Burgemeester Willem Wijtvliet:
"Ik zou opnieuw precies hetzelfde doen"
"En wanneer ik te Vught voor de 'Beauftragte' nog eens voor eenzelfde feit verantwoording moet afleggen, dan zou ik precies hetzelfde doen".
Deze uitspraak tekende burgemeester G. Manders van Leende op uit de mond van zijn lotgenoot in het Duitse concentratiekamp Oranienburg, burgemeester Willem Wijtvliet van Bakel en Milheeze. Dat was rond de jaarwisseling '44/'45. De mannen werkten toen samen in 'De Klinker' bij Sachsenhausen, bij de bouw van een munitiefabriek. Wijtvliet was er toen al slecht aan toe.
Manders bleek later de enige overlevende te zijn van de zeven burgemeesters die de Duitsers in juli 1944 arresteerden. Vrijwel alle burgemeesters in Zuidoost-Brabant weigerden toen mensen aan te wijzen voor de 'Arbeidseinsatz'. Deze regeling verplichtte sinds april 1942 Nederlandse jongelui, ouder dan 18 jaar, tot zes maanden voor de Duitsers te werken. Tallozen weigerden, doken vaak onder. De bezetter vond toen dat de burgemeesters dan maar arbeiders moesten aanwijzen.
De groep burgervaders die dat weigerde en op 6 juli 1944 - de geallieerden stonden al in Normandië - daarvoor werd gearresteerd, bestond uit K. van der Putt van Geldrop, jhr. M. Serraris van Heeze, M. Magnee de Horn van Bergeijk en Luyksgestel, J. Smulders van Oost-, West- en Middelbeers, H. Veeneman, secretaris en waarnemend burgemeester van Son en Breugel, genoemde G. Manders van Leende en W. Wijtvliet.
Willem Wijtvliet was op 23 december 1931 burgemeester van Bakel en Milheeze geworden. Ondanks zijn aristocratische uitstraling was hij er volgens de overlevering goed gezien. Wapenfeiten uit zijn burgemeestersloopbaan waren een reorganisatie van de secretarie en initiatieven tot ontginningen als de Klotterpeel en de Groote Peel.
Opdracht
Op 12 mei 1944 kreeg Wijtvliet van 'Fachwerber' Haase van het Arbeidsbureau Eindhoven opdracht tien dagen later 30 mannen te leveren voor vier weken werk in de provincie Zeeland (Atlantikwall). Op 22 mei veranderde bedrijfsleider Kruschke van de 'Bauleitung Venlo' mondeling dat bevel: hij verwachtte van Bakel 50 mensen en 25 paarden om te helpen bij de aanleg van een vliegveld in Rips/Elsendorp. Op 24 mei stond het op het gemeentehuis aangeplakt: vrijwilligers moesten zich melden bij de firma Slingelandt in Rips.
Er kwam nauwelijks reactie op die oproep. Op 5 juni wees de gemeente bij loting vijftig mannen aan. De eerste dag kwamen er 25 à 30 opdraven. Kruschke stuurde er een aantal terug, onduidelijk is waarom. 'Nu', schreef Wijtvliet op 8 juni aan de directeur van het Rijksarbeidsbureau in Eindhoven, 'werken er een dozijn arbeiders uit deze gemeente en bovendien een tiental boeren met paard en kar'.
Die dag hadden de Duitsers bij monde van Kruschke echter nóg vijftig arbeiders, 'het liefst onderduikers', geëist. Dat ging burgemeester Wijtvliet te ver. Hij liet weten dat: "ik kan dat niet voor elkaar krijgen. Op de eerste plaats ken ik geen onderduikers en verder is het aantal van de te leveren manschappen veel te hoog".
Kruschke was kennelijk een kortaangebonden man. Op 9 juni eiste hij opnieuw 50 mensen en 25 paarden en wagens, maar bovendien 25 voerlieden én een ambtenaar om toezicht te houden. Maandag de 12de moesten die in Rips zijn. De ambtenaar moest een lijst in duplo bij zich hebben met daarop de namen van de mensen die aangewezen waren. Dreigend besloot Kruschke: 'Sollten die aufgeforderte Menschen nicht erscheinen, wird strengstens durchgegriffen' (als de mensen niet komen, volgt er een strenge aanpak).
Wijtvliets bezwaren kwamen helemaal niet meer aan de orde.
Wilhelmus Gijsbertus Cornelis Franciscus Wijtvliet werd op 9 juni 1902 geboren in Langeweg, gemeente Zevenbergen. Na enkele jaren lagere school ging hij zich in het pensionaat 'Sainte Marie' te Huijbergen voorbereiden op een studie aan het bisschoppelijk klein seminarie 'Beekvliet' in St. Michielsgestel.. Daarna studeerde hij enkele jaren aan het groot seminarie in Haaren. De jonge Wijtvliet brak zijn priesterstudie af in 1926. Hij werd volontair bij de gemeente Raamsdonk. Het diploma gemeenteadministratie maakte hem in juni 1929 derde ambtenaar ter secretarie. Op 23 december 1931 verliet hij Raamsdonk om burgemeester te worden in Bakel en Milheeze.
Het dagblad van Noord-Brabant schreef op 17 december 1931 bij zijn afscheid van Raamsdonk ondermeer: 'De heer Wijtvliet stamt af van een aanzienlijke en degelijke katholieke familie die verscheidene priesters aan het Bisdom Breda geschonken heeft. Hij heeft zich in onze gemeente bemind weten te maken door zijn trouwe plichtsbetrachting en zijn edel karakter. De gemeente ziet hem ongaarne vertrekken'. Willem Wijtvliet trouwde op 19 april 1932 met Cornelia Kieboom. Het echtpaar kreeg vier dochters. Mevrouw Wijtvliet is tot in 1952 in Bakel blijven wonen. Sindsdien woont zij in Breda.
Gevangenis
Op 23 juni was de boot aan in Venlo. Weber, SD-officier in Eindhoven, kwam met een maat burgemeester Wijtvliet en diens collega Lambooy van Deurne 'ophalen'. In Den Bosch werden de twee burgemeesters in de strafgevangenis opgesloten. De bedoeling was duidelijk: de Nederlanders moesten en zouden landgenoten als arbeiders voor de Duitsers aanwijzen.
Uit Deurne gingen op 26 juni vijftig mensen in Rips werken. Hun burgemeester mocht daags erna naar huis. Nog weer een dag later mocht ook Wijtvliet terug naar Bakel, al waren daarvandaan geen of nauwelijks extra arbeiders komen opdraven.
Zeven dagen later, op 5 juli 1944, kreeg Wijtvliet een telegram met het bevel de dag erop in Vught te verschijnen voor Sellmer, 'Beauftragte für Nord-Brabant', samen met twaalf collega's. Wijtvliet ging. Twee burgemeesters doken onder, een was al ondergedoken, burgemeester Lambooy van Deurne lag met hersenschudding in bed, twee andere burgemeesters vertoefden in Zeeland.
Vught
In Huize Roucouleur hielden zeven burgemeesters vol dat zij uitvoering van de Duitse opdracht niet met hun geweten in overeenstemming konden brengen. Zij werden opgesloten eerst in de SD-gevangenis op Mariënhof - Wijtvliet bleef daar tot 2 september - later in het Strafkamp Vught. Op een sigarettenvloeitje konden zij de achterban daarvan op de hoogte stellen. Dat was nagenoeg het enige contact dat de groep nog met de achtergeblevenen zou hebben.
Op 7 juli, kreeg de Bakelse ambtenaar M. Hermans Kruschke zelf aan de telefoon. Op hoge toon deelde deze mee dat hij er persoonlijk voor had gezorgd dat de burgemeester was gearresteerd, dat deze zijn hele verdere leven in een concentratiekamp zou moeten doorbrengen en dat de ambtenaren ter secretarie eenzelfde toekomst zou wachten als zij de orders van de bezetter niet stipt zouden opvolgen.
Op dinsdag 5 september 1944, de 'Dolle Dinsdag' vlak voor de bevrijding van Zuid-Nederland, werden de zeven burgemeesters op transport gesteld, van Vught naar Oranienburg, Sachsenhausen en tenslotte - 6 februari 1945! - naar het beruchte Buchenwald. Drie dagen later bezweek burgemeester Wijtvliet, 42 jaar, daar aan uitputting en ondervoeding.
Voor God en Vaderland
Op vrijdag 1 juni 1945 werd in de St. Willibrorduskerk in Bakel een plechtige uitvaartdienst voor burgemeester Wijtvliet gehouden. Het prentje vermeldde: "Voor mijn God en mijn Vaderland. Dit was zijn devies heel zijn leven, in het huisgezin en als gezagsdrager, en voor deze overtuiging heeft hij zijn leven geofferd'.
De familie kreeg even later een persoonlijke boodschap van deelneming van koningin Wilhelmina. Uiteraard staat Wijtvliets naam in de 'Erelijst der gevallenen' in het gebouw van de Tweede Kamer in Den Haag. In Rips is een straat naar hem genoemd. In het Gedachteniskerkje te Waalre is een naambordje aangebracht. In het gemeentehuis is een geschilderd portret geplaatst met een gedenkplaatje.
De burgemeesters Wijnen van Asten en Smulders van Someren verrichtten ten tijde van de 'uitnodiging' voor Vught dwangarbeid in Zeeland. Daarom moesten zij op 6 juli verstek laten gaan. Hun houding nadien en het voortdurende verzet in Zuidoost-Brabant - in juli waren twee Landwachters in Gemert geliquideerd - ergerden de bezetter echter zo dat hij een 'Sonderkommando', bestaande uit drie jonge Nederlandse ex-oostfrontstrijders, formeerde. Dat heeft de twee burgemeesters in de nacht van 14 op 15 augustus 1944 op een stille weg langs de Zuid-Willemsvaart met pistolen 'grofweg afgeslacht'.
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: Van Bakel zou geen steen op de andere blijven →