Burgemeester stierf in Buchenwald
Staking leidde tot strenger regime...
De omslag naar een straffere opstelling van de bezetter lijkt gemarkeerd door de meistaking van 1943. Die brak in Hengelo uit nadat de 'Wehrmachtsbefehlshaber' Christiaensen had laten weten dat 'de leden van het voormalige Nederlandse leger terstond in krijgsgevangenschap' moesten worden weggevoerd.
Ook in onze streken sloeg de actie aan. Helmond bijvoorbeeld ging plat; daar werden mensen gearresteerd. In de dorpen van de gemeente Bakel en Milheeze waren het vooral de boeren die actie voerden. Zij weigerden melk te leveren, goten het kostbare vocht behalve in kannetjes van bedelende Helmonders in de sloot, liever dan ze te leveren.
De Duitsers reageerden furieus. In Bakel lieten ze de Nederlandse politie de bestuursleden van de Jonge Boerenstand Christ Joosten en Nard Verbaarschot 'ophalen', zoals dat heette.
In Milheeze lagen twee broers in bed toen er in alle vroegte drie politiemannen aanklopten. De ene broer was ex-militair en iets bij de jonge boeren. Op een of andere manier 'dacht hij wel dat ze voor hem kwamen'. Hij verdween.
De ander: "lk liet ze binnen. En ik zeg: lk weet niet waar hij is. Zij naar boven: Hij heeft toch naast je gelegen. lk zeg: Dat kan wel, maar ik heb geslapen. lk weet nergens van. Intussen zat mijn broer op de schelft en in enen - toen waren ze het hele huis aan het afzoeken - sprong hij op de schuur en zo via een deurtje achterin naar buiten, het bos in. Hij is nog iemand gaan waarschuwen, ook oudmilitair, ook van de Jonge Boerenstand, en samen zijn ze de Ripse bossen ingevlucht. Daar hebben ze een aantal dagen gezeten".
De mannen uit Bakel werden naar Deurne gebracht. "Op de Auerschootseweg zeiden hun begeleiders nog: Kijk maar goed rond, want het is niet zeker dat je dit nog ooit ziet. Burgemeester Lambooy van Deurne heeft hen toen echter vrijgepleit". Wethouder Peter Manders van Bakel en Milheeze zou daarbij ook nog een rol hebben gespeeld.
Een van de politiemannen die de jonge boeren in Milheeze hadden moeten arresteren, huilde toen hun prooi ontsnapt was. "Van woede, maar vooral van schrik, denk ik. Die mannen waren vreselijk bang voor de Duitsers, meer nog dan anderen. Zij hadden dan ook alles te verliezen. Als de bezetters hoorden dat ze gefaald hadden ..." Daar had het publiek zelfs enig begrip voor. Als de politiemannen maar niet te fanatiek 'aan de andere kant' stonden. En dat was bij een enkeling toch wel het geval, meenden velen
Meer druk
Langzaam nam de druk toe. Alles werd gecontroleerd. Veel jonge mannen sliepen geruime tijd niet meer thuis, soms op verschillende adressen, om niet opgepakt en naar Duitsland getransporteerd te worden. Er werden vrijwilligers gevraagd om in Zeeland (Atlantikwall) of in Rips - in de buurt van de Krim moest een vliegveld aangelegd worden - te gaan werken. De oproepen bleven nagenoeg onbeantwoord.
Kinderen werden tegen hun ouders opgezet, uitgehoord. Fietsen en radio's verdwenen. De klokken werden uit de kerktoren gehaald. Landbouwer Van den Broek die daarover wat al te duidelijk zijn mening gaf, kreeg een koud pistool tegen het hoofd gedrukt.
En alsmaar die vliegtuigen 's nachts, honderden. Er kwamen er steeds meer. Er werden er ook heel wat neergehaald. Bij een zoeklicht in Rips had de bemanning op een gegeven moment 52 vliegtuigen geturfd. Zoveel hadden ze er kennelijk in hun lichtstraal gevangen.
Het was voor vrijwel iedereen een erezaak de mannen die uit de machines kwamen, uit de klauwen van de vijand te houden. Dat lukte vaak wonderwel. Die van Rips gingen naar Horst-Amerika, van de anderen kwamen de meesten terecht bij Mientje Manders in Bakel.
De weerstand in de agrarische gemeenschap die Bakel en Milheeze was, beperkte zich hoofdzakelijk tot lijdelijk verzet. Aan alle kanten werden maatregelen en besluiten van de bezetter ontdoken of tegengewerkt. Niks werken voor de vijand - slechts een handjevol ingezetenen is ertoe gekomen - en áls er dan toch gewerkt werd, ging het langzaamaan, langzaamaan, de zaak zoveel mogelijk 'belazeren', traineren. Aan de andere kant: enkelen hielden aan een gedwongen verblijf in 'das Reich' vriendschapsbanden over die heel lang stand hielden.
Burgemeester
Het uitblijven van vrijwilligers voor werk aan het vliegveld dat gebouwd moest worden op de grens Rips/Elsendorp, heeft de Duitsers stevig dwarsgezeten. Dat bleek half 1944.
Burgemeester Willem Wijtvliet had opgeroepen er te gaan werken, maar "de mensen deden het gewoon niet. Niet zozeer vanwege de burgemeester, maar principieel en vooral ook vanwege de mensen die al wel aan het project werkten, de leiding daar". En Wijtvliet weigerde mensen aan te wijzen.
Hij moest op 6 juli 1944 in Vught op het matje komen en werd onmiddellijk gearresteerd. Velen hadden daarvoor gewaarschuwd. Van alle kanten was de burgemeester een duikadres aangeboden, tot op het laatste moment - onder meer in Rips waar hij op 5 juni nog per fiets op bezoek was - meubels zouden worden opgeslagen enz. De angst voor zijn gezin - de Duitsers hadden gedreigd de familie van ondergedoken burgemeesters te zullen aanpakken - en zorg om zijn bezittingen, ook elders, weerhielden hem er echter van te verdwijnen.
Burgemeester Willem Wijtvliet stierf op 9 februari 1945 - zijn gemeente was bijna vijf maanden vrij - in Buchenwald. Hij was het enige kampslachtoffer uit zijn gemeente.
'Een groote sabotagetroep'
Een dag nadat Wijtvliet was gearresteerd, op vrijdag 7 juli, beschreef de Duitser Kruschke de gemeente Bakel en Milheeze als 'een groote sabotagetroep'. Hij was namens 'Bauleitung Venlo' verantwoordelijk voor het werk op het vliegveld en schreeuwde - zo is in de stukken te lezen - loco-secretaris Jan Cornelissen toe dat hij de boeren die met paard en wagen in Rips zouden moeten zijn, door 'een troep soldaten' zou laten ophalen, dat 'er dan bloed zou vloeien', dat de 'opgehaalde menschen voortaan dag en nacht bij hem zouden moeten werken', hij hen niet meer vrij zou laten enz.
Loco-burgemeester Peter Manders durfde de verantwoordelijkheid niet alleen meer aan. Hij riep zijn raadslieden bijeen, de oude raadsleden - de gemeenteraad was per 1 september 1941 buiten werking gesteld - en de bestuurders van de oude - opgeheven - bonden. Samen kwamen zij tot de conclusie dat het beter was toe te geven en 'de volgorde waarin gewerkt wordt, bij loting vast te stellen'.
Dat betekende dat iedere landbouwer in Rips moest gaan werken. Er werd tegengesputterd, maar uiteindelijk ging iedereen in de vergadering ermee akkoord, dat 'er geen reden tot vrijstelling mag zijn, daar er anders altijd bij allen bezwaren zullen zijn en er nog niemand komt'.
Er kwamen forse lijsten van aangewezen werklieden. Van het vliegveld is toch niet veel terechtgekomen. Slechts enkele kleine vliegtuigjes hebben er gebruik van kunnen maken. "Een of twee 'rössen' op de wagen ... dat is toch ook werken", bleek het uitgangspunt. De Duitsers moeten horendol geworden zijn die 'dumme Leuten' uit Bakel, Milheeze en Rips.
Paarden
Paarden leken een hobby van de Duitsers. Ze vorderden die vrijwel de hele oorlog door. In Bakel, Milheeze en Rips werden echter hele kuddes 'weggestopt'. De 'dumme' boeren reden er eenvoudigweg de Peel mee in of de Ripse bossen. Daar bleven ze, zolang de Duitsers zochten. Opmerkelijk groot was ook het aantal paarden dat in de wei rondliep met een grote doek om een van de benen. Mank, suggereerde die uitmonstering. En zieke of manke beesten wilden de Duitsers niet.
De karren die ook gevorderd werden, verdwenen eveneens. Vaak in grote kuilen, in het bos of op een 'roggeplak'. Er is heel wat afgespit in die jaren, want ook fietsen en radio's en zelfs kleding en andere zaken verdwenen onder de grond. Bij sommige boerderijen waren wel drie van die kuilen. En dan hebben we het niet eens over de vaak zeer grote schuilkelders die overal werden ingericht.
Uiteraard werden ook wel zaken gesaboteerd. een van de meest spectaculaire acties was wel het bij herhaling aansteken van de enorme hopen stro die de boeren gedwongen geleverd hadden aan de Duitsers. In Bakel brandde zo'n strohoop, die telkens ergens anders werd opgericht, wel een keer of drie af. En reken maar dat het om geweldige hoeveelheden stro ging. "Skon fikkies". In Milheeze gingen de persmachine en een 'Duits hökske', waarin inmiddels een Nederlander woonde, bijna mee in vlammen op.
De paarden moesten in Helmond gekeurd worden. Op het laatst nam de keuringsarts het kennelijk ook niet meer zo nauw. Hij deed maar wat. Doruske uit Milheeze kon zo zijn 'verrekkes lelijke grijze knol' zelfs terughalen bij de Duitsers. Die hoefden 'zoiets' niet, ook toen niet. Toen Dorus bij Merselo op de Kemskesberg was, 'brak daar de bevrijding uit'. En zat doruske vast. "Als hij even rechts was gegaan en door het kanaal was gewandeld - of desnoods gezwommen, was hij thuis geweest. Maar Doruske durfde niks. "Als die zich achter een hooimijt verstopte, stak-ie z'ne kop nog in het hooi, zo'ne schrik had-ie". Dus duurde het zes weken voor Doruske in 'Millus' terug was. Zonder paard, want dat was nergens te vinden geweest.
Waarschuwen
In de gemeente Bakel en Milheeze zijn maar weinig mensen slachtoffer geworden van Duitse zoektochten naar onderduikers en andere tegenstanders. Dat soort razzia's kwam ook maar weinig voor. Bovendien kon vaak tijdig gewaarschuwd worden.
Daarbij heeft een Bakelse vrouw, die voor velen een landverraadster was, een grote rol gespeeld. Zij was met een Duitse militair getrouwd en kreeg nogal eens dienstmakkers van hem over de vloer. Dus kreeg ze regelmatig iets te horen. Als dat van belang leek voor de Bakelse bevolking, gaf ze het vaak door, met name aan Mientje Manders in de Schoolstraat. Die kon dan zelf op pad of anderen inschakelen. Verscheidene inwoners van de drie kerkdorpen maakten het waarschuwingssysteem mee mogelijk. Dokter Jan Nelemans bijvoorbeeld, buurman van Mientje en jarenlang de 'ziel van ondergronds Bakel', sprong nogal eens op de fiets om de komst van Duitsers of andere zaken aan te kondigen.
Voorzover bekend zijn er behalve burgemeester Wijtvliet geen andere gemeentenaren weggebleven nadat ze door de Duitsers waren opgepakt of tewerkgesteld. Ook later niet.
Eindspel
Op 19 augustus 1944 begon er in Rips een doortocht van vele Duitse militaire voertuigen, tanks en vrachtwagens. De soldaten waren oud of heel jong, jongens van 17, 18 jaar. Drie dagen lang trokken de militairen van Oploo richting Deurne. Op de dag waarop de familie Fransen er de zilveren bruiloft probeerde te vieren - iedereen moest 's avonds om tien uur binnen zijn - begon het eindspel in de peel.