DE MEULENHOF EN ZIJ DIE VAN DE MEULENHOF HETEN
Door: Pierre van de Meulenhof 1978.
DE MOLENHOF
De Molenhof, ook wel geschreven Meullenhoff, Muelenhoff, Moellenhof en Mulenhof ligt thans voor een deel in de gemeente Deurne en voor het andere stuk in de gemeente Bakel. Oorspronkelijk in het kwartier van Peelland, in de Meijerij van 's Hertogenbsch, provincie Noord Brabant.
Als het gehucht in de aardrijkskundige woordenboeken voorgekomen was, zou er mogelijk als geografische aanduiding gestaan hebben : 3/4 uur N.O. van Helmond, 3/4 uur N.W. van Deurne en 1/2 uur Z.W. van Bakel.
De dorpen Bakel en Deurne zijn zeer oud. Bakel was reeds in 721 onder de naam Baclaos bekend en Deurne gelijktijdig onder Dornium en later onder Dorne, Doirne, Doerne of Doorne, terwijl het in de volksmond nog steeds als Deurse wordt uitgesproken.
De benaming "de Meulenhoff" wordt eerst veel later aangetroffen. In de cijnsboeken van de Heer van Helmond vinden we tussen 1621 en 1677 de benamingen " Uuten cleijnen Mullenhoff" en "uyt huys en hoffende aengelegen erffenissen genaemt den grooten Molenhoff". Ook komen rond die tijd de aanduiding "uter ouden Molenhoff" tegen.
De Meulenhof is een onderdeel van het Goed Ter Vloet, dat we voor het eerst vinden tussen de jaren 1381 en 1406.
Wat moeten wij ons voorstellen van deze goederen waarover de Heer van Helmond cijns heft. In een archiefstuk uit 1630 uit de Gemeente Deurne: "Optekeningen van de gerichte lande binnen Doerne gelegen ende gemeten opten 22 april 1630". Onder de bezittingen van Jan Jansen Joosten, waarover hij 5 gulden 9 stuiver en 2 ort belasting moet betalen, en waarvan Wilbert
Hendrix gebruiker is, ziet men dat zijn huis bij de straat ligt.
"Wilbert Handrix een garstvelten met een coolcampken omtrent den huijsse gelegen groot 1 lop. 14 royen".
"Item een stuck lants metten schuer aengelegen groot 4 lop. 9 royen".
Verder nog een drietal akkers in de gemeente Bakel, nabij de Schoutseakkers, genaamt " den Veersen Ecker, den Venecker en de Hese".De drie akkers zijn totaal 33 lop en 58 royen.
In de huidige maten zou dit goed zes en een halve hectare groot geweest zijn. Een aardig groot stuk voor die tijd gerekend.
In de onmiddelelijke omgeving van de Molenhof ligt het goed ter Cromme Aa. De oudste stukken die we hiervan gevonden hebben zijn gedateerd 10 juni 1449. De Commandeur van Gemert heeft hiervan het leenrecht. In het archief van de Duitse Orde van Gemert vinden we onder no. 276. " voor 10 juni 1449. Claes van der Dussen, commandeur van Gemert, oorkondt, dat voor hem en zijn leenmannen Johan van Amstel het leen geheten De halve hoeve ter Crommer Aa, gelegen tussen Deurne en Bakel, heeft overgedragen aan juffr. Marije van Dinter Arntz dochter en waarmee hij haar vervolgens heeft beleend. Op 21 april 1458 draagt zij het goed op haar beurt over aan Henric Celen.
In de lijst van verpondingen van de gemeente Deurne uit het jaar 1657 vinden we: "De Hoeve genoempt de Crom Aa competerende en wordt gebruijckt bij Frans Jacobs monteert negen gulden, zes stuijver en 6 penninge."
"Item den zelven Frans Jacobs voor zekere twintich Lopenzats boulant compt jaerlijcks te lasten 8 gulden, zes stuijver en 4 penninge."
Nog niet aan bod gekomen is het goed de Schouw, een omgrachte boerderij met een geplavuisde zoldervloer. Deze eigenschappen wijzen er op, dat de Schouw een versterkte hoeve geweest moet zijn. In het Huisarchief van de Heer van Helmond komt de beschrijving " de bonis de schaut" reeds in 1340 voor. Als na de dood van Hendrik van der Schout, omstreeks 1418 zijn huis wordt verdeeld onder zijn nazaten wordt het huis beschreven als volgt:
Het hoge stenenhuis met een kelder, een bovengelegen kamer, keuken een een grote woonkamer. Verder nog een wandribbe boven het water van de gracht.
Nog een beschrijving vinden we in een deling tussen de kinderen van Mr. Thomas Pauwels Konings (Regis), die getrouwd was met Mercken Jan Ceelen. ( Aarle Rixtel R.71 fol.153v en verder d.d.13.5.1628 ) Hierin worden o.m. de goederen de Schouw, de grote en kleine Meulenhof gedeeld en vallen dan in twee stukken uiteen.
Uit voorgaande mag dus worden geconcludeerd dat de drie voornoemde goederen nog onder een eigenaar resulteerden.
" 't Goet competerende Willem Willem Aerts compt te lasten dartien guldens, veerthien stuijvers thien penninge."
Deze twee goederen, de Molenhof en ter Cromme Aa, met hun huizen en landerijen zullen de rode draad gaan vormen in dit verhaal.
De grote moeilijkheid om de twee gescheiden te houden komt als de kinderen van de twee met elkaar in het huwelijk treden waardoor er na verervingen gemengde belangen komen en het bijzonder moeilijk wordt om te weten wat ,wat en wie, wie is.
BAKEL
De gemeente Bakel, die het grootse deel krijgt in onze onderzoekingen bevindt zich in het grote zandgebied grenzend aan de Kempen, buiten de noordelijke grens, aan welk gebied men de oude historische naam de Meierij van den Bosch gegeven heeft.
Het dorp Bakel met zijn talrijke gehuchten, behoort tot die keten van bewoonde plaatsen, die zich verspreidt aan de grens van de hoge veenderijen van de Peel.
Een vrij smalle strook in het oosten van de gemeente maakt deel uit van het veengebied, maar het grootste deel strekt zich uit op het zand.
De horst van de Peel, die zich uitstrekt van het noordoosten tot het zuidwesten, scheidt topografisch het dal van de Limburgse Maas van het bekken van de Dommel.
Het belangrijkste op het grondgebied van Bakel is de Bakelse Aa, een zijrivier van de Aa.
Deze doorkruist het westelijk gebied van de gemeente van het zuidoosten tot het noordwesten aan de westgrens van de bebouwde gronden van het gebied Bakel.
Zij neemt de allure aan van een grote beek na samenvloeiing met de Kaweische loop, die beide langs de zuidgrens van het gemeente gebied lopen.
De bodemgesteldheid van dit gebied rond deze twee riviertjes
zullen we in een latere beschouwing analyseren.
Bakel was het hoogstgelegen dorp van Peelland met veel schrale zandgronden. "De huizen lagen erg verspreid, behalve bij de kerk waar zeer zandige, heuvelachtige en door haar ligging ook onvruchtbaarste grond van het gehele dorp gevonden wordt. De vruchtbaarste grond is daar waar de Bakelse Aa, de Esperloop en de Kawijscheloop deze gronden bevochtigd."
In de historische beschrijvingen van de Meierij rond 1825 door A.C.Brock vinden we in de bijlagen: Wegens Bakel meld ons het Katholiek Meierijsch Memoboek" De Kerk van Bakel viert als patroon den H.Willibrordus, die volgens een oude overlevering daar zelfs gepreekt zou hebben. De oude Parochiekerk was op de 7 September 1708 afgebrand en werd met de toren weer opnieuw opgebouwd in 1721. De zelfde kerk is na de laatste omwenteling van ons land wederom aan de Katholieken verleend, die er den 6 september 1818, zijn ingetreden. Er is eertijds geschil geweest over het patronaat van dezer Parochie of Pastorij,welke regt door den Abt van Echternach, bij Trier, en door den Commandeur van het Duitse Orde onderling betwist wierd; welke geschil in 1651 is geeffend. Echternach heeft als dan het recht behouden.
De Kerk van Bakel is de Moederkerk of oorspronkelijke Kerk en parochie van Gemert en Deurne. Gemert werd afgescheiden in 1437,
Deurne zo men denkt vele jaren te vooren".
"Bakel is de plaats welke men ten jaare 721 onder de naam van Bacloas gemeld vind, wanneer en H.Willibrordus daar geweest is en eenige goederen verkregen heeft, welke hij in zijn testament aan de Abdij van Echternach vermaakt heeft bij welke abdij tot derzelver vernieting toe alhier de tienden en cijnsen genooten heeft; als ook waarschijnlijk, dat dezen H.Bisschop van de oude Inwoonere tot beschermheilige van hun dorp verkoozen is.
Dit dorp het schraalste der geheele Kwartiers van Peelland ligt ook teffens allerhoogst in een zand en heuvelachtige oord aan de Peel, omtrent een en een halve uur ten Noorden van Helmond; het zelven is zeer groot, maar de huizen liggen er zeer verspreid mitsgenomen bij de kerk, waor de grond zeer zandig en bergachtig is".
" Bakel werd ten jaare 1505, als een heerlijkheid verkocht aan Heer Jan van Doren Domheer te Luik; maar de pandpenningen naderhand weder geschooten zijnde, werd een staaten Dorp. Het zelve heeft zijn eigen bank, heeft zijnen eigenen Peel, en zijne bewooners, welke omtrent de 1400 begroot, bearbeiden den Peel zonderling, en vervoeren der zelvers turf met hunnen karren op veel plaatsen in de Meierij ter markt, het welke van veelen hier een bestaan oplevert.
In 1521 op den 5 januari werd in Bakel door de Gelderschen uit Roermond en Venloo geheel afgebrand. Ook leed het Dorp veel in de maand September 1599 door de muitende Spanjaarden". Voor zover de historische beschrijving van A.C.Block die dit in 1825 publiceerde.
De Meulenhof en de Cromme Aa zijn gelegen tussen de Bakelse Aa en de Kawijscheloop. Aan de Deurnese kant begrensd door de Grote en Kleine Brugge ( de Kleine Brugge wordt in de latere tijd den Bleijs genoemd.
De Schouw en aan de Bakelse kant respectievelijk door de Bakelse Schouw, de Rijpelberg, de Brug, de Straat, den Hillakker en de Kundert.
Het gehele gebied bestaat uit enkeerdgronden. Deze zijn ten opzichte van hun omgeving hoog gelegen. Ze zijn reeds lang in cultuur en men treft ze altijd in de onmiddellijke omgeving van de oude woonkernen aan.
De kavelvorm is vaak zeer onregelmatig en de kavelindeling is in het terrein, door onduidelijke markeringen, slecht waarneembaar. Dit is voornamelijk voor de hoge enkeerdgronden van toepassing. Nabij de rivieren vinden we lage enkeerdgrond. De Meulenhof en de Cromme Aa bestaan geheel uit beide soorten enkeerdgrond. Ze zijn ontstaan als gevolg van een eeuwenlange bemestingsmethode, waarbij materiaal uit de potstal werd gebruikt.
Laten we voorlopig voor het gemak de beide gebieden onder de naam de Meulenhof rangschikken. De Meulenhof was in het verleden erg belangrijk. " de Molenhof is sinds jaren een der meest afgelegen uithoeken van Deurne. Vroeger was 't wel enigszins anders. Maar 't nieuwe verkeer zocht zijn wegen elders en bekommerde er zich niet om, of enkele huizen in 'n isolement raakten. Over de Molenhof placht men vroeger naar Bakel te gaan, terwijl voor Deurne de weg naar Aarle, Lieshout, St. Oedenrode etc. eveneens over de Molenhof liep. Voor een halve eeuw leidde men nog van Deurne uit met het vee over de Molenhof naar Aarle markt. In het huis weleer bewoond door Peter Willems placht dan ook nog een tapnering gedreven te worden".
Als dominee Hanewinkel tussen 1798 en 1799 van Helmond naar Deurne loopt, verteld hij het volgende verhaal: " 's Anderendags 's morgens ging ik naar Deurne, doch eerst bragt ik mijne pistoolen in order, wijl men mij berigt was, dat de weg, welke ik nu te wandelen had, niet veilig was. Deeze weg is zeer eenzaam en gaat door eene heide linia recta van Helmond naar de even gemelde plaats. De afstand is twee uuren. Bijna op het midden van dien weg staat een allerellendigst hutjen, zijnde tevens een kroegjen; ik kocht hier een borrel (een dropjen, zegt men in de Majorij), dit was mij aangeraden, wijl de bewooners van hetzelve de eerlijkste luiden niet wezen zouden, doch mij bejegende bij deeze arme luiden, die mij vriendelijk behandelden, niets. ‑‑ Ik ging verder zeer gerust voord, vergenoegd en wel te vreeden bereikte ik Deurne".
Het is nooit bewijsbaar dat dominee Hanewinkel zijn borreltje op de Meulenhof gedronken heeft, maar typerend voor die tijd is het wel. Dat hij de Brabantse "luiden" niet vertrouwde zal wel aan zijn protestante inslag gelegen hebben, zij koesterden namelijk nogal wat argwaan tegen het " donkere zuiden".
DEURNE
Ondanks dat de gemeente Deurne slechts een klein deel uit maakt van de gronden die bij ons onderzoek van toepassing zijn meen ik er goed aan te doen ook wat van het ontstaan van Deurne te behandelen. Deurne, door de Meijerijenaars gewoonlijk Deursen genoemd, moet men onderscheiden van Deursen bij Ravestein, te meer daar beide plaatsen oudtijds door Dorne, Doirne, Doene of Doorne staan aangeduid. Deurne is en zeer oud en uitgestrekt dorp, en was reeds in 721, tijdens het verblijf van Willibrordus te Bakel, onder de naam van Durnium bekend. Verder behoren de gehuchten Brugge, Hanenberg, Terp, Vloeieind, Vrekwijk, Wasberg, den Heidrik, Molenhof, Moosdijk, Neerkant en Zijlberg tot Deurne en Lijssel.
Dat de Molenhof bij Deurne moet behoren is door de bewoners van dit gehucht lange tijd omstreden geweest. Bovendien mocht de gemeente Deurne gelden heffen over landerijen die aan de eigenaren van de huizen op de Meulenhof behoorden en op het grondgebied van Bakel lagen. De bewoners verloren in Brussel op 14 mei 1632 een proces dat 22 jaar lang geduurd had en waarin de gemeente Deurne in het gelijk gesteld werd.
Tot het gehucht de Meulenhof behooren behalve de eigenlijke Molenhof, de Schauw, Brugge, den Bleis, het Kerkeind, de Kouwenhoek, etc. Het ligt onder twee parochies. Molenhof, Schauw en Bleis behoren onder Bakel, Brugge etc. onder de parochie van St.Willibrordus te Deurne.
De Molenhof ontleent zijn naam aan een hoeve en een watermolen, die er weleer aan de Aa placht te staan.
Uit bovenstaande gegevens komt men tot de conclusie dat behalve de gemeente grenzen ook de parochie grenzen vaak tot problemen zorgden voor de bewoners van de Molenhof. Zelf nu nog is de Molenhof vaak verdeeld op kaarten terug te vinden.
In deze publicatie willen wij er echter voor zorgen dat op onze kaarten de parochie en gemeente grenzen vervagen, zodat over de Molenhof en de naaste omgeving duidelijkheid komt.
MEULENHOF.2
De Meulenhof was in eerste instantie een watermolen, die behoorde bij de nederzetting de Vloet. Later toen de watermolen zijn functie verloren had is deze hoeve zich gaan gedragen als een Hoeve‑akkerdorp.
Het waren hoeven, die vooral na 1100 ontstonden, meestal geheel geïsoleerd in de heide gelegen. Het waren ontginningen van rijke particulieren of instellingen. Ook daar, waar de bodem- gesteldheid slechts kleine, verspreid liggende terreinen opleverde, die in de middeleeuwen geschikt waren om tot bouwland te worden ontgonnen, lagen de nieuwe hoeven niet in een gehucht bijeen, doch als eenzame boerderij in een overigens nauwelijks ontgonnen gebied. Men mag dit soort hoeven niet verwarren met de oudere domeinen. Uit een domein kon door hoeve splitsing van de herenhoeve en van de tenurehoeve gemakkelijk een gehucht ontstaan. De eenzame hoeve in de hei, die pas na de verbetering van de landbouwtechnieken verdere ontginning mogelijk maakte kon pas veel later worden gesplitst. Zulke splitsing vond in vele gevallen op de zelfde wijze plaats.
Naast de huispercelen van de oorspronkelijke hoeve en daarvan gescheiden door een landweg ontstond het erf van de afgesplitste hoeve. Vaak dragen de erven van de oorspronkelijke eenzame hoeve nog de naam " de oude hoeve " terwijl het erf van de afgesplitste hoeve een andere naam krijgt. Later in de geschiedenis zijn deze gedeelde eenzame hoeven opnieuw gesplitst, zodat deze hoeven op den duur uitgroeiden tot een nederzetting van een tiental boerderijen. Een en ander gaat natuurlijk gepaard met verdere ontginning. Zo een nederzetting heeft een aantal belangrijke elementen met de akkerdorpen gemeen, te weten, de akkers, de beemden en de gemeynt. Een plaatse ontbreekt natuurlijk. Deze Nederzettingsvorm heet Hoeve‑akkerdorp.
De Meulenhof is een sprekend voorbeeld van een eerder genoemde nederzettingsvorm het hoeve‑akkerdorp.
De hoeve "de Kromme Aa" de naam van een boerderij op de Meulenhof, die enkele jaren geleden is afgebrand, maar op de zelfde plaats, in ongeveer de oude stijl, opnieuw is opgebouwd, vinden we als oudste aanduiding voor de eenzame hoeve.
" De Kromme Aa sijnde gheweest ene formeele hoeve welke voorseghde hoeve in vorige tijden is gedijlt in dreij verschijden deijlen van welcke voorseghde een derde deijl weer opgedeijlt is in dreij deijlen te weten onder de kinderen van Frans Jacobs op een der voorschreven deijlen".
Hoever de deling van de hoeve de Kromme Aa is doorgevoerd blijkt uit de cijnspost van het boek van de Heer van Helmond aan wie men voor deze gronden cijns betalen moest.
De eerste deling van de hoeve de Kromme Aa is uit het cijnsboek terug te construeren
Ze zijn dan genaamd: de Waessenschop, de Crom Aa en het Oud huis.
Als in 1849 de cijns worden opgeheven zijn deze drie stukken al onder zeventien eigenaren verdeeld.
Als omschrijving vinden we dan:
" Uijt een hoefken lant genaemt de Waessenschop te weten huys, hoff met sijne landerijen ende weijlanden ende toebehoorten onder Bakel gelegen ontrent 13 'a 14 lopensaten teullant behal- ve de hoij en weijlanden voorschreven wesende part ende deijl van de hoeve de Crom Aa genaemt".
Hiervan zijn eigenaar: Wed. Joost Jansen en Cornelis de Witt, Willem Janse de Witt, Jan en Jacobus Hendrik Crooijmans, Willem Johannes Raaijmakers en Peter Hendrik Reijnders.
" Uijt een hoeve lant genaemt de Crom Aa, onder de parochie Dorne, te weten, huijs, schuur, hoff, landerijen, hoijlanden, weijlanden, heijlandenen voorts alles anderen toebehoorten van dien sijnde deel van dien gelegen onder Dorne en een deel onder Bakel in teullant 15 lopensaten groot sijnde wesende part en deel van de oude hof de Crom Aa".
Hiervan zijn de eigenaar: Hendrik Hendriks getrouwd met Jennemarie Nooijen, Joost van Leijenburg getrouwd met Jenneke Nooijen en Symon Joost Nooijen.
" Uijt een stuk genaemt het Oud Huis gelegen onder Bakel. aan het ene eind de straat en dit insgelijks het Oud Huis met het eerste groot 4 lopensaten 30 roy" en
" Uijt een hoeve gent. de Crom Aa gelegen onder Dorne. te weten: huijs, schuur, hoff, schop, stallingen, lant en sant, heide en weide met alle appendentien ende depentia van dien daer aan toebehorende sijnde het teullant meestendeels daervan gelegen onder Bakel ende weijde onder Dorne".
Hiervan zijn eigenaar: Francois van Neerven, Jan van den Heuvel, Joachimes van den Heuvel, Joost Symon Nooijen, Johannes van den Heuvel, Jennemarie van den Heuvel wed. Francois Lambers en de wed. Dirck van den Heuvel met 5 kijnders.
De hoeve de Crom Aa is dus in twee eeuwen van drie eigenaren verdeeld onder 17 eigenaren. Dat er voor elk niet veel overbleef behoeft natuurlijk geen betoog. Het zou tot de komst van de kunstmest duren, voordat de heide in de omgeving van de Meulenhof werd omgeploegd en onder de boeren vereeld. Pas na de tweede wereldoorlog kwam er een einde aan de eeuwen lange armoede die op de Meulenhof geheerst heeft.
Ook voor de hoeve de Molenhof geld het zelfde als voor de Cromme Aa. Het goed ter Beke blijft tot ongeveer 1628 bij een eigenaar.
Meester Thomas Pauwelsen Konings is de laatste enigste eigenaar.
Thomas Pauwels Konings is gehuwd met Mercken Jan Ceelen. Hij heeft nogal wat bezittingen in de Meierij en zijn goed op de Meulenhof komt dan in handen van Heijlke dochter van Eijmbert Dirkx die getrouwd was met Lijsken de dochter van Thomas Pauwels
Konings. Het goed blijkt te bestaan uit twee boerderijen die nu in handen komen van Jan Jansen uit Veghel, die gehuwd was met voornoemde Heijlke. Op 13 augustus 1641 werd dit goed verkocht aan Peter Willems voor f.2000.‑‑ en het slaggeld van 100 slagen. De boerderij werd bewoond door Jan Hendrix. De gronden lagen gedeeltelijk onder Bakel en de rest onder Deurne. Bij de verkoop werd ze aangeprezen als een "schone hoeve".
De twee boerderijen worden genoemd de Groote en de Kleine Molenhof. Soms treft men ook wel eens de naam van Oude Molenhof aan.Tijs Thomas Arts van Croij is eigenaar van de Kleine Molenhof.
De bodem gesteldheid van de Schouw, en de Meulenhof.
Een rapport van de stichting bodemkartering Wageningen, samengesteld door J.M.J.Dekkers en H.J.M.Zegers ing., betreffende de bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheid van Helmond en omgeving ontlenen wij de navolgende bijdrage.
De bodem van het voornoemde gebied bestaat overwegend uit zandgronden en beeldalen. Venige eerdgronden en stuifzand komt slechts op twee kleine stukjes voort
Het landschap van de zandgronden wordt gekemerkt door hoge oude bouwlandgronden en lage beekdalen, ‑ die meestal tussen de hoge bouwlanden liggen. In het onderzochte gebied komen vijf soorten gronden voor. De Enkeerdgronden, Beekdalgronden, Podzolgronden, Venige Eerdgronden Stuifzand.
Enkeerdgronden.
Deze gronden zijn ten opzichte van hun omgeving hoog gelegen. Er komen meestal maar geringe hoogte verschillen voor. Omdat deze gronden reeds langin cultuur zijn treft men ze altijd in de onmiddelijke omgeving van oude woonkernen. De kavelvorm is vaak zeer onregelmatig en de kavelindeling is in het terrein, door onduidelijke markering, slecht waarneembaar. Dit is voornamelijk voor hoge enkeerdgronden van toepassing.
De lage enkeerdgronden treft men meestal aan op de overgang van de hoge enkeerdgronden naar de beekdalen. Op verschillende plaatsen zijn ze zelfs gelegen in het oorspronkelijke beekdal.
Op hoge enkeerdgronden treft menvrijwel geenopgaande houtgewas‑ sen aan. Op de laag gelegen delen envooral op de kavelgrenzen en wegbermen treft men de wilg, de populier en de iep.
Een groot deel van ons gebied bestaat uit enkeerd gronden. Zij zijn ontstaan als gevolg van een eeuwenlange bemestingsmethode, waarbij materiaal uit de potstal werd gebruikt. In ons gebied is duidelijk merkbaar dat men de droge en toch goede gronden het eerst in cultuur gebracht heeft. In dit gebied vindt men op vele plaatsen een moderpodzolprofiel in de ondergrond aan. Moderpod‑ zolgronden zijn van nature chemisch iets rijkere polzolgronden.
Later, toen de beste gronden in gebruik waren, heeft men de mindere goede gronden ontgonnen. In dit gebied komt dit het duidelijkst tot uiting aan de rand van de laaggelegen beekdalen, waarop verschillende plaatsen een mestdek werd aangebracht.
Enkeerdgronden zijn zeer fijn en matig fijnzandige, zwak lemige gronden. Ze zijn meestal hoog gelegen t.o.v. het grondwater. De complexen zijn sterk bolvormig en men vind in de midden de dikste humeuze dekken. Het zand is sterk loodzandhoudend, grijs kleurig, hetgeen er op wijst dat waarschijnlijk heide plaggen als strooisellaag in de potstal hebben dienst gedaan. De kwaliteit van de humus zal daarom in deze gronden niet zo best zijn.
Als de ondergrond bij relatief hoog gelegen gronden bestaat uit moderpotzolprofiel dan maakt dit een diepe beworteling mogelijk door de vrij losse pakking van dit materiaal.
In dit gebied zijn enkeerdgronden te vinden op de Schouw, de Meulenhof, de Hilacker, de Straat, de Bakelsebrug en aan de buitenkanten van de Rijpelberg.
Op de kadasterkaarten van 1832 op een gedeelte van Deurne C1 en Bakel F1 en F2.
Beekdalgronden.
de Beekdalgronden in ons gebied zijn t.o.v. hun omgeving en van het grondwater laag tot zeer laag gelegen. De kern wordt gevormd door de twee beken die er stromen. Zij zijn wel langer in cultuur dan de ontgonnen podzolgronden of heide die aan het begin van deze eeuw in cultuur gebracht zijn.
Het beekdal heeft een zelfstandige afwateringseenheid, die tevens de naast gelegen gronden afwatert. De beken in dit gebied zijn omstreeks 1930 gekanaliseert en de hoofdafwatering is meestal goed. De detailafwatering is vooral op plaatsen waar geen verkaveling heeft plaatsgehad nog erg slecht. De beste gronden in het beekdal zijn meestal grasland. In de depressie van het beekdal is een veenpakket aanwezig. De percelen zijn op de meeste plaatsen klein van oppervlakte, rechthoekig en gescheiden door sloten.
Opgaande houtbegroeiing die als perceelsscheiding dienst doet, bestaat op de meeste plaatsen uit een enkele wilg of iep. Soms treft men ook griendhout aan. In de beekdalen treft men geen bebouwing aan.
Zij zijn ontwikkeld in een min of meer matig voedselhoudend milieu. Van nature zijn ze dan ook chemisch rijker dan podzolgronden.
Direct onder de heumeuze bovenlaag komt op vele plaatsen een leemlaag voor, die door stromend water werd afgezet. Het al of niet voorkomen van deze laag en de aard van de dikte hiervan is uiteraard van grote invloed op de verticale waterbeweging van deze gronden.
Op de overgang van Enkeerdgronden naar Beekdalgronden met een dunne humeuze bovenlaag komen op vrij veel plaatsen beekeerdgronden voor met een humeus dek van 30 tot 50 cm. dikte. Deze laag is ontstaan door bemesting uit de potstal. In het algemeen is deze grond zeer ongelijk soortig. Dit geldt vooral voor de leemgehalte in de bovengrond, doch ook voor het al of niet voorkomen van meer of mindere zware leemlagen in de ondergrond. Bovendien kan de korrelgroote van het zand sterk varieren. Dit alles is het gevolg van de door stromend water afgezette invloed in deze gronden. De afwatering is de laatste jaren sterk verbeterd door dat de beken zijn gekanaliseert. De detail ontwatering laat op vele plaatsen nog te wensen over, omdat de kavelsloten veeal te ondiep en onvoldoende onderhouden zijn.
In ons gebied komen twee soorten beekeerdgronden voor.
1e. De meest voorkomende, met een dunne humeuze bovenlaag in sterk en zeer lemig, zeer fijn en matig zand.
2e. Een matig dikke humeuze bovenlaag in sterk lemig zeer fijn en matig zand.
In dit gebied vind men deze gronden op de Meulenhofse eeuwsels en nabij de Straat de eerste soort en de tweede soort ten westen van de Meulenhof en onder de Hilacker.
Op de kadasterkaarten van 1832 te vinden op de kaarten Deurne A1 en Bakel F2.
Podzolgronden.
Deze gronden vind men in ons gebied voornamelijk op de plaatsen waar in het begin van deze eeuw de heidevelden ontgonnen zijn. Deze gronden waarop thans akker of weidebouw beoefend liggen veelal lager t.o.v. het grondwater en zijn niet reliefrijk. De kavels zijn over het algemeen rechthoekig ingedeeld en begrensd door kavelsloten of een afrastering. Opgaande houtbegroeiing voor zover aanwezig bestaat meestal uit berk, eik en enig struweel.
Potzolgronden hebben een humushoudende bovenlaag die dunner is dan 5o cm. waaronder zich een potzol‑B‑horizont, ‑ een inspoellaag ‑, bevind. De kleur van dit B horizont is overwegend donkerbruin tot bruin. De dikte en intensiteit wisselen bij verschillen in diepte ligging van het grondwater en de hardheid van het zand.
De in ons gebied voorkomende potzolgrond is zwak lemig, zeer fijn en matig fijn zand met een dunne humeuze bovenlaag.
Deze gronden hebben over het algemeen een groot waterbergend vermogen. Op de kadasterkaarten van 1832 vind men ze op de kaarten Deurne A1 en A2.
Stuifzand of vaaggronden.
Nabij Brugge treffen we stuifzand aan. Zij zijn omringd door potzolgronden. Naar alle waarschijnlijkheid is deze grond ontstaan door strooisel en plaggenroof van de heide voor de potstal. Hierdoor kon de wind in het zand vrij haar gang gaan en werd het gebied erg reliefrijk. De opgestoven grond is een pakket van 15 tot 80 cm. zeer arm humus materiaal op een potzolprofiel. Door de hoge ligging t.o.v.het grondwater en het lage leem en humusgehalte zijn deze gronden zeer droogtegevoelig. Behalve voor de begroeiing van grove den zal dit voor vele vormen van bodemgebruik nadelig zijn.
Venige eerdgronden.
Deze gronden komen vooral voor in de depressies van de beekdalen. Er heeft zich in een matig voedselhoudend milieu een vegetatie ontwikkeld. Het veen dat onder deze omstandigheden is gevormd bestaat uit broek en bosveen. Van de bovenste 15 tot 30 cm. dikte. In ons gebied komt deze grond voor ten oosten van de Rijpelberg. Het is venige eerdgrond zonder zanddek. De venige eerdgrond heeft soms een zand bijmenging. De zandondergrond bestaat uit een beekeerdprofiel is zeer ongelijk soortig en bevat plaatselijk leemlagen.
In ons gebied is deze grond te vinden op de kadasterkaarten van 1832 onder Deurne A1 genaamd de Beemden.
De kwaliteit van de bodem.
Werd in het voorafgaande de nadruk gelegd op het zanderige karakter van de grond, willen we thans de kwaliteit hiervan onder de loupe nemen.
De bodem is van middekmatige kwliteit, des ondanks zijn er toch grote verschillen. De een keer aanzienlijk dan weer minimaal, die zich voor kunnen doen bij de keuze voor de een of andere woonplaats. De kwaliteit van de grond verschilt naar gelang de topografische en hydrologische conditie, maar ook naar gelang de tijd waarop ze productief gemaakt zijn en de afstand van de exploitatiecentra.
Het kadaster heeft van deze gronden een classificatie samenge‑ steld die gebaseert is op de verschillende bodemkwaliteiten.
Bakel wordt in vier klassen onderscheiden, zowel voor de landbouwgronden als voor de weilanden.
De overeenkomst van deze twee bodembestemmingen mogen we gelijk stellen. Ze hebben betrekking op de gronden met vergelijkbare kenmerken, die getaxeerd zijn volgens bijna identieke tarieven.
De eerste en de tweede klas, het verschil tussen beiden is niet goed merkbaar, hebben betrekking op de gronden die als redelijk goed gekwalificeerd kunnen worden. Zij kenmerken zich door hun donkere kleur en tamelijk grote dikte van de humeuze laag.
De derde klas gronden zijn van minderwaardige kwaliteit. Ze zijn mager, licht van kleur en hebben een variabele dikte van de humeuze laag.
De weilanden zijn ofwel te licht, te droog, te hard of laten in het geheel geen water door.
De vierde klas zijn gronden van uitgesproken slechte kwaliteit, hoge droge velden of vochtige laagten overwoekerd door riet en slechte grassen.
Bemesting.
De resultaten van de potstal bemesting zijn het duidelijkst merkbaar op de hoog gelegen niveau's van de akkers, waarvan de randen uitgegraven zijn. Men heeft daar een dikte van de grondlaag kunnen vaststellen van meer dan 60 cm. en vaak nog dikker. Deze dikte is niets ongewoons. Het systeem van bemesting dat in alle zanderige gebieden van West Europa in zwang was en uit heide plaggen en dierlijke mest bestond, was de oorzaak van deze dikke gronden.
De vermenging van heide plaggen met de mest had tot doel, om zoveel mogelijk mest te krijgen, die erg vruchtbaar was, dankzij de plantaardige organische stoffen en de humus uit de heide plaggen.
Men vermengde de mest echter ook met grote hoeveelheden minerale, onoplosbare stoffen, die door de planten niet opgenomen kon wor‑ den, hetgeen tot gevolg had, dat aan de grond steeds een zand bevattende laag werd toegevoegd.
Deze manier van bemesting is zeer oud en in Bakel bleef deze methode tot in het begin van de twintigste eeuw in gebruik.
Toen werden ook de potstallen, die immers overbodig geworden waren, afgebroken en door modernere hygienische stallen vervan‑ gen. Naast het kunstmest dat daarna in zwang raakte bleef de gierton toch steeds een vorm van bemesting.
In de jaren zeventig kwam er zelfs een overschot aan deze mestsoort dat tot op de dag van vandaag nog niet is opgelost.