CAD 1742
“De Kroniek van Driek”
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32. d.d. 16-01-1742.
PETER GERARTS geboortig van LUYK gewoont hebbende tot ZITTERT int Land van GULIK out ontrent veertig jaaren. Dat hij gisteren gelijk den avont is gekomen tot LIESZEL komende direct van ZITTERT voorschreve af tusschen Vrijdag en Zaterdagnagt tot EGTEN geslapen, en te ROERMONDE over De MAAS, en doen tot NEER geslapen, en alzoo tegen den avond Zondags is gekomen tot LIESZEL voorschreven. Dat hij op De MOOSDIJK gisteren middag bij JAN LAMBERT LENSEN nog een koek gebacken, en aldaar zeer wel bekent is, dat hij ook wel bekent is tot BAKEL op de Hoeve De KRUYSIT, dat hij daar voor ontrent drie jaaren pleeg te komen, met een mars of sak met cramerije, van cante, neusdoeken, messen, brillen, gespen etc. Dat hij zig daar ook wel zes weeken agter den anderen heeft op gehouden, met zijn vrouw, en drie kinderen. Dat voor ontrent drie jaaren, zijn vrouw tot MIERLO is inde kraam gekomen bij JAN .......... gewoont hebbende op het Apostel huys.
Dat hij voorschreven mars met koopmanschap uyt verkogt hebbende, zig nu geneert met in ZEELAND te gaan werken bij de boeren met dorssen, graven, etc.
Dat zijn vrouw met vier kinderen zig altans onthout tot VLISSINGE en haar geneert met spinnen, werwaarts hij zegt op reys te zijn.
Dat hij gisteren avont tot LIESZEL als vorens gekoomen zijnde, Eerst is gegaan op het Casteel en versogt aan den Hoevenaar, daar te mogen slaapen, die hem zulx weygerde, en zeyde dat hij op een ander vragen zoude, tegens wien hij zeyde: ik heb mijn leven nog niet buyten geslaapen, ik zal zien dat ik een beleefde mensch vinde, dat hij doen van daar is gegaan het tweede Huys van't Casteel en daar wederom versogt te slapen, die hem zeyde, dat hij aan de buyten huyse zoude gaan slapen, dat de wagt ging. Daar op hij antwoorden niet bang voor de wagt te zijn, en dat niet aan de kant buyten de straat wilde gaan. Dat de man hem doen een aalmoes presenteerde, die hij niet wilde aan neemen, maar seyde niet anders te versaeken als een hand met stroy om een nagt te slapen. Ontkenende tegens den Huysman gesegt te hebben wat is een aalmoes ik wil geen aalmoes hebben, als mede ontkent hij gesegt te hebben dat hij liever had dat de schuur in brand stond als dat hij van daar zoude gaan.
Dat hij van daar is gegaan tot aant naaste Huys zijnde het derde huys vant Casteel, en daar wederom heeft versogt te mogen slapen, dat de man hem accordeerde, indien hij zig op stroy woude behelpen, daer op hij antwoorden zig wel op stroy te zullen behelpen. En de man tegens hem zeyde komt in huys en warmt u wat, gelijk hij deede, waar op de wagt in is gekoomen, die hem niet na stroy woude laten gaan, maar zeyden: gij moet op blijven en na eenigen tijt op gebleeve te hebben bragt de wagt hem in de school, en hebben hem daar bewaakt, en vervolgens alhier gebragt.
Dat hij in de Kersdagen van MIDDELBURG is afgevaaren, met het schip op Den BOSCH en daar is aangekoomen op een nade middag, na dat hij drie magten scheep was geweest, en zoo direct de Stad is doorgegaan de VUGTERPOORT uyt, en ver aan desen kant BOXTEL in een Boeren Huys geslapen te hebben int hoy, zonder te weten onder wat dorp, dat huys legt, en des anderen daags is gegaan door EYNTHOVEN over een grote hey van vier uuren, in een Boeren Huys geslapen te hebben, zonder ook te weten in wat dorp, maar dat hij onder weegen altijt heeft gevraagt de naaste weg na MAZEIJK, alwaar hij den volgende dag gepasseert is. En vervolgens heeft gegaan tot ZITTERT voorschreven, dat hij aldaar heeft gelogeert bij zijn vrouws moeder met name IDA Weduwe ...... HOENDERMAN, dat die weduwe nog vier kinderen heeft als een dogter bij haar in huys, een dogter getrouwt met een soldaat van de Garde in Den HAGE en een dogter aan een soldaat in Keyzerlijke dienst als mede een zoon insgelijks in Keyzerlijke dienst, dat hij ontrent veertien dage tot ZITTERT is stil geweest en van daar in volgen voorschreven tot hier is gekoomen. Datum DEURNE den vijftiende January XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van GERRIT BOKHORST, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
Guortinueert den voornoende PETER GERARTS te examineeren denwelke wijders heeft bekent en geconfesseert dat hij nog lesen nog schrijven kan, en uyt de voorstad van LUYK bij de schans is gebooren. Dat hij ontrent elff jaaren geleden inde voorstad van LUYK in sijn parochie is getrouwt met ANNA MARIA DE MARIJ. Dat hij niet en weet hoe sijn vrouws moeder aan de naem of van, Van HOENDERMAN komt, en dienvolgens ook niet weet waarom sijn vrouw DE MARIJ, en niet HOENDERMAN heet. Dat hij met sijn cramerije meest altijt inde MEYERYE is geweest en seer dikwijls tot HELMOND op de merkt heeft gestaan. En particulier doen sijn vrouw tot MIERLO in de kraam lag, eenige weeken agter den anderen, dat het waar is dat hij meer of ontrent tien jaaren, met een sak met cramerije heeft omgegaan. En particulierlijk daarmede ook op De MOOSDIJK is geweest, voorts segt hij noyt te BOXMEER te sijn geweest, met of sonder pak. Dat hij het sakje boekweyte meel, verkens ribje met boterpotje van huys heeft gebragt. Dat hij de koornsak gemerkt M D K, in ZEELAND, met meer andere sacken op een koopdag heeft gekogt, int dorp WOLFENSDIJK. Dat hij het voorste lid van sijn linker duym nog maar een kint sijnde selfs met een bijl heeft afgehakt. Dat hij in ZEELAND meest gewerkt heeft, en inde gepasseerde somer nog int Land van ter GOES. Dat hij aldaar bekend is onder de naam van PIETER de WAAL, omdat hij een Waal is. Dat hij sijn cramerije, pleeg in te koopen te KEULEN, tot AKEN, en in Den BOSCH bij Vrouw VELDRIEL in den KATTENDANS. Dat hij nu ontrent veertien dagen bij sijn vrouws moeder tot ZITTERT is stil geweest.
Actum DEURNE desen sestiende January XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van GERRIT BOKHORST en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
PETER GERARTS kan niet schrijven en tekent met een kruisje.
G. BOKHORST
A. v.d MORTEL
Mij Present A. LA FORME s.secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 38, fol. 95v.
d.d. 16-01-1742.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheyt DEURNE ondergenoemt JAN LAMBERT LENSEN Hoevenaar op De MOOSDIJK out ontrent seventig jaar, JAN JOOSTEN van de KERKHOF soon van den Hoeven op het SLOT tot LIESSEL out ontrent agt en twintig jaaren, WILLEM JACOB HURKMANS out Borgemeester alhier, PETER HENDRIK GEVEN Collecteur der verpondinge alhier, en PETER PETER EYMERS Collecteur der verpondinge alhier, alle woonende tot LIESSEL. Geregtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven ter Requisitie van d'Heer PERO DE CASSEMAJOR Drossard alhier, dewelke verklaarden met haare mannen waaren woorden en onder af te staven Eeden. dat waar en waaragtig is, ende eerstelijk den eersten in ordine comparant, dat seekere persoon sig noemende PIETER GERARTS bijden comparant bekend met den naam van PIETER of PETER, althans hier gedetineert, die selve is, soo als hij dese morgen voor het passeren deses int gevange huys heeft wesen sien, die op voorleede Sondag ten sijne huyse is geweest. Ende aldaar van meel dat hij bij hem had, eene koek of struyf heeft gebacken, en die geconsumeert hebbende is vertrocken, sonder ten sijne huyse iets onordentelijks gepleegt te hebben. Dat den selven persoon verscheyde reysen aan sijn huys is geweest, en wel over tien jaaren, en ook wel eenige nagten aan sijn huys int stroy of hoy heeft geslapen. En verscheyde reysen met een vrouw en een of twee kinderen bij hem had, en verscheyde reysen daar geweest te sijn met eenige kramerijen van neusdoeken, nestelingen, spellen etc. die hij in een sakje heeft gedragen. Maar hem noyt met een mars gesien te hebben. En dat hij ongeveer daar sijn huys maar eens sjaars geweest is, en dan lelkens seyde dat hij na HOLLAND ging werken.
Den tweede in ordine comparant JAN JOOSTEN van de KERKHOFF verklaart, dat den voornoemde persoon op voorleede Sondag tegen den avond, aan sijn huys is gekoomen, en versogt daar te mogen slapen, het welke den comparant hem niet wilde accorderen, maar hem sulks weygerde, waarop den gedetineerde antwoorde, dat is straf afgeseyt, en al prentelende is vertrocken, sonder dat den comparant destinct kon verstaan wat hij seyde.
Den derde in ordine Comparant namentlijk WILLEM JACOB HURKMANS, verklaart, dat den gedetineerde op den voorschreven avond, aan sijn huys is gekoomen, en aldaar insgelijks versogt te slapen, het welke den comparant hem weygerde seggende, ons Regenten hebben verboden, dat wij geen vreemdelingen mogen logeeren. Daar hij op antwoorde, terwijl gij mijn niet wil logeeren sal God voor u den hemel sluyten, en het oordeel weygeren. Dat den comparant daar op sijn deur toe sloot, en den voornoemde gedetineerde buyten staande hoorde seggen, dien greynsen duyvel. En dat des comparants meyt hem gesegt heeft, gehoort te hebben, dat den gedetineerden vertreckende nog eenige woorden sprak, die sij seyde niet goet geweest soude hebben, dat hij gehoort hadde.
Den vierde in ordine comparant sijnde PETER HENDRIK GEVEN, verklaart dat den selven persoon denselve avond al mede aan sijn huys is geweest, om te logeeren, het welke hij hem insgelijks heeft geweygert, seggende dat hij sulks niet doen, en mogt, om in geen peene of boete te vervallen, maar dat hij uyt de straat op een buyte hoek soude gaan. Daar sijn comparants huysvrouw hem na toe wees, en den voornoemde persoon niet na toe, of uyt de straat gaan wilde. Seggende ik behoef voor geene duyvel uytte straat te gaan, en is doen als knorrende en vloekende heenen gegaan. Seggende onder anderen dat hij wenschte dat den duyvel sijn vrouwes schuur weg voerde.
Den vijfde of laatste comparant sijnde PETER PETER EYMERS verklaart dat den voornoemde persoon op den voorsegde Sondag avond ontrent vijf uuren aan sijn huys is gekoomen, versoekende mede aldaar te mogen logeeren, het welke den comparant hem heeft geweygert, daar hij op antwoorde laat mijn in want ik kan nergens onder koomen, nog onder den blauwen hemel slapen. Dat des comparants broeder doen de deur toe stiet, en den voornoemde persoon nog eens geseyt aan de deur bleeft staan, seggende laat'er mijn maar in, gij hoeft niet bang te sijn, dat ik de schuur sal op eeten nog wegdragen, wanneer den comparant aan de deur is gegaan en den gedetineerde met hem comparant in huys gekomen is en in den hoek van den heert bij't vuur gaan sitten. Wanneer vroeg waar hij vandaan quam, seggende ik kom van Neer, waar op kort daar aan de wagt is ingekoomen, en hem heeft geapprehendeert.
Eyndigende hier mede haare opregte verklaringe, bij dewelke ider voor soo veel sijn gedeponeerde aan gaat, sij na prelecture hebben gepersisteert, en voor redenen van welwetentheyt geallegeert als voor staat, en hebben de comparanten ider haar gedeponeerde bevestigt met de woorden soo waarlijk mogt haar God Almagtig helpen. Actum DEURNE desen sestiende January XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van GERRIT BOKHORST, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
JAN LAMBERT LENSEN, JAN JOOSTEN van de KERKHOFF en PETER HENDRIK GEVEN verklaren hunne naam niet te kunnen schrijven en tekenen dan respectivelijk, de eerst genoemde met een riek of gaffel, en de twee andere met een kruisje.
WILLEM JACOB HURCKMANS
G. BOKHORST
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME s.secrts.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 38, fol. 109.
d.d. 29-09-1742.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt, JENNEKE van MEYL, huysvrouw van GERRIT van DEURNE, woonende alhier, opt VLOEIJEIJND, teynde den DEURNSE DIJK na VLIERDEN, gerigtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven, ter requisitie van den Heer PERO DE CASSEMAJOR Drossard desere Heerlijkheden dewelke verklaarde, dat waar en waaragtig, en haar nog in versche geheugenis is, dat soj op Donderdag smorgens den 27e deser vroeg opgestaan is en voor de deur gekomen sijnde, bevonden heeft, dat haar kelder tralie met het geheele gebond, geforceert en uytgebrooken was, waar op sij een groote schreeuw van verbaastheyt gaf, en bij of ontrent voorschreven gebond lag een houweel van een kar, waar mede die force en inbreuk na alle oogenscheyn gedaan was, om redenen dat die houweel door het gewelt dat daar mede gedaan was, krom geboogen was. Dat sij comparante daar op in de kelder is gaan sien, hoe het daar gestelt was, ende aldaar bevonden heeft, dat haar ontstoolen was, twee Keulse potten met boter, mitsgaders nog seven weggen boter die inde voorschreven kelder op boter teylen gestaan hadden zamen na haar reekeninge ontrent de quantiteyt van zeventig pond boter, en bovendien nog een groot roggenbrood, en ontrent twee pond zeep en een stoopke van twee kannen waar in eenige slirie of genever was. Verders verklaarde de voornoemde comparante dat sij op heden dato deses, gelijk voorschreven staat geregtelijk is gedaagt door den Heere Requirant en ten dien eynde ter secretarye gecompareert sijnde, aan haar is vertoont twee Keulse potten met boter, als mede twee weggen boter, en twee kleyne aarde potjes met boter, en haar door den Heer Requirant gevraagt sijnde of dat brood, en die boterrpotten aan haar vertoond, deselfde waaren, die sij quijt geworden was. Waarop sij verklaarde dat de twee Keulse botter potten deselfde waaren, die haar ontstoolen sijn. Maar dat sij het brood niet en kenden, en met geen seeckerheyt konde seggen, of de boter weggen haar vertoont, de haare waaren of niet. Eyndigende hier mede haare opregte verklaringe bij dewelke sij na prelecture heeft gepersisteert, voor redenen van welwetentheyt geallegeert, dat inden buyk van d'eene boterpot een kleyn gaatje is, waardoor men ter groote van een speldeknop van buyten de boter kon sien, en dat van d'andere boterpot boven aan den rand een stukje uyt is. Soo als sij aan den Heer Requirant en presente Schepenen heeft aangewesen, ende heeft het selve met de woorden soo waarlijk moest haar God Almagtig helpen bevestigt. Actum DEURNE desen negen en twintigsten September XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van DIRK DECKER, HERMANUS van de WATER, en JOHAN BOKHORST Schepenen.
JENNEKE van MEYEL huysvrouwe van GERRIT van DEURNE verklaart niet te konnen schrijven.
D. DECKERS
H. van de WATER
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME, s.secrts.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32. D.d. 30-09-1742.
Mijne Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, gelet hebbende op den inhoude der Requeste aan haar gepresenteert, en met d'annex attestatie voor Heeren Schepenen alhier gepasseert den 29 deser en aan ons overgegeven bij of wegens de Heere PERO de CASSEMAJOR Drossaart deser Heerlijkheden Nominie Offici Remonstrant, tendeerende om te hebben decreet van apprehentie ten lasten van JAN CUYPERS en FRANCIS PENNINGS beyde woonende alhier. En op alles wel en rijpelijk gelet. Mijne Heeren Schepenen accordeeren aan den Heeren Nomine Offici Remonstrant het versogte decreet van appehentie tot lasten van den voorn. JAN CUYPERS en FRANCIS PENNINGS. Actum in Induco Entraerdmano desen Dertigsten September XVIIc twee en veertig Toorkonde
D.DECKERS
H. van de WATER
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
FRANCIS PENNINGS geboortig van GELDROP out ontrent vier en twintig jaaren, gedetineert alhier, heeft verklaart en geconfesseert dat hij voorleeden Sondag sijnde geweest den 23 deser, met ende neffens sijn swager JAN CORNELIS KUYPERS inden agtermiddag tegens het vallen van den avond, sig heeft bevonden ten hyse van GERRIT van DEURNE, alias DEN ROIJSEN BOER, op Het VLOEYND alhier, en aldaar ten huyse een pijp toebak hebben aangestookt, en daar een weynig blijven sitten. Segt verders tusschen Woensdag en Donderdag s'nagts met sijn swager voornt. aant voorn. huys geweest te sijn, en dat sijn swager zeeker instrument had, 't geen hij vermeend een houweel geweest te sijn, waar mede sijn voorn. swager het keldergebond met ijsere tralies uyt brak. En dat hij gedetineerde aan de deur op schiltwagt bleef staan. Dat sijn swager vevolgens in de kelder is gekroopen en daar twee boter potten met boter, en vijft weggen boter met een groot rogge brood uythaalde. En deselve boter en brood aan hem gedetineerde door het gat van de kelder uytgaft, maar van de stoop daar eenige genever in soude geweest sijn, niet te weeten. Dat sijn swager daar na de boter, en brood uyt de kelder gegeven sijnde, en bij hem gedetineerde bij malkanderen gezet sijnde, is uyt de kelder, en dat sij te samen die boterweggen hebben gedaan in een sak, bij haar ten dien eynde mede genoomen ende potten met de sak te zaamen na DEURNE toe gedragen, en onverdeelt gelaten tot nader bij eenkomst.
Aldus den gedetineerde preparatoir geexamineert, en hem sijn voors. confessie duydelijk en dest met voorgeleesen, heeft daer bij gepersisteert, in presentie van DIRK DECKERS, JOOST de VET, en JOHAN BOKHORST Schepenen. DEURNE desen dertigsten September XVIIc twee en veertig Toorkonde.
FRANCIS PENNINGS (kan niet schrijven en tekent met een kruisje)
D. DECKERS
J. de VETH
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Propatoir Examen van FRANCIS PENNINGS geboortig van GELDROP en gedetineerde alhier. Denwelke heeft ter Requisitie van de Heere Drossard nader verklaart, en geconfesseert, dat sijn swager JAN KUYPERS van zedert Sondag agt dagen doen sij de boter in het huys van GERRIT van DEURNE alhier gezien hadden, bij hem lelkens heeft aangehouden, en versogt om zamen op die boter af te gaan seggende: "Gij hebt immers geen boter in huys om te eten". En dat hij eyndelijk is geresolveert om met hem gelijk in sijn voorgaande Examen gesegt heeft daar na toe te gaan. En dat noyt iets anders gedaan of gestoolen heeft. Dat hij ook niet en weet of sijn swager op meer andere plaatsen eenige dieverijen begaan heeft, of hem daar van oyt iets heeft hooren seggen.
Dat als hij met de boter in sijn huys bij sijn vrouw quam, dat de vrouw soodanig alterreerde, datse van haar selven viel, en dat dit de reden sijn, waarom de boter soo lang in sijn huys is blijvende staen. En dat hij geresolveert was, om de boter aan de menschen den 29e passato des avonds wederom te geven. Dat sijn swager twee weggen van vijf weggen gemaakt hebbende, aan hem seyde: "Die sal ik gaan verkoopen, om dan wat gelt te hebben". Dat den gedetineerde daar in niet en wilde consenteeren, maar het selve wederom geven aan GERRIT van DEURNE. Het geene sijn swager tegensprak. En is alsoo die boter in sijn wooning gebleven, en heeft na voorgaande prelecture daar bij gepersisteert. Actum DEURNE desen Eersten October XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van DIRK DECKERS, JOOST de VET en JOHAN BOKHORST Schepenen.
FRANCIS PENNINGS (kan niet schrrijven en tekent met een kruisje).
D. DECKERS
J.de VETH
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Extra ordinaar gehouden Dinsdag den 2e October 1742.
Present alle Schepenen.
Den Heer PERO de CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden Nomine Officir Apprehendant, en aanlegger
Conta
FRANCIS PENNINGS gedetineerde, en sig voor gedagvaart houdede, en alsoo gedetineerde ter andere sijde.
Den Heere Nomine Officir Apprhendant en Aanlegger dient van Tigt in aansprake Crimineel met vijft stucken annex versoekende dat denselven aan den gevangen sal worden voorgelesen, om daar op Articulatien te antwoorden onder Appoint van U Eerw. en Concludeert als in deselve
Fiat ut Petitur.
Den voorschreven gevangene de voors. schrifture dien volgende voor gelesen sijnde, heeft geconfesseert, en bekend buyten pijn, en banden van ijsere op den inhoud van den drie en twintigsten totten dertigste Articulen incluys die de waarheyt te sijn.
Aldus de Tigt en aansprake voorgelesen en daar op bij den gevangen geantwoort als voors. staat. Actum DEURNE dato ut Supra Toorkonde
FRANCIS PENNINGS (kan niet schrijven, tekent met een kruisje).
D. DECKERS.
H. van de WATER
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Extra ordinaar geregt gehouden Dinsdag den 9e October 1742.
Present alle de Schepenen.
Den Heere Drossard Nomine Officir versoekt opening, en publicatie van de ingehaalde adrise
Fiat opening.
Gezien bij Mijn Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, de Tigt en Aansprake Crimineel aan haar ter Criminele Rolle van den tweede October deses jaars seventienhondert twee en veertig overgegeven door den Heere PERO de CASSEMAJOR, Drossard deser Heerlijkheden, Nomine Offici, Apprehendant, Eysscher, en Aanlegger, op, ende jegens FRANCIS PENNINGS, geboortig tot GELDROP, oud ontrent de vier en twintig jaaren, gevangene en gedaagde. Gezien tot dien de Crimineele Procedurere ter Rolle voorschreve ten verbaale geinstrueert tot Duplieq incluys, mitsgaders gezien het decreet van Apprhensie op den dertigste September 1700 twee en veertig, tegens den gevangene verleend. Als mede de preparatoire Informatien, en andere bewijsen, van wegens den Heere Nomine Offici Apprehendant, en Aanlegger, daar nevens gevoegt, en overgegeven, en daar bij gebleeken sijnde, dat hij gevangene op Sondag, sijnde geweest den 23e September des voorschrevene jaars, met, en benevens sijn swager JAN CORNELIS KUYPERS, tegens het vallen van den avond, geweest woonende op het VLOEYENT alhier. Dat aldaar een weynig vertoeft hebbende, van voorschreven huysinge te zamen Woensdag, en Donderdag s'nagts daar aanvolgende, met sijn swager voornoemt, aan de huysinge van GERRIT van DEURNE voorschreven begeven heeft. Dat hij gevangene, terwijl sijn swager met een seeker instrument het geen hij gevangene vermeent een houweel geweest te sijn, het keldergebond, met ijsere geerden, of tralien voorsien, uytbrak, aande deur van de huysinge op schildwagt gestaan heeft. Dat wijders hij gevangene na dat sijn swager voornoemt inde kelder was ingekroopen, en daar twee booter potten met boter, en vijff weggen boter met een groot rogge brood uythaalde, en de selve potten, boter en brood aen hem gevangene door het gemaakte gat inde kelder uytgaf. Deselve boter bij malkanderen gezet heeft en vervolgens sijn swager uyt de kelder gekoomen sijnde, hij met en benevens sijn swager, die gestoolen boter in een sak, ten dien eynde mede genoomen, gedaan, en de gestolene potten met de sack nae DEURNE in haare huysinge gedragen, en aldaar onverdeelt gelaten heeft, tot nader bij een komste. En in welk huysinge ook een groot gedeelte van de gestoolene goederen gevonden sijn. Alle het welke saken sijn, die in een Land van Justitie, en goede Politie niet kunnen nog mogen worden getolereert, maar andere ten afschrik moeten worden gestraft. En op alles wel, en rijpelijk gelet, en speciaal regard genoomen hebbende op haar Ho.Mo. Placaat van den 18e Maart 1732 mede gehad het Preadvies van twee onpartijdige Regtsgeleerdens.
Mijn Heeren Schepenen wijsen, en verklaaren voor Regt, dat den gevangene, ter saake voorschreven sal worden gebragt, op de Heyde, alwaar neven den dijk na HELMOND, een galge staat, en men gewoon is mede aldaar de executie van de Crimineele Justitie te doen. Om aldaar door den Meester van den Scherpe Geregte, met de koorde gestraft te worden, dat er de doot nae volgt. Den gevangene in het geene voorschreven is, mitsgaders inde Costen van Regt, en misen van Justitie condemnerende. Actum et Prom... in Judicio Criminali desen negende October XVIIc twee en veertig. Toorkonde.
D. DECKERS
H. van de WATER
G. van LOON
J. de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 38, fol. 110.
d.d. 10-11-1742.
Compareerde voor Heeren Schepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL ondergenoemt, CATALIJNA jonge dogter PETER TOMAS SPUL, out ontrent dertig jaaren, woonende alhier opt VLOEYEYND, MARGRIET huysvrouw van ANDRIES KUYPERS beeedigde wijse moeder alhier, out ontrent agt en vijftig jaaren, geregtelijk gedaagt, om getuygenis der waarheyt te geven, ter Requisitie vand' Heer PERO DE CASSEMAJOR Drossard deser Heerlijkheden. Dewelke hebben getuygt, en verklaart voor waaragtig te weeten d'eerste in ordine deponente, dat ontrent seven maanden geleden, sij van een jonge soon is verlost, waar van de vader is HENDRIK van WINKEL, geboortig van LIEROP, soo als sij comparante in pijn, en barens noot sittende aan de wijse moeder of geswoore vroed vrouw alhier, als doen ook heeft verklaart, verklaarende verders dat sij comparante noyt of nimmermeer met eenig mensch ter weerelt, behalven den voornoemde HENDRIK van WINKEL vleeschelijke conversatie gehad heeft. En dat sij hem daartoe niet soude hebben geadmitteert, en waare op sijn continueel aanhouden, en onder beloften van haar te sullen trouwen. Dat sij comparanten naderhand, en wel ontrent den tijt van vier maanden, na haar kraam heeft gehoort en bevonden, dat haar suster HELENA out ontrent twintig jaaren mede van den voornoemde HENDRIK van WINKEL insgelijks van een dogter is in de kraam gekoomen. En de sulks soo aan haar comparante als aan de voorsegde wijse moeder in barens nood had verklaart daar vader van te wesen, den voornoemde HENDRIK van WINKEL. Dat den voornoemde HENDRIK van WINKEL sig sedert het kraame van de voornoemde comparante hun in dienst heeft begeven..
De tweede in ordine deponente heeft verklaart voor waaragtig op den Eed ten aanvang van haare bedieninge gedaan. Dat sij op den sesden April deses jaars heeft verlost CATERINA comparante in desen van een jonge soon, en opden derde September deses jaars HELENA suster van de comparante heeft verlost van een jonge dogter. Dat beyde die gesusters in pijn en barends noot sittende, aan haar als wijse moeder verklaarde dat HENDRIK van WINKEL vader was van de respective vrugten, van waar sij stonden te verlossen. Soo als sij comparante verklaart aan het Officii alhier telkens te hebben aangegeven, en bekent gemaakt. En dat sij nog op heden tot versterkinge van haar geheugen het doop register heeft wesen nasien.
Eyndigende sij comparanten hier mede dese haar opregte verklaaringe en hebben na voorgaande prelecture ider bij haar gedeponeerde gepersisteert, en heeft d'eerste comparante het selve met de woorden soo waarlijk moest haar God Almagtig helpen, bevestigt. Actum DEURNE desen tiende Novenber XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van HERMANUS van de WATER, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
CATARIN dogter PETER TOMAS SPEUL tekent met een kruisje.
MAGRIEDT KUYPERS
H. van de WATER
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME s.secrts.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 13-11-1742.
HENDRIK de WINKEL geboortig van LIEROP out ontrent drie en dertig jaaren, getrouwt met EVA dogter van TEUNIS ........ woonende bij de VISCHMERKT tot DEVENTER gewesene schipper, met welke vrouw denselve verklaart getrouwt te wesen ontrent drie jaaren geleden, en deselve vrouw ontrent vasten avond desselven jaars selver weder gebragt te hebben, ten huyse van haare ouders tot DEVENTER, verklaarende en confesseerende, dat hij CATALIJNA en HELENA dogters van PETER TOMAS alias SPIL, heeft leeren kennen terwijl, dat hij hier werkte als kleermaker. En met deselve wel vleesschelijke converatie heeft gehad. Maar haar daar voor heeft geunsenteert of te vreede gestelt, en dat hij selven tegens hem hebben beleden, met meer andere mans persoonen buyten, en behalven hem te doen hebben gehad. En aangaande ..... de suster van JOHAN de knegt van HENDRIK SMITS woonende tot MIERLO opt HOUT, waar van hij betigt wert de selve beswangert te hebben, ontkent hij als onwaaragtig met haar noyt te doen gehad te hebben. Dat hij vevolgens als soldaat onder het Regiment van dHeer Generaal Major de VILATTE met een behoorlijke werkpas uyt het garnisoen van DOORNIK is gegaan den 9e October 1742 ensoo herrewaarts gekoomen. Actum DEURNE desen dertiende November XVIIc twee en veertig. Ten overstaan van HERMANUS van de WATER en JOOST de VET Schepenen.
HENDRIK van WINKEL
H. van de WATER
J. de VETH
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
Mijne Heeren Schepenen gezien en geexamineert hebbende de Requeste Cum Annexis aan haar op heden overgegeven bij ofte van wegens de Heer PERO de CASSEMAJOR R.O. en het versoek daar bij gedaan om te obtineeren Decreet van Corporeele apprehensie op ende tegens HENDRIK WINKEL over ende ter saake zijner gepleegde overspelen en hoerderijen. En op alles wel, en rijpelijk gelet ook in agt genoomen den 76e Art. van Haar Ho. Mo. Egt Reglement. Doende Regt, Condemneeren den voorn. HENDRIK WINKEL ter saake voorschreven op het gevangen huys alhier gevangen te blijven te water, en brood den tijt van tien dagen te reekenen van den tiende deser, wanneer hij daar op is gebragt. En indien den voornoemde HENDRIK WINKEL na dato wederom binnen dese Jurisdictie komt, dat op het versoek van den Heer Officier voor nu, en als dan werd verleend het versogte decreet van Corporaele apprehensie, tegens den persoon van HENDRIK WINKEL daarinne, mitsgaders inde costen van Regt en misen van Justitie Condemneerende bij ende mits desen. Actumm in Indicio dPresent alle Schepenen gereserveert den President desen dertiende November XVIIc twee en veertig.
H. van de WATER
J. van LOON
J. de VETH
A. van de MORTEL
J. v. HUGTEN
J. BOKHORST
Mij Present A. LA FORME S.secretaris.
← Terug naar: CAD 1740