1870 -1879
“De Kroniek van Driek”.
Bakel en Milheeze 1870-1879
Bakel 1870.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2 folio 154.
d.d. 02-09-1870.
Pro Justitia.
Op heden den tweeden September achttien honderd zeventig is voor mij, Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT verscheenen JAN van DOREN Wever, wonende te BAKEL in het Dorp welke verklaard dat zijn vijfjarig kind den vorigen dag speelde tegenover de deur van JAN VERSPAGET als wanneer diens vrouw MARIA van der VORST dat spelen kwam verbieden het kind aan dat verbod geen gevolg gevende wordt van haar met slagen bedreigd, waarop ik (J. van DOREN) dat mijn kind daar gerust mag verkeeren aangezien het de publieke straat was op welkers gezegden mij werdt toegevoegd dat ik een duivelsbender was waarop ik zijde dat zij die ook wel eenen had waarna mij door haar wierd gevraagd of ik dat waar kon makem op deze vraag wordt door mijne vrouw MARIA van den EINDEN die intusschen was bij gekomen geantwoord dat zij dat wel kon verklaren na dit gezegde viel zij op mijne vrouw aan welke zij met een bezemstok op het hoofd, schouders en armen zoo veel slagen toe bragt als zij maar kon welke handelwijs ik in den zwangeren toestand mijner echtgenoote niet verder toe liet en met tusschen beide te treden het zelve beletten na deze afwering viel zij MARIA van der VORST andermaal aan zeggende ik slaa u dood welken aanval zoo hevig was dat zij al slaande mijne vrouw voor den grond wierp die ik echter weer verloste met haar er af te werpen en ons huiswaarts te begeven dat hiervan getuigen waren ANTONIE SARIS Wever wonende te BAKEL en HENDRINA MIGCHELS zonder beroep mede te BAKEL waarna door mij Burgemeester de getuigen zijn gehoord naar aanleiding van het door J. van DOREN geklaagde bij welk verhoor mij ANTOON SARIS hetzelfde verklaarde hetgeen door den aanklager werdt opgegeven waarna ik dien getuigen het proces verbaal voorleesde en mij zijde dat alles juist gebeurd was zoo als was opgegeven.
Bij de ondervraging van de tweede getuigen is mij nagenoeg hetzelfde geantwoord waarn ik het reeds geschrevene voorlas en vroeg of dan alles zoo gebeurd was waarop ik ja ten antwoord kreeg met uitzondering van enkelde gezegde die onder dat bedrijf zouden zijn gesproken die zij niet allemaal gehoord had.
Notariële akte no. 203,
d.d. 02-10-1870.
Voor mij, CAREL LODEWIJK VAN RIET, Notaris, standplaats hebbende te DEURNE, arrondissement EINDHOVEN, in tegenwoordigheid van de nagenoemde getuigen, compareerde:
JOHANNIS WILHELMUS DE VETH, koopman, wonende te BAKEL, uiteigenhoofde en in kwaliteit van mondeling lasthebbende van ELISABETH JANSEN Weduwe PIETER DE VETH, grondeigenares, wonende te BAKEL.
Dewelke verklaarde verhuurd te hebben en alzoo hiermede in huur aftestaan aan PETER SMITS, landbouwer, wonende te ASTEN, die hiermede verscheen, verklaarde te hebben gehuurd en mitsdien in huur aan te nemen:
Een bouwmans erf, gelegen onder BAKEL EN MILHEEZE, bestaande in huis, stal, schuur, schop, erf, tuin, bouw en weilanden, meer bijzonder bekend onder de benamingen van: huis en aangelag, DEN HOOGEN DRIES OF WIJNGAARD, DE SPIE, DEN HAZENDRIES, HET HOOGZAND, HET BERKENBOSCH, DE VALKERT, JOHANNES NOOYENPLUUT, SCHEEPERSVEN, GROENENDRIES, NIEUWERF, GENENEINDSCHEN DRIES, PLUUTSEN GROENENDRIES, naast ANTOON JASPERS te zamen groot in grond circa elf hektaren of bunder zeventig aren of roeden en vijf en twintig centiaren of ellen, mitsgaders een rijdend vierde gedeelte van weiland in de BAKELSCHE BEEMDEN, het geheel groot circa vier hektaren of bunder negen en zeventig aren ofroeden of roeden zeventig centiaren of ellen, doch alles, zonder eenige gehoudenheid aan de omschrijving of aan de opgave der grootte, als zijnde een en ander aan partijen voldoende en naar genoegen bekend.
Welke verhuring en huring is aangegaan op de volgende bedingen, lasten en voorwaarden, te weten:
Voor eenen tijd en termijn van zes achtereenvolgende jaren, echter met wederzijdsch regt en vermogen om dezelve met de eerste drie jaren te kunnen scheiden en doen eindigen, mits partij zulks waarschuwende vóór Kersmis van het derde huurjaar, terwijl, indien dit contract de volle zes jaren blijft voortduren, hetzelve na verloop van dien tijd, van zelfs en alzoo zonder eenige op of aanzegging ontbonden is, ingaande te weten: van den tuin, het weiland, het bouwland in den HOOGEN DRIES, een gedeelte volgens aanwijzing van het bouwland in JOHANNES NOOYEN PLUUT, DE VALKERT of WEIBOS en in DE NIEUWERF circa zestien aren of roeden, te half Maart, van de huizinge met de verdere getimmerten en het erf te Pinksteravond en van al de overige bouwlanden te oogst stoppelbloot, alles in den Jare achttien honderd een en zeventig, om een en ander te verlaten en te stellen ter vrije beschikking der verhuurders, na verloop van drie of zes huurjaren, zooals gezegd is.
Voor eenen huurprijs van twee honderd vier en negentig gulden Nederlandsch in het Jaar, door den huurder te betalen aan handen en ten woonhuize van de verhuurders of hunne regt en actiehebbenden telken jare in twee gelijke termijnen en wel de eerste helft met Kersmis achttien honderd een en zeventig en de tweede helft met Pinksteren achttien honderd twee en zeventig en zoo vervolgens.
Voorts is den huurder verpligt;
Om Jaarlijksch, ten huize der verhuurders te leveren twee en een halve kilogram beste ruwe schaapswol.
Bij reparatie aan de voorschreven huizinge en getimmerten, geheel ten zijnen kosten, een werkman tot het verrigten van het vereischt wordende werk te leveren, al de tot die reparatien benoodigde materialen, ter verlangder plaatse aan te voeren, aan al de, bij die reparatien werkzame personen, gedurende dezelve, volledige kost en drank ten zijnen laste te verschaffen, terwijl hij jaarlijksch, eerstmaal op den eersten December achttien honderd een en zeventig, ten huize van de verhuurders of hare regtverkrijgenden, twaalf honderd vijftig kilogrammen goed geschud en droog dakstroo zal moeten leveren, om, door de verhuurders, ingeval zij zulks goedvinden, op de gezegde gebouwen te worden verdekt of wel hetzelve moeten betalen, gerekend tegen elf gulden de vijf honderd kilogrammen, en bij welke verdekking, de huurder daartoe ten zijnen kosten zal moeten bijleveren, en wel of de verdekking plaats heeft of niet, de latten en wel ten minste acht bussels van tien latten in den bussel per jaar, de noodige roeden en nagels, benevens aan den dekker voor zijne rekening het werkloon betalen met kost en drank, zooals hierboven is gezegd, zullende de huurder ten zijnen behoeve mogen aanwenden het onbruikbare dakstroo.
Wijders is de huurder verpligt de wanden van gezegde gebouwen ten zijnen kosten behoorlijk te onderhouden in luiksel en stroo en te doen alle verdere lacatoire reparatiën, terwijl hij huurder jaarlijksch, gedurende tien dagen, door de verhuurders te bepalen, met kar en paard, ten behoeve van de verhuurders, de verlangde werkzaamheden zal moeten doen, zonder daarvoor iets in rekening te mogen brengen, terwijl hij, voor elken dag die minder dan de gezegde tien dagen wordt gewerkt, aan de verhuurders een gulden vijftig cents zal moeten betalen.
Om schouwbaar te onderhouden de wegen en waterleidingen, schooren en heulen, komende de daarop te leggen keuren, schouwbreuken en verdere onkosten ten zijnen laste.
Om te laten volgen de tienden, zooals die wettig geheven worden, aan de daaropregthebbenden, ook aan de verhuurders, voor zoo veel betreft die perceelen, waarvan aan hun het tiendregt toebehoort, als afgekocht zijnde, alsmede van die welke tiendvrij zijn.
Om te handhaven de voordeelige en te dulden de nadeelige erfdienstbaarheden, aan de goederen behoorende en verbonden, zoowel de verborgene als de zigtbare; om deze goederen, zelf met zijn huisgezin te bewonen, gebruiken en cultiveren naar behooren, en moeten houden minstens 5 koeijen en dertig schapen of zeven koeijen en vier leegbeesten.
Wijders is aan den huurder verboden;
Zomervruchten te zaaijen of te teulen op de gronden, welke in de zoogenoemde Bossche tienden vallen, in gebreke waarvan blijvende, dezelve het eigendom der verhuurders worden;
het krabben, vlaggen, uitladen of aanladen van aarde, slooten schieten langs de houtgewasssen, het scheuren of omploegen der groes en het opvegen der slooten, noch met zeis of zigt tusschen de houtgewassen maaijen zonder schriftelijke permissie; het weg voeren der stoppelen op het land, na het afmaaijen der granen overbljvende; het vervoeren van deze naar andere gronden van korte of met aarde vermengde mest, als mede van het ruwe mest in hetlaatste huurjaar, voor kersmis voor handen zullende zijn.
De verhuurders reserveren ten hunnen behoeve het regt, om ten allen tijde, met kar en paard te rijden over den weg, loopende langs de in deze bedoelde huizinge, als mede het regt van jacht op alle in deze begrepen goederen.
De huurder geniet het schaarhout, staande op het land achter den schop, den Hoogen dries, den Hazendries, het Hoogzand, de Valkert, de Spie, den Geneneindschen dries, de Groenendries, in de Pluut naast Antoon Jaspers en de Pluut achter Muldersveld of Nieuwerf, mits hetzelve hakkende op bekwamen tijd en niet ouder of jonger dan vijf jaren, het overige schaarhout en al de opgaande boomen reserveren de verhuurders ten hunnen behoeve, met het regt van poten, planten, snoeijen, hakken, omdelven en vervoeren op alle tijden en plaatsen en betalen daartegen de grondlasten, terwijl alle ander openbare belastingen zijn voor rekening van den huurder, zullende hij verpligt zijn al het hakhout van dorens zuiver te houden, alsmede om de mutsaards toebehoorende aan de verhuurders op de door hen aangewezen plaats op te mijten en bij te rijden, alles bij gebreke waarvan, zulks ten zijner koste zal geschieden,
De huurder zal nimmer kunnen vorderen kwijtschelding of vermindering van huurprijs of andere lasten, wegens verlies van of te lijden nadeele aan vruchten, waardoor dan ook veroorzaakt, hetzij door gewone, hetzij door buitengewoene toevallen, rampen en onheilen.
Voorts blijft, ingeval van aanmerkelijke brandschade, niet komende voor rekening des huurders, aan de verhuurders het regt tot ontbinding van dit huurcontract of tot herstel der afgebrande of beschadigde gebouwen, zonder gehouden te zijn, om vóór de herstelling, in de tijdelijke woning des huurders te voorzien.
Eindelijk verklaart de huurder te zullen betalen of vergoeden alle onkosten, eventueel aan te wenden, om de uitvoering van dit contract in allen deele verzekerd te zien. En worden alle lasten, in dit contract den huurder opgelegd, voor zoo ver dezelve niet locatief zijn, doch alleen ter regeling van het registratieregt, begroot op twintig gulden.
De comparanten zijn aan mij Notaris bekend.
Waarvan akte.
In deze akte is, op den negentiende regel der tweede bladzijde, een woord doorgehaald.
Gedaan en verleden te DEURNE, ten kantore van mij Notaris heden den tweeden October achttien honderd zeventig in tegenwoordigheid van JOHANNIS VAN NEERVEN en MARTINUS WIJNANS, beide landbouwers wonende te DEURNE als getuigen;
En hebben allen comparanten de genoemde getuigen nevens mij Notaris deze akte onmiddelijk na voorlezing derzelve onderteekend.
C.L. van RIET, Notaris J.W. de VETH
PETER SMITS
J. van NEERVEN
M. WIJNANS
Geregistreerd te HELMOND den vierden October 1800 zeventig deel 74 folio recto vak 4 twee bladen een renvooi. Ontvangen voor regt f. 7.24½ voor 38 opcenten
f. 275½ te zamen tien gulden f. 10.==
De Ontvanger, L.v. HEIJL.
Bakel 1871.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 154verso.
d.d. 12-01-1871.
Proces verbaal.
Het jaar eenduizend achthonderd een en zeventig den twaalfden der maand January verscheen voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT JOHANNES NOOIJEN van beroep Landbouwer wonende te BAKEL welke verklaard dat hij op Zondag den 8 dezes des voormiddags om vier uren op zijne gronden had aangetroffen JOHANNES KUIJPER hoedende een kudde schapen toebehorende aan PIET CROOIJMANS waarvan hij mij heeft verzogt proces verbaal op te maken op de getuigenis van JOHANNES van SOMEREN en FRANCIS van den EINDEN beide Landbouwers wonende in deze gemeente mede alhier tegenwoordig.
Van al het welk ik proces verbaal heb op gemaakt op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd hetwelke na gedane voorlezing aan comparant en getuigen die bij hunne verklaring blijven volharden mede is onderteekend.
BAKEL den 12 Januarij 1871.
De Burgemeester.Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 155 recto.
d.d. 10-06-1871.
Pro Justitia.
Het jaar eenduizend achthonderd een en zeventig, den zevenden der maand Junij, verscheen voor mij, Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT JOHANNES van KUIJK oud negen en vijftig jaren van beroep Landbouwer wonende te BAKEL welke verklaarde dat MARTINUS van DINTHER oud vier en twintig jaren van beroep Landbouwer wonende te BAKEL op den 6 dezer omstreeks 5 uren des namiddags zijn kudde schapen volgens aanteekenig in een op het Raadhuis aanwezig register 64 in getal hoede in de weide van genoemden J. v. KUIJK dat hiervan getuigen waren THEODORUS van SOMEREN en FRANCIS KUUNDERS beide Landbouwers wonende in deze gemeente welke getuigen op heden den 10 Junij zijn verscheenen ten einde verhoord te worden over de aanklagt door meergenoemden J. v. KUIJK waarop zij nagedane voorlezing van hetzelve verklaren dat alles overeenkomstig de waarheid is.
Van al het welke door mij proces verbaal is opgemaakt op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd hetgeen na gedane voorleezing door de getuigen die bij hunne verklaring blijven volharde mede is onderteekend.
BAKEL den 10 Junij 1871.
De Burgemeester te BAKEL.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 155 verso.
d.d. 26-06-1871.
Pro Justitie.
Het jaar eenduizend achthonderd een en zeventig den zes en twintigsten der maand Junij verscheen voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT THEODORUS MARTENS oud zestig jaren van beroep Landbouwer wonende te BAKEL dewelke verklaarde dat hij op Zondag den 25 dezer op zijn gepachte weide had aangetroffen HENDRIK SLITS hoedende eene kudde schapen toebehorende aan zijn vader JAN SLITS van beroep Landbouwer wonende te GEMERT in DE MORTEL dat daarvan getuigen waren JOHANNES van HEUGTEN Schaapherder wonende te BAKEL.
Waarvan bij deze proces verbaal is opgemaakt op den eed enz.
Pro Justitie.
Wel Edele Gestrenge Heer,
Op U Ed.Gestrn verzoek van den 28 Junij j.l. heb ik op heden den 1 Julij 1871 den in bijgaande Proces verbaal voorkomende getuigen JOHANNES van HEUGTEN ondervraagd naar aanleiding van het verklaarde door THEODORUS MARTENS welke HENDRIK SLITS beklaagd van met zijne kudde schapen te hebben gehoed op zijne gepachte weide waarbij hij als getuigen is opgenomen JOHANNES van HEUGTEN verklaard dat hij zwak van gezigt zijnde niet had gezien dat den beklaagde met zijn schapen hoede op het perceel van Th. MARTENS maar dat deze hem verzogt mede te gaan om zulks digterbijkomende te kunnen zien als wanneer hij naderbijkomende ook zag dat genoemden H. SLITS met groote haast zich van het door Th. MARTENS gepachte verwijderde, en dat hij op het zeggen gij moest u schamen van zoo met de schapen te hoeden op eens anders gronden antwoorde dat waar hij hoede maar weinig stond en daarom geen schade deed.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 156 recto.
d.d. 23-10-1871.
Pro Justitie.
Proces verbaal.
Het jaar eenduizend achthonderd een en zeventig den acht en twintigsten der maand October verscheen voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Prov. NOORD BRABANT ANTONIUS BEEKMANS oud 23 jaar van beroep Landbouwer wonende te BAKEL, dewelke verklaarde dat JOHANNES van de LAAR A.zn. van beroep Landbouwer mede te BAKEL woonachtig na hem des morgens gewaarschouwd te hebben met zijn kar en paard over het eigendom van bovengenoemden A. BEEKMANS reed en zulks nadat hij den sloot welke dat perceel weiland van alle openbare wegen afscheid had digt gemaakt. Dat hier van getuigen waren JOOST van de WEYER met zijn zoon ANTONIE van de WEYER beide Landbouwers wonende te BAKEL.
Van al het welk door mij Proces verbaal is opgemaakt, op den Eed bij den aanvang mijner bedienig afgelegd.
BAKEL 28 October 1871
get. van NEERVEN.
Het jaar Eenduizend achthonderd een en zeventig den Een en dertigsten der maand October verschene voor mij Burgemeester van BAKEL c.a. JOOST van de WEYER en ANTONIE van de WEYER bovengenoemd, ten deze door mij uitgenodigd welke door mij zijn gehoord en verklaarden gezien te hebben dat JOHANNES van de LAAR met zijn kar en paard over het weiland van ANTONIE BEEKMANS, beiden bovengenoemd, heeft gereden.
En hebben wij Burgemeester en getuigen deze na voorlezing geteekend.
De Burgemeester
De getuigen J. v.d. WEYER
A. v.d. WEYER.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Los blad.
d.d. 15-11-1871.
Het jaar 1871 den 15e November verscheen voor mij ANTONIE van BEEK Dienstknegt wonende bij JAN MANDERS welke verklaarde dat zijn baas J. MANDERS hem had geslagen zeggende zoo ik u alleen had dan sloeg ik u dood waarop hij (ANTOON van BEEK) zijn huis had verlaten. Waarvan geen andere getuigen waren als de huisvrouw van J. MANDERS en twee zijnner nog minderjarige kinderen.
Van al het welk door mij procesverbaal is opgemaakt op den Eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd om te dienen waar zulks behoordden.
Notarieële archief Deurne akte nö 261.
d.d. 1871.
Testament gemaakt door ANTONIA SMITS buiten beroep, wonende te BAKEL, weduwe van CORNELIS NOOYEN.
Dit ten behoeven van haar zoon FRANCIS NOOYEN.
Bakel 1872.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 156 verso.
d.d. 05-01-1872.
Pro Justitie.
In het jaar Eenduizend achthondert twee en zeventig den vijfden dag der maand Januarij verscheen voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT GERARDUS van BERLO oud vijf en vijftig jaren van beroep Landbouwer wonende te BAKEL, dewelke verklaarde dat JOHANNES VERSPAGET oud een en veertig jaren, van beroep Winkelier en Venter wonende binnen deze gemeente op den tweede Kersdag den 26 December van het afgelopen jaar zijne minderjarige dochter ELISABETH van BERLO oude nagenoeg zestien jaren woenden bij hare ouders te BAKEL, buiten het ouderlijk huis lokte en haar met zich in het eenzame veld nam en aldaar zoodanig met haar om ging dat die handelwijze en dien omgang blijkens de gegeven antwoorden op har vaders ondervragingen geensins van aanrandingen op de eerbaarheid zijn vrij te spreken.
Dat hier van getuigen waren JOSINA MICHELS huisvrouw van THEODORUS VERMEULEN zonder beroep wonende te BAKEL en JOHANNA van der LOO oud zeventien jaren van beroep Landbouwster wonende te BAKEL alsmede JOHANNA van den BROEK oud negen en twintig jaren, zonder beroep mede te BAKEL woonachtig.
Naar aanleiding der bovenstaande aanklacht door GERARDUS van BERLO gedaan zijn door mij Burgemeester, bovengenoemd, de aangewezen getuigen opgeroepen en op dag en jaar in het hoofd dezer vermeld verschenen:
1e JOHANNA van der LOO die op mijne ten deze gerigte ondervragingen verklaarde dat zij op genoemde dag na de laatste Mis even na dat de groote massa van het
Kerkvolk was gepasseerd ELISABETH van BERLO naar huis zag gaan door den akker vergezeld van JOHANNIS VERSPAGET die haar echter onderwegen verliet
en tusschen de bergen en het geboomte verdween zonder dat een van beide door haar verder zijn gezien geworden.
2e van JOSINA MICHELS die de tweede verscheen kreeg ik nagenoeg dezelfde antwoorde met dit verschil nogtans dat deze met het oog om misdaden te beletten het
opzettelijk was achtervolgd en hen nog na dat zij uit haar oogen waren geraakt in de jonge bosschen had gezogt zonder eventwel iets te ontmoeten.
3e verscheen JOHANNA van den BROEK die verklaarde dat zij JOHANNES VERSPAGET het meergenoemde meisje ELISABETH van BERLO in het uit de Kerk na huis
gaan met er haast had zien achtervolgen waarop zij verder geen acht op had gegeven en daarna zag dat J. VERSPAGET weer terug kwam en huiswaards keerde.
Van al het welk door mij Burgemeester boven genoemd proces verbaal is opgemaakt op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd hetgeen na gedane voorlezing aan den comparant die bij zijne verklaring volhard door hem mede is onderteekend.
BAKEL 5 Januarij 1872
Verzonden de 6e idem.Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 157 verso.
d.d. 05-02-1872.
Pro Justitie.
Proces verbaal.
In het jaar eenduizend achthonderd twee en zeventig den 5e Februarij verscheen voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT ANTONIE van BEEK van beroep Dienstknecht wonende vroeger te BAKEL en thans te HELMOND dewelke verklaarde dat hij in de voormiddag van den 15e November j.l. met zijn meester JAN MANDERS Landbouwer wonende te BAKEL op het veld arbeide en hem klaagde dat hij honger kreeg en dat dien morgen minder als gewoon brokken in de pap waren geweest of hij niet het een of ander te eeten had mee gebragt waarop hij antwoorde ik heb sederd ook geen eeten gehad en hem daar en boven voor een vreetzak uitschold en vervolgens zijde trekt er maar uit ik zal u de huur geven zoo een en ander u de kost verschaft op welk gezegde door den aanklager werdt te kennen gegeven dat hij niet wist waar heen en zoo doende niet kon vertrekken dat zulke voorstellen al meer gedaan waren zonder gevolg aan te kunnen geven waarop genoemde J. MANDERS zijde laat ons maar naar huis gaan dan kund gij u lijf nog eens vol eeten. Te huis gekomen zijnde en aan tafel gezeten viel hij mij op het lijf en onder geven van eenige oorvijgen zijde als ik u alleen had sloeg ik u kapot welke handelwijze zoo een opschutting in het huis te weeg bragt dat ik er uit ging en mij verwijderde dat hiervoor getuigen waren de vrouw van den beklaagde met zijn twee minderjarige kinderen.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 158 recto.
d.d. 27-05-1872.
Proces verbaal.
In het jaar eenduizend achthonderd twee en zeventig den 27e der maand Mei verscheen voor mij JOHANNES van NEERVEN Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT JOHANNES van GERVEN van beroep Landbouwer wonende binnen deze gemeente die verklaarde dat LAMBERTUS van de WEIJER Schaapsherder wonende te MILHEEZE gemeente BAKEL en MILHEEZE zijn geheele kudde schapen bestaande in circa 78 heeft laten loopen in de klaver van bovengenoemde JOHANNES van GERVEN zoo dat dezelve heelegans was vernield dat hier van getuigen waren JOHANNIS TIJSSEN en ANTONIE de RIJK wonende in deze gemeente.
Van al het welke door mij procesverbaal is opgemaakt enz.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 158 verso.
d.d. 01-07-1872.
Pro Justitie.
In het jaar een duizend achthonderd twee en zeventig, den eersten dag der maand Julij, verscheen voor mij JOHANNES van NEERVEN Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABAND, GERARDUS REIJNDERS van beroep Landbouwer wonende binnen deze gemeente dewelke WILLEM JANSSEN Landbouwer mede te BAKEL woonachtig aanklaagde van ofschoon hij daartegen was gewaarschuwd zijne in den oogst staande vruchten had onder de voeten geloopen dat hiervan getuigen waren ARNOLDUS van NEERVEN Landbouwer en MARTINUS SLEEGERS van beroep Wever beide wonende te BAKEL.
Van al het welk door mij dit procesverbaal is opgemaakt op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd, het geen na gedane voorlezing in tegenwoordigheid van den comparant en de beide getuigen is hetzelve door den tweede getuigen mede onderteekend verklarende den comparant en den eerste getuigen niet te kunnen schrijven.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 159 recto.
d.d. 22-08-1872.
Pro Justitie.
In het jaar eenduizend achthonderd twee en zeventig den tweeden twintigsten der maand Augustus verscheen voor mij JONANNES van NEERVEN Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABAND ADRIANUS van HOOF van beroep Timmerman wonende binnen deze gemeente welke mij verklaarde dat hij na een jaar bij overeenkomst had gebruik gemaakt van een perceel bouwland toebehorende aan LEONARDUS van DINTER, Landbouwer mede te BAKEL woonachtig, en dat perceel voor de volgende 2 jaaren wederom van genoemden eigenaar had ingehuurd die hetzelve na verhuurd te hebben willekeurig in gebruik heeft genomen zeggende dat zijn huisvolk er geen genoegen mede nam op het zien dier handelwijze heeft den beklaagde zich bij hem vervoegd met de herinnering aan zijn aangegaan akoord en de te kenne geving dat hij dat perceel niet gaarne afstond waarop genoemde eigenaar L.v. DINTER hem zijde dat hij het in het geheel niet meer hebben kon.
Van al het welk bij deze door mij procesverbaal is opgemaakt op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd, het geen na gedane voorlezing aan den comparant bij zijne aanklacht blijft volharden mede is onderteekend om te dienen waar zulks behoort.
Notaris A.DIJKHOFF te HELMOND, inv.nr. 379. akte 377.
d.d. 11-12-1872.
Openbare verkoop ten verzoeke van JOHANNA NOOYEN, weduwe van JOSEPHUS JASPERS.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. Folio 159 verso.
d.d. 12-12-1872.
Pro Justitie.
In het jaar een duizend acht honderd twee en zeventig den twaalfden der maand December verscheen voor mij JOHANNES van NEERVEN Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT CRHISTINA WERTS Huisvrouw van WILLEM van de MORTEL van beroep Landbouweresse wonende binnen deze gemeente welke mij verklaarde dat er een gripel was gemaakt op den openbare weg om het water af te lijden, welke grip door de belanghebbende des nachts wert open gehouden en overdag dicht gemaakt omdat de huisgenooten van genoemde CHRISTINA WERTS over dien weg mest moesten vervoeren om hun landerijen te bemesten na de dezer dagen overtollige gevallen regens was die grippel op de middaguur nog open gemaakt door JOHANNES MEULENDIJK Landbouwer te BAKEL in dezelve buurt wwonachtig na den eeten voor het inspannen van zijn mestkar die de jongen van W. v.d. MORTEL dezelve weer dicht waarna MEULENDIJKS die weer kwam open maken als wanneer m.g. CHRISTINA WERTS hem naderde en zijde MEULENDIJKS gij behoefd de grip niet open te maken want onze jongen moet er met de mestkar dadelijk door varen en dan kan ze niet open zijn waarop hij zeide vaart voor de klooten en ter gelijkertijd haar met een zogenaamde vlag schup ter neer stak en haar nadat zij weer was opgestaan met die schup op haar in sloeg en haar op de armen zware slagen en op haar hoofd een wonde toe bragt dat hiervan getuigen waren WILLEM JANSSEN met zijn huisvrouw HUBERTINA REIJNDERS, en PETRONELLA TIJSSEN en WILLEBRORDUS KUIJPERS, Landbouwers allen te BAKEL woonachtig.
Na door mij daartoe opgeroepen te zijn is de getuigen WILLEBRORDUS KUIJPERS verschenen en door mij ondervraagd waarop hij verklaard dat hij wel in de nabijheid werkzaam was en had gehoord dat er na wederzijds schelden wierd geklopt maar daar van niets had gezien omdat er het huis van WILLEM JANSSEN tusschen beide stond.
Op ondervraging van de getuigen PETRONELLA TIJSSEN heeft deze verklaard dat zij onder schelden zag dat CHRISTINA WERTS na J. MEULENDIJKS toe ging toen hij bezig was met het open maken van de gemelde grip en dat MEULENDIJKS haar met de schup terug stiet waarna zij hem andermaal naderde en zag dat MEULENDIJKS aanhaalde om te slaan.
Op de ondervraging van WILLEM JANSSEN heeft deze verklaart dat hij na afloop van de beweging hat gezien dat CHRISTINA WERTS nog stont op de plaats bij de grip waarschijnlijk bloedende en voorts niets meer er van wist te verklaren en verder verklaard dat zijne huisvrouw HUBERDINA REIJNDERS ee in het geheel niets van had gezien.
Van al het welk door mij bij deze procesverbaal is opgemaakt enz., hetwelk na gedaen voorlezing aan de comparante en de getuigen die bij zijne verklaring blijven volharden mede door W. JANSSEN is onderteekend verklarende de overige getuigen en de comparante niet te kunnen schrijven.
Notarieel archief Deurne, akte nö 276.
Jaar 1872.
1. GERARD KANTERS, 2. JOOST KANTERS, 3. WILLEM JOOSTEN, gehuwd met THEODORA MARIA KANTERS, allen bouwlieden te BAKEL.
Hun ouders en schoonouders waren THOMAS KANTERS en JOHANNA MARIA CROOYMANS.
Bakel 1873.
Gemeente Bakel en Milheeze.
d.d. 02-01-1873.
Inschrijvingsregister bevattende 9 personen.
Bakel 2-1-1873.
Burgemeesster J.van Neerven.
HENRICUS SMITS geboren Deurne 17 Mei 1853
woonende te Bakel, Noord-Brabant
Vader: PETER SMITS, Moeder: MARIA SANDERS
beroep: Landbouwer.
Lotnummer 4.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 160 verso.
d.d. 14-01-1873.
Procesverbaal.
In het jaar eenduizend achthonderd drie en zeventig den veertienden der maand January v./m. 10 uuren, verscheen voor ons Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE de persoon van PETER ANTONIE van de POEL oud 37 jaar, van beroep Bakker, inwoonende zoon van ANTONIE van de POEL Bakker en Herbergier mede in deze gemeente woonachtig, aangifte doende dat, WILLEM van de VEN oud circa 40 jaar Landbouwer en FRANCIS van den BOOMEN oud ruim 19 jaar molenaar beide te BAKEL wonende in den avond omstreeks 9 uur van Zondag den 12e dezer, ten herberge voornoemd bevindende onderlinge woordenwisselinge kregen waaruit vechtpartij ten gevolge zouden hebben gehad.
Dat daar op de aangevers tusschenbeide komende aan W. van de VEN raadde om zich bedaard te houden als zijnde de oudste, waar aan deze voldeed.
Dat dan op de tweede genoemde Van den BOOMEN den aangevers toe duwde; gij hoeft Van de VEN tegen mij niet op te stoken gemeine smeerlap die gij zijt, gij gaan met anderen op jagt, na bevorens aan de Marechausee te hebben verraden, dat die geene acte hebben, en zal ik u bewijzen dat gij de gemeenste kerel en grootste smeerlap van BAKEL zijt.
Dat daarop zekere JOOST van ANSEM oud circa 40 jaar, Landbouwer en mede te BAKEL woonachtig zich bij hem heeft gevoegd, en genoemden aangever ook heeft toe geduwd; gij zijt een gemeene kerel, om dat gij de boel verraden hebt.
Van al het welk de aangever P.A. v.d. POEL voornoemd ons heeft verzocht procesverbaal ca. FRANCIS van den BOOMEN en JOOST van ANSEM voornoemd op te maken wegens laster en het hem toevoegen van scheldwoorden tot getuigen in deze zaak opgevende WILLEM van de VEN voornoemd, ANTOON REIJNDERS en JAN van HOUT allen Landbouwers in deze gemeente woonachtig.
En hebben wij hiervan het genoemde procesverbaal opgemaakt, hetwelk aangevers en getuigen na voorlezing met ons Burgemeester onderteekend.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/2. folio 161 recto.
d.d. 17-01-1873.
Pro Justitia.
Het jaar een duizend achthonderd drie en zeventig den zeventienden der maand Januarij verklaar ik ondergeteekende JOHANNES van NEERVEN Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT, en zulks op den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd dat,
Nadat twee achtereenvolgende Zondagen te MILHEEZE eenige vegtpartijen hadden plaats gehad, vernemende dat het er in den avond van den vijftienden dezer bij gelegenheid eener verkooping, weder zoude spannen mij ter voorkoming van wanordelijkheden en ter handhaving van orde en rust derwaarts te hebben begeven en na eenigen tijd mij schuil gehouden te hebben om op eenigen afstand te vernemen welke de aanleidende oorzaak tot die kwestie zou zijn hoorde dat door den kastelijn M. SPOOREN er een buiten de deur werdt gezet, waarop ik naderde, en de aanwezige persoonen den raad gaf om naar huis te gaan onder welke persoonen ik er eene voor FRANS van HOOF erkende, dat ik verder zag dat er twee persoonen handgemeen werden en de een den anderen slagen toe bragt waarop ik toesprong en onder het bekend maken mijner kwaliteid den gene die sloeg vast greep om met hem in de herberg van L. van HOOF bij het licht te zien wie het was, dat ik echter alvorens die herberg te kunnen bereiken voor de deur 2 à 3 persoonen werd aangevallen waarvan de eene mij in het gezicht greep en krabben toe bragt, dat ik na andermaal mijne kwaliteit bekend gemaakt te hebben met den door mij vastgegrepene door de menigte heen worstelde en binnen kwam die ik echter niet kende als zijnde een vreemdeling, dat daar in de herberg ook door een ander persoon baldadigheden werden gepleegd, die mij deden besluiten den last te geven om de herberg te ontruimen, terwijl door mij laatst genoemde persoon met de andere hand werdt vast gegrepen denwelke ik buiten na verschillende wendingen en draaijingen gemaakt te hebben aan de ondertusschen bij gekomende Gemeente Veldwachter en den Rijksveldwachter C. CROOIJMANS overgaf om als politiemaatregel in arest te brengen.
In deze zaak zijn door mij gehoord:
1.
MARTINUS van DINTER oud 22 jaren, Landbouwer wonende te MILHEEZE die verklaarde dat hij in den avond van den 15e dezer uit de herberg van M. SPOOREN
om zich naar die van L. van HOOF te begeven onderweg ontmoette de persoon van PIET JOOSTEN Landbouwer te MILHEEZE alsmede MATHIJS BERKERS en
THOMAS BERKERS Landbouwers wonende te DEURNE. Dat hij PIET JOOSTEN aansprekende op het onverwags een slag in het aangezigt kreeg van MATHIJS
BERKERS en daarop een van THOMAS BERKERS dat daarop de Burgemeester aankomende hij zag dat deze na bekendmaking zijner kwaliteit THOMAS
BERKERS vast greep trachtende met hem de herberg van L. van HOOF binnen te geraken waarop de Burgemeester door 2 à drie persoonen werd aangevallen van
welke een hunner hem in het aangezigt greep en eenige krabben toe bracht terwijl hij thevens heeft gezien dat ook MATHIJS BERKERS den Burgemeester vast
greep. Dat de Burgemeester daarop intusschen met den door hem vastgegrepene binnen komende deze door hem Van DINTER wert erkend voor THOMAS
BERKERS.
2.
FRANCIS van HOOF Timmerman te MILHEEZE verklaart dat de Burgemeester hem op straat ontmoetende deze hem aanraade om naar huis te gaan, waaraan hij
voldeed hebbende in het na huis gaan gezien dat de Burgemeester door twee persoonen wert aangevallen welke hij echter niet kende, en den Burgemeester te
hebben hooren roepen: Hola ik ben de Burgemeester.
3.
MARTINUS NOOIJEN Landbouwer te MILHEEZE verklaart dat hij buiten de deur der herberg van Van HOOF, komende gezien te hebben dat de Burgemeester
zekeren JOOST BERKERS hem bekend vast hebbende deze zich tegen hem verzette, waarop hij getuigen hem nog herhaalde malen heeft toegeroepen: JOOST
weest voorzigtig, het is de Burgemeester. Van al het welk door mij tegen de persoonen van MATHIJS BERKERS, THOMAS BERKERS en JOOST BERKERS allen
Landbouwers wonende te DEURNE procesverbaal is opgemaakt ten einde te kunnen dienen daar en waar zulks behoort, en hebben de voornoemde getuigen
onderteekend ten dage en jaren in het hoofd dezes vermeld.
Notaris A.DIJKHOFF te Helmond, inv.nr. 383. akte 189 + 190.
d.d. 17-07-1873.
Testamenten gemaakt door PETER van de WEYER en MARIA van de VEN, echtelieden en landbouwers te BAKEL.
Zij bezitten een bouwhoef + gronden gelegen te BAKEL HILAKKER en bouwgrond te DEURNE.
Wanneer bij hun overlijden geen afstammelingen in leven zijn, wordt alles gelegateerd aan de Pastoor van BAKEL.
Notaris A.DIJKHOFF te Helmond, inv.nr. 384. akte 202.
d.d. 23-07-1873.
Publieke verkoop van wassende granen door AMBROSIUS SWINKELS landbouwer te BAKEL.
Deze gewassen staan op het GEENENEIND te BAKEL.
Provinciaal Bestuur 031.
Bakel 19 December 1873
N 1837/1. Bijl. 2.
d.d. 19-12-1873.
Naar aanleiding van ons schrijven van den 28 Maart j.l. N 1904/4 veroorloven wij ons de vrijheid U E.G.A.eene aantekening aan te bieden van het bedrag der aan gegane onderhansche geldleening tot en met van hoogstens F. 10950.== vergezeld van een model der daar voor af gegeven schuldbrieven tot welke geldleening bij besluit van U E.G.A, 4 April j.l. G N83 5 afd. magtiging werd verleent en zulks ten behoeve van den te leggen grintweg van HELMOND naar MILHEEZE.
Burgemeester & Wethouders te BAKEL C.A.
Aan de Edele Groot Actbare Heeren Gedeputeerde Staten van NOORDBRABANT.
1e Bijlage.
Provinciaal Bestuur 032.
Staat bevattende de namen der geldschieters, het aantal afgegeven schuldbrieven, derzelve bedrag en interest, in zake de geldleening voor den te maken grintweg van HELMOND via BAKEL naar MILHEEZE, goedgekeurd bij Besluit van Heeren Gedeputeerde Staten. D,d, 4 April 1873 G N 83.
1.
J. v. NEERVEN, Burgemeester
H. BIEMANS
P. JANSEN J.zn.
Hr. v.d. HEUVEL, Landbouwers te BAKEL
A. v.d. BIGGELAAR en
W. THEUNISSEN, Landbouwers te DEURNE
Uitmakende de commissie tot
Van Partie-Fondsen
F. 1300.==
4 %
8 April 1873
2.
De R.C. Kerk te BAKEL
F. 1000.==
4 %
18 April 1873
3.
Eerw. Heer H.A. SMITS, Pastoor te BAKEL
F. 500.==
3½ %
18 April 1873
4.
F. van den EYKHOF, metselaar te BAKEL
F. 250.==
4 %
18 April 1873
5.
MART. RAAYMAKERS, Landbouwer te BAKEL
F. 900.==
3¾ %
20 April 1873
6.
JAN van RIJSSEL, Lansbouwer te BAKEL
F. 100.==
4 %
29 April 1873
7.
BARBARA MANDERS, dienstmeid te HELMOND
F. 150.==
4 %
4 Mei 1873
8.
Het R.C. Kerkbestuur te MILHEEZE
F. 1000.==
4 %
6 Mei 1873
9.
HENDRIK MANDERS, dienstknecht te HELMOND
F. 100.==
4 %
11 Mei 1873
10.
Hr. en Mr. van den HEUVEL, Landbouwers te BAKEL
F. 250.==
3¾ %
12 Mei 1873
11.
JOHS. JOOSTEN, Landbouwer te MILHEEZE
F. 400.==
4 %
12 Mei 1873
12.
W. en J. EEVERS, Landbouwers te BAKEL
F. 400.==
4 %
12 Junij 1873
13.
PETER van den BOOMEN, Landbouwer te BAKEL
F. 300.==
4 %
12 Junij 1873
14.
HENRICA BIEMANS, Wed. J. SWINKELS, Landbouwster te BAKEL
F. 500.==
4 %
12 Junij 1873
15.
HENDRIK VLEMMINGS, Wethouder te BAKEL
F. 450.==
4 %
16 Julij 1873
16.
Hr. van den HEUVEL, Landbouwer te BAKEL
F. 75.==
4 %
19 Julij 1873
17.
F. van de WEIJER, Landbouwer te BAKEL
F. 600.==
4 %
15 - 08 - 1873
18.
ELISABETH NOOYEN, Wed. F. VERRIJT, Landbouwster te MILHEEZE
F. 500.==
4 %
30 - 09 - 1873
19.
LAMBERTUS van der LOO, Landbouwer te BAKEL
F. 500.==
4 %
24 - 10 - 1873
20.
ANT. CONSTANTZ, Kleermaker te GEMERT
F. 300.==
4 %
26 - 10 - 1873
21.
JASPER KUENEN, Landbouwer te BAKEL
F. 100.==
4 %
20 - 11 - 1873
22.
LAMBERT v.d. LOO, Landbouwer te BAKEL
F. 300.==
4 %
20 - 11 - 1873
23.
JOH. van KESSEL, Landbouwer te BAKEL
F. 650.==
4 %
09 - 12 - 1873
24.
HENDRIK van de VEN, Landbouwer te BAKEL
F. 325.==
4 %
19 - 12 - 1873
Totaal F. 10950.==
Aldus naar Waarheid opgemaakt door ons Burgemeester en Wethouders te BAKEL den 19 December 1873.
J. v. NEERVEN.
2e Bijlage.
Provinciaal Bestuur 033.
Model.
Gemeente BAKEL C.A.
No.
Het Gemeentebestuur van BAKEL C.A. verklaart te hebben ontvangen van ……….. …. te ….. …. …. een Somme van …. …. … tegen uitkering eener rente … % s’jaars aanvang nemende met de dagteekening dezes, wegens aandeel in de geldleening ten laste dier gemeente, benodigd voor het leggen van een grintweg van HELMOND via BAKEL naar MILHEEZE, waarvan de aflossing zal aanvangen zodra de Provinciale Subsidie in de bijdragen van de gemeente HELMOND voor genoemden Kunstweg zijn ontvangen, en zulks uit kracht van het door Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie d.d. 4 April 1873 G N 83 5 afd. goedgekeurd Raadsbesluit van den 11 Februari 1873.
BAKEL den …. … Het Gemeentebestuur voormeld.
De Secretaris.
P.S.
Bovenstaand document werd door Anton Vissers, te Deurne welwillend aan mij beschikbaar gesteld. Daarvoor mijn dank!
Bakel 1874.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/1, folio 162recto.
d.d. 03-06-1874.
Pro Justitia.
In het jaar een duizend achthonderd vier en zeventig, den derden der maand Junij, verscheen voor mij JOHANNES van NEERVEN Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT JAN DEENEN van beroep Landbouwer oud een en dertig jaren, wonende te BAKEL, den welke verklaarde dat hij in den avond van Zondag den eenendertigsten Mei 1874 met zijn nabuur ANTOON VERHAGEN huiswaarts ging, als wanneer genoemde A. VERHAGEN nog in het Dorp zijnde een anderen die mede opstapte aanzag om te weten of deze een van hun gehucht was en mede den zelfden weg moest maken waarover den aangekeekene zich ontevreden toonde en te kennen gaf dat hij niet onder de oogen wilde gezien zijn waarna ieder zijn weg vervolgde.
Nadat nu den aanklager J. DEENEN met zijn makker A. VERHAGEN een end wegs hadden afgelegd sprong HENDRIK BRANTEN op een plaats waar een bruggetje ligd tusschen den te velde staanden rog en de Rivier uit het struikgewas te voorschijn en sloeg mij met een scherpkantig hout op het hoofd waarna ik omdat hij zijn slagen nog herhaalde tegen den grond viel in dien toestand was mijn voornaamste werk de helpende hand van mijn makker in te roepen en meerdere slagen af te weeren, maar toen ik gewaar wierdt dat deze mij verlaten had en er bij HENDRIK BRANTEN zich nog een tweede had gevoegd maakte ik mij ook uit de voeten op welk oogenblik ik nog een slag op mij linkerhand kreeg welke tot heden groote pijn veroorzaakt uit deze ondervinding bleek dat het dezelfde persoonen waren die ik en mijn makker A. VERHAGEN reeds in het Dorp ontmoeten. Dat hiervan getuigen waren ANTOON VERHAGEN en HENDRICUS de RIJK Landbouwers dienstknechts wonende te BAKEL.
Waarvan door mij dit procesverbaal is opgemaakt op den Eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd om te kunnen dienen waar het behoord hetgeen na gedane voorlezing aan den comparant die bij zijne verklaring volhard mede door hem is onderteekend.Notarieel archief Deurne, akte nös 133 + 134.
d.d. 06-09-1874.
Testamenten gemaakt door ANDREAS VERHALLEN, landbouwer wonende te BAKEL, echtgenoot van JOHANNA SMITS.
En door JOHANNA SMITS, landbouwster wonende te BAKEL echtgenote van ANDREAS VERHALLEN.
Notarieel archief Deurne, akte nös 191 + 192.
d.d. 08-12-1874.
Testamenten gemaakt door JOHANNES DEENEN, (+ BAKEL 10-06-1879) landbouwer, wonende te BAKEL, echtgenoot van PETRONELLA SMITS.
En voor PETRONELLA SMITS, landbouwster woonende te BAKEL, echtgenote van JOHANNES DEENEN.
Bakel 1876.
d.d. 08-01-1876
CORNELIS JOOSTEN landbouwer wonende te BAKEL EN MILHEEZE heeft van JOHANNES WILHELMUS de VETH winkelier ontvangen de som van zeven honderd gulden en stelt onder hypotheek zijn onroerende goederen, bestaande uit: Huizen, erven, bouwland en heide onder BAKEL EN MILHEEZE sectie B nummers 400, 401, 404, 405, en 413 te samen groot een hektare twee en zeventig aren tachtig centiaren.
Notaris Antoon Dijkhoff te Helmond, akte 291.
d.d. 06-10-1876.
Op den zesden October achttien honderd zes en zeventig, verscheen voor ANTOON DIJKHOFF, Notaris binnen het Arrondissement EINDHOVEN, ter standplaats de gemeente HELMOND, in tegenwoordigheid der nagenoemde getuigen:
JOHANNES van NEERVEN, landbouwer wonende te BAKEL en MILHEEZE, Die verklaarde schuldig te erkennen ter zake aan hem in kontanten ter leen gegeven gelden door JAN JOOSTEN, landbouwer, wonende te STIPHOUT, handelende in hoedanigheid als bewindvoerder over en ten behoeve van zijn broeder PETER JOOSTEN, zonder beroep, gecustodieerd in het Krankzinnigengesticht te s'HERTOGENBOSCH,
Welke bewindvoerder mede verscheen en verklaarde deze schuldbekentenis ten behoeve van zijn genoemden gecustodieerden broeder aan te nemen.
Een som van een duizend zes honderd gulden.
Deze geldleening is aangegaan onder de navolgende voorwaarden.
A
De schuldenaar is verplicht van de geleende som, te rekenen van heden, renten te betalen, berekend tegen vier ten honderd in het jaar, en mitsdien eerstmaal op
den zesden October achttienhonderd zeven en zeventig.
Die renten worden telkens verhoogd tot vier en een half ten honderd in het jaar wanneer de renten betaling niet heeft plaats gehad binnen eene maand na den vervaldag.
B
Na verlof van tien jaren kan de teruggaaf der geleende som door den schuldenaaar gedaan en hare betaling door den schuldeischer gevorderd worden te alle tijde,
mits de een den ander drie maanden bevorens waarschuwing of opzegging doet.
C
De geleende som is terstond opeischbaar, wanneer de schuldenaar wordt verklaard in staat van faillissement of kennelijk onvermogen, ingeval van nalatigheid des
schuldenaars in de voldoening der renten op den vervaldag, indien de hierna omschreven hypothekair verbonden goederen door een ander schuldeischer geheel
of gedeeltelijk worden in beslag genomen, alsmede wanneer evenbedoelde goederen door de schuldenaar geheel of gedeeltelijk worden verkocht of op eene
andere wijze vervreemd.
D
Zoowel de hoofdsom als de renten en de kosten zijn ondeelbaar.
E
De kosten van opzegging en alle andere kosten, hoe ook genaamd, op de invordering des hoofdsom en rente vallende komen voor rekening des schuldenaars.
F
Alle betalingen, waartoe de schuldenaar, uit kracht dezer overeenkomst verplicht is, moeten worden gedaan ten woonhuize des schuldeischers.
G
De schuldenaar is ten aanzien van de nakoming der verbintenissen, bij deze akte aangegaan in gebreke door het enkel verloop van de bepaalde termijn.
Tot zekerheid van de bovenvermelde hoofdsom, van de te vervalle renten, van de kosten en van de nakoming der bij deze aangegane verbintenissen, verklaarde de schuldenaar ten behoeve des schuldeischers hypothekaier te verbinden de volgende hem toebehorende onroerende goederen.
Huis, schuren, bouwland, weiland en heide onder BAKEL en MILHEEZE, Sectie A nummer 805, Sectie L nummer 252 en Sectie N nummers 101, 104, 107, 108, 109, 110, 144, 145, 168, 199, 340, 348, 359, 360, 113, 198, 200, 341, 425, Samen groot zeven hektaren zeven en zeventig aren zestien centiaren.
Tusschen partijen is uitdrukkelijk bedongen:
AA
Dat bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom of van de betaling der verschuldigde renten, de schuldeischer, overeenkomstig artikel 1223 van het
Burgelijk Wetboek, onherroepelijk is gemachtigd, de verbonden goederen, in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen zoowel de
hoofdsom als de renten en de kosten.
BB
Dat de schuldenaar de bezwaarde goederen, buiten schriftelijke toestemming des schuldeischers, niet kan verhuren,
CC
Dat bij willige verkoping van de bezwaarde goederen, daarvan geene zuivering van hypotheken kan plaats hebben, en
DD
Dat de verzekerde gebouwen, zoolang de onderzetting duurt, bij eene binnen het Rijk gevestigde Brandwaarborg Maatschappij, ter keuze der schuldeischers,
tegen brandschade moeten zijn verzekerd, waarvan de schuldenaar ter stond op elke vordering des schuldeischers moet doen blijken, en dat ingeval van schade,
de assurantiepenningen, voor zoveel de verzekerde gebouwen betreft, in de plaats des onderzetting treden.
Ter uitvoering dezes verklaarden de Komparanten woonplaats te kiezen te hunnen tegenwoordige woonhuize.
De verschenen personen zijn den notaris bekend.
Waarvan akte in minuut.
Gedaan en verleden te HELMOND ten kantore van den notaris, op dag, in maand en jaar in het hoofd gemeld in tegenwoordigheid van den Heer JOZEF KORNELIS VERWIEL kandidaat-notaris en FRANCIS JAKOBUS van GERWEN schoenmaker, beiden wonende te HELMOND als getuigen.
Onmiddellijk na voorlezing hebben de verschenen personen, de getuigen en de notaris deze ondertekend.
J.v.NEERVEN.
J. JOOSTEN.
J.C. VERWIEL.
F.J.v. GERWEN.
DIJKHOFF, notaris.
Notaris A.DIJKHOFF te Helmond, inv.nr. 410. akte nr. 314.
d.d. 04-11-1876.
WILLEM BIEMANS landbouwer te BAKEL EN MILHEEZE en HELENA MANDERS weduwe van FRANCIS BIEMANS landbouwster te BAKEL EN MILHEEZE bezitten samen de volgende onroerende goederen, bestaande uit een huis, schuur, bouwland en weiland, gelegen te BAKEL in Sectie O de nummers 214, 219, 231, 238, 249, 260, 261, 262, 279, 302, 316, 488, 216, 217, 239, 245, 308, 307, 505, en 536.
Samen groot zeven hektare, twee en twintig aren en zeven en zestig centiaren.
Bakel 1877.
Nieuw Adm. Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 11/1. folio 163 recto.
d.d. 13-04-1877.
Het jaar een duizend achthonderd zeven en zeventig den dertienden der maand April, verscheen voor mij JOHANNES van NEERVEN Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provincie NOORD BRABANT, ANTONIA van de POEL, dewelke procesverbaal verzocht tegen MATHIJS van DEURSEN oud negen en twintig jaren van beroep Timmerman wonende te BAKEL en zulks wegens mishandeling in haar eigen huis op Zondagavond den achtsten April jongstleden toen hij in kwestie met ARNOLDUS van den EIJKHOF Metselaar alhier de rust verstoorde en dezen tegen den grond duwde werdt hij door mijn broeder THEODORUS van de POEL aangemaand het huis te verlaten waaraan geen gevolg werdt gegeven, zoodat mijne beide broeders JAN van de POEL en genoemden THEODORUS van de POEL besloten hem met geweld te verwijderen en aan de deur te zetten waartegen hij Van DEURSEN zich met geweld verzette en den eenen weg slingerden terwijl hij den anderen tegen den vloer duwde en mij die mijne beide broeders ter hulp snelde de muts van het hoofd trok achterover stiet en alzoo met den val eene zware kneuzing mij aan het hoofd toebragt dat hiervan getuigen waren: JOHANNES MARTENS Wever en MARTINUS MANDERS Landbouwer beide wonende te BAKEL.
Aldus door mij dit procesverbaal op den eed bij den aanvang mijner bediening op gemaakt om te dienen waar het behoord hetgeen na gedane voorlezing aande comparanten die bij hare verklaaring blijft volharden mede door haar is onderteekend.
Bakel 1878.
Notaris A.Dijkhoff te Helmond, inv.nr. 428, akte 307.
d.d. 14-08-1878.
Openbare verhuring door het Algemeen Burgelijk Armbestuur van BAKEL.
Zij gaat in op half April 1879 en geld voor 6 achtereen volgende jaren.
Den huurder is WILHELMUS DE WIT, landbouwer te GEMERT.
De onroerende goederen zijn gelegen te BAKEL en bestaan uit:
Perceel weiland in Sectie I nummer 117, groot 34 aren 40 centiaren (= Nuyeneind).
Verder in Sectie N:
Bouwland
nr. 100, groot 32 aren, 30 centiaren.
111, groot 1 hectare, 80 centiaren.
112, groot 13 aren, 30 centiaren.
120, groot 30 aren, 40 centiaren.
150, groot 33 aren, 50 centiaren.
152, groot 1 hectare, 26 aren, 60 centiaren.
210, groot 81 aren, 60 centiaren.
334, groot 27 aren, 60 centiaren.
Weiland
nr. 103, groot 80 aren, 80 centiaren.
140, groot 13 aren, 20 centiaren.
356, groot 7 aren, 10 centiaren.
357, groot 7 aren, 30 centiaren.
361, groot 8 aren, 80 centiaren.
Tuin
nr. 383, groot 12 aren, 70 centiaren.
Schuur
nr. 119, groot 36 centiaren.
Huis en erf
nr. 384, groot 4 aren, 40 centiaren.
Ongeveer de helft in nummer 140, liggende als bouwland,
groot het geheel 72 aren, 60 centiaren.
Ongeveer de helft van nummer 141, liggende als bouwland,
groot het geheel 70 aren, 70 centiaren.
Verder nog grond (weiland en heide) in Sectie L.
Bovenstaande goederen werden op 6 December verhuurd aan FRANCIS RELOE, landbouwer te Helmond, voor het eerste perceel. Voor het tweede perceel aan HENDRIKUS MARTENS, arbeider te BAKEL EN MILHEEZE.
Bakel 1879.
d.d. 01-04-1879.
LEONARDUS RIJNDERS, JOHANNES RIJNDERS, HENDRIKA RIJNDERS, THOMAS RIJNDERS en JOHANNA RIJNDERS, allen bouwlieden wonende te BAKEL verhuren aan MARTINUS van ANSEM landbouwer wonende te BAKEL een bouwmanserf staande en gelegen onder DEURNE en BAKEL, ter plaatse genaamd "de MEULENHOF", bestaande in huis, schuur, schop, stal, erf, tuin en bouw- en weilanden te zamen groot in grond circa tien hectaren. Welke verhuring is aan gegaan voor een termijn van zes achtereenvolgende jaren, doch met wederzijds regt om na de eerste drie jaren te scheiden.