de ”Parochie” van Bakel
Ter inleiding op de ”Parochie” van Bakel
maniscript van de heer P.v.d.Burgt. Vermoedelijk gepubliseerd in een onbekend nummer van Helmonds Heem rond de vijftiger jaren?
Reeds meermalen heb ik de gelegenheid gehad (zoals in enkele artikeltjes over de verhouding tussen Helmond en Rixtel), er op te wijzen, dat de kwestie van de verhouding tussen twee in elkaars nabijheid gelegen kerken, een zeer moeilijke kan zijn.Ik noemde toen ook als voorbeeld Tilburg-Enschot. Deze keer iets ter inleiding op de verhouding tussen Bakel en Deurne. Maar ik moet hier een algemene beschouwing over kerkelijke indeling aan laten voorafgaan.
De kerk heeft haar eerste kerkelijke indeling in feite overgenomen van de Romeinen. Deze deelden hun gebied buiten Italië in Provincies in. Men moet hier onder Provincie niet verstaan, wat wij er tegenwoordig onder verstaan, nl. een administratief onderdeel, met een.min of meer vergaande autonomie. De Romeinen bedoelden ermee: buitengewesten.
Een Provincie was bij de Romeinen weer ingedeeld in Civitates of Stamgebieden.Zij probeerden nl. zoveel mogelijk om een volk tot Provincie te maken; de delen, waaruit dat volk bestond, de stammen als men wil, werden dan evenzovele stamgebieden.
Ook een stamgebied werd weer onderverdeeld, naargelang de soort der bewoning, in steden en plattelandsdistricten of pagi.
Welnu, de hoofdstad van een Provincia werd bij de kerkelijke indeling de woonplaats, van de aartsbisschop; per civitas of stamgebied kwam er een bisschop; de steden en de plattelandsdistricten, werden parochies.
Zo is het te, verklaren, dat Keulen, de hoofdstad van de Provincia Neder-Germanie, de woonplaats werd van de aartsbisschop.van Keulen; aangezien onze streken onder genoemde provincie ressorteerden, ressorteerden zij kerkelijk onder de aartsbisschop van Keulen.
Tongeren was de hoofdstad van een civitas. Daarom werd Tongeren de woonplaats van de bisschop. Later heeft men Luik genomen i.p.v.Tongeren.
Wij stonden hier tot 1559 onder het bisdom Tongeren Luik; aartsbisdom Keulen.
In gebieden, waar de Romeinen hun gezag nooit gevestigd hadden, zien we de kerk een indeling toepassen, die de Romeinen op wereldlijk gebied zouden hebben toegepast, als ze er geheerst hadden.
We hoeven het hier niet te hebben over bisdommen, maar over parochies. Voorop dient te staan, dat het begripparochie een zeer moeilijk probleem vormt. Kerkechtelijk werd het begrip Parochie pas vastgesteld door Benedictus XV in de Codex Juris Canonici in 1917. In ”Historie de l'Eglise en Belgique” van E, de Moreau S.J.vindt men 'n hele reeks omschrijvingen, die men in de loop der tijden voor ”parochie” heeft gegeven. J. het Tome
Complimentaire deel T staat in een voetnoot op blz. 16 het volgende,: "Een onzer historici, die lange tijd gebukt heeft gezeten over de archieven van zijn diocees en zich toegelegd heeft
op de bestudering van de geschiedenis van zeer veel parochies, vraagt zich af, of men niet kan vasthouden aan de volgende formule voor wat betreft de omschrijving van wat een parochie was
”In de Middeleeuwen en in de moderne tijden: Een verzameling gelovigen, aan het ,,hoofd waarvan een priester staat, die verplicht is bij hen te wonen en daarom ook een inkomen heeft dat hem in staat stelt, in zijn levensonderhoud te voorzien.”
Dezelfde E. de Moreau zegt in de inleiding op deel 1, dat de kwestie van het ontstaan.van de parochies en van hun ontwikkeling met reden geldt als een der moeilijkste der gehele kerkgeschiedenis. Er is reeds zeer veel over geschreven, naar er zijn nog veel te weinig lokaalstudies.
De ontwikkeling der parochies is verschillend naargelang de streek. In onvruchtbare streken, waar de bevolking schaars was en verspreid woonde, vond men al vroeg zeer uitgestrekte parochies. Het kan best zijn, dat men er nogal wat kerken vindt, maar slechts
een kerk was de parochiekerk met al de rechten die daaraan waren verbonden. Dit was trouwens niet alleen op het platteland, maar ook in de steden oorspronkelijk het geval. zo had Maastricht kort na het jaar 700 minstens drie kerken: De St Servaas, de Onze lieve Vrouw en de St. Pieter; maar in diezelfde tijd was alleen de Lieve Vrouwe kerk parochiekerk; de andere waren hulpkerken.
Ook de stichters der parochies kunnen zeer verschillend zijn, bisschoppen, missionarissen; kluizenaars, kloosters en wereldlijke heren. Evenveel variatie heeft men in het waarom van de stichting. Vanaf de 11e-12e eeuw werd in onze streken de voornaamste reden gevormd door de talrijke ontginningen,.
Allereerst heeft men parochies in de echte steden. Die heeft men in de Lage Landen slechts zeer weinig gehad; alleen Tongeren gold eigenlijk als een stad; men mag er ook Doornik en Kamerijk toe rekenen.
Maar reeds voor de Volksverhuizing moeten er ook kerken hebben gestaan in enkele ”vici” of kleine nederzettingen van handwerkslieden en handelaren o.a. Maastricht.
In de Merovingische Tijd (plm. 500-700) nam het aantal bedeplaatsen toe zowel i.d.steden als in de vici, alsook op de grote domeinen van de overheid of op die van particulieren. Naar deze kerken of bedeplaatsen zijn, geen parochies (= hebben geen parochiële rechten) Omdat de kerken van de vici ver af lagen van de residentie van de bisschop, werden zij spoediger zelfstandig dan de stadskerken. 'Zij bezitten al gauw een residerende geestelijkheid, die de H. Mis mag lezen, mag preken en mag dopen.
Zo wordt de kerk van een vicus, losgemaakt van de bisschopskerk, in geestelijk opzicht een autonoom organisme. We kunnen dit proces volgen vanaf de Frankische Tijd, dus plm. 800.
In het begin bleef echter de kerk van de bisschop de eigenares van de onverdeelde massa van, de goederen van het hele bisdom, met de bisschop als de enige administrator. Maar ook in dit opzicht ziet men de kerken buiten de steden vanaf de 8e eeuw groeien tot een grotere zelfstandigheid. Het deel dat toekomt aan de bisschop wordt steeds meer beperkt.
We zagen dat de Romeinse, Frankische en ook de Middeleeuwse steden slechts een of twee parochies in eigenlijke zin hadden, ook al waren er in een stad meerdere kerken. Ook op het platteland was dit, en nog wel in veel sterker mate, het geval. Parochies op het platteland zijn gesticht door missionarissen, door de inwoners zelf, of door ,een of andere heer, maar steeds
met toestemming van de bisschop. Het waren vrije kerken, tenzij zij werden opgericht door wereldlijke heren. Met name in de Kempen kwamen veel vrije parochies voor.
De kerken, gesticht door een heer op zijn eigendom, kan men kennen aan de nabijheid van de woning van de eigenaar (wie denkt hierbij niet aan de oorspronkelijke kerk van Helmond, gelegen vlak achter het oorspronkelijke kasteel ?). De vrije kerken waren gebouwd aan
de rand van een nederzetting, op communale grond, of op een heuvel die niet zo goed was voor bebouwing, dus buiten het gebied dat de boeren in exploitatie hadden.
In de ene streek overheersten de vrije kerken, in' de andere de ”domaniale” kerken.
De domeinen (van de overheid of particulieren) waren dikwijls veel uitgestrekter dan de plaatsen die later hun naam geërfd hebben. Het heeft er alle schijn van, dat in de negende eeuw de grote domeinen, en vooral die van de overheid, alle hun parochiekerk hadden. Dit als uitvoering van de bepalingen daaromtrent van Karel de Grote, de zgn. Capitularia. Zijn zoon Lodewijk de Vrome bepaalde in 818, dat elke parochie minstens moest bezitten: een stuk land van 12 bunders, .een pachtboerderij (Curtis), en vier horigen voor de bebouwing van het land.
Als we nu per domein een parochie krijgen ,(wat vaak het geval is geweest), is het te verklaren, waarom zovele parochies, ik bedoel dan kerken met parochiële rechten, zulk eenuitgestrekt gebied besloegen, Van veel plattelands parochies kan men aantonen, dat de oorspronkelijke grenzen van deze parochies samenvielen met de grenzen van, de domeinen''
Er verrezen dan nog wel andere kerken op het domeingoed, maar zonder parochie-rechten.
Mij dunkt, dat men bij de bestudering van de kwestie moederkerk en dochterkerk met de hierboven staande gegevens rekening moet houden.
Wat Bakel betreft: we weten dat een, wereldlijk heer, Herelaef, in 721 zijn goederen te Bakel, Vlierden en Deurne opdraagt aan St Willibrord. Ouwerling zegt in zijn geschiedenis, van Deurne:
Diezelfde Herelaef had vroeger te Bakel een kerk doen bouwen ter eere van de H. H. Apostelen Petrus en Paulus. Na de dood van St Lambertus had hij ze mede "onder bescherming van dezen heilige doen stellen" (blz 29).
Op blz. 326 zegt Ouwerling, ”Lang voor St. Willibrords tijden moeten hier (in Deurne),, christenen gewoond hebben, en het kan dus niet anders, of de stichting, der eerste kerk (te Deurne) moet zich verliezen in een dier eeuwen, waaruit de historie ons niets bewaard heeft".
Hiervoor echter heeft Ouwerling geen enkel bewijs, Ik zou hier tegenover willen stellen, wat Nolet-Boeren zeggen in hun ”Kerkelijke Instellingen in de Middeleeuwen" op blz. 50: "Of de bisschoppen van Tongeren hun activiteit.....hebben uitgestrekt in het onherbergzame Toxandrie of de Kempen? Men gelooft het, maar de Vita Lamberti, die rept van St Lambertus prediking in Toxandrie, dateert pas van de 12e eeuw en in die eeuw werd reeds het Tongerse gebied zelf grotendeels tot Toxandrie gerekend. Toch was er al enig christendom in de Kempen, toen Willibrord daar verscheen. Herelaef, de priester en heer van Bakel had, in zijn dorp een kerkje ter ere van St Lambertus gebouwd, dat hij in 721 aan Willibrord schonk. ,Al moge dit ,kerkje 'toen van zeer recente datum zijn geweest, het patrocinium:( =de naam van de patroon) is toch wel een aanwijzing, dat Lambertus in die streek gepredikt had en dat dus de legende van Lambertus prediking in Toxandrie enige waarheid bezat. Maar met deze twee (Amandus-Antwerpen en Lambertus-Bakel ) zijn dan ook alle positieve gegevens uitgeput, die zijn te winnen nopens de kerstening van de Kempen voor de dagen van Willibrord. Wanneer en hoe dit uitgestrekte gebied werd gewonnen voor het christendom, is een der grootste raadsels uit onze vaderlandse kerkgeschiedenis.
Ik weet verder niet, op welke bron Ouwerling. steunt, wanneer hij de datum van de dood van St. Lambertus stelt op 17 sept. 709. Het werk van de M'oreau geeft 17 sept. 705 en Kard. de Jong geeft in zijn Handboek der Kerkgeschiedenis I het jaar 708. Prof. dr. L. van der
Essen (De Gulden Eeuw onzer christianisatie) geeft 727. Er zijn dus nog raadsels te over, Bij de bestudering van de kerkelijke geschiedenis van Bakel zou men willen weten, welke nu de juiste datum is.
De bespreking van de verhouding Bakel-Deurne moet wachten tot ,,de volgende keer."
P.v.d.Burgt.
← Terug naar: Bakelse Geschiedenis