Bakel, een middeleeuws dorp
Woord vooraf
De schrijver van dit boekje is geen geoloog, archeoloog, genealoog of historicus, maar hij put zijn kennis uit de bestudering van het heem. Met name het Brabants Heem is door hem diep uitgespit, hetgeen echter niet verheeld dat het werk niet volledig genoemd mag worden. Het is niet volledig, het is vaak onwetenschappelijk, het graaft niet tot de kern en het laat veel onbesproken wat zonder enige twijfel het bespreken meer dan waard zou zijn. Daar tegenover staat dat de man geboren is uit dit land en is opgegroeid te midden van de mensen die hier ook hun wortels hebben liggen. Hij vertoeft nog steeds tussen hen. Zijn voorvaders, zowel van vaders als van moeders kant woonden er tot in een ver grijs verleden.
Het dorp waarover dit verhaal is een oud en schoon dorp, vol fouten en tekortkomingen die de keerzijden van haar kwaliteiten zijn. Het heeft grote mannen voortgebracht en het zal vrij snel duidelijk zijn dat dit geschrift niet uit drang naar wetenschap of kennis, maar uit liefde geboren is.
DE LIEFDES VERKLARING
Waar hoort men nog de geluiden van het paradijs; het fluiten van de vogels, waar waait de wind nog door de dennenbossen en hoort men nog het murmelen van de beekjes, al wandelend over de paden, die langs deze beekjes zijn uitgezet. Hier kan men nog vergeten dat het eigenlijk niet veel zaaks is met de wereld. Die beekjes zijn de Esperloop en de Beek, die vroeger kronkelend door het centrum van ons dierbare Bakel mereanderden. En nu, door de voortgang van de tijd, gekanaliseerd of omgelegd zijn.
Bakel het centrum van oude nederzettingen, die terug gaan tot de Romeinse, Merovingische en Karolingischetijd.
We gaan terug naar de tijd van bisschop Willibrord en Pepijn de tweede, ook Pepijn van Herstal genaamd, die in het begin van de 8e eeuw in de geschiedschrijving van voorkomen. Bakel is door deze vroege geschiedbeschrijving een bevoorrechte plaats in haar omgeving.
BAKEL IN DE VROEGE MIDDELEEUWEN.
Als we inzicht willen krijgen over Bakel in de vroege middeleeuwen is onze eerste informatie een oorkonde betreffende een schenking aan Willibrord in 721 en een bevestiging in een pauselijke oorkonde uit 1069 waarin paus Alexander II deze schenking aan Echternach bevestigt.In beide oorkonden is sprake van de plaats Baclaos dat tegenwoordig. Bakel wordt genoemd.1) Bakel is in die tijd een van de oudste parochies van Noord Brabant. De schenking van 721 betreft drie "casati" met "sala" en "cura". in de villa de Bakel, geschonken aan de kerk van Bakel die door bisschop Willebrord wordt beheert. Oorkonden uit 1069, 1147/48, 1161 en een lijst van cijnzen en hoeven van Echternach, vermoedelijk uit het laatste kwart van de 12e eeuw bevestigen de band tussen (de kerk) van Bakel en Echternach, dat in de loop der tijden ook andere rechten, zoals tienden en het patronaatsrecht, in Bakel blijkt te hebben.
Deze tienden werden voor de helft in leengehouden door Hendrik, ridder van Bakel, die ze overdraagt aan Gerard van Uden, burger van 's Hertogenbosch.2)De schenking van 721 wordt gedaan door Herelaaf, die deze goederen omschrijft als zijn moederlijk erfdeel.
Onze tweede informatie is een oorkonde uit 1267, waarin de aartsdiaken van Luik en de kanunnik van Maaseik afstand doen van de kerk van Bakel ten gunste van Echternach.3)
Hieruit blijkt dat in Bakel ook dominiale landgoederen voorkwamen. De eerste aanwijzing hiervoor is het patrocinium van de H. Lambertus aan wie de Bakelse kerk oorspronkelijk was toegewijd.
Zij was dus gelieerd met het Luikse St. Lambertuskapitel en afkomstig van de bisschop van Luik. Deze had bezit verworven uit het Koningsgoed van de Duitse koning.4)
Het is aannemelijk dat de nederzettingen in Bakel, die niet aan Echternach behoren, zoals het Luttel Overschot en de Hillacker ook oorspronkelijk koningsgoed zijn. Mogelijk zelfs het vaderlijk deel van Herelaefs bezittingen in Bakel.
PAROCHIEGRENZEN
Als we Bakel in een groter verband willen zien moeten we trachten om de parochie grenzen vast te stellen. De parochie is het laagste institutionele niveau van een bisdom. En men mag zich dus de vraag stellen wat is een parochie in de middeleeuwen?
Dit is niet gemakkelijk om dit juridisch te beschrijven. Pas na het concilie van Trente werd een parochie een territorium met afgebakende grenzen, waarin een gemeenschap leeft die een eigen kerk heeft.5)
Bij de Lambertusparochie van Bakel, in de vroege middeleeuwen, behoren naast Bakel, Deurne, Liessel, Gemert, Milheeze, Aarle, Brouwhuis, Scheepstal, Esp, Grotel en mogelijk ook Vlierden.
Als we een grens willen trekken beginnen we in Gemert, via de grens langs de Peel tot de Willibrordusput, nabij Neerkant. Vandaar richting Vlierden, Kruisschot, Rixtel, Grotel weer naar Gemert. Mogelijk heeft in de merovingische tijd zelfs de nederzetting van Helmond aan de Bakelsekant van de Aa hier ook nog bijgehoord. Dit gebied was in het merovingisch tijdperk relatief nat en drassig. Ik tracht me dit steeds voor te stellen als een overstroomdgebied, zoals we dat de afgelopen jaren in beeld gebracht gezien hebben als de Maas in Limburg buiten haar oevers was getreden. Op de droog gebleven hoge stukken grond ziet men dan de boerderijen staan waarin men mogelijk zelfs droge voeten kan houden.
Zo stel ik me ook de ligging van de merovingische nederzettingen voor. De woningen en de te bebouwen akkers op de hoog gelegen gronden. Dit landschap zal zich tot aan het jaar duizend handhaven waarna deze gebieden veranderen in hoge droge gronden en ontstaan de hoge droge heidevelden, zoals we die in 1832 op de Bakelse kadasterkaart nog in beeld kunnen brengen. Bodemkundig vallen deze gronden onder de hoge enkeerdgronden.
DE ONTWIKKELING VAN DE BEWONING.
Van de bewoners in de vroege middeleeuwen, die in de nederzetting van Herelaef in Bakel woonde is bekend dat ze horigen waren. Zij hadden geen enkele zeggenschap en waren onderdanig aan de Heer. Dit was in 714 Hertog Pepijn II, die op 2 maart onderdak gevonden had in zijn "villa" te Bakel alwaar hij doodziek, op zijn graf wachtend, in bed lag.7) Hij schonk toen een kerk en klooster in Susteren aan bisschop Willibrord en hij machtigde zijn vrouw Plectrudis om de oorkonde namens hem te ondertekenen. Als medeondertekenaars waren aanwezig Blittrudis, Blendumen abbatissa, Helmoinus, Remigius, Chrodoaldus,
Geraldus Adalbertus abbas., Chammingo comus en Crodegertus. Waarschijnlijk zijn dit monniken uit de omgeving van Willibrord, maar de naam Helmoinus doet me erg aan Helmond denken.
M.Werner bestrijd deze uiteenzetting betreffende Pepijn II in Bakel en is van mening dat Pepijn wel ziek was, maar niet in Bakel was.8) Pepijn II ook genaamd Pepijn van Herstal zou op 16 december 714 in Jupille overleden en begraven zijn.9)
De volgende oorkonde waarin we weer iets vernemen van Bakelse machthebbers is er een uit
12-12-721 Transcriptie van de tekst van de schenkingsoorkonde van Herelaef uit 721 uit het Liber Aureus Epternacensis, handschrift B, 1200-1225 Folio 40v
In Christus' naam. Het betaamt Christenen de weg der waarheid te kiezen waardoor zij waardig zijn hun schepper te dienen, zodat het schenken van aalmoezen hun tot heil en hun vroomheid hun tot loon strekt.
Daarom heb ik, Herelaef, zoon van wijlen Badagar, als schenker (besloten) iets van mijn eigendommen aan de plaatsen die aan de heiligen zijn gewijd tot heil van mijn ziel en tot eeuwigdurende genoegdoening te schenken. Dat wil zeggen aan de kerk van de heilige apostelen Petrus en Paulus en van de heilige Lambertus, bisschop en martelaar, die wij enige tijd geleden hebben gebouwd in de plaats/villa Bakel, waar nu vader en bisschop Willibrord aan het hoofd staat. Dit is wat ik schenk in dat
Bakel: drie afhankelijke boeren, één met mijn veeboerderij en mijn hereboerderij met bijbehorende \bedrijfsgebouwen en de daardoor omsloten hof met alles wat eraan toegevoegd is, en wat ik daar ter plaatse wettig als moederlijk erfdeel verkregen heb. Daarenboven schenk ik in de plaats/villa Vlierden één afhankelijke boer en in Deurne één afhankelijke boer met alles wat erbij hoort en met hun horigengoed, zowel hoeven van horigen als bedrijfsgebouwen, akkers, beemden, weidegronden,
bossen, wateren en waterlopen, roerend goed en on (folio 41)roerend, met de overige baten aldaar, die betrekking hebben op bovengenoemde plaats/villa, en ik wil dat deze schenking voor altijd van kracht blijft. Mocht iemand echter. Zoals boven.
(Mocht er echter soms iemand komen -wat ik niet geloof dat gebeuren zal- ikzelf bijvoorbeeld, maar dat zij verre, of een van onze erfgenamen of achtererven, die zou trachten tegen deze schenkingsoorkonde in te gaan en er afbreuk aan zou willen doen, en U van de bovengenoemde zaken iets zou trachten te ontnemen onder het voorwendsel dat hij er als erfgenaam recht op heeft, mogen hem dan allereerst de toorn van de almachtige God en van de heilige engelen treffen en moge hij worden buitengeworpen uit de kerk Gods en de gemeenschap der heiligen. Moge de melaatsheid van Gehazi erop volgen en de slag die Ananias en Safira trof en moge hij hetzelfde lot ondergaan als Judas Iskarioth, die de Heer verraden heeft. Moge hij U bovendien tegelijk met het innen van de belasting vijf ponden goud en vijftien ponden zilver aanbrengen. Moge hij zelfs niet in staat zijn datgene in bezit te nemen wat hij als zijn recht opeist, maar moge hij in zijn ijdelheid gedwarsboomd worden en moge deze oorkonde ten eeuwigen tijde vast en onveranderlijk blijven bestaan, berustende op volkomen overeenstemming)*
Gedaan in het openbaar in de plaats Bakel. In het jaar één van koning Theoderik, op de 12e dag, in de maand december. Ik, Herelaef, heb deze schenkingsoorkonde herlezen en ondertekend. Winibaldus, Sigibaldo, Eadboldus, Gutbaldus, Egilbaldus, Grimbaldus, Theodbaldus.
Mogelijk weer monniken uit Willebrords omgeving. We moeten nu tot het eerste kwart van de 12e eeuw wachten alvorens we nog inwoners van Bakel tegen komen. Dit is een lijst van hoeven en cijnzen van de Abdij van Echternach waarin ook Bakel genoemd wordt.
Als hoevenaars worden genoemd: Aloldus, Thomas ridder, Godefridus de zoon van Marcelis, Arnoldus de zoon van Godefridus, Aloldus van Burtele, Helewidis van Berwingele, Johannes de broer van Aloldus en Daniel de zoon van Tid.
Voor de kerk van Bakel worden aangeslagen: Aloldus en zijn broer. Gerardus de zoon van Godefridus van Veltouen en Arnoldus de Beche. Bovendien krijgen we nog de informatie dat de abdij van Echternach in die tijd in Bakel 6 hoeven bezit.11)
In 1271 op 19 mei vernemen we dat Hendrik van Bakel ridder echtgenoot van Yda af moet zien van zijn aanspraken op het ambt van meier van de hof van Deurne ten gunste van de abdij van Echternach. Getuigen van deze akte zijn: Johannes van Hobraken, Arnoldus gezegd Vrint, Rudulphus, Cristianus Faber, Reineris en Ywanus scabini van Helmond, Godefridus van Vreecwich, Henricus genoemd Busscere, namens het convent van Binderen Peter gezegd van Binderen. Deze overeenkomst was blijkbaar zo belangrijk dat zelfs de inwoners van de nabuurgemeenten getuige moesten zijn van deze overeenkomst.12)
KLIMATOLOGISCHE VERANDERINGEN IN HET JAAR 1000
Tot het jaar 900 lagen de bewoonde gebieden van Bakel op hoge, relatief droge gebieden, dit was noodzakelijk omdat het klimaat in de vroege middeleeuwen natter was dan tegenwoordig.
Een deel van de hoge droge gebieden was in de vroege middeleeuwen begroeid met eiken - berkenbos. Na het jaar duizend zien we deze gebieden veranderen in droge heidevelden. Een ander deel van deze hoge gronden wordt in de loop der eeuwen overdekt met dikke akkerpakketten, de zogenaamde plaggen of esdekken. Bodemkundig vallen deze gronden onder de categorie hoge enkeerdgronden.(13
In Bakel treffen we deze gronden meestal op de oudst bewoonde en bewerkte gronden aan. Het Geneneind, Zand, Mathijseijnd, Nuyeneind, den Hilacker en de Molenhof zijn enkele voorbeelden.
Tijdens de tweede wereldoorlog heeft de ondergedoken heer F. Dussart een landschappelijke beschouwing gemaakt waarvan hier een resume. Hij was toen nog niet op de hoogte van de klimatologische veranderingen rond het jaar duizend. Dit neemt niet weg, dat hij een gedegen onderzoek heeft, waarmee wij nu zelfs nog ons voordeel doen.
Agrarische structuur en landschappen in de gemeente Bakel (Nbr.)
Doctoraal scriptie F. Dussart 1947
Om een goed beeld te krijgen van de agrarische structuur van de gemeente Bakel kan men niets beter doen dan de Doctoraal scriptie van F. Dusart, "Agrarische structuur en landschappen in de gemeente Bakel (Nbr.)" bestuderen. Hij zat tijdens de oorlogsjaren 1940 -1945 in Bakel ondergedoken zat en maakte toen zijn scriptie. Ondanks dat hij zich verontschuldigd over het gebrek aan oude archiefstukken is zijn scriptie van grote waarde voor de verdere bestudering van het oude Bakel. Bovendien trof hij het Bakelse landschap in zijn vooroorlogse situatie aan, dat toen nog sporen vertoonde van de middeleeuwse situatie. Hierna volgt een deel van zijn scriptie.
Natuurkundig milieu,
De dorpen Bakel en Milheeze met hun talrijke gehuchten, vallen onder de titel van bewoonde plaatsen, die verspreidt aan de grens van de hoge veenderijen van de Peel gelegen zijn.
Een vrij smalle strook in het oosten van de gemeente maakt deel uit van het veengebied, maar het grootste deel strekt zich uit op het zand.De horst van de Peel, die zich uitstrekt van het noordoosten tot het zuidwesten, scheidt topografisch het dal van de Limburgse Maas van de bekken van de Dommel. Het valt nauwelijks op in het landschap, slechts een sterk afgeplatte welving verraadt het bestaan ervan, maar hij bepaald het hydrografische beheer van het gebied. De gemeente Bakel (7765 ha.) strekt zich duidelijk op de oostgrens, de laagste (20m.) naar het westen toe, nabij de rivier de Aa en haar zijrivieren.
De aldus gevormde oppervlakte, met zwakke hellingen, is regelmatig; hier en daar zijn er enkele duinen zoals de zandheuvels langs de Peel, de Grotelsche Heide in het noorden van de hoofdplaats en vooral in het gehucht genaamd het Zand, waar zij een hoogte van 10 meter bereiken. Enkele van deze duinen waren in 1947 nog in beweging, andere werden moeizaam vastgehouden door het planten van slecht groeiende dennen.
Van de veenachtige, sponzige Peel, die het regenwater in zich opneemt, komen slechts weinig waterstroompjes naar beneden. De belangrijkste op het grondgebied van Bakel is de Bakelse Aa, zijrivier van de rivier de Aa. Deze doorkruist het westelijk gebied van de gemeente van het zuidoosten tot het noordwesten aan de westgrens van de bebouwde gronden van het gebied Bakel. Zij neemt de allure aan van een grote beek na de samenvloeiing met de Kaweische loop, die beide langs de zuidgrens van het gemeentegebied lopen.
Voor verbetering in de dertiger jaren brachten deze beken soms ernstige overstromingen teweeg.
Enkele beekjes, zoals de Esperloop, draineren zo goed en kwaad als het kan het centrum en het N.W. van de gemeente, waar zich kort geleden nog moerassen bevonden (o.a. het Goor), die drooggelegd en in weilanden veranderd zijn.
De heiden en veenderijen voor 1830.
De braakliggende gronden, in handen van particulieren, vormden slechts een klein deel van de totale omvang. Bijna alle onontgonnen gronden vormen gemeenschappelijk goed. Dit beheer van gemeenschappelijk bezit, - eigen aan alle heidegebieden in West Europa - stamt uit zeer oude tijden Het lijdt geen twijfel dat men van het begin af aan de heide gebruikte, omdat die een onontbeerlijk element vormde in de regionale economie. In de 14e eeuw wordt voor het eerst melding gemaakt van de gemeenschappelijke heide van Bakel.
Evenals in een groot aantal Brabantse gemeenten, verkoopt hertog Jan III in 1325 aan de inwoners van Bakel en Aarle heide en veenderijen (die gemeijnte) die onder Bakel ressorteren. In het daarop volgende jaar verkrijgt de gemeente Helmond, die een derde van de verwervingskosten op zich nam, een derde deel van die gebied.
Deze transactie verleent in feite slechts toestemming tot gebruik van de heide en wettigt alleen een gebruiksrecht dat door de inwoners van de respectievelijke gemeenten reeds werd toegepast.
Van dit recht werd in meerdere opzichten gebruik gemaakt Zoals door het maaien van de heide kon iedere inwoner zorgen voor de aanvulling van zijn voorraad stalstro, die bestemd was voor veestallen en schaapskooien. De heide was zeer belangrijk als weide grond: de kudden schapen die op deze uitgestrekte gebieden graasden waren talrijk; zij verbleven er vanaf de lente tot eind augustus. ''s avonds werden zij bijeen gebracht in grote schaapskooien die opgetrokken waren uit heide plaggen en riet.
Omheiningen
In de oude gebieden van Bakel blijkt de duidelijke tegenstelling tussen het open landschap van de hoge droge velden met de strookvormige percelen en het meer gesloten landschap van de vochtigere gronden met onregelmatig gevormde percelen.
Voor het kadaster, de oude documenten vermelden bijna niets over omheiningen. Waren de door akkers gevormde eenheden en de regelmatig gevormde velden omzoomd met omheiningen, ten minste aan de kant van de gemeente grond, zodat de kudden er niet van konden eten? Aan het eind van de middeleeuwen bleken de onregelmatig gevormde percelen omgeven te zijn geweest door een min of meer aaneengesloten rij struiken.
Het woongebied en de bevolking.
De huidige plattelandswoning,- (denk 1942)- maakt ook deel uit van het landschap. Het huis is van de klassieke soort zonder verdieping, geheel over de lengte gebouwd: woonruimte, stal en schuur liggen achterelkaar onder het zelfde schuine dak. Een kleine apart staande schop met een dik rieten dak maakt deze oude boerderijen volledig. Er is niets regelmatig of schematisch in de ligging van de huizen in Bakel. Men vindt er dicht bebouwde kernen, zowel als afgelegen boerderijen en tussen liggende woonvormen, waarvan de meest typerende de buurtschap of gehucht is. Zowel de kern van Bakel als die van Milheeze ligt langs de hoofdweg die van west naar oost door de gemeente loopt. In Bakel staan de huizen echter wel dichter bij elkaar.
Rond om het centrum van Bakel ligt een vrij groot aantal buurtschappen, bestaande uit ruim opgezette groepen boerderijen waartussen de akkers liggen. Maar het belangrijkste gehucht, het Geeneneind, omvat een twaalftal boerderijen terwijl in de Neerstraat is de weg de oorzaak van de vele boerderijen. Meestal lijken de boerderijen er bij toeval neergezet te zijn, van elkaar gescheiden door grote stroken gras met een doolhof van elkaar kruisende wegen. Zie Esp, Mathijseind, Geeneneind, Rijpelberg, Kruisschot, het Zand, Overschot. Deze groepen huizen zijn het perfecte voorbeeld van een gehucht met verspreid liggende boerderijen op de zandgronden van West Europa. Aan deze woonvorm wordt nog een andere toegevoegd, die van geïsoleerd liggende boerderijen. In de oude agrarische gebieden ziet men hier en daar een zwakke poging tot tussenvoeging, daterend uit een recent tijdperk, maar de leegte van de akkers blijft en eigenlijk zouden we moeten zeggen van uitbreiding rond de oude gehuchten, lang de straten zoals op het Mathijseind en Esp.
Conclusie.
Om vat te krijgen op de structuur en het landschap in Bakel moesten de verschillende elementen apart worden bestudeerd. Deze werkwijze is nodig vanwege de ingewikkeldheid van het probleem, aangezien het landschap een verzameling van elementen bevat, die elkaar wederzijds beïnvloeden. Het voornaamste doel hierbij is het aantonen van het bestaan van niet een, maar meerdere landschappen in de gemeente Bakel.
Op de eerste plaats onderscheiden we de akkers in strookvormen, alleen bestemd voor zaaigoed en nauw verbonden met de hoge droge hellingen en omgeven door een reeks gehuchten.
Vervolgens onderscheiden de meer afgelegen gebieden zich, die veel vochtiger zijn en meer met gras begroeid, met onregelmatig gevormde, vaak gesloten velden, waar de huizen verspreid staan en over het algemeen geen enkele geboomte het uitzicht naar de verte belemmert.
Men mag aannemen dat de akkers met hun gegroepeerde woningen de oorspronkelijke kernen vormen van zeer vroege oorsprong.
De gesloten gebieden met meer verspreid staande huizen, zijn het gevolg van recente ontginningen. Twijfel is uitgesloten bij oude boerderijen van landsheren of abdijen die aan de rand van het gemeente gebied liggen.
Het resultaat van deze twee of mogelijk drie koloniserende krachtstoten is de vorming van de reeds gevarieerde landschappen die weerspiegeld worden in de cartografische documenten uit het begin van de vorige eeuw, waarvan de oude agrarische gebieden van Bakel een waarheidsgetrouw beeld geven.
Deze landschappen handhaafden zich tijdens een lange periode van stilstand, mogelijk al sedert de middeleeuwen. Pas tegen het einde van de vorige eeuw vond een ommekeer plaats, mede door het gebruik van kunstmest en de tussenkomst van kapitaal van buiten Bakel.
Echter in de oude gebieden van Bakel heeft deze omwenteling weinig veranderingen in de eigenlijke landschap structuur te weeg gebracht
GELRE - LOON
Bakel ligt in het gebied tussen Maas, Aa, Demer en Schelde en de vraag reist wie zijn hier de oudste machthebbers geweest tussen het jaar 700 en 1200. We weten in elk geval, dat de abdij van Echternach een grote stempel gedrukt heeft op de ontginningen in Bakel. Hun bezit was het moederlijk erfdeel van Herelaef,(14 en er zal ook nog wel een vaderlijkdeel in Bakel gelegen hebben.
Wie deze machthebbers waren is nog niet goed duidelijk. Er is door Frans Thews en Arnoud Jan Bijsterveld o.a. in het Kempenproject, baanbrekend werk verricht in hun onderzoek naar de middeleeuwse samenleving in Oost Brabant.
Zij zijn van mening dat de bisschop van Luik en de Aartsbisschop van Keulen in Oost Brabant een korte maar belangrijke rol gespeeld hebben. Dit moet ook in Bakel het geval geweest zijn.
De nederzettingen in Bakel, in de vroege middeleeuwen, die niet aan de abdij van Echternach behoort hebben, waren oud koningsgoed, waarvan gewoonlijk geen administratie gehouden werd. Bovendien was het aantal inwoners in de nederzettingen weinig in getal waardoor er in de tiende eeuw nauwelijks beweging merkbaar was.
Nadat de droogte periode was ingevallen, omstreeks het jaar duizend, begon de grote ontginning o.a. in zuid oost Brabant. Nieuwe nederzettingen werden gesticht en de drooggevallen hoge beekdalgronden werden de nieuwe akkers van de komende tijd. Het aantal inwoners steeg sterk tot aan de kolonisatie door de hertog van Brabant, die in 1106 naast zijn hertogstitel ook markgraaf van Antwerpen werd. In deze periode behoort Oost Brabant nog tot het hertogdom Gelre, terwijl niet uitgesloten geacht mag worden dat een deel van Deurne, Vlierden, Liessel, Neerkant, Asten Someren en Budel tot het graafschap Loon behoort hebben.(15
In 1229 beleende de Aartsbisschop van Keulen de graaf van Gelre het voogdij over Peelland en het graafschap Rode.(16
HET GRAAFSCHAP RODE
Op 11 november 1231 draagt Otto, graaf van Gelre, tegen betaling van 2000 Keulse Marken het graafschap Rode over aan zijn grootvader de hertog Hendrik van Brabant, op grond van de toezegging van wijlen zijn vader Gerhard. Mogelijk was Rode al sinds 1191 in de macht van de Brabantse hertog.
Bakel behoort ook bij het graafschap Rode. Het cijnsboek van dit graafschap vermeld Bakel als cijnsdorp een beter bewijs is hiervoor niet te vinden. Al in het vroegste cijnsboek van Bakel wordt Hendrik van Mierlo als eigenaar of voormalig eigenaar van goederen en gronden genoemd.(17
P.J.V. Dekkers meent in zijn doctoraal scriptie Sterksel 1197-1653, dat Hendrik van Mierlo getrouwd is met een dochter van Herbert van Heeze.
"In 1245 was Hendrik van Mierlo in bezit van de tienden van Sterksel. Omdat hij deze wel verkregen moet hebben via de Heer van Heeze, was Hendrik vermoedelijk eveneens aangetrouwd aan het huis Heze. Deze Hendrik was niemand anders dan Hendrik van Rode, Heer van Mierlo. Het graafschap Rode bevatte dus ook Mierlo, dat grensde aan Heeze. De tiend van Sterksel is misschien via de zuster van Herbert van Hese, die met Rodolfus van Rode was getrouwd, aan Hendrik van Mierlo gekomen, die in dat geval een zoon was van genoemde Rodolf."(18
Hendrik van Mierlo, of van Rode, is dus een rechtstreekse erfgenaam van Rodolf van Rode, die voor de graaf van Rode, Sancta Rode, gehouden wordt. Het is dan ook verwonderlijk dat hij deze Bakelse bezittingen verkreeg. Bakel was in die tijd nog steeds een belangrijk goed. Dit is vooral te merken aan de moeite die de abdij van Echternach zich getroost om haar Bakels goed te behouden.(19 Hendrik bezat ook de helft van de tienden van Bakel, de andere helft was in handen van de abdij van Echternach. (19a
Toch is deze Hendrik van Mierlo er min of meer de oorzaak van dat Bakel nooit een heerlijkheid geworden is. Na zijn dood worden zijn goederen verdeeld onder zijn nazaten. We treffen dan de namen van Wouter Toyart, Peter van de Steenweg, Gevaert van Scheepstal en Zwedel, Godevaerts zoon aan.
HENDRIK VAN MIERLO HEER VAN BAKEL
Hendrik van Mierlo, ook genaamd Hendrik van Rode, wordt genoemd in 1220, als zoon van Roelof van Rode, stammende uit een oud geslacht van de graven Rode Sancte Oda. Hij is heer van Mierlo. Bakel en Rixtel.(20
Wat is er van de invloed van Hendrik van Mierlo herkenbaar in Bakel overgebleven?
In het hertogelijk cijnsboek uit Brussel vind men onder Bakel:
Een cijnspost uit 1340;
Hendrik van Mierlo het Goor in de kantlijn: zetel vacant.
Abdis van Binderen, voorheen Hendrik van Mierlo goederen op de Rijpelberg.(21
Mogelijk hebben zijn dochters Heijlwiches en Aleidis deze goederen bij hun intrede als bruidsschat meegekregen.(22
Ook de familie van Scheepstal, dat nazaten zijn van Hendrik van Mierlo, van Rode's dus, hebben nogal wat goederen in Bakel en Milheeze, die voorheen aan Hendrik van Mierlo behoort kunnen hebben.(23
De goederen in Brouwhuis zijn zover we kunnen terug gaan van de familie Aart Stamelart van Bruheze, via de heren van Horne, ook familie van Hendrik van Mierlo.(24
In een akte van het rechterlijk archief van Helmond komt in een post over Bakel de naam Zwedere of Zwedert voor. Dit duid er op dat de nazaten van de burggraven van Montfoort, welk burggraafschap ook aan Hendrik van Mierlo heeft toebehoort, in Bakel nog goederen geerft heeft.(25
Tot slot de goederen en gronden van Hendrik van de Schout, die als zoon van Wouter Toyart, de schout van 's Hertogenbosch en rentmeester van de Hertog van Brabant, Hendrik van Mierlo als grootvader heeft. Zijn gronden en goederen liggen voornamelijk op de Schouw, de Molenhof, Dierdonk en de Bakelsebrug.(26
Hendrik van Mierlo is ook de Meijer van Echternach over de gronden die deze abdij in Deurne en Bakel bezit. In het eerste kwart van de 12e eeuw beheert hij deze gronden zo slecht, dat hij gedwongen wordt van het meijerschap afstand te doen.(27
ARNOLDUS STAMELAER VAN BRUHESE
Arnoldus van Bruhese is zijdelings verwant aan de Heren van Horne. Hij heeft zijn bezittingen in Bruhese, de nederzetting die tussen Bakel en Vlierden gelegen is. De grens loopt midden door het huidige kerkdorp
In het commanderijen archief van de Duitse Orde in Gemert vinden we een afschrift van een charter van februari 1345, waarin Arnoldus geheten Stamelaer, schildknaap, zoon van Arnoldus van Bruhese verklaart dat hij binnen twee jaar na datum een beneficie in de parochiekerk van Bakel zal stichten, vanuit zijn goederen gelegen in Bruhese. Zij behoorden voorheen aan Gijselbertus de Bruhese en uit de grote en kleine tienden, die hij vocator in Bruhese van wijlen zijn broer Godefridus verkregen heeft.(35
HENDRIK TOYART SCHOONZOON HENDRIK VAN MIERLO
EN
HENDRIK VAN DER SCHAUT
Het zal tot het eind van de 14e eeuw duren voordat het wat duidelijker wordt met betrekking tot de grondheren en de inwoners van Bakel. Voor die tijd zijn de gegevens zo spaarzaam, dat we blij mogen zijn nog zoveel van deze oude geschiedenis van Bakel te kunnen reconstrueren.
Na de heerschappij van Hendrik van Mierlo volgt de tijd van zijn nazaten. Op de eerste plaats Heer Jan en Godevaert van Scheepstal. Jan bezit al voor 1334 de tienden van Milheeze. Hij was de oudst bekende heer van Milheeze, dat in die tijd Merica genoemd wordt.(28
Zijn broer Godevaert bezit de watermolen van Schipstal en twee boerderijen in de omgeving daarvan.(29
Hierna volgt Wouter Toyart. Wouter is de laatste schout van 's Hertogenbosch die te gelijker tijd rentmeester van den Hertog van Brabant geweest is. Hij was namelijk zowel rechterlijk als justitieel de machtigste man van Brabant geworden. Later werd hij ook nog oppervorster van de Meijerij van den Bosch.(30
De meeste oorkonden waarin hij optreed zijn gedateerd tussen 4 augustus 1292 en 4 mei 1331, (31 terwijl het cijnsboek van Bakel in 1340 en 1380 het vernoemd in samenhang met Hendrik van der Schout zijn zoon. Dit is overigens het enigste teken van Wouter Toyart in Bakel. Ook nu wordt weer bewezen dat het cijnsboek van de Hertog van Brabant uit Brussel namen van eigenaren bevat, die vermoedelijk al enkele decennia overleden zijn.(32 Wouter Toyart zou als hij in 1380 nog in leven was, meer dan 100 jaar oud geweest moeten zijn. We gaan er vanuit dat hij omstreeks 1250 geboren is en een van zijn zonen is Hendrik van der Schout, die in Bakel in de 14e eeuw de Schouw, de Molenhof, Dierdonk en vele andere goederen en landerijen in Bakel ontgonnen heeft.
GEVAERT VAN SCHEEPSTAL
Govaert van Scheepstal ook gevonden als Godefridus van Scheepstal is een broer van Hendrik van Rode ridder, heer van Mierlo. Hij is een zoon van Roelof genaamd Rover van Rode, die getrouwd was met de zustersdochter van Herbert van Heeze.
Zijn broer Jan is Heer Jan van Scheepstal deken van Woensel.
Gevaert van Scheepstal is c.a. 1325 getrouwd met N.N. en heeft vier kinderen:
Elisabeth van Scheepstal gehuwd met Heer Gerrit van der Aa ridder, Goyart van Scheepstal, Mechteld van Scheepstal en Kathelijn van Scheepstal gehuwd c.a. 1350 met Willem van Beest.
In het archief van de Duitse Orde in Gemert wordt Godewart van Scopstal in 1332 voor het eerst genoemd. In 1366 vinden we hem als leenman van de hertog en hertogin samen met Rutger. In het cijnsboek van de hertog uit Brussel is Godefridus van Scheepstal cijns-plichtige voor goederen in Milheeze genoemd propre Merica.
Zij trouwde met Hendrik van Beest en vanaf dat moment verdwijnt de familienaam van Scheepstal in Bakel en herinneren de bezittingen van de drie zonen, Hendrik, Goyart en Willem aan de naam van hun voorouders.(34
BOSSCHENAREN, HELMONDERS, EINDHOVENAREN EN ANDEREN.
Als we het oudste cijnsboek van de hertog van Brabant onder de loupe nemen zien we dat de grondbezitters in Bakel vaak inwoners waren van den Bosch, Eindhoven of Helmond.(33. Hieronder een resume:
Inwoners van "s Hertogenbosch:
Ghiselbertus van Vlochover wonende op de Markt,
Jan de Cloet, secretaris van den Bosch,
Gerard van Uden, ook bezitter van de Bakelse tienden
Wouter Toyart Schout van den Bosch en rentmeester van de hertog van Brabant
Inwoners van Helmond:
Jan van Bisterveld
Heer Arnoldus Snoec armenmeester
Jan Haubracken schepen
Hendrick der Kinderen schepen
Hendrick Sniders
Longo schepen
Inwoners van Eindhoven:
Tielman schout van Eindhoven,
Hendrick Hace schepen
Inwoners van elders:
Hendrick Hoge schepen van Gemert
Gerardus de Eijcke uit Bergeijck
Bovendien hebben Gerardus de Eijcke, Hendrick Hace en Wouter Toyart relaties met elkaar.
Behalve bovengenoemde personen heeft de abdij van Echternach, de abdij van Binderen en de Armentafel van Helmond goederen en gronden in hun bezit.
Bovenstaande overziende blijkt dat in de 14e eeuw, onder de inwoners van Bakel weinig eigenaren van gronden en goederen zijn. Het is dus begrijpelijk dat domine Hanewinckel, in zijn reizen door de Majorij, sprak van arme luiden in erbarmelijke hutjes wonende.
Voetnoten:
1). Camps oorkondenboek. p. 11-13; 48-50.
2). Camps oorkondenboek . p. 361-362.
3). Camps oorkondenboek . p. 393-394.
Bovenstaande ontleend aan "een historische geografie van midden en Oost Brabant" Cris de Bont p.74-75.
4). Twan Huijbers Helmonds Heem 1995 no.2 p. 129.
5). Laverend tussen Kerk en Wereld. A.J.A. Bijsterveld p. 46.
6). Dusart
7). Camille Wampach p. 57 no. 24 Sankt Willibrord sein leben und lebenswerk ook p. 274
8). M.Werner, Der Lutticher Raum in fruhkarolingische Zeit.
Untersuchungen zur Geschichte einer karolingische Stammlandschaft (Gottingen 1980) (=Veroffentlichungen des Max-Planck-Instituts fur Geschichte 62)
p.452 In de oorkonde van 714, uitgevaardigd in de villa Bakel, staat dat Pepijn wegens ziekte de akte niet heeft kunnen ondertekenen ("En om dat wij wegens ziekte deze oorkonde niet hebben
kunnen ondertekenen, hebben kunnen ondertekenen, hebben wij onze echtgenote Plectrudis gevraagd en gemachtigd, dat zij deze in onze plaats moest bevestigen. Hetgeen zij zo heeft
gedaan(....)").
Dit impliceert volgens Werner (p.452 noot 222) terecht dat Pepijn er bij de uitvaardiging van de oorkonde in Bakel niet bij was. Het is dus waarschijnlijk dat hij elders ziek te bed.
In de tweede plaats staat er niet dat de uitvaardiging plaatsvond op een domein van Pepijn zelf: deze kan dus heel goed plaatsgevonden hebben op het goed van Herelaef waarvan in de
oorkonde van 721 sprake is. Werner acht Jupille (Belgie, nabij Luik) de meest waarschijnlijke sterfplaats van Pepijn.
9). Micheline Josse. Le domaine de Jupille des Origines a 1297 prix pro civitate 1964 Pro civitate Collection Histoire, serie in-8', no. 14, 1966.
p.18 " Les Annales Sancti Amandi situent la mort de Pepin au mois de decembre 714 ( Ed. G. H. Pertz op. cit., p. 6.) et les Annales Mettenses (Ed. B. von Simson, op. cit., p. 19.) donnent une date
encore plus precise: Le 16 decembre 714, mais ni ces annales ni les autres sources ( Chronicon Epternacense auctore Theoderico monacho, ed. L. Weiland op. cit., p. 59. - Historiae Francorum
Steinveldenses, ed. G. Waitz, op. cit., p. 728.- Cfr. aussi les sources indiquees par. J.F. Bohmer-E. Muhlbacher op. cit., p. 9 21b et par. C. Wampach op. cit., p. 11 no. 11.) relatant l'evenement
n'indiquent ou Pepin de Herstal mourut.
10).Camille Wampach p. 71 no. 30.
11).Camps oorkondenboek p. 203 no. 134 gedateerd 1e kwart 13e eeuw.
12).Camps oorkondenboek p. 419 no. 330 19 mei 1271.
13).Twan Huijbers Helmonds Heem pag. 134
14).Camille Wampach p. no. .
15).P.J.V.Dekkers Sterksel 1197-1653 blz. 21
16).Bohmer 1881 no. 1258
17).Hertogelijk cijnsboek Brussel
16).P.J.V.Dekkers Sterksel 1197-1653 blz. 81
19).Camps Oorkondeboek p. 203 no. 134 gedateerd 1e kwart 13e eeuw.
19a.Camps blz. 361 9 april 1260.
Hendrik ridder van Bakel verkoopt die helft van de tiende van Bakel aan
Gerard van Uden burger van den Bosch. getuigen waren:
Richardi decani, Peregrini sculteti, Arnoldi dicti Bernaze (Vernaze),
Henrici dicti Rufi, Stephani iusticiarie, Bonefacii, Godefridi in Hal
(Hall), scabinorium.
20).Hanegraef blz. 251
21).Hertogelijk cijnsboek Brussel
22).Hanegraef blz. 256
23).Hertogelijk cijnsboek Brussel
24).Hertogelijk cijnsboek Brussel
25) BPR 1464-1465 Bakel fol. 172.
Peter Hendrik Zweders man van Kathelijn dochter wijlen Roelof Goyart van den Heijndert.
26).Bossche schepenprotocollen Henrick van der Schaut
BPR 1175 1368-1369 stad den Bosch fol.128v.
Juffr. Sophie van Amstel weduwe Henrick van der Schaut.
BPR 1177 1382-1387 stad den Bosch fol. 394v.
Juffr. Sophie weduwe van Henrik van der Schaut en haar kinderen Gerit, Wouter, Hendrick en Katelijn (deling)
BPR 1180 1393-1396 stad den Bosch fol. 481
Juffr. Sophie van Amstel weduwe van Henrick van der Schaut en haar zoon Wouter.
BPR 1185 1406-1407 stad den Bosch fol. 181.
Gerit van Amstel en Wouter en Katelijn kinderen Henrick van der Schaut.
27).Camps Oorkondeboek blz. 419 19 mei 1271.
Ridder Hendrik van Bakel ziet af van het Meyerschap dat hij gevoerd heeft voor de abdij van Echternach in Deurne. getuigen waren:
Jan Hobraken, Arnoldus Vriend, Rodulphus, Cristianus Faber, Reineris en Ywanus schepenen van Helmond.
Marcelis, Arnoldus en Elyas schepenen van Deurne.
Godefidus sacerdos van Helmond, Arnoldus Stamelaer, Kolekinus schepen van den Bosch, Jan van Velthouwen, Henricus de Hobraken, Godefridus de Vreewijk
Henricus genaamd Bussere en Peter clerck van Binderen.
28).Duitse Orde Gemert van Scheepstal
29).Cijnsboek Echternach Luxemburg
30).Jacobs Justitie en politie in den Bosch voor 1629. pag.
31).Camps oorkondenboek
32).Hertogelijk cijnsboek Brussel 1340-1380
33).Hertogelijk cijnsboek Brussel 1340 totaal.
Akten kinderen Willem van Beest gehuwd met Katharina van Scheepstal
Gegevens Rover de oudste verzameling Vogels.
34) Duitse Orde Gemert 17 maart 1332
Godewart van Scopstal
Duitse Orde Gemert 18 juni 1366
Blz. 221 post 42
Godevart van Schepstal en Rutger van Schepstal
Leenman van de Hertog en Hertogin.
Hertogelijke cijns Brussel: Bakel 1340 fol. 14v.
Godefridus de Scepstede de Merica prope Milheeze.
Hertogelijke cijns Brussel: Bakel 1499 fol. 119
eodem pro eodem ex parte Henrici filius Henrici de Beest
ex parte liberorum Wilhelmi de Beest de Merica prope Milheze
Hertogelijke cijns Brussel: Bakel 1448 fol. 66
it Henricus de Beest ht. et ex parte 3e suum Ansum liberis Wilhelmi de Beest de Merica prope Milheeze.
Geschiedenis van het kasteel-raadhuis en de Heren van Helmond
door Jac. J.M. Heeren 1938. blz. 59 en 61.
blz. 59.
"In de processie gedurende de Meimaand 1422 droeg de ruim 70 jarige heer van Helmond "Ons beelt in Bakel" en bleef die dag de gast van Jhr. Willem van Beest, de heer van dat dorp."
blz. 61.
"Op de avond van 12 juli 1425 ontbood hij, ten huize van meer genoemde Margaretha, den Helmondsen priester Petrus van der Straten ( de Platea).
Als getuigen waren hierbij tegenwoordig de priester Adam Duysche en de schildknaap Hendrik van Beest.
35) Inventaris van het archief van de Kommanderij van de Duitse Orde te Gemert. blz. 216 no. 29, 26 februari 1345.
← Terug naar: Bakelse Geschiedenis