Bakelnaar Piet Vogelsangs wilde niet wijken...
"We wisten helemaal niet wat oorlog was".
Hoe vaak wordt het niet herhaald, als er herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog worden opgehaald? Nederland werd in 1940 volledig verrast. Ook daaraan was wellicht de dood van de enige Bakelnaar die toen sneuvelde, te wijten.
Bakel, Milheeze en Rips hadden 'onze jongens' al heel snel uit de Peel terug zien komen, uit de onvoltooide Peel/Raamstelling, op die tiende mei 1940. "De officieren voorop, natuurlijk". De gemeenschap kwam maar weinig onder de indruk van de Duitse vliegtuigen die om een uur of elf al, die dag, een kolonne Nederlandse vrachtwagens beschoten, aan de Neerstraat in Bakel. In de nieuwe Ford van Driek van Deursen uit Rips - gevorderd, met chauffeur - zaten tien kogelgaten na de aanval. Zelfs de startknop links van het stuur was weggeschoten. Maar Driek mankeerde niets.
"Ze hebben de mannen kans gegeven uit de voertuigen te komen, het veld in te vluchten", zeggen getuigen. Anderen weten zeker dat de Duitsers de Nederlandse militairen wel meer 'spaarden'. Ook, of met name op de terugtocht. Toen nog wel.
Alleen op Esp waren enkele gewonden gevallen. Een Nederlandse legerwagen werd daar 'volledig in de prak' geschoten. Sensatie hoor, nog lang bleef een doorzeefde denneboom daar een bezienswaardigheid. In Rips moeten zelfs doden gevallen zijn, toen daar in de bossen een Duitse wagen met officieren op een mijn reed. Maar er was geen schot gelost, zomin als in Milheeze. Dus gold nog: "Wij beseften niet wat oorlog is".
Gesneuveld
De Duitse troepen kwamen snel achter de vluchtende Nederlandse militairen aan. Tegenstand ontmoetten ze nauwelijks. Onder de enkelen die er niet aan dachten op te geven, was tenminste één Bakelnaar, Piet Vogelsangs. Hij sneuvelde toen hij, samen met zijn mitrailleurploeg, de Zuid-Willemsvaart probeerde te verdedigen, aan een brugje over de Aa bij Eerde. "Als wij wat meer ervaring gehad hadden, hadden wij hem kunnen redden. Nu is hij doodgebloed", zou later een van zijn kameraden getuigen. Het lichaam van de enige Bakelse dode uit die meidagen rust in een oorlogsgraf op het kerkhof in Bakel.
In Rips hadden ze nog het meest gemerkt van voorbereidingen op de oorlog. Daar hadden werklozen uit vele delen van het land een jaar of twee gewerkt aan het Defensiekanaal, met schop en kruiwagen. Het uitgegraven zand was, dacht Nederland, prima dekking voor de stellingen erlangs. Helaas was de linie nog lang niet klaar, toen de Duitsers kwamen. In Milheeze, daar waar nu de betoncentrale staat, had de Nederlandse landmacht een groot barakkenkamp
Rustig
Op de kazematten rookten Nederlandse militairen rustig hun sigaretje, toen op die vrijdag 10 mei de eerste Duitse vliegtuigen kwamen verkennen.
Zelfs zij wisten van niets.
"Die Duitsers wel, die wisten precies wat ze wilden en waar ze moesten zijn", zeggen mensen die het meemaakten. Naam en toenaam vallen dan van lieden die de Duitsers inlichtingen zouden hebben verschaft: "Dan kwam zo'n handelaar iets onnozels afleveren waarvoor hij anders nooit van Helmond of Deurne gekomen zou zijn. Intussen was het Nederlandse leger zich wel aan het inrichten".
Toen het zover was, die 10de mei vol stralend weer, bliezen de Nederlanders de weg van Rips naar Milheeze gedeeltelijk op. En werden de inwoners van Rips geëvacueerd; ze moesten weg van de Peel/Raamstellingen. Naar Bakel en Brouwhuis. Met de fiets aan de hand balanceerden zij moeizaam over de planken die de sleuf in de weg overbrugden. Vrijwel alle duizend inwoners waren verhuisd, voor een paar dagen.
Winkelier Frans Fransen was 's zaterdags al weer terug in Rips. Hij vond niet alleen zijn vogelkooi opengebroken en leeg, maar ook de winkel. Koffie, thee, sigaren, sigaretten, shag, chocola en een hoop textiel .... weg. De rest van het interieur was 'een grote puinhoop'. Ook in delen van Milheeze kwam 's middags het bericht dat de mensen er weg moesten. Er werd immers strijd verwacht. In cafés en winkels kwam de politie zeggen dat alle sterke drank in de grond gegraven moest worden. Niet iedereen begreep die maatregel onmiddellijk.
Sommige militairen zaten diezelfde vrijdagmiddag al weer thuis in hun burgerklofje. Anderen deden er wat langer over. Die hadden een vervelende aftocht westwaarts om er toch te stranden. "De Duitsers hebben ons ook toen beslist gespaard", weten sommigen zeker. Een enkeling reed een 'lading' militairen naar de boot die hen in Engeland zou brengen, ging nog weer anderen halen en kwam de tweede keer net te laat. Hij was wel een week zoek.
Gelukkiger was bijvoorbeeld Jan van der Aa uit Bakel. Die haalde Duinkerken wel op tijd - rond 1700 Nederlandse militairen ontsnapten toen - en zou jaren later terugkeren als lid van de Prinses-lrenebrigade. Jan van Lierop heeft nog samen met de Fransen gevochten in Zeeland en is een tijdje krijgsgevangen geweest. Net als Toon van der Horst die als krijgsgevangene in Duitsland terecht kwam.
Op die vrijdagmiddag al werden in Milheeze de eerste Duitsers gesignaleerd. "Om een uur of vier, op de motor. Daarmee wipten ze gewoon over de deels kapotte bruggen van het kanaaltje heen".
Op zondag 12 mei, Eerste Pinksterdag, kwamen de eerste bezetters Bakel binnen, tijdens de 'leste mis'. De hele dorpse gemeenschap vierde het feest van het licht toen een troepje Duitsers de kerk binnenviel.
Dat wekte nauwelijks verontrusting, eerder bevreemding, totdat de militairen een machinegeweer in het kerkportaal opstelden. De loop naar binnen gericht. "D'r wiere 'r toen toch wel wa zenuwèchtig". Maar al snel werd het de vijand duidelijk dat zelfs in Bakel ook heel wat burgers een fiets hadden. Aanvankelijk hadden zij bij al die tweewielers tegen de kerkmuur aan minstens een compagnie vijandige militairen gedacht. En iedereen mocht weg. De kerk was nog nooit zo snel leeg geweest.
In Rips maakten de mensen 's maandags, Tweede Pinksterdag, voor het eerst kennis met praktijken van de Duitsers, om een uur of elf, de laatste mis was net uit. De Ripsestraat en de weg naar Milheeze waren geblokkeerd met grote bomen die de Nederlandse strijdmacht met kransen trotyl had geveld. De inwoners van Rips moesten die wegen maar weer vrijmaken, werd bij de kerk geroepen en op een veldje waar gesport werd, 'meegedeeld'.
Toen de belangstelling niet bijster groot bleek, dreigden de Duitsers de kerkmeesters Bellemakers en Peerke van Doren op te pakken. "Ze zeiden nog dat we geen schrik hoefden te hebben. Maar alles moest wel binnen een half uur opgeruimd zijn anders zou alles platgeschoten worden. Toen was het zo gebeurd".
De ijzeren balken in de weg Rips-Milheeze en andere versperringen ruimden de Duitsers in de dagen daarna zelf op. Maar ze staken daarbij wel twee woningen in de onmiddellijke omgeving van de versperring, die van Willem Wilbers en Peerke van den Eijnden, in brand.
De 'overwonnenen' in Bakel, Milheeze en Rips waren in eerste instantie vooral nieuwsgierig. De enkeling die zich tevoren wat weerbarstig had opgesteld - "As ze komme, snij ik ze de nek af, een voor een" - werd snel met twee voeten op de grond teruggezet: "Hé, wor is naw oew mes?"
In Rips werd de kuch uit een achtergebleven Nederlandse keukenwagen gretig verdeeld; 'mulder' Van de Ven had immers geen meel meer. De soep bleef in de volle ketels: "Die stond al zo lang, die was gaan leven..."
En toen de troepen die in die eerste uren vooral rondhingen in de buurt van 'Sjokes', het bekende Bakelse café van Harrie Swinkels, in de bebaarde hoofdonderwijzer De Vries een jood meenden te herkennen, kon de cafébaas hen vrij gemakkelijk van het tegendeel overtuigen. Toen nog wel...
Diezelfde 'mister' De Vries bleef een hele tijd boos op vriend én vijand. Want de Nederlandse dokter Roos van de 27ste Infanteriebrigade had zijn auto, een 'dikke' Buick, gevorderd voor de terugtocht. De wagen werd later teruggevonden bij Breda, vrijwel verwoest door Duits vuur.
"We zaten te melken en toen kwam er zo'n Duits vliegtuig heel laag over. Ik was eerst in de war; ik zag geen hakenkruis, alleen maar een zwart kruis onder de vleugel. Ons vader was met de koe naar de stier. Hij kwam terug met de melding dat de radio had gezegd dat het oorlog was" Een collega-landbouwer reed 's ochtends vroeg nog met varkens naar het slachthuis in Helmond. Het karwei werd normaal netjes afgewerkt.
← Terug naar: We wisten niet wat oorlog was...Verder naar: Het viel nogal mee, zeker in het begin →