakens, twee taafellakens, ontrent dertig vrouwe trekmutzen, vijff zoo bonte als witte neusdoeken, een partije hemden, een kerkboek, met een silvere slot, een paar blauwe kousen, met een paar nieuwe socken. Item drie en een half pond vlas, en wat swart garen, twee paar handschoenen, vier tinne kommen, een tinne trekpot, tinne soutvat, elf tinne lepels, een tinne maatje, een halve tinne pint en vijf pond boter, nadat den pot ontstucken geslagen hadden, en andere dingen meer.
Dat hij gevangene en HENDRIK MERGELBERG, terwijl met het rooven, en steelen besig waren, te meermalen in het agterhuys, bij voorn. moeder en dogter zijn gegaan, om te zien of nog welgebonden waren.
Dat hij gevangene metten HENDRIK MERGELBERG, ende verdere, die voor de deur patroulleerden, en geschiltwagt stonden, ontrent ten tien uuren, uyt en van voorschr. huysinge zijn gegaan, enden sleutel mede genoomen hebben, latende de moeder en dogter voornoemt gebonden in voegen voorsz. in het agterhuys leggen. Dat vervolgens die geroofde goederen, nog dien zelven avond, of nagt hebben gebragt bij TEUN in het KASKE tot GEMERT, niet ver van de moolen, dat na een dag of vier, tot GEMERT gesworven te hebben, de gestoolenen of geroofde goederen, voor het grootste gedeelte verkogt hebben, aan ELBERT JORIS schoenmaker tot St. TEUNIS.
Alle welke omswervingen, ontugtigheden, bedelarijen, samenrottingen, roverijen, dieverijen en plegen van gewelt, want saken zijn die in een land van Justitie, en goede politie geenzints kunnen worden getolereert, maar andere, ten Exempel en een afschrik te geven, ten aller hoogsten strafbaar zijn, zoo is het dat Mijn Heeren Schepenen voorschreve, op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waar op eenigsints te letten stonde, mede gehad het prea advies van drie onpartijdige Regtsgeleerdens, en particulier Reguard genomen hebbende op haar Ho.Mo. Placaaten van den 31e January 1693 en 9e October 1723 mitsgaders vanden 1e April 1738 articul 15. e tot dien gesien het schriftelijk versoek van Regt door den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden, jegens den gevangene gedaaen, Regt doende Condemneeren den gevangen dat ter saake voors. gebragt zal worden, ter plaatse van het buytengerigt alwaar men binnen dese Heerllijkheden gewoon is Executie vande Crimineele Justitie te doen, omme aldaar door den meester van den Scherpen geregte, eerst zijne regter hand te worden gelegt op een blok, en met een bijl afgehouwen, en vervolgens met de koorde gestraft, dattere de doot navolgt, en dat des gevangens doode lighaam, met zijn afgehouwen hand boven het hooft aan de galg genagelt, aldaar ten thoon zal blijven hangen tot dat het door de lugte, en vogelen zal zijn verteert. De gevangene inde voorsz. straffe, mitsgaders in de costen van Regt en misen van Justitie condemneerende. Actum DEURNE in Judicio Criminali desen dertigsten December XVIIc drie en veertig, T'oorkonde.
D. DECKERS
H. van de WATER
J. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S. secretaris.
Idem d.d. 30-12-1743.
Alzoo AGNEES JANSEN oud ontrent vier en dertig jaren, geboortig tot TWISTJE, gelegen digt bij KEVELAAR, gevangene alhier. Buyten eenige pijn, en banden van eyser, vrijwillig, aan mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, bekent en beleeden heeft, en ook andersints gebleeken is, dat zij gevangene voor ontrent agt, of negen jaaren, tot WALBEEK getrouwt is geweest, met NICOLAAS de BROSJE, alias DEN BRABANDER. Dat voornoemde haren man bij sententie van den geregte van WETTEN, en KEVELAAR van den 25e Maart 1739 bij den Hove van GELDER in dato den 8e April 1739 geconfirmeert, ter saake va dieverijen van bien <= beien>, waar van den honing in haare gevangenes huys, en presentie uytgeperst is, met den koorden gestraft is, dat'er de doot navolgde. Dat sij gevangene, na dat haar man voors. ontrent een half jaar geexecuteert was geweest, sig geassocieert heeft met JAN RUTTEN, gevangene alhier, met welke in ontugt geleeft, en welke aan haar een kind heeft verwekt, thans out ontrent vijff vierendeel jaars. Dat JAN RUTTEN voorsz. tot WEL, bij vonnisse vanden Hove van GELDER van dato den 23e April 1743 is gegeeselt, en ten eeuwigen dagen gebannen, uyt het district van zijne Koninglijke Majesteyt aandeel des Hertogdoms GELDER. Dat zij gevangene en JAN RUTTEN voors. sig geneert hebben met swinters te gaan bedelen, in de Landen van CLEEFF, en CUYK, tot GEMERT, HAANDEL, en langs de MAAS. En des somers met wat te gaan werken. Dat sij gevangen, en JAN RUTTEN almede om gesworven en gebedelt hebben, met seekere MARIA JANSEN en JACOBUS KOCKENS, te gelijk met JAN RUTTEN voornt. tot WEL gegeesselt, als mede met HENDRIK MERGELBERG gevangene alhier, bij zig altoos een pistool dragende, eenen HENDRIK, geboortig elders aan den REYN, zekere jongen genaamt WILLEM, HENDRIK HENSKENS alias NAATS, alhier uyt de gevangenisse gebroocken, en doot gevonden zijnde, bij sententie van desen geregte in dato den 7e December laatsleden onder de galge begraven. Mitsgaders met zijn bijzit MECHEL STRAATMANS mede gevangene alhier, dat de manspersoonen hier voor gemelt, n, en dan wel elders na toe gingen, dan dat wederom bij haar gevangene, ende andere vrouwen, bij den anderen quamen, ter plaatse te voorens afgesprooken. Dat zij gevangene met wijlen HENDRIK HENSKENS alias NAATS, en zijn bijzit MECHEL STRAATMANS, en MARIA HERENTALS aan bij en present is geweest, wanneer JAN RUTTEN en HENDRIK MERGELBERG, het gewelt roverijen en dieverijen op Woensdag den 12e December 1742 gepleegt hebben, te ERP aan de persoonen en inde wooninge van ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS, en haar dogter HENDERINA woonende op REYKERSBEEK, of VELUWE, anders genaamt in DE KOECKOEK tot ERP voors.. Dat zij gevangene met HENDRIK HENSKENS alias NAATS, MEGGEL STRAATMANS en MARIE HERENTALS, terwijl d'andere twee met roven, plunderen en gewelt te plegen besig waren, aan de deur op schildwagt gestaan, en wijders de geroofde en gestoole goederen te samen dien avond, of nagt nog gebragt hebben ontrent den moolen tot GEMERT bij TEUN int KASKE, en na sig, een dag of vier tot GEMERT opgehouden te hebben, met de gestoolene, en geroofde goederen, van GEMERT zijn vertrocken na St. TEUNIS en dezelve voor het grootste gedeelte, aldaar vorkogt hebben, aan eenen schoenmaker ELBERT JORIS genaamt. Hoedanige omswervinge, ontugtigheden, bedelarijen, samenrottinge, en adsistentien in het plegen van gewelt, roverijen, en dieverijen, zijn saken, die in een Land van Justitie, en goede politie, geensints te kunnen worden getolereert, waarom andere een Exempel, en een afschrik te geven, ten aller hoogsten strafbaar zijn. Zoo is het dat Mijn Heeren Schepenen voorschreve, op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waar eenigsints te letten stonde, mede gehad het prea advies van drie onpartijdige Regtsgeleerdens. Gezien tot dien het schriftelijk versoek van Regt, door den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden jegens de gevangene, dat ter saake voorschr. gebragt zal worden, ter plaatse van het Buyten geregt, alwaar men binnen deze Heerlijkheden gewoon is de Executie van de Crimineele Justitie te doen, omme aldaar doorden meester van den Scherpe geregte, aan een paal geset, en met den koorden geworgt te worden, dar'er de doot na volgt. Dat het doode lighaam aldaar ten thoon zal blijven staan. En condemneeren de gevangene tot dien in de costen van Regt en misen van Justitie. Actum DEURNE in Judicio Criminali desen dertigsten December XVIIc drie en veertig T'oorkonde.
D. DECKERS
H. van de WATER
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Idem 30-12-1743
Alzoo HENDRIK MERGELBERG, out ontrent een en twintig jaaren, gebooren tot MULHEYM aan de ROER, gevangene alhier, buyten eenige pijn en banden van ijser, vrijwillig, aan mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, bekent en beleden heeft, en ook andersints gebleeken is, dat hij gevangene van MULHEYM voors., is gegaan na den Landen van KLEEF, om te sien of hij daar bij een boer werk konde krijgen, en aldaar geen werk konnende bekomen, zig tot bedelen begeven heeft, en ontrent den boekweyt oigst geraakt is, en zig geassocieert heeft bij, en met JAN RUTTEN deselfs bijzit AGNEES JANSEN insgelijks gevangenen alhier, en seekere jongen genaamt WILLEM met welke in compagnie heeft gaan bedelen, in den Landen van KLEEFF, en KUYK, niet alleen, maar ook langs de MAZE, tot HAANDEL, en GEMERT, mitsgaders in den Lande van RAVESTEYN, en MERSELEN onder VENRAY.
Dat hij gevangene behalven voorschreven schoyers, landloopers, en bedelaars, zig al verder geassocieert heeft met WILLEM de GELDER, en een seker vrouwspersoon genaamt MIEKE, zijnde een oude vrouw, mitsgaders met HENDRIK HENSKENS alias NAATS, en zijn bijzit MECHEL STRAATMANS, welke HENDRIK alhier uyt zijne gevangenisse uytgebrooken, en vervolgens doot gevonden zijnde, bij sententie van desen geregte in dato den 7e December 1743 (om dat als doende de volgende forfaiten, nog niet bekent of geconfesseert waren) gecondemneert is, omme onder de galge alhier begraven te worden, met welke, ende de voorschreven landloopers al bedelende heeft omgesworven, tot den tijt zan zijne ender andere mede gevangens apprehensie toe.
Dat hij gevangene met JAN RUTTEN, HENDRIK HENSKENS alias NAATS en zijn bijzit MECHEL STRAATMANS ende MARIA HERENTALS zig op Woensdag den 12e December 1700 twee en veertig begeven heeft na de huysinge van ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS, staande binnen den dorpe van ERP, ter plaatse ontrent REYKERSBEEK, of VELUE, anders genaamt, INDE KOECKOEK, dat aan voors. huysinge des avonts ontrent vijf uuren gecoomen zijnde, hij gevangene en JAN RUTTEN in het zelve huys gegaan in het zelve huys gegaan zijn, terwijl d'overige complicen hier voor gemelt, voor de deur patroulleerden, en de wagt hielden, dat hij gevangene en JAN RUTTEN bij het vuur aldaar zittende, vier kannen bier gedronken en tabak gerookt hebben, tot ontrent agt uuren toe, als wanneer hij gevangene, en JAN RUTTEN zijn opgestaan, en den eenen voor, en den anderen na, houdende altijt een van beyden de deur in de hand, buyten die huysinge zijn gegaan, dat hij gevangene eerst wederom in de huysinge gecomen, en zig bij het vuur geplaatst heeft, dat JAN RUTTEN een pistool van hem gevangene bekomen, en in zijn hand hebbende immediaat daar aan in voors. huysinge gecomen is, en het zelve geset heeft op de borst van HENDERINA dogter van opgenoemde ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS, en den haan over gehaalt heeft, dog dat het pistool ketste. Dat terwijl JAN RUTTEN voors. HENDERINA bij het hair vatte, en op de grond nederrukte, hij gevangene van het vuur is opgestaan, en ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS (zijnde een oude vrouw van vier en seventig jaaren) aangepakt heeft. Dat hij gevangene, en JAN RUTTEN, vervolgens de dogter HENDERINA met eenen witten handdoek, eerst geblind, daar na haar kousebanden los gemaakt en daar mede de handen, op haaren rug gebonden hebben, seggende haar, legt maar stil, weyders de hairen alwaar een silvere pin in was afgesneden, dezelve pin met een silvere ijserken van haar hooft genoomen, en een goud kruysje van haar hals afgesneeden, en weg genoomen hebben. Dat HENDERINA voornt. door het afsnijden van het hair, een groote snede of quetsuur agter in het hoofd, en een sneedje in haar linker oor gekregen heeft. Dat hij gevangene, en JAN RUTTEN voors. HENDERINA wijders in het agterhuys gesleept, deszelfs rooden bayen rok, uytgetrocken, ses silvere knoope van haare hemdrok afgesneden, haare voeten met touwen bij den andere gebonden en die van agteren, tegens haar bevoorens gebondene armen op getrocken. Dus tzamen vast gemaakt, en dezelve HENDERINA als doen op haar aangesigt neergeleyt hebben.
Dat hij gevangene, en JAN RUTTEN vervolgens, meergemelde Weduwe JAN WILLEM ARIENS met een blauwe voorschoot geblind, bij den linker arm gevat, en na haar dogter HENDERINA in het agterhuys gesleept hebben, alwaar zij haar handen van vooren aan haar beenen, en vervolgens haare voeten kruys weegs, over malkanderen gebonden hebben, gevende daar en boven nog drie stampen op haaren linker arm.
Dat hij gevangene en meergemelde complice JAN RUTTEN uyt de tessen van voorn. Wed. en haar dogter HENDERINA, ontrent seven gulden gehaalt en vervolgens inde voor huysinge zig begeven hebbende, en geen gelt aldaar meer vindende, wederom zijn gegaan na het agterhuys, seggende tegens HENDERINA dan eens wijst uw gelt, of ik sal uw hand afstooken, houdende de brandende lamp aan deszelfs vingers, die ook eenigsints gebrant zijn geweest, dan eens ik sal uw hand afsnijden zoo gij uw gelt niet wijst, dan eens haar bedreygende de keel afte snijden, zettende het mes op de keel.
Dat sij wijders, als doen, het huys hebben berooft, en boven en behalven voors. silverwerk, en goud kruys, gestoolen en gerooft hebben, twee rocken, een stoffe en een tierentayen schorten, twee stoffe jacken, drie blauwe voorschooten, een falie, vijff slaaplakens, twee tafellakens, ontrent dertig vrouwe trekmutsen, vijf zoo bonte als witte neusdoeken, een partije hemden, een kerk boek met een silver slot, een paar blauwe kousen, met een paar nieuwe socken. Item drie en een half pond vlas, en wat swart garen, twee paar handschoenen, vier tinne kommen, een tinne trekpot, tinne soutvat, elf tinne leepels, een tinne maatje, een halve tinne pint, en vijf pond boter, nadat den pot in stucken geslagen hadden, en andere dingen meer.
Dat hij gevangene, en JAN RUTTEN, ende verdere die voor de deur patroulleerden, en op schildwagt stonden, ontrent ten tien uuren uyt en van voors. huysinge zijn gegaan, en den sleutel mede genoomen hebben, latende de moeder en dogter voornt. gebonden in voegen voors. in het agterhuys leggen. Dat vervolgens die geroofde goederen, nog diezelven avond, of nagt hebben gebragt bij TEUN int KASKE, tot GEMERT, niet ver van den moolen, en na een dag of vier tot GEMERT gesworven te hebben, de gestoolene of geroofde goederen, voor het grootste gedeelte verkogt hebben, aan ELBERT JORIS schoenmaker tot ST.TEUNIS.
Alle welke omswervingen, ontugtigheden, bedelarijen, samenrottinge, roverijen, dieverijen, en plegen van gewelt, zijn saken die in een land van goede justitie, en politie geenzinnts kennen worden getolereert, maar andere ten exempel, en een afschrik te geven, ten aller hoogsten straffbaar zijn.
Zoo is het, dat mijn Heeren Schepenen voors. op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waar op eenigsints te letten stonde, mede gehad het prea advies, van drie onpartijdige regtsgeleerdens, en particulier reguard genoomen hebbende, op haar Ho.Mo. Placaten van den 31e January 1695 en 9 October 1723, mitsgaders van den 1e April 1738, articul 15, tot dien gesien het schriftelijk versoek van regt, door den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden, jegens den gevangene gedaan, regt doende condemneeren den gevangene, dat ter saake voorsz. gebragt zal worden, ter plaatse van het buyten geregt, alwaar men binnen dese Heerlijkheden gewoon is d'excecutie van de crimineele justitie te doen, omme aldaar door den meester van den Scherpe Geregte eerst zijne regterhand te worden gelegt op een blok, en met een bijl afgehouwen, en vervolgens met de koorde gestraft, dat er de doot na volgt. En dat des gevangene doode lighaam, en zijne afgehouwene hand, boven het hooft aande galge genagelt, aldaar ten thoon zal blijven hangen, tot dat het door de lugt en vogelen zal zijn verteert, den gevangene in de voorschreven straffe, mitsgaders inde costen van regt en misen van justitie condemneerende. Actum in judicio criminali dato ut Supra. <= 30 December 1743.>
D. DECKERS
H. van de WATER
J. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretarus.
Idem 30-12-1743.
Alzoo MECHEL STRAATMANS geboortig van BOER, in het KEULSLAND, out negen en twintig jaaren, gevangene alhier, buyten eenige pijn, en banden van eyser, vrijwillig aan mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL bekent, en beleden heeft, en ook andersints gebleeken is, dat zij gevangene zedert veertien of vijftien jaaren, uyt het KEULSLAND geweest is, en sig geneert heeft met bedelen langss de huysen, bij de MAAS ontrent GELDER, en WALBECK. Dat zij gevangene voor ontrent twee en een half jaar, sig eerst bij HENDRIK HENSKENS alias NAATS, uyt de gevangenisse alhier gebrooken, en doot gevonden zijnde, bij sententie van desen geregte in dato den 7e December laatstleden gecondemneert, om onder de galge begraven te worden, is gekomen, sedert die tijt bij hem verbleven en in ontugt met hem geleeft heeft, hebbende aan haar een kindt dat zij gevangene, en HENDRIK HENSKENS alias NAATS, voorschreven, sig met JAN RUTTEN, en zijne bijzit AGNEES JANSEN, HENDRIK MERGELBERG alle alhier medegevangene mitsgaders MARIA HERENTALS geassocieert, en alomme gebedelt hebben.
Dat zij gevangene, met wijlen haere Boel HENDRIK HENSKENS, alias NAATS, AGNEES JANSEN, bijzit van JAN RUTTEN, en MARIA HERENTALS, aan bij, en present is geweest, wanneer JAN RUTTEN, en HENDRIK MERGELBERG het gewelt, roverijen, en dieverijen op Woensdag den 12e December 1742 gepleegt hebben tot ERP, aan de persoonen, en in de wooninge van ANNA Wed. JAN WILLEM ARIENS, en haar dogter, HENDERINA woonende op REYKERBEEK, of VELUE anders genaamt IN DE KOEKOEK tot ERP voors. Dat zij gevangene met HENDRIK HENSKENS, AGNEES JANSEN en MARIA HERENTALS, terwijl de andere twee met roven, plunderen en gewelt te plegen besig waren, aan de deur op schiltwagt gestaan, en wijders de geroofde en gestoolene goederen, te samen dien avond, of nagt nog gebragt hebben ontrent den moolen tot GEMERT, bij TEUN IN HET KASKE, en na sig een dag of vier tot GEMERT opgehouden te hebben, met de gestoolene, en geroofde goederen van GEMERT zijn vertrocken na ST. TEUNIS ende selve van het grootste gedeelte aldaar verkogt hebben, aan eenen schoenmaker ELBERT JORIS genaamt.
Hoedanige omswervingen, en ontugtigheden, bedelarijen, samenrottinge, en ad sistentien, in dieverijen zijn saken, die in een land van justitie, en goede politie geensints en kunnen werden getolereert, maar om anderen een Exempel, en een afschrik te geven, ten aller hoogsten strafbaar zijn, zoo is het, dat mijn Heeren Schepenen voorsz. op alles wel en rijpelijk gelet hebbende, waarop eenigsints te letten stonde, mede gehad het prae advis, van drie onpartijdige regtsgeleerdens, gezien tot dien het schriftelijk versoek van regt, door den Heere PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden, jegens de gevangene gedaan, regt doende, condemneeren de gevangene, dat ter sake voorsz. gebragt zal worden ter plaatse van buyten gerigt, alwaar men binnen dese Heerlijkheden gewoon is de Excecutie van de Crimineele Justitie te doen, omme aldaar door den meester van den Scherpe geregte aan een paal geset, en met den koorden geworgt te worden, dat er de doot na volgt. Dat het doode lighaam aldaar, ten thoon zal blijven staan, en condemneeren de gevangene tot dien, in de kosten van regt, en misen van Justitie. Actum DEURNE in Judicio Criminali date ut Supra. <= 30 December 1743.>
D.DECKERS
H. van de WATER
J. van LOON
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Oud Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr 3.
Aan de Eerw. Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
Remonstreerde de Heer PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL Ratiane Officie, dat JAN RUTTEN, AGNES JANSSEN desselfs bijsit, MECHEL STRAATMANS, geweesene bij sit van HENDRIK HENSKENS, (alias NAATS die bij vonnisse van Heeren Schepenen alhier in dato den sevenden deser maand December 1700 drie en veertig onder de galg begraven is) mitsgaders HENDRIK MERGELENBERG gevangenen alhier ter saake van gepleegde delicten, wegens den Heere Remonstrant voor ontrent ses weken geleden sijn geapprehendeert, en op den Casteele alhier gedetineert geworden.
Dat den Heere Remonstrant deselve gevangenen tot veelvuldig reysen ten overstaan van Heeren Commissarissen uyt UEerw Collegie, soo preparatoire als op Articulen heeft gedaan hooren.
Over een ter saaken van de faicten haer te lasten gelegt.
Dat deselve gevangenen vervolgens ten overstaan als vooren, ook behoorelijke sijn geconfraciteert, soo tegens getuygenis, welke ten haren lasten hadde gedeponeert, als tegens elkanders.
Dat mits dien den Heere Nomine Officii heeft aangewent, alle mogelijke devoiren, om de voorsz. gevangenen tot een waare bekentenisse van haare bedreven en begaane delicten te brengen.
Dat des niettegenstaande, ende hoe seer ook den Heere Remonstrant de principalen faicten de gevangens en speciaal JAN RUTTEN en AGNEES JANSSEN desselfs bijsit, ten lasten gelegt bewesen hadde.
Deselve egter tot geene plenaire confessie te brengen sijn geweest.
Als hebbende de voorschr. gevangens gemaakt een toeleg, om het weesentlijkste van derselve geperpetreerde faicten te verschoonen, die gedeeltelijk te ontkennen, en dus de waarheyt verduysteren, om daer door de welverdiende straffe te ontgaan.
Dat hij Heeren Remonstrant sig daarom Eedt en pligtshalven, genoodsaakt heeft gevonden, op dat des gevangens grove en allesints strafbaare misdaden, niet ongepunieert mogten blijven.
Hun op den dertienden deser maand December te adresseren aan UEerw.
En bij een korte en succincte Remonstratie aan UEerw. voor te dragen, de faicten en delicten de voorschr. twee gevangenen ten lasten gelegt.
Mitsgaders op de middelen daar bij aangehaalt te versoeken, dat U Eerw. tot becominge van een complete confessie de Torture extraordinairlijck aan de voorschr. twee gevangenen geliefde te doen appliceren.
Tot welcker Remonstrantie, en daar bij overgelegde stucken, den Heere Remonstrant om U Eerw. attentie met geene redites op te houden, ende daarom ook dese saake, buyten noodsakelijkheyd opereuser te maaken seg brevitates causam refereeren sal.
Dat U Eerw. in desen allesints met de uyterste cauteleusheyt te werck gaande.
Op den agtiende deser maant December de versogte torture hebben gedecreteert en gedecerneert.
Dog bij provisie alleen tegens den voornoemde JAN RUTTEN.
Als bij den vonnisse hier annex sub no. 23, te sien is.
Dat ook tenselven dage de torture aan den geseyden JAN RUTTEN, tot op seekere graden is geappoliseert geworden.
Met dat effect dat denselven eerst op de torture ende daar naar buyten pijn, en banden van ijzer, heeft bekent allen 't geene in sijne confessie breder is blijkende, ende hier gevoegt onder no. 19.
Dat den gevangene JAN RUTTEN op den 19e daar aanvolgende, mede buyten pijn, banden ende dus vrijwillig heeft bekent ende beleden.
Alleert geene in desselfen confessie dan denselven dato is vervat ende hier gevoegt onder no. 17.
Ende waar bij onder anderen klaarlijk is gebleken, dat den voornoemde onder de galg begraven HENDRIK HENSKENS (alias NAATS) hem gevangene en complice aanleyding hadde gegeven en oorzaak geweest is.
Dat hij met sijn complice het voorschr. faict tot ERP op den twaalfden December 1700 twee en veertig bedreven hebben.
Ende dat voorn. HENDRIK HENSKENS, (alias NAATS) hem gevangene en complice verscheyde andere voorstellingen heeft gedaan om te gaan rooven en stelen.
En oversulx geweest is hooft en aanvoerder van de benden, ende deswegens wel swaarder straffe gemeriteert hadden.
Dat hij JAN RUTTEN al verder, bij de overgelegde confessien onder no. 14 en 15, sijne complicen heeft ontdeckt en bekent gemaakt.
Welcke hem hebben geadsisteert en meede pligtig geweest sijn aende geweldenarijen en rooverijen, tot ERP, ten huyse en aende persoonen van ANNA Weduwe JAN WILLEM ARIENS, en aan haar dogter HENDRIENA gedaan.
Ende dat HENDRIK MERGELENBERG, alhier mede gevangene en gedetineerde, is den kortsten persoon, inde attestatie voor Schepenen van ERP op den Een en twintigsten December van den voorleeden jaare XVIIc twee en veertig gegeven, vermelt, en gevoegt onder no. 3.
Wijders dat den gesegde gevangene HENDRIK MERGELENBERG, ook is den persoon die hem JAN RUTTEN het pistool gegeven heeft, dat hij gevangene op de borst van HENDRINA dogter van de voorn. Weduwe JAN WILLEM ARIENS geset hadde.
Ende dat den voorn. HENDRIK MERGELENBERG het voorschr. pistool altoos bij sig droeg, at patut op no. 14 en 15.
Al verders heeft den gevangene JAN RUTTEN geconfesseert, dat sijn bijsit AGNEES JANSEN, mitsgaders, MECHEL STRAATMANS gewesene bijsit van HENDRIK HENSKENS, (alias NAATS) met den gemelten HENDRIK NAATS, een seekere MARIA HERENTHALS (tot nog toe niet in handen van de Justitie sijnde).
Sijn geweest sijn mede complicen, en almede geadsisteert en op schildwagt gestaan hebben, bij het pleegen van de voorgeallegeerde geweldenarijen en rooverijen tot ERP.
Ende dat sij, gesamentlijck te samen de gestoolen goederen, dienselven avond nog hebben gebragt, bij TEUN in't KESKE, tot GEMERT, niet verre van de Moolen aldaar.
Vervolgens na als daer nog een dag a vier tot GEMERT gesworve te hebben.
De gestoolene goederen voor het grootste gedeelte hebben vercogt, aan ELBERT JORIS, schoenmaker tot ST.TUNNIS.
Verders heeft den Heere Ratione Offici naarder gehoort MECHEL STRAATMANS, gewesen bijsit van HENDRIK HENSKENS (alias NAATS) dewelcke vrijwillig heeft geconfesseert.
Dat sij mede aan bij ende present is geweest bij het gewelt en dieverije op den twelfden December 1700 twee en dertig tot ERP gepleegt.
Als breeder bij deselve confessie hier annex sub. no. 16.
Soo als mede AGNEES JANSSEN, bijsit van JAN RUTTEN, bij naarder examen buyten pijn, banden van ijzer heeft geconfesseert, aan bij en present geweest te sijn, en op schildwagt gestaan te hebben, bij het gewelt en dieverijen tot ERP voors.
Als naarder en klaarder te sien uyt haaren confessie hier annex sub. no. 17.
Wijders dat HENDRIK MERGELENBERG, gevangene en gedetineerde, naar voorgaande confrontatie tegens den gevangen JAN RUTTEN, AGNEES JANSSEN en MECHEL STRAATMANS, sijne mede complicen en gedetineerden.
Buyten pijn en banden van ijzer heeft geconfesseert den inhoude der meergemelte verclaringe tot ERP, op den 21e December 1700 twee en veertig voor Schepenen aldaar gegeven, de suyvere waerheyd te wesen.
Ende dat hij gevangene is geweest, den korsten oft kleynsten der twee persoonen die het voorschr. faict tot ERP heeft geperpetreert.
Soo als alles naarder en klaarder bij desselfs confessie alhier annex sub. no. 18 blijkende is.
Dat vervolgens alle vier de gevangenen de gestoolen goederen hebben weg gedragen en verbragt mitsgaders gedeeltelijck vercogt.
Daar van in gemeenschap geleeft en goede cier gemaakt.
Waar door dan ook alle vier de gevangenen sijn schuldig aan de voorschr. gepleegde geweldenarijen of dieverijen.
Ende dienvolgens alsoo sijn Socus Delictu.
Die haar werk hebben gemaakt om de goede luyden ten platten landen te besteelen en van het hare te berooven.
Selfs met onmenschelijke tormenten en pijnen aan te doen.
Ende mitsdien daar over alle ingevolge de Placcaten van haar HoogMog. van den 20 October 1693, 6 January 1707 en dat van den 18 Maart 1732 (dat U Eerw. werden versogt hier op met attentie en applicatie naar te sien) met de doodt strafbaar sijn.
Te meer als U Eerw. uyt de aangehaalde confessien van alle vier de gevangenen U nog naarder sullen gelieven te sien, dat sij ook de penningen van opgemelte rooverijen gecomen, te samen in gemeenschap hebben gehouden, verteert en daar van geleeft.
Alle welcke geweldenarijen en rooverijen bij de voorschr. vier gevangenen respectievelijk in voegen voorschr. bekent en beleeden sijnde.
Sullen U Eerw. bij de overgelegde attestarien en informatien, ook bewaarheid vinden dat deselve ook waarlijk gedaan, en bij haar gepleegt sijn.
Waarmede den Heere Remonstrant vertrouwt ten vollen voldaan te hebben aan de intentie van U Eerw. onnodig sijnde het gunt voorschr. door eenige Regts passagien te adstrueren oft illustreren, als in allen deele klaar en manifest sijnde.
Soo sal den Heeren Remonstrant hier bij voorleggen alle de stucken te deser saake behoorende. En specialijk de confessie der voorz. vier gevangenen hier voor vermelt.
Met de Preparatoire informatien en confessien van HENDRIK MERGELENBERG en MECHEL STRAATMANS onder No. 19, 20, 21 en 22.
Versoekende daar op en op allen't geene voorschr. ......ordinaire Regt en ....redite van Justitie ende na dat dienvolgende de gevangenen alle vier ter saaken vooren vermelt, inconformite van der Placcaten van den Landen. En speciaal mede dat van den agtiende Maart 1732 aan lijff en leden andere geweldenaars ten exempel met soodanige doodstraffe sullen worden gestraft als U Eerw. in goede justitie sullen bevinden te behooren, ende voorts gecondemneert in de costen en misen van justitie.
Dit doende etc.
P.de CASSEMAJOR.
Borgemeesters rekeningen inv.nr. O.R.A. DEURNE XV/114.
jaar 1743 Elfde capittel.
Betaalt aan ADRIAAN van de MORTEL cum suis, de somme van twintig gulden eene stuyver, in voldoeninge van verdient arbeytsloon
int maken vant schavot voor de twee vrouwlieden die gewurgt sijn hiervoor breder geexpesseert als mede voor de blocken tot het
afhacken van de twee mans persoonen haar regterhand, die mede ten selven dage gehangen sijn, volgens ordonnantie en
quitantie no. 192. / 20.-1.-0.
Item betaalt aan de Weduwe JAN CORNELIS van de MORTEL, de somme van vier gulden en agt stuyvers, in voldoeninge van
eenige planken, sliete en nagels, tot het voorsz. schavot, volgens specificatie, ordonnantie en quitantie no 193, dus / 4.-8.-0.
Item betaalt aan LAMBERT van de MORTEL, de somme van tien gulden en eene stuyver, in voldoeninge van verdient
arbeytsloon als smit, int maken en repareren van crammen, kettingen en bouten, etc. tot boeyen, alsmede aan de galg en
wergpalen etc. in November en December 1743, voor de voorn. vier geexecuteerde delinquenten, volgens specificatie,
ordonnantie en quitantie, no 194, dus / 10.-1.-0.
Item betaalt aan WILLEM van HOOFF, de somme van vijftien gulden en agt stuyvers in voldoeninge van geleverde torff voor de
wagt en gevangens vant begin van November 1743, totten laatsten December daaraan volgende, alsoo den Drossard die
gevangens op drie besondere plaatsen heeft moeten setten omdat den anderen niet soude konnen mede deelen van haar
examen en antwoorden, alsmede dat den Drost bedugt was, dat deselve gevangens die vijf in getal sijn geweest door haar
complicen niet met gewelt uyt haare gevangenis mogten gehaalt worden, volgens ordonnantie en quitantie no 195 dus / 15.-8.-0.
Item betaalt aan PETER WILLEMS van BOMMEL, de somme van een hondert vier en vijftig gulden, in voldoeninge van vijftig
dagen kostgelt van de vier kleyne kinderen der geexecuteerde delinquenten op den 31 December 1743, in gegaan mette
1 January 1744 en geeyndigt den 21 February 1744, tegens eene gulden daags.
Item nog voor een hondert dertig dagen kostgelt, van de voorn. vier kinderen tegens sestien stuyvers daags, ingegaan den 22e February 1744 en geeyndigt den 30e Juny 1744, alsoo de regenten daarover requesten hadden gepresenteert aan Haar Ho. Mo. dat deselve kinderen mogten worden opgevoed tot lasten van s'Lands Domeynen, voor d'eene helft en zedert versogt dat die opgevoed mogten worde tot lasten vant quartier alleen, waarop bij Haar Ho. Mo. resolutie van den 16e Maart 1745 is verstaan, dat de kinderen moeten worden opgevoed in de Gereformeerde religie, tot lasten van de gemeente van DEURNE en LIESSEL en waarbij Haar Ho. Mo. bij deselver resolutie van den 28e October 1745 hebben gelieven te persisteeren, dus volgens ordonnantie en quitantie no 196, 154.-0.-0.
Betaalt voor socken en blocken voor voorn. kinderen.
← Terug naar: CAD 1742