CAD 1738
“De Kroniek van Driek”
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 16-06-1738.
MIGGIEL ............ tegenwoordig gedetineerde alhier, out ontrent sestig jaaren, geboortig van ANTWERPEN, die heeft bekent en geconfesseert, dat hij tot ANTWERPEN bij sijn Oom van KAMPEN, sijnde een schrijnwerker heeft inde CELLEBROERS STRAAT, heeft gewoont tot sijn vader en moeder niet gekent te hebben. Dat hij zedert sijn tien jaaren tot nu toe altijt inde MEYERYE van DEN BOSCH, op alle dorpen heeft gaan schoyen, en bedelen, en ook gaan werken spaeyen, en graven etc. Dat hij ook eenige tijt zich heeft opgehouden int WIJBOS, onder ST.OEDENRODE, en aldaar met een LAZARUS Klep heeft gegaan, die hij tot HAARLEM heeft gaan bedelen, dat hij zedert een half jaar sijn LASARUS Klep niet meer en heeft gebruykt, en deselve verbrand te hebben, en nu genesen te sijn.
Segt verders getrouwt geweest te sijn, en ontrent twintig jaaren lang tot TONGEREN bij EYNDHOVEN gewoont te hebben, met sijn huysvrouw genaamt MARIA AARTS, die den 22e Meert laatstleden over vijff jaaren tot VENRAY is overleden op de rijs wanneer met haar na KEVELAAR meende te gaan, en dat hij met sijn overleden huysvrouw ook omtrent een jaar lang heeft gaan bedelen, en nu geen vaste woonplaats te hebben, en ook geen lighamelijke gebreeken als den ouderdom. En dese morgen tot LIESSEL heeft gaan bedelen, alwaar hij geapprehendeert is geworden. Actum DEURNE desen sesde Juny XVIIc agt en dertig ten overstaan van DIRK DECKERS, en ARNOLDUS van de MORTEL Schepenen.
MIGGIEL verklaart niet te kunnen schrijven en tekent daarom met een kruisje.
D. DECKERS
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME sub. secretaris.
(*)
Alsoo MIGGIEL ....... volgens sijn seggen gebooren te ANTWERPEN, out ontrent sestig jaaren, althans gedetineerde, en gevangen aan de geregte van DEURNE en LIESZEL goedwillig heeft bekent, ende beleeden van niet te weeten wie sijn ouders sijn geweest, of hoedanig die genaamt waaren, maar dat hij in sijne eerste jeugt, tot zijn tien jaaren heeft gewoont bij sijn oom ..... van KAMPEN, sijnde geweest een meester schrijnwerker van zijn ambacht, in de SELLEBROERS STRAAT, te ANTWERPEN. Dat hij als doen, den selven zijnen oom heeft verlaaten, en hem zeedert die tijd, tot nu toe, heeft onthouden in de MAJORIE van S'BOSCH, en op alle dorpen heeft gaan schoijen en bedelen, ook wel werken spaijen en graven. Dat hij tot sijne huysvrouwe heeft gehad seekere MARIA AARTS, en met haar ontrent den tijd van twintig jaaren, gewoont te TONGELRE, bij EIJNTHOVEN, dat hij gevangen met deselve sijne huysvrouwe ook heeft gebeedelt dwelke op den 22e Maart 1733 tot VENROY is overleeden, wanneer met haar op reys was naar KEVELAAR. En vermits hij gevangen volgens sijne geboorte een vreemdeling in de MAJORIE van S'BOSCH is, of immers soo op het een off ander dorp het regt van inwooninge al mogte verkreegen hebben, hem egter niet heeft gedraagen, naar het 9e en 10e Art. van haar Ho.Mo.Placaat van den 1e April 1738 maar op den 6e deser, binnen den dorpen van LIESSEL alwaar hij niet thuys hoort, heeft gebeedelt. Het welke een saak is, die in een land van goede policie niet mag werden geleeden. Soo is het dat die van de geregte van DEURNE, en LIESSEL, gesien hebbende, de Remonstrantie door de Heer PERO de CASSEMAJOR Drossard der Heerlijkheden DEURNE en LIESZEL, teegens den gedetineerden, en gevangen aan haar over gegeven, en de op alles wel, en rijpelijk gelet, mede gehad het preadvies van twee onpartijdige regts geleerdens. Wijsen ende verklaaren voor regt, dat den gevangen en gedetineerde, ter saake voorschreven, andere ten Exempel, sal werden gebragt, ter plaatse alwaar men gewoon is te doen de Executie van de Crimineele Justitie, en aldaar door den meester van den Scherpen Geregte gegeesselt, en wijders voor altoos gebannen, uyt de Jurisdictie van dese Heerlijkheden van DEURNE, en de LIESSEL, soo als hij gebannen word bij, ende mids desen. Den gedetineerde, en gevangen daar in, midsgaders in de costen van regt, en mise van Justitie condemneerende. Actum et pronuntiatum in Judicio Criminali desen(*)....
Dat Heeren Schepenen in deesen zouden konnen vonnissen in voegen als voor is het advis van de ondergeschrevene. Dan dat is consideratie van des gevangenens hoge jaaren, en dat hij in de MEYERYE zoo veel jaaren heeft verkeert zonder bertapt te zijn van eenig ander delict als het bedelen, de geeseling niet al te tigourent behoort geexecuteert te worden. Actum S'BOSCH den 9e Juny 1738.
W.MEUSULLEN ?
ANT.van HEURN
Advis.
voor Heeren Scheepenen der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL.
2 Adviseurs 5. 0. 0
extensie 0.12. 0
zegel 0.12. 8
6. 4. 8
*Bovenstaand epistel dat tussen (*) staat word exact weergegen in het volgende document en wordt dan vervolgd met:
twaalffden Juny XVIIc agt en dertig.
D. DECKERS
JAN BOLLEN
JOOST de VETH
J. v. HUGTEN
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 46B, doos 57, nr. 3.
d.d. 16-06-1738.
Compareerde op heden den sestiende Juny XVIIc agt en dartig
1. MIGGIEL van CRAIJ.
2. ABRAHAM BARTELS van DEURNE.
3. JAN WILLEM LAMBERTS.
4. PETER PETER EYMBERTS.
Interrogatorien, omme daar op onder Solemneelen aff te staaven Eeden, ter requisitie van de Heer PERO de CASSEMAJOR Drossaart, der Heerlijkheden DEURNE en LIESSEL, te hooren, de personen van MICHIEL van CRAIJ, ABRAHAM BARTELS van DEURNE, JAN WILLEM LAMBERTS, en PETER PETER EYMBERTS, gerechtelijk gedaaght om getuygenis der waarheyt te geven, ter requisitie als voor, en hebben deselve op de naerbeschreeven articulen en vraagpointen geantwoort, soo als in margine van iederen articul geschreeven staat.
1.
Eerstelijk te vragen der comparanten ouderdom.
Den eersten comparant verklaart out te wesen ontrent negen en veertig jaaren.
Den tweeden comparant verklaart out te zijn ontrent negen en twintig jaaren.
Den derde comparant verklaart out te wesen ontrent vier en twintig jaaren.
Den vierden comparant verklaart out te wesen ontrent dertig jaaren. 2.
2.
Of het niet waerachtigh waar gebeurt is, dat zij drije laatste in ordine comparanten door den Vorster MICHIEL van SCHAIJK, bij sig hebbende MICHIEL van CRAIJ eersten in ordine deponent, op den derden October des voorleden jaars, des morgens omtrent thien uuren zijn versoght off gecommandeert geworden, om haar te assisteeren int vervolgen en apprehenderen van seeckeren persoon genoemt MAURITS WEEGEN.
De voornoemde drie laatste deponenten, verklaaren als in den articul vermelt.
3.
Off zij aanstonts niet zijn gereet en willig geweest om mede te gaan.
Antwoorden Ja.
4.
Off zij deponenten den voors. MAURITS WEEGEN, niet hebben gevonden en achterhaalt achter een hegge of bosje leggende boven DEN HEIJTRACK off MOOSDIJCK gehuchten van LIESSEL.
Verklaaren als inden articuls vermelt uytgenomen dat sij hem niet leggende maar staande hebben gezien.
Den eersten deponent verklaart als dese articul vermelt, als wanneer hij de heg in liep en MIGGIEL van SCHAIJK hun naliep.
5.
Off zij deponenten doen niet zijn toegeloopen en haare snaphanen op hem aanhielden om te schieten indien hij wilde gaan loopen.
Antwoorden Ja, uytgenoomen dat de snaphanen niet op hem aangehouden hebben.
Den eersten deponent verklaart mette snaphaan op hem geloopen te hebben.
6.
Off den genoemden geweldenaar sig gevangen gegeven hebbende, den eersten deponent namentlijk MICHIEL van CRAAIJ, doen aanstonts niet seijde dese off dergelijke woorden in substantie, Sa allon schelm treckt mijn camisool uyt, dat gij daar aan en mij ontstoolen hebt, en off den gevangen dat niet aanstonts deede.
Antwoorden de tweede en derde comparant, dat den geweldenaar sijn camisool uyttrok en dat MIGGIEL van CRAIJ aantrok.
Den vierde comparant verklaart daar doen niet bij geweest te hebben.
Den eersten deponent verklaart dat hij gesegt heeft schelm trekt mijn camisool uyt, en dat gedaan hem het wedergegeven heeft.
7.
Off den Vorster na dat den gevangen het voors. camisool had uytgedaan, niet op den gevangen aan liep, en hem met zijn bajonet een steek in zijnen rugh toebraght.
De tweede en derde comparanten verklaaren sulks niet te weeten.
De vierde comparant verklaart als voor.
De eerste in ordine deponent verklaart dat MIGGIEL van SCHAIJK hem een steek toebragt alsoo hij hem niet gevange wilde geven..
8.
Off doen niet iemant van de deponenten tegens den Vorster seijden, hout steekt dat dinck op, gij hoefft hem nu niet te quetzen, en wie het was die dat seijde.
Den tweede in ordine comparant verklaart tegen den Vorster geseijt te hebben, steekt dat dink op, wij sullen hem wel houwen nu hij gevangen is.
Den derde en vierde comparanten verklaaren hier van niet te weeten.
Den eersten deponent verklaart dat hij sulks gesegt heeft.
9.
En off den gevangen die steeck becomende niet seer bleek wierd, van pijn kermden en sterck bloeijden.
Den tweede, derde en vierde deponenten, verklaaren op de schouder van den gevange bloed gesien te hebben, dog niet te konnen seggen, dat het van een steek was.
De eerste in ordine deponent verklaart als den articu vermelt.
10.
Off het vervolgens niet gebeurt is, inde maant October 1737 na dat den requirant haar deponenten te samen heeft ontboden gehadt, en gevraagt off hij voor haar requeste aan den Raad van Staate wilde doen presenteeren, tot becominge van de premie.
De tweede, derde en vierde deponenten, verklaaren, dat den requirant haar ontboden had, en gekoomen sijnde bij den requirant, en niet te weeten van den verdere inhoud van desen articul.
Den eersten deponent verklaart dat den requirant hem ontboden had, en bij hem gekomen is.
11.
En off zij als doen dat aan den requirant niet hebben versogt, en die requeste eijgenhandig onderteekent.
De tweede, derde en vierde deponenten verklaaren den requirant niet versogt te hebben maar op versoek van den requirant die requeste eijgenhandig hebben onderteeckent.
Den eerste deponent verklaart het request geteekent te hebben.
12.
Off het niet verders gebeurt is inde maant Juny oft Febr. deses jaars 1738, dat den requirant haar deponenten had ontboden, en vertoont haar Ed.Mo. authorisatie op den Heere Raad en Rentmeester Generaal der Domainen van dato den 20e January 1738 om de premie te komen ontfangen.
De tweede, derde en vierde deponenten verklaaren als den articul vermelt.
Den eersten deponent verklaart van Ja.
13.
En off den requirant onder die authorisatie niet hadde geschreeven eene quitantie waar bij zij bekenden, de premie van hondert vijfftich guldens uyt handen van welgemelten Heer Rentmeeste ontfangen te hebben, en haar seijde dat zij die souden onderteeckenen, dat hij eerstdaaghs stont na DEN BOSCH te gaan dat hij die dan soude mede nemen om de penningen te ontfangen, dat hij haar deselve dan soude uytreyken, na aftrek van de onkosten weegens presenteeren der requeste aan den Procureur LOEFF, zegels, porten van brieven, dreij gulden aanden Heere Rentmeester der Domainen voor sijn gedaane bericht, en na afftreck van 't geene hem requirant als Officier ter wiens directie het Exploit was geschiet competeerde,
De tweede, derde en vierde deponenten verklaaren, dat den requirant haar versogt had, om de quitantie te teekenen met belofte van haar gelt na aftrek van de oncosten te sullen geven.
De eerste deponent verklaart de quitantie getekent hebben.
14.
Off zij, drie laatste in ordine comparanten als doen niet hadde geweygert die quitantie te onderteekenen, sonder of alvorens dat haar gelt daer bij was, en off sij doen niet heenen gegaan zijn sonder deselve quitantie te teeckenen.
Den tweede, derde en vierde deponenten verklaaren als deser articul vermelt, en verder dat den requirant seyde tegens haar, loopt en ziet dat gij u gelt krijgt, als gij niet teekenen wilt.
15.
Off zij drie laatste deponenten een geruymen tijt daar na niet wederom door den requirant zijn ontboden geworden, om de gerquireerde quitantie te geven, en off zij niet te min niet zijn achter en daar van in gebreecke gebleven.
De tweede, derde en vierde deponenten verklaaren als desen articul vermelt.
Aldus de voors. drije getuygen gehoort en opde vorenstaande articulen ondervraaght, ende hebben deselve geantwoord, soo als in margine van ider articul geschreven staat, ende daar bij na prelectuure gepersisteert, ende hun gedeponeerde met Solemneelen Eeden, ende met de woorden Soo waarlijck moeste haar Godt Almaghtigh helpen, bevestight. Actum DEURNE desen tweede July XVIIc agt en dertig, ten overstaan van JAN BOLLEN en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
JAN BOLLEN
A.van de MORTEL
Mij present A.LA FORME subst. Secretaris 1738
De post soo is heden namiddag ten drie uuren gecompareert MIGGIEL CRAIJ eerste in ordine comparant, ende heeft geantwoort als in margine voors. staat en sijn gedeponeerde in voegen als boven geschreven staat met Eede bevestigt.
Actum DEURNE desen sestiende Juny XVIIc agt en dertig, ten overstaan van DIRK DECKERS en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
D.DECKERS
A.van de MORTEL.
Mij present A.LA FORME Subst. Secretaris.
Interrogatorien van MICHIEL van CRAIJ, ABRAHAM BARTELS van DEURNE, JAN WILLEM LAMBERTS, en PETER PETER EYMBERTS voor De Heer P.de CASSEMAJOR Drossaert alhier daioden.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, inv.nr. 32, d.d. 02-12-1738.
JAN MELSEN, geboortig van VOLKEREN (= VOLKEL) onder UDEN int Lant van RAVENSTEYN woonende bij MELS JANSEN sijnen vader en HEYKE sijn moeder aldaar, out ontrent drie of vier en twintig jaaren, die heeft bekent en geconfesseert dat voorlede Sondagmorgens is uyt VENLO gegaan met voorneemen, om na UDEN voorschreven bij sijn ouders thuys te gaan. Dat Sondagavond bij GOORT op de MOOSDIJK is gekoomen, en aldaar geslapen heeft, en dat eergisteren avond voor d'eerste maal van sijn leven had gebedelt aan een huys daar ontrent en gisterenmorgen aan twee huyse mede daar ontrent had gebedelt, en aant eerste huys niet had bekomen met bedelen, maar gisteren morgen aan het eene huys een duyt had ontfange, en aan het andere huys hadden se aan hem boter en brood gepresenteert, en seyde daar op, dat hij se daar voor bedankte alsoo dat niet mede konde dragen, als het nog te vroeg was om te laten dat, hij geen gelt bij hem had, en daarom genootsaakt was geweest om te bedelen, en zijn weg soo te vervolgen na huys tot UDEN. Dat hij ook bij GOORT op De MOOSDIJK 't voorschreven betaalt had, voor logement en verteeringe. Wijders seyt hij dat hij heden agt dagen van UDEN van sijn ouders is gegaan, na VENLO, om sijn oom te besoeken, genaamt MARTEN JANSEN winkelier aldaar van zout, zeep, etc. en woonende over het Cappucine Klooster. Dat hij int passeeren van sijn weg na UDEN ontrent de Hoeve Den HEYTRAK is geapprehendeert. Dat hij geen handwerk en kan als boeren werk, het welke bij sijn ouders ook deet, die een bouwerije hebben, en een peert en drie melk koeyen houden. Actum DEURNE desen twee December XVIIc agt en dertig ten overstaan van GERRIT BOKHORST, JAN BOLLEN, JOOST de VETH, en ARNOLD van de MORTEL Schepenen.
JAN MELSSEN
G. BOKHORST
JAN BOLLEN
JOOST de VETH
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME sub. secretaris.
Mijn Heeren Schepenen van DEURNE en LIESZEL, gehoort hebbende MELCHIOR JANSEN woonende tot VOLKEL onder UDEN, inden Lande van RAVENSTEYN; dewelke aan ons heeft verklaart dat JAN MELSEN, die alhier eergisteren avond is aangehouden, omdat gebedelt had, is sijne wettige soone, die bij hem is woonende. Dat denselven is innocent, en kranksinnig, het welke aan ons ook gebleeken is uytte de Certificatien en verklaringe van JOAN van den ELSEN, Rector SacelliS ANTONY in VOLKEL van den 2e December 1738 en Certificatie van HENRICUS van DUEREN Pastor in UDEN van den 3e December 1738 en certificatie van twee Schepenen van UDEN van den 3e December 1738 versoekende derhalven dat sijne voorschreven soone JAN MELSEN, mogt werden gerelaxeert uyt sijn arrest, en aangesien hij een man was van geen vermogen, dat de costen hier ontrent gevallen aan hem gratienselijk mogt worden gerenusteert. Waar op gedelibireert sijnde na ingenomen berigt van den Officier of wel die bij sijne absentie hem representeerde, is goed gevonden, en vermaent om redenen voorschreven hem te relaxeeren, en nopens de costen dat die aan hem werden gerestitueert, mits dat de wakers sal moeten betalen, alsmede de zegels. Actum DEURNE desen derde December XVIIc agt en dertig Toorkonde.
D. DECKERS
G. BOKHORST
JAN BOLLEN
JOOST de VETH
A. van de MORTEL
Mij Present A. LA FORME s. secretaris.
← Terug naar: CAD 1737Verder naar: CAD 1739 →