1810 - 1819
“De Kroniek van Driek”
Bakel en Milheeze 1810-1819
Bakel 1810.
Oud Rechtelijk Archief Deurne, deel 120.
d.d. 22-10-1810.
(Samenvatting).
Voor de Schepenen van DEURNE verschenen ANTHONY PETER TIJSSEN, ALLEGONDA JAN MARTENS weduwe en boedelhoudster van wijlen JOHANNIS PETER TIJSSEN voor het togtregt, en haar twee meerderjarige kinderen, PETER en PETRONELLA JAN PETER TIJSSEN voor het erfregt, JOHANNIS JAN PETER TIJSSEN en JAN CORST SMITS in huwelijk hebbende JOHANNA JAN PETER TIJSSEN, alle wonende te BAKEL, JOOST JAN PETER TIJSSEN woonende te VLIERDEN, JAN JAN PEETER TIJSSEN en JOHANNIS van den BROEK in huwelijk hebbende PETRONELLA JAN PETER TIJSSEN beide wonende te HELMOND, BASTIAAN van MIERLO in huwelijk hebbende JOSINA JAN PETER TIJSSEN wonende te VEGHEL, ARNOLD PETER van de MORTEL in huwelijk hebbende MARIA JAN PETER TIJSSEN wonende alhier (DEURNE), mitsgaders IDA van CROOY weduwe en boedelhoudster van wijlen JOOST PETER TIJSSEN voor het togtregt, en haar drie meerderjarige kinderen met namen PETER, HENDRICUS en PETRONELLA JOOST TIJSSEN voor het erfregt wonende te GELDROP dewelke en verklaren zoo als doen bij deeze uit kragte van Publieke verkoopt conditie in dato BAKEL 11e en 24 September jongstleden, wel en wettig te cederen, transporteren en in vollen vrijen eigendom over te geeven aan en de ten behoeve van THOMAS LOURENS DERKS wonende tot MILHEEZE, een perceel groes geleegen alhier (DEURNE) in de "MILHEEZESCHE GOOREN" groot twee lopense zeven roeden No. 2590 met een zijde het erf van De weduwe PEETER NOOYEN, met andere JAN CORST van den BOOMEN.
Zijnde los en vrij, etc. etc.
Bakel 1811.
Rechtelijke Archieven voor 1811 van Bakel en Milheeze. inv.nr. 28. Losse bijlage.
d.d.12-03-1811.
Memorie voor JOACHIMUS van den HEUVEL om in zijne zaak als gedaagde in Conventie en Eijssere in reconventen contra WILLEMIJN GOORD WEERTS Eijsseresse in conventie en gereconvenieerde ten Genechte en Rollen te BAKEL den 12 Maart 1811 te verbaliseeren.
Den gedaagden in conventie en eijscher in reconventie inheereerende zijn geverbaliseerde ter laatstledene Rolle, deede zeggen; dat eischeresse in conventie en gereconvenieerde finaal verstecq van thoon ingeval daar van op hodie niet mogte komen te dienen, en dag ad primam om zijnen thoon af te leiden voor den eersten termijn, onder U Liedens appointement.
Bakel 1814.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 4/1, folio 7.
d.d. 18-02-1814.
Aan hun Edel Groot Achtbare de Heere Gedeputeerde Staten der Provintie NOORD BRABAND.
Bij appointement Commissariaal van den zes en twintigsten dezer werd in handen van het Gemeente Bestuur van BAKEL en MILHEEZE gesteld de requeste van NICOLAAS van den EIJNDE Bouwman wonende alhier houdende verzoek om de gemeente te mogen ingraven en tot particulieren eigendom aquireren <= ver- krijgen> circa twaalf Lopensens heijgrond gelegen achter het gehugt ESP omtrent HET WITTE VEN om daar op te dienen van berigt.
Ter voldoening van voormelde appointement heeft het Gemeente Bestuur van BAKEL en MILHEEZE onder retour van voorschreve requeste de Eer te rapporteren.
Dat aan het verzoek des Suppliants request omschreven de gevraagde twaalf Loopensen aan hem mag worden geaccordeerd, mits hij zich bevredige, met die te nemen daar waar dezelve hem door het Gemeente Bestuur voors. omtrent het gehugt ESP zal worden aangewezen; en boven de koop gelden bestaande in twee guldens per Loopensen nog door den Suppliant de kosten van afmeting, het regt van Registratie en Zegels tot de acte van afstand benoodigd, mitsgaders alle verdere daar op voorkomende kosten worden betaald.
Wijders zich te gedragen naar de dispositie vervat in de Resolutie van het Provinciaal Bestuur van BRABAND de dato den 20en November 1797.
En dat provenue uitsluitend mag worden gebruikt tot kwijting der loopende schulden van deze Gemeente, ingevolge dispositie des wegens voorgeschreven bij Besluit van zijne Majesteit den Koning van den 18 Februarij 1814 No. 5.
Het welk doende het Gemeente Bestuur.
Waren geteekend
J.M. MASTBROEK
J. v.d. LAAR
J. BIEMANS
P. v.d. POEL
W.D. JANSEN
J. BIEMANS ad joint
De Burgemeester geteekend F.N. van GRIENSVEN
Voor eensluidend afschrift de Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Notaris J.J.v.d.Foelart te Helmond, akte 380.
d.d. 27-03-1814.
Op heden den zeven en twintigsten Maart agtien honderd veertien, Compareerde voor mij JAN JACOB van den FOELART Openbaar Notaris resideerende binnen de gemeente HELMOND arrondissement EINDHOVEN departement der monden van den RHIJN en in tegenwoordigheid van de getuigen hier ondergenoemd:
JAN WAGEMANS Landbouwer wonende te MILHEEZE gehugt van BAKEL Canton GEMERT, Stipuleerende voor Zijnen Zoon JAN de WILLEM WAGEMANS thans wonende voor Boere knecht te VENRAEIJ ter eenre, en GERARDUS van der VORST wever wonende te HELMOND ter andere zijde.
Dewelke verklaren met elkanderen te zijn over eengekomen, invoegen en manieren als volgd:
Den Comparant ter andere zijde GERARDUS van der VORST hebbende bij de Loting voor de Landmilitie voor de gemeente HELMOND getrokken Nummer drie honderd vier en zestig, verklaard zich te stellen tot plaatsvervanger voor des Comparants ter eenre voornoemde zoon, JAN de WILLEM WAGEMANS hebbende bij de Loting voor de Landmilitie voor de Gemeente BAKEL getrokken Nummer negentien, welke nummer gemelde GERARDUS van der VORST mits dien overneemt; verbindende zich dien ten gevolge en aannemende om wanneer voormelde JAN de WILLEM WAGEMANS tot den dienst der Landmilitie mogt worden verplicht, als dan in zijn plaats te zullen optrekken en al dat geene te zullen vervullen het welke in dat opzigt enigsints zal worden vereischt, zodanig dat gezegde JAN de WILLEM WAGEMANS daar van geheel en al bevrijd zij en blijve.
Den Comparant ter eenre JAN WAGEMANS belooft daar tegens aan den Comparant ter andere zijde GERARDUS van der VORST eene somme van drie honderd guldens Hollands, van welke somme bij het passeeren dezer zullen moeten worden voldaan Vijf en twintig guldens; Wijders bij het optrekken van den Comparant ter andere zijde voor en in plaatse van voornoemde JAN de WILLEM WAGEMANS tot den dienst der Landmilitie Vijf en zeventig guldens, terwijl voorts de overige twee honderd guldens zullen moeten blijven staan zonder interest, waar van den Comparant ter eenre aan de ouders van den Comparant ter andere zijde gedurende anderhalv Jaar te beginnen met den dag van het voorschreven optrekken van den Comparant ter andere zijde tot den dienst der Landmilitie, alle weeken zal moeten betalen eene gulden tien stuivers, zullende het verder aan den Comparant ter andere zijde vrijstaan om na verloop van gemelde anderhalv Jaar het resteerende van dezelve somme van twee honderd guldens te kunnen vorderen, het welke dan ook dadelijk aan hem zal moeten worden voldaan.
Alle welke vorenstaande conditien partijen Contractanten beloven, wederzijds stiptelijk onverbrekelijk te zullen nakomen en voldoen onder verband als na rechten.
Aldus gepasseert ten kantore van mij Notaris binnen HELMOND, Op dato als in het hoofd dezes in tegenwoordigheid van JACOBUS van ASTEN, koopman en JACOBUS de WITH wever beide wonende te HELMOND, als getuigen hier toe verzogt die deze acte benevens mij Notaris na gedane voorlezing ondertekend hebben; den Comparant ter eenre, en den Comparant ter andere zijde hebben verklaard niet te kunnen schrijven nog hunnen naam tekenen.
Dit + merk steld JAN WAGEMANS.
Dit + merk steld GERARDUS van der VORST.
JAC.v. ASTEN.
J. de WIT. J.J.v.d.FOELART, Nots.
Bakel 1815.
Rijksarchief Den Bosch, Not. archieven t/m 1842, ing.nr. 024.01, inv.nr. 2129. No. 35.
d.d. 09-02-1815.
WINDMOLEN VAN BAKEL.
Compareerde voor ons JOSEPHUS FRANCISCUS de KUYPERS Openbaar Notaris van het Kanton ST.OEDENRODE Provincie BRABAND Souvereiniteit der Vereenigde NEDERLANDEN resideerende te VEGHEL en in het bijwezen de nagenoemde getuigen, Mejuffrouw PETRONELLA VOS Weduwe van wijlen de Heer JOHANNES SCHEIJ eigenaresse en ANNAMARIA SCHEIJ echtgenote van en geauthoriseert door haren man ADRIAAN van den BROEK Brouwer alhier present, alle te UDEN, Provincie bovengenoemd, woonagtig.
Dewelke verklaarde te constitueeren en magtig te maken de Heer HENDRICUS SCHEIJ Notaris mede te UDEN woonagtig, speciaal om mede in naam en van wegen de constituanten. Den koornwindmolen met huysinge, hof, teul- en groes-landen onder de gemeente BAKEL gelegen, voor zoo veel de constituanten aangaat, met de verdere geregtigde het zij publiek of uit de hand te verpagten en zulks en op zodanige conditien en voorwaarden als de geconstitueerde zal dienstig oordeelen, daar toe alle ........ de acten te passeeren en tekenen en voorts generalijk ter zaake voorschreven als meerder te doen en verrigten wat zal worden vereist houdende daartoe alle nadere gerequireerd wordende last voor in deze geinseneerd met belofte van approbatie, ratificatie en indemniteit, als regten.
Aldus gedaan en in brevet gepasseerd op heden binnen VEGHEL den negenden February agtienhonderd vijftien in tegenwoordigheid van HENDRICUS SMITS Bierbrouwer en HENDRICUS GERBRANDTS Particulier beide te VEGHEL woonagtig welke deze met de constituanten en mij Notaris na gedane lezing hebben getekend
PETRONELLA VOSCH
Weduwe van JOANNES SCHEY
ANNA MARIA SCHEY
Huisvrouw van ADR. van den BROEK
A. van den BROEK
H. SMITA
H. GERBRANDTS
J. de KUYPERS Op. Not.
Rijksarchief Den Bosch, Not. archieven t/m 1842, ing.nr. 024.01, inv.nr. 2129, akte 208 en 215.
d.d. 20-02-1815 en 28-02-1815.
WINDMOLEN VAN BAKEL.
Expeditien en voorwaarden volgens welke en waar op door ons JAN FRANCIS AELDERS openbaar notaris residerende te GEMERT hoofdplaats van het kanton van den zelfden naam, Arrondissement van EINDHOVEN Provincie BRABAND, behoorlijk gepatenteerd, in tegenwoordigheid van den getuigens hier naar genoemd ten verzoeken van den Heer WILHELMUS JOSEPHUS SPENS koopman woonende te S'HERTOGENBOSCH kanton en Arrondissement van den zelfden naam, Provincie voornoemd, als last en procuratie hebbende van den Heer MAXIMILIAAN ANTONY van SPOELBERG de LOVENJOUL eigenaar woonende woonende te LOVEN Provincie van BELGIEN, blijkens acte van procuratie voor den Notaris JAN van den PAVORT residerende ten gemelde S'HERTOGENBOSCH, en getuigenis binnen S'HERTOGENBOSCH meergenoemd op den veertienden Juli duizend agthonderd en twee gepasseert, waar van de grossen ten deze is geannexeert; als mede zich fort en sterk makende en de rato caverende voor den Heer GERARDUS RAYMAKERS Medicine Docter woonende te VENRAY, Kanton van HORST, Arrondissement van desen Departement van de ROER, en ten verzoeke van den Heer HENRICUS SCHEIJ Notaris residerende te UDEN, Kanton van GRAVE Provincie BRABAND, zoo voor zich zelve, als mede als last en procuratie hebbende van Mejuffrouw PETERNELLA VOS Weduwe van Wijlen den Heer JOANNES SCHEIJ eigenaaresse, en van ANNA MARIA SCHEIJ, egtgenoote van de Heer ADRIANUS van den BROEK brouwer, alle woonende te UDEN voornoemd, blijkens acte van procuratie in brevet gepasseert voor den Notaris JOSEPHUS FRANCISCUS de KUYPER residerende te VEGHEL, Kanton van ST.OEDENRODE, Arrondissement van EINDHOVEN, Provincie BRABAND, en getuigens binnen VEGHEL voornoemd op den negenden February dezes jaars, behoorlijk geregistreert ten Kantore van registratie te ST.OEDENRODE op den zestienden der zelven maand, ten dezen mede geannexeert, tot worden overgegaan tot de publieke verpagtinge der Wind=koren=molen van BAKEL, met de daar bij behoorend huis, stal, schuur, schop, bakhuis en verdere ap= en dependentien van dien hof en zoo wei= als teullanden alle staande en gelegen binnen de gemeente BAKEL Kanton van GEMERT, Provincie BRABAND, zoo als die zelve goederen thans te huur gehouden en in gebruik zijn bij GUIHELMUS den DOOP, en zulks voor een termijn van zes naast malkaar volgende jaaren, dog met drie jaaren wederzijdts te scheiden, wie van partijen het zij verpagters ofte pagter zal gelieven, mits in dien gevalle, malkaar voor den eersten November des jaars duizen agthonderd en zeventien behoorlijk opzegging doende.
1.
Den pagter zal den voorschreven goederen in pagt aanvaarden als volgt: te weten den hof en het ghene weiland is met half Maart, de Wind=koren=molen, huis, stal,
schuur, schop, bakhuis met ap= en dependentien van dien, met Primo Mey, en de teullanden met oogst blood aan de stoppelen in den jaare duizend agthonderd en
vijftien, zullende de pagter die zelve goederen bij het einde der pagtjaaren op gelijke wijzen moeten verlaaten.
2.
De voorschreven goederen worden ter pagting gepresenteerd om eenen jaarlijkse pagt van goed gangbare gouden ofte zilvere martspecien van Hollandsch geld,
den gulden aan twintig stuivers Hollandsch gerekend en in geenen minderen geld spetien dan zestehalvens, te betalen jaarlijks gedurende deze verpagtinge voor of op Primo Mey; als drie vierde gedeeltens der pagtpenningen aan den Heer WILHELMUS JOSEPHUS SPIES in gemelde zijne qualiteit als gevolmagtigden van den Heer MAXIMILIAAN ANTHONY van SPOELBERG de LOVENJOUL, een agste parte aan den Heer GERARDUS RAYMAKERS Medicine Doctor te VENRAY voornoemd
en het overig achtste gedeelte aan den Heer HENRICUS SCHEIJ Notaris residerende te UDEN, aan de Heer ADRIANUS van den BROEK brouwer, en aan
Mejuffrouw PETRONELLA VOS Weduwe van JOANNES SCHEIJ eigenaresse alle woonende te UDEN voornoemd.
3.
De pagter zal boven en behalven den pagtpenningen moeten dragen en betalen de jaarlijksche s'lands en dorps lasten verpondingen, contributien als anderssins
geduurende de pagtjaaren daar op gesteld of nog te stellen (uitgenomen die ghenen welke bij specialen resolutien van den Overigheid op de eigenaren worden
gesteld) als mede moeten maken en onderhouden alle straaten, wegen, steegen en waterlaeten, mitsgaders moeten dragen zoodanige gewoonlijke gebuurlijke
lasten, regten, kommeren en servituuten, als van ouds uit voorschreven Wind=koren=molen cum annexis is verschuld.
4.
De pagter zal nog daar en boven jaarlijks moeten betaalen eene rente van twaalf guldens aan het kantoor der Episcopaale en andere Geestelijke goederen over het Kwartier van PEELLAND; Item nog aan den Heiligen Gheest armen van BAKEL een mudde rogge in Specie; mitsgaders eenen jaarlijkschen chijns van eenen gulden en agt stuivers aan den Rentmeester der Domeinen te S'HERTOGENBOSCH oft aan imand anders daar toe gequalificeerd, en ten blijke van alle de gedaane betalingen jaarlijks aan den respective verpagters moeten leveren kwitantien, zonder daar voor iets aan de pagtpenningen te mogen korten.
5.
De pagter zal voorschreven molen met goede <en?> trouwe knegten moeten bemaalen, en scherpe toezigt, zorgen en reguard memen dat door hem pagter, zijne
knegten oft familie schuld of onagtzaamheid aan voorschreven molen, huis, stal, schuur, schop en bakhuis geene schaade worde toegebragd 't zij door hagelslag,
brand, donder, blixem oft ander onweer, in welk geval de pagter gehouden zal zijn de voorschreven molen in tijds te ontzeilen en in den wind te houden; zullende
de zelve mede de nodige zorg moeten dragen, ten einden op den stal, in den schuur of schop met geenen ligt gegaan word daar in eene beslote lantaarne; als mede moeten zorgen dat in den schuur of schop geen tabak worde gerookt, zoo dat de verpagters daar door geene schaade komen te leiden, of zal den pagter gehouden zijn allen 't zelve ten zijner privè kosten en lasten te repareren en goed te doen.
6.
De pagter zal gehouden zijn geduurende zijn pagtjaaren ten zijne kosten te onderhouden, loffelijk te repareren, en als het nodig mochte zijn te vernieuwen (zonder eenig de minste kortingen) alle staande en gaande werken van voorschreven molen, als mede het molenhuis, stal, schuur, schop en bakhuis met ap= en dependentien van dien, en inde drie eerste jaaren, eens met oliverf behoorlijk te laten verwen.
7.
Alle de voorschreven werken zullen bij het ingaan van dezen pagt door twee onpartijdige molen=meesters door de Heeren verpagters daar toe specialijk te
benoemen worden <gepraseert? of gepuseert?>, het ghene in casua of scheidingen op gelijke wijze zal geschieden, en wanneer als dan bevonden word dat de
pagter die zelve werken merkelijk had verbeterd, zal zulks door den opvolgenden pagter binnen veertien dagen naar het afscheiden worden voldaan; terwijl in cas van <veragternisse?> oft verminderingen den pagter het versleten ofte verargerde immediatelijk aan den verpagter zal moeten opleggen en betalen, zullende de kosten dier proseringe voor de helfte door den afgaanden en voor de wederhelft door den aankomende pagter moeten worden gedragen en betaald.
8.
Den pagter zal niet vermogen eenigen vergrootinge ofte verkleininge aan het huis, stal en bakhuis te doen maken zonder speciaale toestemminge van den
verpagters en jaarlijks geduurende den pagtjaaren op den zelven moeten doen verdekken twaalf honderd ponden goed dekstroo ofte zoo veel als nodig mochte
zijn, als mede moeten leveren de nodige latten, nagels, dekroeden en banden, zullende de zelve mede verpligt zijn de plaaten, bovenglaazen en dakraam ten zijnen kosten te onderhouden, alles zonder daar voor iets aan den beloofden pagtpenningen te mogen korten; en bij aldien eenige vernieuwinge moet geschieden zal de pagter daar van aan den verpagters kennis moeten geven, welke alsdan aan zich reserveren om het hout ter timmering te mogen laten examineren en te visiteren.
9.
Allen de voorschreven werken sullen bij het ingaan van dezen pagt door onpartijdige molenmeesters worden gepriseert, het ghene in cas van afscheiden op gelijke wijze zal geschieden, en wanneer alsdan bevonden word dat den pagter die zelven werken merkelijk had verbeterd, het zulks door den pagter binnen veertien dagen naar afscheiden worden voldaan dog in cas van verergernis ofte vermindering, zal de pagter het versletene ofte verargerde immediaat aan den verpagters moeten opleggen en betalen.
10.
Den steenen op den Molen en agter-molen zal den pagter volgens taaxatie van twee deskundige moeten goed doen tegens veertien guldens per duim Rhijnlandsche maten (wel verstaande de goede steenen) de brinkelingen tegens twaalf guldens per duim, welke steenen bij het verlaten van den molen of expiratie van den pagt door den nieuwen pagter zullen worden overgenomen, volgens taaxatie als voor en zal den pagter nae het opzeggen van den pagt geene steenen mogen veranderen of verwisselen.
11.
De pagter zal zich moeten gedragen naar het meel-loon thans daar op gesteld ofte in het vervolg daer op te stellen.
12.
Den verpagters reserveren aan zich de magt, om bij het expireren van den pagt tegens den prisering en waardering van den voorschreven werken tot voorkoming van oneenigheden, eene derde molenmeester te mogen employeren, sonder verpligt te zijn deswegens eenige redenen te geven.
13.
De pagter zal zijn verpligt onmiddelijk bij het uitgaan des hoogsels voor de beloofde pagtpenningen met verder aansteken, als mede voor den geheelen inhoude dezer condities en voorwaarden te stellen twee suffisant <= toereikend> borgen ten genoegen en contentement van de verpagters, welke borgen onderscheiden een voor al, elk als pricipaale pagter, onder afstand van de voorregten van voorregt, schuldpligtig en uitwinning, van die effecten van dien voor wel onderrigt houdende, als mede onder renuntiatie aan allen vorderen benificien en exceptie de borgen naar regten ofte costuime terstaande zullen zijn verpligt deze conditien en voorwaarden in allen deelen te voldoen en naarkomen, zich ten dien einde <submitterende?> aan de indicateur van alle een elke Hoven, Gerechte en Regters, te vreden zijnde zich indien inhoude dezes goedwilliglijk ten haaren koste te doen en laaten condemneren, ten dien einde verbindende haren persoonen en allen haren goederen hebbende en de verkrijgende, en verders als naar regten.
14.
Bij aldien de pagter in gebreken mogte blijven van immedibaat bij het uitgaan des hoogsels te stellen den gerequireerden borgen zal het aan den verpagters
vrijstaan de voorschreven goederen naar eenen ofte twee te docneren advertentie in het Dagblad dezer Provincie opnieuw te doen verpagten ten kosten en
perykelen van den gebrekige pagter meede ten opbrengst zal zijn ten profijte van den verpagters en den minderen pagt ofte opbrengst zal den gebrekigen pagter met allen de kosten daar omme te doen, te hebben en te leiden als met regt verworven schuld terstonts aan den verpagters moeten opleggen en betaalen.
15.
De provisoneel verpagting zal plaats hebben heden den twintigsten February duizend agthonderd en vijftien, en den finaale verpagting zal geschieden op den agt en twintigsten der zelven maand ten woonhuize en herberge van THEODORUS JAGERE te GEMERT voornoemd bij het uitbranden van een wasligt.
16.
De verpagters reserveren aan zich den magt, om, bij aldien de voorschreven goederen niet genoegzaam aan pagt volgens hun goeddunken mochten komen op te brengen, de verpagting te arresteren en geenen doorgang te doen hebben, waar omtrent de verpagters binnen een uur naar het solemneele hoogsels zullen declareren, en bij aldien het mocht gebeuren dat de verpagters den verpagting niet zouden approberen ieder gevallen zal niemand ietwas wegens slagen ofte herslagen konnen pretenderen.
17.
De voorschreve goederen zullen eerst om eenen jaarlijkschen pagt worden ten beurden gesteld, waar naer men dezulcke zal afdraegen voor den hoogsten, voor alle man zullende de hoogste opbieder het regt van voormijner hebben als na ouder gewoonte; en zal den hoogsten bieder ofte afmijnder onmiddelijk naer het afhangen gehouden zijn daar op te stellen veele ofte weinige dog ten minsten twee lagen ofte hoogen doende iederen slag ofte hoog twee guldens de slagen als na ouder gewoonte half voor den pagter en half ten voordelen der verpagters: waar naar het een ieder zal vrijstaan op heden tot het sluiten van dit tegenwoordig proces verbaal daar op te hoogen en te slaan, en op den dag der finale verpagting naar het voorlezen dezer conditien en voorwaarden tot en met het uitbranden van een wasligt hetgheen daar toe specialijk zal worden ontstoken en uitgebrand.
18.
De afhanger zich misgrijpende in het afhangen ofte twee of meerdere te gelijk mijnende zonder dat men konde onderscheiden wie de eersten mijnder was, zal men voorschreven goederen op nieuw afhangen zoo menigmaal zulks plaats heeft.
19.
De pagter zal op den dag der finale verpagting, aan handen van gemelde Notaris moeten betalen van iedere gulden der pagtpenningen, als mede der voorschreve pagte en bestaan gerekend van een enkel jaar, als mede de profitaleke slagen, eenen stuiver, dienende tot salaris ofte honoraar van gemelde Notaris, alles zonder kortingen aan den pagtpenningen.
20.
De pagt zal nog daar en boven aan gemelden Notaris (zoo haast zulks door gemelde Notaris van den pagter zal zijn gerequiteerd) moeten restitueeren de verschuldigde en door den zelven Notaris voorgeschoten, en betaalde regten van registratie dezer verpagtconditien, alles zonder kortingen als voren.
21.
De pagter zal nog daar en boven zonder kortingen als voor op den dag der finale verpagting van iederen gulden der pagtpenningen, de voorscreven lasten en pagten (gerekend over een enkeld jaar) als mede de profetable slagen tot wijnkoop moeten betaelen vier penningen, de wijnkoop te verwenden naar goedvinden van den verpagters; zullende de zelve mede verpligt zijn van op de voorschreve dag de hoogen ofte slage gelden aan de verpagters te betaalen.
22.
De pagter zal nog daar boven zonder kortingen als voor aan gemelden Notaris moeten betaalen tegen ordentelijk de leges van twee expeditien dezer verpagtconditien door gemelde Notaris act te rusten, als eenen voor den pagter en eenen voor den Heeren verpagters.
23.
Den slag- ofe hoog-gelder aangehaald in den 17e Articul dezer conditien en voorwaarden worden gerekend te strekken tot vermeerderinge der pagtpenningen tellende die selve vervolgens alle jaren gedurende de pagtjaaren bij de beloofde pagtpenningen door den pagter aan den Heere verpagters moeten worden het betaald; wordende vervolgens de inhoude van gemelde 17e Articul en die van den 21e dezer conditien en voorwaarden in zoo verre gealtereert en geabrogeert in zoo verren de zelve met dezen artikul strijdig besoude worden.
Naar voorlezinge van voorschr. conditien en voorwaarden worden gemelde koren- wind- molen, huis, stal, schuur, schop, bak-huis, hof en daar bij gehoorende wei- en teullanden en eenen jaarlijkschen pagt ten beurde gesteld.
En is voor gemelde goederen door THEODORUS de LOUW Molenaar wonende te UDEN Kanton GRAVE, Provincie BRABAND eenen jaarlijkschen pagt aengeboden van vierhonderd en tagtig gulden, waar naar afgehangen van agthonderd gulden en gedaalt tot vierhonderd zeven en tagtig guldens en daar op gemijnt bij THEODORUS de LOUW voorschreven 487: 0: 0
en heeft de zelven daar op gedaan agt heugen ofte slagen 8: 0: 0
Aldus gedaan en provisionlijk publiek verpagt ten woonhuizen van THEODORUS JAGERS te GEMERT voornoemd op heden den twintigsten February Duizend Agthonderd en Vijftien in tegenwoordigheid van JACOBS en ANTOON GROENEWALDT wever beide woonende te GEMERT voornoemd als getuigers hier toe versogt, welke dezen voorhandige acte naar gedaane voorlezing met ons Notaris en den Heere verpagters en provisionele pagter hebben ondertekend.
THEODORUS de LOUW
W.J. SPENS
H. SCHEY
D. JACOBS
A. GROENEWALDT
J.FR. AELDERS Notaris.
Geregistreert te ST.OEDENRODE den vier en twintigsten February 1815 folio 72verso C1.
Ontvangen twaalf stuyvers.
Dato 28-02-1815.
Akte 215.
En op heden Dingsdag den agt en twintigsten February Duizen Agthonderd en Vijftien zijnde de gefineerde dag tot den finaale verpagting der goederen gedesigneerd in het proces verbaal der preparatoire verpagting van dato twintigsten dezer, hiervoren, behoorlijk geregistreert ten kantore van registratie te ST.OEDENRODE op den vier en twintigsten February der zelve maand, zijn voor ons JAN FRANCIS AELDERS Openbaar Notaris residerende te GEMERT Hoofdplaats van het Kanton van den zelven naam, Arrondissement van EINDHOVEN, Provincie BRABAND, behoorlijk gepatenteerd in tegenwoordigheid van de getuigers hier naer genoemd, gecompareert de Heer WILHELMUS JOSEPHUS SPENS Koopman woonende te S'HERTOGENBOSCH Kanton van den zelven naam Provincie BRABAND, en den heer HENRICUS SCHEY Openbaren Notaris residerende te UDEN Kanton GRAVE Provincie meergenoemd, beide in hunne qualiteiten vermeld in het hoofd van het proces verbaal der preparatoire verpagting hier voren, welke ons Notaris hebben verzogt om over te gaan tot den finalen verpagting der zelve goederen, waaromme wij aan het verzoek der gemelde comparantie willende voldoen, hebben wij Notaris het proces verbaal aan de omstaanders voorgelezen, en zijn vervolgens overgegaan tot het ontvangen der hoogen ofte slagen en het ontsteken van een wasligt, waar op is gecompareert THEODORUS de LOUW Molenaar woonende te UDEN Kanton GRAVE, Provincie BRABAND welke heeft gedaan vijf en dertig slagen, is vijf en dertig gulden f. 35. 0. 0
Waar op het wasligt ontstoken zijnde is gecompareert JAN den DOOP Molenaar woonende te BAKEL Kanton van GEMERT Provincie BRABAND welke heeft
gedaan vijf slagen, is vijf gulden 5. 0. 0
En is gecompareert LAURENS van VALKENBURG koopman woonende te GEMERT voornoemd, welke heeft gedaan vijftien slagen is vijftien gulden f. 15. 0. 0
Waar naer is gecompareert den voorschreven JAN den DOOP welken heeft gedaan vijf slagen, is vijf guldens f. 5. 0. 0
Waar naer is gecompareert JOANNES NICOLAAS COPPENS Molenaar woonende te LIESHOUT Kanton van GEMERT Provincie BRABAND welken heeft gedaan vijf slagen, is vijf guldens f. 5. 0. 0
En is gecompareert den gemelden LAURENS van VALKENBURG welken heeft gedaan tien slagen, is tien guldens f. 10. 0. 0
Waar naer is gecompareert de gemelde JOANNES NICOLAAS COPPENS en heeft gedaan vijf slagen, is vijf guldens f. 5. 0. 0
En is gecompareert den gemelden JAN den DOOP Molenaar woonende te BAKEL, voornoemd, welke heeft gedaan vijf slagen, is vijf guldens f. 5. 0. 0
Waar naer het wasligt is uitgebrand, zonder dat imand maar heeft gelieven te slaan, en hebben de Heeren verpagters vervolgens de gedaane verpagting geapprobeert en tot pagter aengenomen den meergemelden JOANNES den DOOP.
En zijn mede gecompareert JAN JOOST BIEMANS eigenaar en JOANNES HENDRIKS van GROOTEL eigenaar beide woonende te BAKEL Kanton van GEMERT Arrondissement van EINDHOVEN Provincie BRABAND welke ter voldoeningen aan den inhoud van het dertienden artikel die conditien en voorwaarden vermels in het proces verbaal van den preparatoire verpagtingen welke verklaarden zich nu voor als er in schulden te stellen als borg en principaelen pagter, onder renuntiatie van den voorregte van voorrang, schuldsplichtig en uitwinning, houdende zich van den effecte van dien voor wel onderrigt als mede onder afstand van de verdere
en exeptie den borgen naer richter ofte eenige costuimen en deze conditien en voorwaarden ider als principaele pagter in alle desen te zullen voldoen en naerkomen zich submitterende aan de van alle hare gerigte en rigters, daartoe verbindende hunne personen en alle hunne goederen en verders als na regten.
Waer naer den Heeren verpagters, en pagter overgegaan zijnde ter taxxatie van het onderhoud van voorschreven Koren- Wind-molen cum annexisch huis, stal en schuur, schop en bakhuis, leverantie van stroo, en het ghenen verders tot bezwaar van de pagtpenningen zouden kunnen dienen, zoo hebben den verpagters en pagter het van alle de voorschreven goederen gerekend op eenen somme van vijftig guldens jaarlijks; zonder egter door de voorwaerdige taxxatie eenig prepadicen ander en houden der voorschreven ardatie en voorwaarden te willen te brengen, als blijvende die zelve in haar geheel.
Aldus gepachseert en finael publiek verpagt ten woonhuyze van THEODORUS JAGERS tapper te GEMERT voornoemd op den agt en twintigsten February Duizend agthonderd en vijftien in tegenwoordigheid van DIONISIUS JACOBS musicant en ANTOON GROENEWALDT wever, beiden woonende te GEMERT voornoemd als getuygers hier toe versogt welke deze tegeswoordige acte naer gedaene voorlezinge met de Pagter JAN den DOOP, ende borgen, JAN JOOST BIEMANS en JOANNES HENDRIKS van GROOTEL, de Heere Verpagters, en ons Notaris hebben ondertekend; Wij keuren goed de doorhalingen des woord Vijf tweemaals en de bovenzetting dew woords tien tweemaal in den twee en dertigsten regel der zesde bladzijde, als mede tweemaal des woords vijf in den vijf en twintigsten regel der zelve bladzijde.
JAN den DOOP
J. BIEMANS
J. van GROOTEL
W.J. SPENS
H. SCHEY
D. JACOBS
A. GROENEWALDT
J.F. AELDERS Notaris.
Rijksarchief Den Bosch, inv.nr. 2129, akte 241,
d.d. 13-05-1815.
WINDMOLEN VAN BAKEL.
Voor ons JAN FRANCIS AELDERS Openbaar Notaris residerende te GEMERT Hoofdplaats van het Kanton van den selven naam, Arrondissement van EINDHOVEN, Provincie BRABAND in tegenwoordigheid der getuygers hier naer genoemd zijn gecompareert JACOBUS SCHOONWATER Molenmaker woonende te UDEN, Kanton GRAVE, Arrondissement van NIJMEGEN, Provincie voornoemd, en ZEEGER KOUMANS Molenmaker woonende te BERCHEM Kanton van RAVENSTEYN, Arrondissement van NIJMEGEN, Provincie voornoemd, welke comparanten verklaarden bij desen, ter requisitie van den Heer WILHELMUS JOSEPHUS SPENS Koopman woonende te S'HERTOGENBOSCH Kanton van den zelven naam, Provincie voornoemd als last en procuratie hebbende van den Heer MAXIMILIAAN ANTONY van SPEELBERG de LOVENJOEL eigenaar woonende te LOVEN Provincie van BELGIEN, blijkens acte van procuratie voor den Notaris HENDRIK van den PAVORT residerende ten gemelden S'HERTOGENBOSCH en getuigers binnen S'HERTOGENBOSCH meergenoemd op den veertienden July Duizend agthonderd en twee gepasseert, waar van de grosse aen de acte voor ons Notaris en getuigers op den twintigsten February verleden dezes jaars verleden voorkomende sub. No. 208 en behoorlijk geregistreert ten Kantore van registratie te ST.OEDENRODE op den vier en twintigsten February jongstleden, is geannexeert; als mede ter requisitie van gemelden Heer WILHELMUS JOSEPHUS SPENS als zich fort en sterk makende voor den Heer GERARDUS RAYMAKERS Medicina Doctor woonende te VENRAY, Kanton van HORST, Arrondissement van CLEVE, Departement van de ROER, en nog ter requisitie van den Heer HENRICUS SCHEY Openbaar Notaris resideerende te UDEN, Kanton GRAVE, Provincie voornoemd, zoo voor zich zelve, als mede als last en procuratie hebbende van Mejuffrouw PETRONELLA VOS Weduwe van wijlen den Heer JOANNES SCHEY, eigenaresse, en van Mejuffrouw ANNA MARIA SCHEY egtgenoote van den Heer ADRIANUS van den BROEK Brouwer, alle woonende te UDEN voornoemd, blijkens acte van procuratie van brevet gepasseert voor den Notaris JOSEPHUS FRANCISCUS de KUYPER residerende te VECHEL, Kanton van ST.OEDENRODE, Arrondissement van EINDHOVEN, Provincie BRABAND, en getuigers in voornoemde VECHEL op den negenden February deses jaars gepasseert en behoorlijk geregistreerd ten kantoore van registratie te ST.OEDENRODE op den zestiende der zelve maand, zijnde die zelfde acte van procuratie mede geannexeert aan de voor ons Notaris en getuigers gepasseerde acte van dato twintigsten February deses jaars voorkomende sub. Numero 208 inhoudende de preparatoire verpagting in het openbaar van den Wind- koorn- molen, huis, stal, schuur, schop, bakhuis, hof en zo wei- als teul-landen staande en gelegen binnen de gemeente van BAKEL, hier voren geciteert, en zoo als voorzegd is behoorlijk geregistreert, op den vijfden Mey dezes jaars, te hebben gevisiteert, geexamineert en gepriseert den Koren- wind- molen van BAKEL voorschreven met den zelfs gaande en staande werken en hetghene daer aen annex is. Mitsgaders het molenhuis, stal, schuur, schop en bakhuis alle te BAKEL voornoemd gestaan, thans in pagt gehouden bij JAN den DOOP ingevolge en krachtens de publieken acte van verpagtingen voor ons Notaris en getuigers binnen GEMERT meergenoemd op den agt en twintigsten February, jongstleden gepasseert en behoorlijk geregistreert ten Kantore van registratie te SR.OEDENRODE op den zesden Maart daar aan volgende; en is den zelve prisatie als volgt onder comparantie door ons Notaris gevraagd zijnde of zin waaren voor zich van een behoorlijk patent omtrent de uitoefening van hun beroep. Zoo hebben die zeker geadviseerd, dat de pertentie over dat jaar nog niet zijn uitgereikt geworden dog dat zij zich tot bekooming voor acte van patent hebben begeven gehad ider bij den Burgemeester hunner gemeente, en dat de Burgemeester van UDEN A.J. VERHOEVEN aan den eersten in ordine comparant daer omtrent een certificaat op heden heeft afgegeven ten blijken dat den gemelden JACOBUS SCHOONWATER zich ter bekooming van patent heeft aangegeven en den Burgemeester PETER van GALEN aan den comparant ZEGER KOUMANS eengelijks op heden een certificaat heeft afgegeven, ten blijken dat gemelden ZEGER KOUMANS zich eengelijks tot bekoming van patent als Molenmaker heeft aangegeven, zijnde beide den gemelden certificaten aan ons Notaris en getuigen bij het passeren deses gebleken.
Eerstelijk volgt de prisatie van het staande werk van voorschreven Molen.
1.
De twee steenen pilaaren onder den voorschreven wind- koren- molen waardig bevonden en gepreseert op vier en tagtig guldens f. 84.00.00
2.
De twee hoogste pilaaren onder den zelven molen gepriseert op negen en negentig guldens f. 99.00.00
3.
De agt <pereluwen? (of pilaaren)> en agt muurplaten op zeven guldens f. 7.00.00
4.
Het geheel kruiswerk bestaande in twee kruisplaaten en agt aanzetels op twee honderd zestig gulden f. 260.00.00
5.
Den standaart met den zadel en het daar aan behoorend ijzerwerk op drie honderd en drie guldens f. 303.00.00
6.
De steenbalk <steunbalk?> met de tafel, en eenen stormband met daar toe behoorend ijzerwerk op honderd en vijf guldens en tien stuivers f. 105.10.00
7.
De twee zomerbalken met de kalven, twee voeghouten met de slakken van ijzerwerk op zestig guldens f. 60.00.00
8.
De stort, trap, met zijn toebehooren, hangsels, loopstaaken, de geheele galerije met de haringen op tagtig guldens f. 80.00.00
9.
Den onderzolder met den ribben planken, nagels en twee binnen trappen op negentien gulden f. 19.00.00
10.
De geheele steenbedding van den agtermolen, met balken, de schaale, vonders, hangsels, ringhout met den meelbak, ligt en boom, met alle ijzerwerk, op vijf en veertig guldens f. 45.00.00
11.
Den bovenzolder met ribben, pilaaren, nagels, het geheele steenbed vam den molen, met balken, nagels en beugels, sonder onsigtbaar ringhout met de meelpijp en meelbak en al wat daar toe behoort op een en zestig gulden f. 61.00.00
12.
Den pijnbalk met de standaartbalk en twee ijzerbalken met zijn bijbehoorend ijzer, op agt en veertig guldens f. 48.00.00
13.
De geheele kap, beslaande een zes kapgespannen, met planken, nagels en schalien, en al wat daar aan hoort met <monningskap?> en schiltje, op negen en zeventig gulden f. 79.00.00
14.
De Windpenatie met kaar- en weerstijl, hoekstijl, krevelens met het ijzerwerk daar bij op drie en dertig guldens f. 33.00.00
15.
Het geheele stormeind bestaande in twee hoekstijlen, en dwarsbalken, steekbanden en naald, harbelels en planken, schalien, nagels en al het ijzerwerk daar toe behoorende, op drie honderd en vier en zestig gulden f. 364.00.00
16.
Het geheele maareind bestaande in twee hoekstijlen, deurstijlen, dwarsbalken, steekbanden, karbels, deur, vengster, gehengen, slot, grendel, planken, nagels en al het daar aan hoorend ijzerwerk, op drie honderd vijf en veertig guldens f. 345.00.00
17.
Den praamzijde, bestaande in waterlijst, steenlijst, daklijst, klamantstijlen, riegel, werkplanken, nagels, en al het gheene daar aan hoort, op drie honderd en vijftien guldens en tien stuivers f. 315.10.00
18.
De andere zijde van den praam, eengelijks op drie honderd vijftien guldens en tien stuivers f. 315.10.00
Dus bedraagd het geheele staande werk van den voorschreven Wind-koren-molen, de somma van twee duizend zes honderd en drie en twintig guldens en tien stuivers f. 2623.10.00
De vorige of laatste presatie door ADRIANUS HOMBERGEN en ANTONI SWINKELS beide Molenmeesters, betrekkelijk, het staande werk van den voorschreven Wind-koren-molen op den zestienden Mey duizend agthonderd en drie gedaan, volgens daar van op den zeventienden Mey des zelve jaars ter Secretarije van BAKEL EN MILHEEZE gepasseerden wettelijke acte, bedraagd in toto twee duizend drie honderd vijf en veertig guldens en zeventien stuivers f. 2345.17.00
dus verbeterd sederd den laatste presatie, twee honderd zeven en zeventig guldens en dertien stuivers f. 277.13.00
Hier volgt den presatie van het gaande werk van den voorschreven Wind-koren-molen.
1.
De buiten borst met de twee lassen, banden en bouten en al het gheene daar toe behoort op honderd en vijfuldens f. 105.00.00
2.
De binnen borst met de twee lassen, banden en bouten op vijf en negentig guldens en tien stuivers f. 95.10.00
3.
De bovenas met strapen, banden en scheeren en al wat daar toe behoort op twee honderd drie en zevtig gulden f. 273.00.00
4.
Het kamrat der voor en agtermolen met zijn ijzerwerk op twee honderd zes en vijftig guldens f. 256.00.00
5.
Den praam met praambalk, scheij, wip en al het ijzerwerk daar toe behoorende op een en zeventiguldens en vijf stuivers f. 71.05.00
6.
Het Ronsel van den voormolen, banden en bouten op vijftien guldens en tien stuivers f. 15.05.00
7.
Het Ronsel van den agtermolen, bouten en banden op dertien guldens f. 13.00.00
8.
De kammen en staaven van den voormolen en van den agtermolen op negen en dertig ldens f. 39.00.00
9.
Het luyas met gavelrat, luyrat, ezel en wip en wat daar toe behoord met het ijzerwerk op zeven en dertig guldens en tien stuivers f. 37.10.00
10.
De kuijp, kaar, schoen, kistjen, kuypdeksel, kaarboomen van den voormolen, met al het daar toe gehoord ijzerwerk op agtien guldens en tien stuivers f. 18.10.00
11.
De kuyp, kaar, schoen, kistjen, kuypdeksel, kaarboomen van den agtermolen met al het ijzerwerk daar toe gehoorden op negen guldens f. 9.00.00
12.
Het staakijzer van den voormolen op zeven en vijftig guldens f. 57.00.00
13.
Den Rijn of kluy op drie en twintig guldens f. 23.00.00
14.
Den onderspijl, spoor, hals en spil van den voormolen op twee en twintig guldens f. 22.00.00
15.
Het ijzerwerk van de agtermolen, den klauw met de bovenspil, koring met banden en bouten, op negen en veertig guldens f. 49.00.00
16.
Den Rijn of kluy van den agtermolen op drie en twintig guldens f. 23.00.00
17.
Den onderspijl of spoor en hals van de agtermolen op negentien guldens f. 19.00.00
18.
De twee steenreepen en twee klamanten op vier en veertig guldens f. 44.00.00
19.
De binnen en buiten reep op negen guldens en vijf stuivers f. 9.05.00
20.
Het praamtouw, de keten om de zakken bij te zetten, spiltouw, sakkoort, riemen en ballen op zesuldens f. 6.00.00
21.
De vier steenhouten van de voormolen en van den agtermolen, twee steenbouten, raalen, sluypen, spiën, krephouten, twee handboomen en twee vuisters op elf gulden en agt stuivers f. 11.08.00
22.
Hals en de pijnsteenen en twee lussen, op zes guldens en tien stuivers f. 6.10.00
23.
Een korenvat en kuip, op drie guldens f. 3.00.00
24.
De kruyas, kruyketen en elf palen op agt guldens en vijf stuivers f. 8.05.00
Des bedraagd de presaten van alle het gaande werk een somme van duizend twee honderd vijftien gulden en drie stuivers f. 1215.03.00
De laatste presatie van het voorschreven gaande werk door PETER van GELDROP en JAN de RUYTER, beide Molenmeesters op den eersten Mey duizend zeven honderd en negentig volgens daar van ter Secretarije van BAKEL op den eersten Mey des zelve jaars gepasseerden scabinaale acte bedraagd vier honderd zes guldens en tien stuivers, daar moet hier bij komen het kamrat het ghene alstoen op de presatie niet was gebragd, en het ghene bij deze is getaxeert ofte gepriseert op twee honderd en zes en vijftig guldens, dus samen een somme van zeshonderd twee en zestig guldens en tien stuivers f. 662.10.00
Dien tegens verbeterd zederd den laatste presatie hier voren vermeld, ter somme van vijf honderd twee en vijftig guldens en dertien stuivers f. 552.13.00
Hier volgt de presatie der Molensteenen.
1.
De Loopersteen van den voormolen zijnde een breukeling, is op den vier kwartier gemeten en zwaar bevonden, zestien op zeven agste duim, Rijnlansche maaten, berekend op twaalf guldens per duim, maakt twee honderd twee guldens en tien stuivers f. 202.10.00
2.
De liggere steen van den voormolen zijnde een breukeling gemeten als voorschreven en zwaar bevonden tien duim Rijnlandsche maat, berekend tegen twaalf guldens per duim, maakt honderd en twintig guldens f. 120.00.00
3.
De Loopere steen van den agtermolen gemeten als voorschreven en zwaar bevonden twaalf en zes agste duim Rijnlandsche maten, en vermits ook een breukeling is, berekend tegen twaalf guldens den duim, maakt honderd en drie en vijftig guldens f. 153.00.00
4.
De Ligger-steen van de agtermolen gemeten als voorschreven en zwaar bevonden zeven duim Rijnlandsche maaten en vermits geen breukeling maar een ongeschonden steen is, berekend aan veertien guldens per duim, maakt agt en negentig guldens 98.00.00
Vervolgens bedragen alle de voorschreve Molen-Heeren volgens presatie eene somme van vijfhonderd drie en zeventig guldens en tien stuivers f. 573.10.00
De presatie der Molen-Heeren door de Molenmeesters PETER van GELDROP en JAN de RUYTER op den eersten Mey duizend zevenhonderd en negentig gedaan bedraagd vijf honderd een en twintig guldens en tien stuivers f. 521.10.00
Dus bedragen de voorhandige steenen meerder dan de vorige presatie, twee en vijftig guldens f. 52.00.00
Hier volgt de presatie van het Molenhuis, schuur, schop en bakhuis met waterput en zoo voorts.
1.
De gevel van het molenhuis naar het Oosten staande met Engelsche schouw en schoorsteen, met een lijst om de schouw gewerkt, met een glasraam met vengsters gehangen duimen grendel en knip en eenen ijzeren sluitboom daar over, een zolder raam met bovenligt, kelder-raam met ijzere spijlen en tien ankers daar aan gepreseert op drie en zestig guldens f. 63.00.00
2.
De geheele muur naar het Zuiden tegen de kamer, keuken en agterhuis, en drie schuifraamen, een kloosterraam met glas en vengsters gehangen, duimen, grendels, knippen van ijzeren boomen op de vengsters, een zolder vengster met die raamen gehangen, duimen en grendels, nog twee deur-raamen met boven-ligt, met glazen deuren, gehangen duimen en eenen boom, grendels, slot. Nog twee groote deurraamen met groote deuren gehangen duimen, en nog vier ankers op
honderd en agtien guldens f. 118.00.00
3.
De muur in het Westen op twaalf guldens f. 12.00.00
4.
De muur naar het Noorden staande naast de Molen, en twee bokraamen met glazen vengsters, duimen, gehangen, grendels en knippen, een ijzere tralie, en een klooster-raam met ijzere spijlen, glazen, vengsters, duimen, gehangen en gehengen, grendels en knippen op vijf en zestig guldens f. 65.00.00
5.
Het geheele dak in het Zuyden, latten, opleggers, stroo en nagels op zes en dertig guldens f. 36.00.00
6.
Het geheele dak van het schilt in het Westen, opleggers, stroo, latten en nagels op elf guldens f. 11.00.00
7.
Het geheele dak in het Noorden zoo wel het pannen als strooyen-dak, opleggers, latten, nagels en een raamken op den zolder op zeven en vijftig guldens f. 57.00.00
8.
Een luyas met gavelrat met binnen en buiten reep en ijzerwerk op twee guldens en tien stuyvers f. 2.10.00
9.
Den zolder boven de kamer in het Oosten, balken, planken, ribben en nagels op negentien guldens en tien stuyvers f. 9.10.00
10.
Twee gebijnten in de keuken, en twee kap-gebijnten waar in eene gording, en de zolder met ribben, planken en nagels en een bedstede op den zolder, op agt en dertig guldens f. 38.00.00
11.
Den zolder boven de geut, ribben, planken en een wenteltrap op eenen gulden en vijf stuivers f. 1.05.00
12.
De slaapkamer in het Noorden, den zolder daar boven met ribben, planken, nagels en twee bedsteeden daar in op negen guldens en vijf stuyvers f. 9.05.00
13.
Den zolder boven de slaapkamer in het Zuiden, met ribben, planken, nagels en eene bedsteede, op vijf guldens f. 5.00.00
14.
De twee bedsteeden op de kelderkamer in het Noorden op eenen gulden en vijftien stuyvers f. 1.15.00
15.
De binnenmuur tusschen de keuken en de groote kamer met een deurraam en deur, gehengen, duimen en slot en eene bedsteede daar in, op een en twintig gulden
f. 21.00.00
16.
De binnenmuur tusschen de kelder en de groote kamer op tien guldens f. 10.00.00
17.
De vloer in de groote kamer met roode en blauwe plavuysen op negen guldens en tien stuyvers f. 9.10.00
18.
De binnen muuren tusschen de keuken, kelder, geut en slaapkamer met vier deurraamen met deuren, gehengen met al wat daar aan hoort, met een plavuysen vloer in het slaapkamer, een vloer op de geut, nog een vloer van plavuysen op de opkamer, en gewelfden kelder met eene vloer daar in van plavuysen, op negen en zestig gulden f. 69.00.00 19.
De binnen-muur tusschen de keuken en de kleine kamer in het Zuiden, met een deurraam, daar in deur, duimen, gehengen, met een vloer van plavuysen in het kamertje, op vijftien guldens f. 15.00.00
20.
De brandgevel tusschen het woonhuis en het agterhuis met een gemetselde schoorsteen, deurraam, deur, duimen, gehengen grendels en eenen gemetselden bedstede daar in. Zijnde de muur onder de schoorsteen met witte en bruine steentjens bezet, en een fornuis daar in, met een planke lijst om de schouw of schoorsteen, op vijf en veertig gulden f. 45.00.00
21.
De vloer in de keuken van roode en blauwe plavuysen op elf guldens f. 11.00.00
22.
De vier gebijnten in het agterhuis bestaande in stijlen, balken, karbeelen, spreybanden; nog een lasgebont bestaande in stijlen en eenen balk; nog een muur van steen en planken, deurraam, deur, en gehengen tusschen de schuurdeel en den stal, nog een paardenstal, met bak en rijf, nog een voorstal voor de koeyen met zijn toebehooren, nog muurplaeten en wormen, op een en zestig gulden. f. 61.00.00
23.
De vier kapgebijnten met gordingen, naald, en al wel daar toe behoord op drie en veertig gulden f. 43.00.00
24.
Een schuurken agter het huis van twee gebond, bestaat in stijlen, balken, karbeels, sprijbanden, wormen, plaaten, intogen, gespannen en afhangen, latten, nagels en stroo; nog twee varkens-kooyen er in gemetseld, nog deuren gehengen, duimen, slot en al wat daar aan hoort op zeven en dertig guldens f. 37.00.00
25.
Nog een karre=schop, in hout, stroo en ijzer en al wel daar aan hoort, op twaalf guldens f. 12.00.00
26.
Het bakhuis met twee gevels, twee zijden muuren, schoorsteen, bakoven met den onderoven, een fornuis en een vloer van plavuysen; in den gevel een deurraam met deur duimen en gehengen, klink en ring, slot en sleutel, nog boven eene glas=raam met ijzere spijlen; nog eenen raam in den zijde=muur, met glazen vengsters, duimen, gehengen, en eenen boom daar over; nog twee kap=gespannen, met spreybanden en gordinge, plaeten, latten en gespan, twee balken met ribben, planken, nagels en al wel daar aan hoort op honderd een en vijftig guldens f. 51.00.00
27.
Een gemetseld secreet ofte latrien met deur=raam, zonder deur, op zes guldens f. 6.00.00
28.
De waterput met een raam daar voor, putsteiger, wip, putroeden, emmer en daar toe gehoorend ijzerwerk op dertien guldens f. 13.00.00
Dus bedraagd den geheelen presatie van het molenhuis, schuur, schop, bakhuis, secreet ofte latrien en waterput eene somme van negenhonderd en twee en veertig guldens en vijftien stuyvers f. 942.15.00
De laatste presatie daar van door de Molenmeesters ADRIANUS HOMBERGEN en ANTONI SWINKELS zoo als voorschreven staat op den zestienden Mey duizend agthonderd en drie gedaan volgens acte daarvan gepasseert ter Secretarije van BAKEL op den zeventiende der zelve maand bedraagd in toto vijfhonderd en zeventig guldens f. 570.00.00
Dien volgens verbeterd zederd den laatste gedaane presatie ter somme van drie honderd en twee en zeventig guldens en vijftien stuyvers f. 372.15.00
Aldus deze presatie gedaan volgens ons beste kennisse en wetenschap en zonder arg ofte list ter Requisitie als in het hoofd dezer.
Gedaan en gepasseert ten woonhuyze van de Weduwe PITER van den BOOM te BAKEL Kanton GEMERT op heden den dertienden Mey duizend agthonderd en vijftien in tegenwoordigheid van JAN van EMST Molenaar en JAN van WIJK bouwman, beide woonende te BAKEL voornoemd als getuygen hier toe verzogt, welke deze voorhandige acte naer gedaene voorlezinge met de comparanten en ons Notaris hebben onderteekent.
JACOBUS SCHOONWATER
SEEGER KOUMANS
JAN van EMST
JAN van WIJK
J.F. AELDERS Notaris.
Notariele Archieven. Inv.nr. 150. Akte 32. Notaris Rovers te Beek en Donk.
d.d. 07-10-1815.
Op heden den zevenden October een duyzend agt honderd vijftien, des namiddags om drie uuren, ten verzoeke van de Heer PETER van GIJSEL, Molenaar woonende te POPPEL, Canton ARENDONK, Arrondissement TURNHOUT, Departement der TWEE NETHEN, toeziende voogd van de vier minderjarige kinderen van weilen PETER van HEESWIJK in echte verwekt bij ADRIANA GENET, genaamd JOHANNA, PETRONELLA, WILHELMUS en ANNA MARIA.
Wij JACOB HENDRIK ROVERS Openbaar Notaris residerende te BEEK en DONK, Canton GEMERT, Arrondissement EIJNDHOVEN, Provincie NOORD-BRABAND, zijn overgegaan tot inventarisatie der roerende goederen en meubelen, nagelaten bij weilen den Eerwaarden Heer GULIELMUS van HEESWIJK in leven Roomsche Pastor te BAKEL Canton GEMERT voormeld. Welke zal bevinden ten zijnen sterfhuijse, in tegenwoordigheid van JOHANNES van HEESWIJK, Molenaar, en GOSEWIENUS van HEESWIJK, Bierbrouwer, beide wonende te VUGT, Canton BOXTEL, Arrondissement S'HERTOGENBOSCH, Departement NOORD-BRABAND voormels, als mede erfgenamen, en PETER van GIJSEL toeziende voogd voornoemd, en in het bijzijn wijders der hier nagenoemde getuijgen als volgd.
In de linker zeij kamer, hebbende het uijtzigt op de straat, hebben wij gevonden.
Een laay taaffel waar op eenig porselijn,
een grote spiegel,
veertien stoelen,
eene schilderij,
negen zo grote als kleine platen,
een nagt tafeltie,
voor de schoorsteen eenige thee kopjes en schoteltjes,
een ledikant met een blauw gebloemd behangsel,
een vere bed en hoofd peluw.
Ten tweeden hebben wij bevonden in de rechter zeij kamer, hebbende het uytzigt als voor.
Vier en twintigh zilveren tafel lepels,
zes dito kleine,
een zilvere suyker lepel,
vier en twintig zilvere vorken,
twee kleine dito,
een zilver zakhorlogie,
een paar zilvere broekgespen,
drie snuyfdozen met zilver beslag,
een kast houdende eenige glazen en porselijn,
vier taaffels,
een tafelhorlogie.
elff stoelen,
een spiegel,
een keldertje <= geheim gemak, privaat, plee>,
twee tabaks kistjes,
zes grote en dertien kleine platen,
een vuureyser, schup, tang en blaasbalk,
een thee stoof,
een staande horlogerie en een porselijn stelsel.
Ten derden in de keuken, hebbende het uytzigt in den hoff.
Twee kastjes,
zeven koperen zo grote als kleine ketels,
zeven tinne schotels,
twee eysere ketels,
vier tinne waterpotten,
een groote kopere wasketel,
twee kopere koffiepotten,
een kopere theeketel,
een dito eysere,
zes kopere en tinne kandelaars,
twee kopere lampen,
twee tinne bierkannen en twee kopere koffie kannen,
een vijsel,
een koek en bedpan,
twee tinne comvooren
een kopere zigt,
twee kopere schuymspanen,
een kopere vispan,
een dito met poten,
een tinne schenkbord,
een tinne trekpot,
een tinne babakspot,
een koper comfoor,
een blekke zigt,
twee kopere blakers,
een zogenaamde Engelsche lamp,
twee emmers,
een slaay emmer,
twee blaadjes,
een verlakt doosje,
vijff paar bedlakens,
agt paar kussensslopen,
een paar linne bed behangels,
een veere bed met hoofd peuluw,
een hoofd kussen,
een paar lakens,
drie dekens,
een paar rode behangsels,
twee blekke thee bussen,
twee halen,
een vuureyser,
een tang,
een schup,
zeventien messen,
een hammes en vork,
verders eenige rommelderij.
In een opkamer hebbende het uytzigt in den hoff.
Eene kast waar in drie mansrokken,
twee kamizolen,
een overkleed,
vijf broeken,
een stuk linnen groot circa twee en twintigh ellen,
een veeren bed en peuluw,
een wolle deken,
een katoenen deken,
twee hoofdkussens,
een paar blauwe gedrukte behangsel,
vier stoelen,
een taaffel,
een boekekas met eenige boeken.
In de bovenkamer hebbende het uytzigt op de straat.
Een cabinet,
negen paar slaaplakens,
zestien hemden,
twintigh handdoeken, nieuwe,
twintigh oude dito,
vier paar kusssenslopen,
twaalff tafel lakens,
agt en zestigh servetten,
een ledikant behangen met blauw en wit geruyte behangsel,
een veere bed, hoofdpeuluw en twee kussens,
een wolle deken,
een katoenen deken,
een paar slaaplakens,
zes stoelen,
een spiegel en een taaffeltje.
In een andere bovenkamer,
Een paar bed behangsels.
Op den zolder.
Eenige rommelderij van wijnig waarden.
En na den Eed te hebben afgenomen, welke door JOHANNA FRANCIS KLUYTMANS, Dienstmeijd, bewonende het huys waar in gemelde geinventariserende goederen berustende zijn, is afgelegd, daar bij verklarende dat (voor zo veel haar bekend is) geene der goederen tot dezen inventaris behorende zijn vervreemd, en dat niets meer te inventariseeren is overgebleven, hebben wij dezen inventaris gesloten.
Waarvan de acte aan de comparanten is voorgelezen.
Gedaan te BAKEL voormeld ten sterfhuyze van genoemde Heer GULIELMUS van HEESWIJK ten dage, ter maand en ten jaare als oven in het bijwazen van JOHANNES WILLEM BIEMANS Herbergier en MARTINUS van de POEL Koopman beide wonende alhier te BAKEL als getuygen, welke deze met PETER van GIJSEL, JOHANNES van HEESWIJK en GOSEWINUS van HEESWIJK ondertekend hebben, terweil JOHANNA FRANCIS KLUYTMANS op onze gedane requisitie heeft verklaard niet te kunnen schrijven.
PETER van GIJSEL
J. van HEESWIJK
G. van HEESWIJK
J. BIEMANS
M. van der POEL
J.H. ROVERS Notaris.
Bakel 1816.
Notaris G.v.Riet te Deurne, akte 456,
d.d. 06-04-1816.
Compareerde voor mij GERARD van RIET, Openbaar Notaris residerende te DEURNE, Canton ASTEN, arrondissement EINDHOVEN, Provincie NOORD BRABAND en in presentie van de nagenoemde getuigen.
HUIBERT van LEYENBURG, Landbouwer, CATHARINA van LEYENBURG in huwelijk met ANTONIUS van den BIGGELAAR Landbouwer, ten desen Effecten geassisteerd en geadviseerd door haren voornoemden man, allen wonende te DEURNE, JAN van LEYENBURG en LEONARDUS van LEYENBURG beiden Bouwlieden wonenden te BAKEL Canton GEMERT, dewelke verklaren met Elkanderen te willen aangaan en maken eenen Scheidinge en deilinge van Zodanige vaste goederen als alhier te DEURNE, mitsgaders onder de Gemeente BAKEL en AARLE geleegen, en door het overlijden van hunnen Vader JOOST van LEYENBURG overleden en begraven te DEURNE in Den Jaare Een Duizend Zeeven Honderd Zes en Neegentig, nagelaten Zijn, En met Elkanderen Over de waarde der goederen als over het formeren der Loten te Zijn Over eengekomen in Voegen als volgt.
Eerste Lot.
Een huys, Schuur en Stallinge met hof en aangelag, groot Een lopense Twintig Roeden, Staande ende gelegen te DEURNE, ter plaatse genaamd "de MEULENHOF" belend met eene zijde aan het Erf van LEONARDUS KUYPERS, met andere "de STRAAT", gewaardeerd op Twee honderd vijftig gulden.
2e. Een perceel groes genaamd "den HOGENDRIES", groot twee lopensen achttien Roeden gelegen als voor belend met eene Zijde aan het Erf van JAN en JOACHIMUS van den HEUVEL, met anderen "de STRAAT", gewaardeerd op Vijftig gulden.
3e. Een perceel Land genaamd "den BERKGRAAF", gelegen als voor, groot Vijf lopense dertig Roeden, belend met een Zijde aan het Erf van De Kinderen JAN van den HEUVEL, met andere de gemeente, gewaardeerd op Een honderd gulden.
4e. Een perceel heyde genaamd het Eeuwsel, geleegen als voor, groot Vier lopense, belend met een Zijde aan het Erf van De Kinderen HENDRICUS HENDRIKS met andere JAN CORNELIS JANSEN, gewaardeerd op Tien gulden.
5e. Een perceel groes geleegen als voor genaamt "het HOOYVELD" groot Vijf lopense Vijf en Twintig Roeden, belend met een Zijde aan het Erf van De Kinderen HENDRICUS HENDRIKS met anderen De Kinderen LUCAS van der HEYDEN gewaardeerd op Een honderd gulden.
6e. Een perceel groes geleegen als voor genaamt "het HEUVELS EEUWSEL" groot Vier lopense acht Roeden, belend met eene Zijde aan het Erf van De Kinderen JAN van den HEUVEL met andere "de STRAAT", gewaardeerd op Een honderd gulden.
7e. Een vierde part in een perceel groes en heyde genaamd "de MEULENHOFS EEUWSELS", groot in 't geheel Zes lopense Zeeven Roeden, belend met Eene Zijde aan het Erf van De Kinderen DIRK van den HEUVEL met andere LEONARDUS KUYPERS en andere, gewaardeerd op Vijf gulden.
8e. De helft in een perceel groes en heyde genaamt "de HOYHORSTEN", gelegen als voor groot in 't geheel Dertien lopense Twee en twintig Roeden, belend aan eene zijde aan het Erf van DE Kinderen DIRK van den HEUVEL, met andere De Kinderen JAN van den HEUVEL, gewaardeerd op Tien gulden.
9e. Een perceel groes genaamd "de MEULENHOFS EEUWSEL" gelegen Onder den Dorpe van BAKEL groot Twee Lopense Vijf en Twintig Roeden, belend met eenen zijde aan het Erf van de Kinderen JAN van den HEUVEL, met andere De Kinderen DIRK van den HEUVEL, gewaardeerd op Tien gulden.
10e. Een perceel land genaamd "De KAMP", gelegen als voor groot Vijf Lopensen, belend met een Zijde aan het Erf van De Kinderen LUCAS van der HEYDEN en met andere SIMON NOOYEN, gewaardeerd op Een honderd Vijf en Twintig gulden.
11e. Een perceel Land in de Akkers gelegen als voor, groot Circa Zes lopensen, belend met een Zijde aan het Erf van ANTONY JAN TEUNISSE, met andere FRANCIS van den BERG en andere, gewaardeerd op Een honderd Vijftig gulden.
12e. Een perceel land genaamd "de HEES", gelegen als voor, groot Vier lopense, belend met een zijde aan het Erf van JAN MATHIJS MANDERS, met andere De Kinderen JAN van den HEUVEL, gewaardeerd op Zestig guldens.
13e. De helft in een perceel groes in "de BAKELSE BEEMDEN", groot in 't geheel Twee lopense, hooyende met De Kinderen DIRK van den HEUVEL en andere, gewaardeerd op Vijf gulden.
14e. De helft in een perceel groes of hooyland aldaar, groot in 't geheel Vier lopense, hooyende met De Kinderen DIRK van den HEUVEL en andere, gewaardeerd op tien gulden.
15e. Een vierde part in een perceel groes of hooybeemd groot in 't geheel Agt lopense, geleegen onder den Dorpe AARLE, ter plaatse genaamd "de WOLFSPUTTEN", hooyende met De Kinderen HENDRICUS HENDRIKS, gewaardeerd op Tien gulden.
16e. Een zesde part in een perceel groes of hooybeemd aldaar, groot in 't geheel Vier lopense, hooyende met De Kinderen HENDRICUS HENDRIKS, gewaardeerd op Vijf gulden.
Totaal Een Duizend guldens.
Tweede Lot.
1e. Een vierde part in een perceel hooybeemd, gelegen Onder den Dorpe AARLE, ter plaatse genaamd "de ELSHORST", groot in 't geheel Circa Neegen lopensen Veertien Roeden, hooyende met GODEFRIDUS VERHOFSTAD en andere, gewaardeerd op Een honderd gulden.
2e. Twee honderd guldens kontante Penningen uit te keeren en te voldoen door die geene die het Eerst Lot zal te beurt vallen.
Totaal drie honderd guldens.
Derde Lot.
1e. Een perceel land geleegen Onder den Dorpe BAKEL, groot drie lopense, belend met eene zijde aan het Erf van De Kinderen JAN MARTENS, met andere LEONARDUS van LEYENBURG, gewaardeerd op Een honderd guldens.
2e. Twee honderd guldens kontante Penningen uit te keeren en te Voldoen door die geene Welke het Eerste Lot zal te beurt vallen.
De Loten alzoo geformeerd Zijnde verklaaren de Comparanten met Elkanderen te zijn geconvenieert en overeengekomen, invoegen dat het Eerste Lot zal toebehooren aan HUYBERT van LEYENBURG en CATHARINA van LEYENBURG in huwelijk met ANTONIUS van den BIGGELAAR, het Tweede aan JAN van LEYENBURG en het derde aan LEONARDUS van LEYENBURG.
En verbinden Zich de Voorschreven HUYBERT en CATHARINA van LEYENBURG aan welke het eerste lot is te beurt gevallen Om aan JAN van LEYENBURG aan wien het Tweede lot is ten deel gevallen, uit te keeren en te voldoen Eene somme van twee honderd guldens, mitsgaders aan LEONARDUS van LEYENBURG aan wien het derde Lot is ten deele gevallen eene gelijke Som van twee honderd guldens.
En verklaren deselven JAN van LEYENBURG en LEONARDUS van LEYENBURG de aan hen ten deele gevallen Somme van drie honderd gulden ieder, bij het Passeren deser acte uit handen van HUIBERT en CATHARINA van LEYENBURG Ontvangen te hebben waar van kwitantie.
De Comparanten Zullen de Voorschreven goederen in voegen als deselve aan ieder Zijn ten deele gevallen kunnen aanvaarden Zoo in Eigendom als gebruik dadelijk bij het Passeren deeser acte, zullende een ieder gehouden zijn de grond en alle andere lasten van welke aard of Nature deselve zouden mogen weesen, en welke bevonden zullen worden uit een ieders aanbedeelde te gaan, en met Primo January deses Jaars Achttien honderd Zestien ingegaan te betalen.
Eindelijk verklaren de Comparanten, Elkanderen aan en weder te guarandeeren van allen kommer actie en uitwinninge, mitsgaders een ieder op en van des anderen portie en aandeel volkomen te renuntieeren, verteyden en afstand te doen, Onder verband als na regten.
Gedaan en gepasseerd te DEURNE ten kantore van mij Notaris den Zesden April Een Duizend Acht honderd Zestien, ten Overstaan van ADRIAAN van den MORTEL, Timmerman en PIETER de LOUW, Bouwman beide wonende te DEURNE als getuigen dewelken daar na gedane voorlezinge, met de Comparanten en mij Notaris hebben geteekend, uitgenomen HUYBERT, LEONARDUS en CATHARINA van LEYENBURG welken verklaart hebben niet te kunnen Schrijven of hun Namen teekenen.
A.v.d.BIGGELAAR
J.v.LEYENBURG
A.v.d.MORTEL
P.d.LOUW
G.v.RIET, Notaris.
Rijksarchief Den Bosch. Notariéle archieven, inv.nr. 2130, akte 103.
d.d. 10-07-1816.
Generale conditien en Voorwaarden waarna de Rentmeester der Domeinen van het Rentambt GEMERT I:N: HENGST ingevolge Authorisatie van den Heeren Hoofd Administrateur der Domeinen de dato 17 Juny 1816 No. 26 ten overstaan van den Heere I.F. AELDERS Openbaar Notaris te GEMERT, Kanton van deselde Naam Provincie NOORD BRABAND aan de minstbiedende Publiek zal aanbesteden de noodige Reparatien met de daartoe vereischt wordende Materialen, te doen aan de Dominiale Bouwhoeven en Molenhuis gelegen onder GEMERT, BAKEL en ERP, breder hier omschreven voor ieder Parceel geprecisiceert.
Art. 1.
De Aannemers zullen hun aangenomen Werk kunnen beginnen, dadelijk na de bekomen approbatie, als wanneer hun het bepaalde Hout, dat van eenige Hoeven genomen word, in zoo verre bij ieder Hoef bepaalt word, zal worden aangewezen, en zullen het metzelwerk moeten voltrokken hebben voor den laatsten van de maand September dezes jaars 1816 en verder het geheele werk voltooyd zijn voor den eersten November des zelfden jaars. Zullende Aannemers voor elken dag dat hier aan onvoldaan blijft, verbeuren een Boete van tien Gulden, ten voordeele van het Domein. Zullende bij verval in voorsch. Boete, dezelde bij de voldoeninge der aannemings Penningen worden gekort.
Art. 2.
De Aannemers zullen alle Materialen tot gemelde Werken noodig, moeten leveren alle van de beste in zijn soort; als het dakstroo, zuiver hart en droog, de latten moeten zijn esse gewaterde, de dekgeerden en banden beste Taaijen, de steenen voor zoo verre die den aannemer moet leveren beste harden, de Kalk goed en gemengt, te weeten twee deele Kalk en drie deelen scherp (Kiezand?, of Zeezand?, of Leezand?), dezelve deugdelijk gebonden houdend, het ijser werk en Nagels van volkome zwaarte, best en taaij, het hout zoo verre het de Aannemers volgens Conditie moeten leveren, en zoo bij elk artikul is omschreven, zal geen derzelve mogen verwerken voor en aleer die goedgekeurd zijn van den Rentmeester, Aanbesteder, of deszelfs opzigter, en zal al het aangenomen werk, best en meesterlijk maken, alles zoo als goed werk, komt te vereischen, en zal zich met alles moeten reguleeren na de Rijnlandsch Maat.
Art. 3.
Het zal den Rentmeester of dezelfs opzigter vrij staan, zoo menigmaal als hij zal goed vinden, de aangenome werken te gaan zien en visiteeren, en indien bevonden wierd dat de Aannemers niet aan hunne plicht hadden voldaan, zal hun daarvan kennisgeving en Aanwijzing worden gedaan, die alsdan verplicht is, op de eerste aanzegging het werk te verbeteren, bij wijgering zal zulke door een ander, op order van den Rentmeester worden verrigt, en de kosten van dien worden verhaald op den gebrekigen aannemer of deszelfs Borger.
En of het gebeurde dat er in deze Conditien iets bij vergetenheid was uitgebleven, of iets niet duidelijk was omschreven, of dat er enige kleine veranderingen noodig geoordeeld worden, welke geen vijf guldens zoude bedragen, zal den Aannemer dezelve maken na het Oordeel en uitspraak van den Rentmeester.
Even als of het woordelijk in deze conditien was geïnvereerd en zulke zonder daarvoor eenige toelagen te konnen pretendeeren.
Art. 4.
Het aangenomen Werk voltoijd zijnde, zal het zulx door iemand deskundig geoordeeld, door den Rentmeester binnen eenen maand na de voltooijing opgenomen, en gekeurd worden, of het zelve aan de Conditien voldoed, zullende de Kosten dezer Keuringe door den Aannemer worden betaald, en zoo onverhoopt zulke meermalen vereischt wierd, zal deze tweede keuring almede plaats hebben als voor; te weten tenr Koste van den Aannemer. zonder daarvoor eenige verhooging te konnen vorderen, en zullen zelfs de kosten van hunnen Aannemings penningen worden gekort, zonder de minste tegenspraak.
Art. 5.
De Aannemers zullen binnen acht dagen na de approbatie, ten Kantoore van den Rentmeeste moeten betalen alle Kosten op deze besteding vallende en bij de conditie vermeld, niets uitgezondert.
Art. 6.
Den Aannemer is verplicht, dadelijk na de aanbesteding te stellen twee of meerder Suffisante Borgen ten genoegen van den Rentmeeste, welke Borgen ingeval van overlijden en wanprestatie der Aannemers verplicht zullen zijn het werk op zig te nemen, en deze conditien na te komen in alle haare deelen.
Art. 7.
De Aannemers zullen konnen vorderen van den Rentmeester aanbesteder een Extract of Kopij der Conditien van Aanbesteding, en dat zij daarvoor in zoodanig geval aanden Rentmeester zullen moeten betalen ses stuyvers voor de Bladzijde, zoodanig echter, dat indien het Extract of Kopij meerder dan een bladzijde beslaat, de volgende, 22 regels zullen moeten bevatten.
Art. 8.
De Rentmeester Aanbesteder behoud zich het regt voor, het te aanbestede werk op te houden of andermaal te doen inschrijven en aanbesteden.
Art. 9.
Na de voltooijing der aanbestede werken, zal zonder verwijl door de Rentmeester, aan den Heere Hoofd Administrateur der Domeinen worden kennis gegeven, door de vereischt wordende certificaten, om de Autorisatie tot der uitbetaling te erlangen, wanneer de Aannemings Penningen ten zijnen Kantoore dadelijk zullen worden uitbetaald.
--------
Na voorafgaande voorlezing der voorenstaande conditien, word aan den minsbiedende aanbesteed de Reparatien aan het
(Dan volgen de verschillende objecten, te weten:
Het MOLENHUIS te GEMERT dat in pacht is bij ADRIAAN KIVITS;
De Hoef genaamd "DE VOORT" te GEMERT, in pacht zijnde bij F.M.JANSSEN.
De Hoef genaamd "NIEUWEHOEF" te GEMERT, in pacht zijnde bij AAR van VELDHOVEN.
De Hoef genaamd "AAHUIS" in pacht bij P.G.EGELMEERS te GEMERT.
De Hoef genaamd "HOEFSCHE HOEF" in pacht bij HENDRIK TILLEMANS te ERP.
De Hoef genaamd "NIEUWENHUIZEN" in pacht bij H.JONKERS te GEMERT.
De Hoef genaamd "MILSCHOT" in pacht bij W. van RIJSSEL wonende te GEMERT.
De Hoef genaamd "OP HANDEL" in pacht bij A. van HOUTS te GEMERT.
En:
De Hoef genaamd "ESP" te BAKEL in pacht bij P. van ANSEM te BAKEL.
Het glas van deze Hoef te repareren en eenen nieuwen deurpel onder de raam in de keuken te maken lang 5 voet zwaar 4 á 6 duim, als mede twee nieuwe vensters daar voor te maken van 2 3/4 voet, breed 2 voet, behoorlijk op te klampen en met spiegels te maken, de glasraam te verloden en het noodig glas daar in te zetten, als mede het noodige ijserwerk aan dezelve raamen, vermelt, te gebruiken.
Een plank onder tegen de buiten deur van de keuken te maken lang 4 voet, breed 10 duim, dik 1 duim.
Eenen nieuwen deurpel onder het deurgebond van het bakhuis te maken lang 4 ½ zwaar 4 á 6 duims als mede stukken aan de deurstijlen te lassen van 2 voeten hoog alles na behoren.
Eenen deurpel onder het deurgebond van den voorstal te maken lang 4½ voet, zwaar 4 á 6 duim en mede het zelfde te ondermetzelen en vast te spiën.
Het ander deurgebond van den voorstal stukken aan de deurstijlen te schieten hoog ½ voet, zwaar 4 á 6 duim en de deur onder met eene plank van 1 voet breed en een duimsche eyke plank te repareren.
Den deurpel van het deurgebond van de paarde stal te ondermetzelen.
De vloer in den kelder te repareren met 200 steenen, als mede de muuren in den zelven te bezetten en het ..... aan te stoppen daar zulkx noodig is.
De vloer in de kamer te repareren met 30 nieuwe Holl. plavuizen.
De varkenskooij behoorlijk te repareren hier voor noodig 1200 steenen en ¼ mud kalk.
In de schaapstal eenen stijl te ondermetzelen, en onder dezelve een goede eyke peuluw <= puibalk, de balkaan de pui die tot steun dient van afdak en luifel (Middennederlandsch handwoordenboek)> te leggen waar voor 100 steenen.
Den mond van den bakoven behoorlijk te repareren alsmede de vorst en zoomen van het bakhuis behoorlijk te besmeren met kalk.
Het dak van het huis met 50 goede Holl. nieuwe pannen te repareren en te voorzien met de noodige poppen.
Twee nieuwe deuren te maken voor den groote stal hoog 10 voet, breed 9 voet in dezelve op de hoogte van 7 voeten door te zaagen daar voor te gebruiken goede denne duimsche planken dezelve van buiten behoorlijk te schaven en in malkanderen te ploegen en dezelve van binnen te voorzien met 5 riggels ieder, ende onderste deur met een stuk riggel er op te maken, de riggels zwaar 2 á 4 duim.
Beyde schuur deuren, het onderste boven te hangen, en boven tegen dezelve eene goede plank te maken lang 9 voet, breed 1 voet als mede de deuren van den schaapstal te repareren zoo het behoort, met 40 voeten denne duimsche planken en daar 2 paar gehingen en duimen aan te maken.
Twee nieuwe vensters voor de raam op de geut te maken hoog 2½ voet, breed 2 voet, behoorlijk op te klampen en met spiegels te maken.
In den koestal 16 nieuwe stalhouter te maken, lang 7 voeten, zwaar 2 á 3 duim behoorlijk onder en boven in den ...<onleesbaar> te maken.
Een nieuwe plank onder de schuure te leggen, lang zes voeten, zwaar 5 á 6 duim daartegen te maken 21 kipstokken lang 3 voeten als mede eenen stijl in den schaapstal te ondermetzelen en eenen peeluw daar onder te leggen.
In de schop 14 kipstokken te maken ieder lang 7½ voet en mede den worm <= zoldering; balk langs het dak van een huis, waarop de spanten worden bevestigd.>, welke van malkanderen geschoten is, behoorlijk met eene ijsere wijnband lang 5 voeten vast te maken.
De gezonke stijlen in de schuur behoorlijk op te winden en te ondermetzelen en onder iedere eene goede eyke peeluw te leggen, als mede de wormen en tuinen? regt te zetten.
Bijde zijden der schuur deuren toe te metzelen met eenen halven steen.
Alle de glasen welke ten lasten der Domeinen zijn en staande in deze huyzinge te repareren en met het nodige loot te voorzien.
Daar den pachter reeds voor dit en voor den jaare 1816 en 1817 ingevolge conditie het stroo verdekt heeft, is het niet te min noch noodzaakelijk om het dak digt te houden alsnoch te verdekken 5000 pond goed geschud dakstroo.
Door de Domeinen zullen aan den Aannemer vijf uytgewaterde eyke boomen aangeweesen worden, dienende tot deze reparatien.
Welke aanbesteding alzoo, als minstbiedende / approbatie / is verbleven aan: JOANNES van den WATERLAAT verwer, woonende te HELMOND voor eene somme van honderd vijf en zestig gulden f. 165:0:0
en steld als borg WILLEM van den EYNDEN Brouwer, woonende te GEMERT, en JACOBUS van EUPEN Koopman woonende te GEMERT, welken deze met Aanbestedere hebben geteekend.
J. van de WATERLAAT.
W.v.den EYNDE
J.van EUPEN
J.A. HENGST
Gemeentearchief Helmond, Bestuur van de registratie en Domeinen 1816 - 1826.
d.d. 02-08-1816.
(Gedeeltelijke inhoud).
Extract uit het Register der Declaratien van verkoop van Meubilaire goederen.
Kantoor HELMOND.
Den 9e July 1816.
No. 1327. Is gecompareerd den Heere JOHANNES van den HEUVEL, Rentmeester der Domeinen van ST.OEDENRODE woonede te TILBURG; Verklaarende dat hij op Dingsdag den 16e July 1816, in de Gemeente van HELMOND, ten overstaan van den Heere Burgemeester zal verpagten de Dominiale Tienden van HELMOND, AARLE-RIXTEL, DEURNE, GEMERT, BAKEL, LIESHOUT, SON en NUNEN; waarvan hij acte verzoeke en heeft geteekend/: was geteekend: / J. van den HEUVEL/: onderstond:/ voor Copie conform Vr. de Ontor = Smaelen.
BAKEL
Eerste klamp. Eerste gedeelte van de SCHOUTEINDSCHE gepagt bij HENDRIK EVERS te BAKEL, voor zevenhonderd vijf en twintig Guldens f. 725.==
Borgen FRANCIS MIGCHELS en WILLEM EVERS te BAKEL.
Tweede klamp. Het tweede gedeelte van de SCHOUTEINDACKER gepagt bij MARTINUS WEERTS, voor zeven honderd tien gulden f. 710.==
Borgen PETER van de POEL en JAN VERBAARSCHOT, alle te BAKEL.
Derde klamp. De Smalle tiender, gepagt bij ANTONY van den HOUT te BAKEL, voor vier en veertig Guldens f. 44.==
Borgen: LEONARDUS van LEYENBURG en ANTONY MANDERS te BAKEL.
Etc. etc.
Notaris J.J.v.d. Foelart te Helmond, inv.nr. 58, akte 203.
d.d. 28-12-1816.
JAN JOOST BIEMANS bezit een huis, hof, aangelag en bij behoorende teul- en groeslanden, Staande en gelegen binnen de gemeente BAKEL, ter plaatse genaamd "AAN HET NUYENEIND" en elders, te samen groot ongeveer agt en twintig lopensen.
Bakel 1817.
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3. pagina 4.
d.d. 20-01-1817.
Op heden den 20ste January 1817 te drie uuren des 'snamiddags compareerde voor mij Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE, Provincie NOORD BRABANT.
1. MATHIJS MANDERS
2. JAN EVERS
3. WILBRORDUS van de LAAR
4. JOSEPHUS JASPERS
5. JAN TIMMERMANS
6. JOCHIMUS KUNDERS
7. WILLEM van NEERVEN en
8. GERRIT van LEUNEN
Bouwlieden alle meer dan 20 jaren oud, woonende te MILHEEZE welke mij ieder afzonderlijk hebben verklaart:
Dat gisteren avond circa zeven uuren van BAKEL uit de Herberg DE ZWAAN na huys gaande als eerstelijk:
MATHIJS MANDERS dat op den weg tegenover DEN HOF in huur bij WILLEM van GEENEN even buyten de huyzen van BAKEL, agter een daar zijnde wal hen waarschijnlijk een complot of samenrotting heeft opgewagt van welke HENRICUS van den HEUVEL Landbouwersknegt woonende bij PETER van de POEL te BAKEL hem zonder eenige voorgaande kwestie of woordenwisseling stilzwijgend en onverwagt driemaal met een stok of kneupel op zijn regter arm heeft geslagen, zodanig dat denzelve paers blaau en dik is en niet in staat is om in 14 dagen eenig werk met den zelve te verrigten, zoo als ook aan mij Burgm. na vertoon voorkomt.
Dat bovengemelde mishandeling is geschied in bij zijn van THOMAS MANDERS Landbouwer, JAN TIMMERMANS Bouwman en WILLEM van GEENEN Schoenmaker en GERRIT van LEUNEN Landbouwer, alle alhier woonagtig.
En verklaart wijders dat hij nog ter zelve plaatse met een stok heeft zien staan JAN WERTS Verlofganger der Nationale Landmilitie thans thuys bij zijne ouders alhier.
En heeft den comparant na voorlezing en verzogt te zijn tot tekening verklaart wegens de aan hem toegebragte slagen niet te kunnen schrijven.
Den tweede comparant JAN EVERS verklaart dat hij ter gemelde plaatse is ter neder geslagen en genoegzaam in onmagt viel, edoch meend dat de aan hem toegebragte slag op zijn regter arm door gemelde HENDRIK van den HEUVEL stilzwijgende werde gedaan. Dat zijne arm genoegzaam stijf is zo als na vertoon aan mij Burgm. is gebleken.
Verklaart wijders dat hij ter zelver plaatse met een stok heeft zien staan evengemelde JAN WERTS, Verlofganger, thans alhier bij zijne ouders tehuys als mede MATHIJS VLEMMINGS, Smit woonende te BAKEL dog zonder stok.
Heeft den comparant na voorlezing en verzogt te zijn geweest tot tekenen verklaart wegens de aan hem toegebragt slag niet te kunnen schrijven.
Den derden comparant WILBRORDUS van de LAAR verklaat hem mede ter zelver plaats op den regter arm is toegebragt een slag met zodanige nadruk dat hij schier in onmagt viel zonder te weten door wien of waar mede zulks is gedaan en heeft den comparant na voorlezing uit hoofde der pijne gezegd niet te kunnen schrijven.
Den vierden comparant JOSEPHUS JASPERS verklaart dat hem op bovengemelde plaatse stilzwijgende en onverwagt op zijn linker schouders is geslagen zonder te weten door wien of waar met en nam vervolgens de vlugt.,
En heeft deese na voorlezing getekent.
Den vijfden comparant JAN TIMMERMANS verklaart dat hem ter gemelde plaatse door GODEFRIDUS MIGHELS Landbouwer woonende te BAKEL een stoot op de borst en een slag met een roede is toegebragt en heeft deese na voorlezing getekent.
Den sesde comparant JOCHIMUS KUNDERS verklaart van op meer gemelde plaatse een slag op zijn rug te hebben ontvangen zonder hij weet door wien of waarmede en heeft na voorlezing den comparant getekent.
Den zevende comparant WILLEM van NEERVEN verklaart van ter zelfder plaatse te hebben hooren slaan maar dat hij het ontvlugte.
En heeft na voorlezing den zelven comparant getekent.
Den agsten comparant GERRIT van LEUNEN verklaart hem ter dier plaatse geen slagen zijn toegebragt maar dat hij meend gezien te hebben dat HENDRIK van den HEUVEL voornoemd den eersten comparant MATHIJS MANDERS sloeg.
En heeft na voorlezing getekent.
Wijders gecompareerd WILLEM van GENEN Schoenmaker te BAKEL welke verklaart gehoort te hebben, laatstleden Zaterdagavond ten huyze van JOCHIMUS van den HEUVEL, dat HENDRIK van den HEUVEL meergenoemd in bijzijn van PIET van den HEUVEL Landbouwer mede alhier woonende, zeide als die van MILHEEZE morgen komen wat wij die slaan zullen en heeft na voorlezing de comparant getekent.
Nog heeft zich gepresenteert ANTONY MARTENS Landbouwer, woonende alhier en verklaart dat korten tijd voor het gebeurde in de huyzinge en Herberge van JAN BIEMANS in DE ZWAAN te BAKEL, HENDRIK van den HEUVEL voorgemeld hem waarschouwde na huys te gaan, zeggende er zal van avond slaag worden uitgedeelt.
En heeft deese na voorlezing getekent.
Van al het welke wij het tegenwoordige Proces Verbaal hebben geformeert, hebben de comparanten bij hunne voors. verklaringen gepersisteerd met aanbieding om des gerequireerd dezelve met heilige Eede te bevestigen.
Dato als boven.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE
Getekent GRIENSVEN.
N.A.A. Bakel en MILHEEZE, inv.nr. 4/1, folio 6 verso.
d.d. 22-02-1817.
Op Zaterdag den 22en Februray 1817 ingevolge Zijne Majesteits Besluit van den 28en September l.l. No 7 houdende bepalingen betrekkelijk de regeling der door de Plaatselijke Ontvangers te stellen borgtogten.
De Raad der Gemeente BAKEL en MILHEEZE vergadert zijnde heeft goedgevonden om ingevolge Art. 1. van bovengemeld Besluit den Plaatselijke Ontvanger zijne Cautie in kontante penningen tot zekerheid en waarborg van Gemeentens Penningen ten bedrage van f. 300 gulden te doen stellen wijl zijne Gemeentens ontvangsten beneden de f. 3000 gulden bedragen.
Is dadelijk in den Register van Deliberatien ingeschreven en benevens deese door den Raad getekent.
Dato als boven.
F. VERBAARSCHOT
J.M. MASTBROEK
F. v.d. LAAR
J. BIEMANS
P. de VETH
G. den DOOP
P. CROOIJMANS
W.D. JANSEN
W.J. BIEMANS
P. v.d. POEL
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 12.
d.d. 25-04-1817.
Op heden den vijf en twintigsten April 1800 en zeventien, compareerde voor mij Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD-BRABAND, JAN FRANSEN wonende binnen deze gemeente No 44 oud vijf en veertig jaren, akkerman, welke mij heeft verklaard dat aan zijne woning te elf ure s'nachts de glazen <= ruiten> zijn ingeslagen. Vermeenende dat hij dit door dieven die voornemens waren huisbraak te doen, gebeurde, dat hij vervolgens nadat gehoord te hebben opstond en zijne dienstmeid opriep, en dat die lieden dit gewaar wordende, als toen van zijne huizinge verweidert. Om vervolgens onverwijld begeven hebbende ter plaatse alwaar de voorschreven misdaad gepleegd is, hebben wij aldaar zijnde naar alles nauwkeurig opgenomen en onderzogt te hebben bevonden; dat in den gevel van het huis, gelegen in de Westzijde ter hoogte van zes voet Rijnlandsche Maat, de glazen van buiten naar binnen zijn geslagen, te weten twee en dertig kleine ruiten boven het venster in de gevel, en vier en twintig ruiten boven de deur of ingang ook in gezegde gevel, alle in loot gezet; en verders niets meer aan 't huis bevonden.
Van al het welk tot informatie aan den Heere Officier bij de Regtbank van eerste aanleg te Eindhoven als mede een afschrift aan Zijn Excellentie den Heere Gouverneur dezer Provintie zal worden toegezonden ten einden te handelen zoo als zal meenen te behooren.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE
getekent GRIENSVEN,
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 13.
d.d. 13-05-1817.
Op heden den dertienden Mei 1800 en zeventien des morgens om acht uren kompareerde voor mij Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE, Provintie NOORD BRABAND, JAN van BEEK, Akkerman wonende alhier te BAKEL op het gehugt SCHEEPSTAL, No 216 oud omtrent zeventig jaren, dewelke mij verklaarde, dat aan zijn woning in den nacht tusschen den 12de en 13de bij hem Huisbraak is gepleegd, en ook eenige goederen gestolen zonder hij of zijne huisgenoten er van zijn ontwekt geworden. Ons vervolgens onverwijld begeven hebbende ter plaatsen alwaar voor-schreven misdaad is gepleegd, hebben wij bevonden dat aldaar aan de Noordzijde het huis een gat in den muur is gebroken onder op de grond alwaar een stort of gootgat uitspoelde ter breedte van 27 Rijnlandsche Duim, en hoogte van 16 Duim uitkomende in een kamertje of zoo genaamde goot, alwaar niemand sliep, en aldaar volgens opgave vermist was ten
1. Vier rogge brooden ter omtrent f. 4 - 0 - 0
2. Tien pond fijn meel 1 -10 - 0
3. Twee linne maalzakken gemerkt JVB 1 -10 - 0
4. Een linne voorschoot 1 - 0 - 0
5. Een half vat aardappelen 0 -10 - 0
Wijders hebben wij na alles nauwkeurig opgenomen en onderzocht te hebben mits meer van braak of misdaad bevonden, en de comparant verklaarde wijders geene presomtie <= vermoeden> te hebben waar het naar toe gedragen zoude zijn.
Van al hetwelk wij het tegenwoordig woordig Proces Verbaal hebben geformeerd, het welk tot informatie aan den Heere Officier der Regtbank van eerst aanleg als mede aan Zijn Excellentie den Heere Gouverneur dezes Provintie NOORD BRABAND zal worden verzonden ten eerste te handelen zoo als zal meenen te behooren.
De Burgemeeste van BAKEL en MILHEEZE
Geteekend GRIENSVEN.
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 14.
d.d. 02-06-1817.
Op heden den tweede Junij achtienhondert zeventien, ten drie uren naden middag compareerde voor ons Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABAND JOHANNES van ASTEN oud een en vijftig jaren en GERIT van BERLO oud twee en veertig jaren bouwlieden wonende te BAKEL in het gehugt DEN BENTHEM, dewelke ons hebben verklaard dat in een sloot langs de Straat welke circa twee Voet water hield omtrent vijtien passen van de schuur van hunnen nabuur mede in het zelve gehugt DEN BENTHEM gelegen is dood gevonden een kind, met name HENRIKUS de WIT oud circa twee en een half jaar, zoon van CORNELIS de WIT en van GORDINA van de VEN, welke moeder het zelfs uit den sloot haalde, en tevens schreeuwende er mede naar haar woning snelde, en met nabure vrouwen groot instantien hebben gedaan, om het zelve tot het leven weer te rug te brengen, het welk vruchteloos is afgeloopen. Ons vervolgen onverwijld begeven hebbende ter plaatse, waar voorschreven ongeluk is voorgevallen, hebben wij aldaar zijnde de comparanten ondervraagd welke het zelve alnog verklaard hebben.
Wijders hebben wij bevonden dat het kind dood was; en de vader en moeder ondervraagd hebbende, hebben juist verklaard zoo als de comparanten hebben opgegeven, en de moeder zeide dat het kind circa een uur uit haar oogen was geweest, denkende dat het zelve met zijn broedertjes spelende was op de Straat, zoo als dagelijks gebeurde.
Van al het welke wij het tegewoordig Proces Verbaal hebben geformeerd en hetzelve aan opgenoemde comparanten en getuigen voorgelezen, die bij hunne voorschreve verklaring hebben gepersisteerd met aanbieding om dezelve des gerequireerd wordende met Heiligen Eede te bevestigen. Zullende van dit Proces Verbaal een afschrift worden gezonden aan Zijn Excellentie den Heere Gouverneur deser Provintie.
De Burgemeeste van BAKEL en MILHEEZE
Getekend GRIENSVEN
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 15.
d.d. 12-06-1817.
Op heden den twaalfde Junij 1800 en zeventien des morgens ten negen uuren compareerde voor ons Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE, Provintie NOORD BRABAND HENRIKUS van BEEK Akkerman, oud vier en twintig jaren, wonende alhier te BAKEL in het gehugt SCHEEPSTAL No 216, dewelke ons heeft verklaard, dat in de nacht tusschen den elfden en den twaalfden Junij huisbraak is gepleegd en ook eenige goederen gestolen zonder hij of de verdere huisgenoten er van ontwaakt zijn geworden.
Ons vervolgens onverwijld begeven hebbende ter plaatse alwaar voorschreven misdaad is gepleegd hebben wij bevonden dat aldaar aan de Zuidzijde van het huis een gat door den muur is gebroken onder op den grond of door het fondament, ter breedte van negentien Duim en ter hoogte van dertien Duimen Bossche Maat, uitkomende in een kamer alwaar geen bedstede in was, en aldaar volgens opgave was vermist ten
1e. Een brood wegende circa dertien pond f. 1 - 3 - 0
2e. Een aasbak waar in waren twee spekkoeken f.
Een koek zonder spek met een doos inhebbende circa een pond boter meenende dezelve mede te nemen om smorgens naar den PEEL te gaan werken.
Wijders hebben wij naar alles nauwkeurig onderzocht te hebben niets meer bevonden en den oude vader van den comparant verklaarde dat het op den weg lijdende naar HELMOND was uitgedragen.
Van al het welk wij het tegenwoodig Proces Verbaal hebben geformeerd het welk tot informatie aan den Heeen Officier der Regtbank van eerste aanleg te EINDHOVEN als mede een afschrift aan afschrift aan Zijn Excellentie den Heere Staatsraad Gouverneur dezer Provintie zal verzonden worden ten einde handelen zoo als zal meenen te behooren.
Aldus geformeerd ten ure en plaatse voorschreve.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Getekent GRIENSVEN.
Gemeente Archief Helmond.
Bestuur van de registratie der Domeinen 1816 - 1826.
d.d. 15-07-1817.
Extract uit het Register der Declaratien van verkoopinge van Meubilaire Goederen.
Nö 1612. Kantoor HELMOND
Den Eerste July 1817.
Is gecompareerd den Heer JOHANNES van den HEUVEL Rentmeester der Domeinen van ST.OEDENRODE wonende te TILBURG, verklarende dat hij op Dingsdag den 15e July 1817 in de Gemeenten van HELMOND, ten overstaan van den Heer Burgemeester aldaar zal verpachten de Dominiale Tienden van HELMOND, AARLE-RIXTEL, DEURNE, BAKEL, GEMERT, LIESHOUT, SON, en NUNNEN, waar van hij acte verzoekt en heeft geteekend/: was geteekend:/ J.v.d.HEUVEL/: onderstond:/ voor Kopy Conform, de ontvanger der registratie en zegelrechten/: was geteekend:/ Willaars.
BAKEL
Eerste Klamp de :MATHIJS EINDSE" gepagt bij JAN van LEYENBURG Landbouwer te BAKEL voor zeven honderd twee gulden f. 702.==
Heeft tot borgen gesteld JAN WILLEM JANSEN, GOORD NOOYEN Landbouwers te BAKEL.
/: waaren geteekend/ J.van LEYENBURG, JAN W. JANSEN, G.NOOYEN.
Tweede Klamp de "NEUYENEINDSE" gepagt bij HENDRIK EVERS Landbouwer te BAKEL voor zeven honderd gulden. f. 700.==
Heeft tot borgen gesteld JACOBUS JAN PETERS, en JOHANNES RAYMAKERS Landbouwer te BAKEL.
/: was getekend :/ J.RAYMAKERS.
Derde Klamp de smalle tiende van de laatste twee Klampen gepagt bij LEONARDUS van LEYENBURG Landbouwer te BAKEL voor een en veertig gulden f. 41.==
Heeft tot borgen gesteld, JAN van LEYENBURG, Landbouwer te BAKEL en LEONARDUS KUYPERS Landbouwer te DEURNE.
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 17.
d.d. 15-07-1817.
Op heden den vijftiende Julij, Een duizend achthondert en zeventien ten half vier uren smorgens, compareerde voor mij Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE, Provintie NOORD BRABAND, NICOLAAS van der PUTTEN oud acht en dertig jaren, bouwknegt, wonende alhier te BAKEL ten huize van PETRUS de VETH, koopman en winkelier No 151, welke ons verklaard heeft, dat aan hunne woning eene opening in den muur was gebroken, en dat er vele goederen uit den winkel waren gestolen, zonder dat er door huisgenoten iets van gewaar was geworden, maar dan zijn meester ten drie uren van dezen nacht uit het bed was opgestaan, als toen de opening zag en vervolgens verdere huisgenoten ontwekte gelijk ook het grootste gedeelte zijner naburen.
Ons vervolgens onverwijld begeven hebbende ter plaatse alwaar voorschreve braak en diefstal is gepleegd, hebben wij bovegenoemde PETRUS de VETH ondervraagd en van denzelven vernomen, dat aldaar gestolen waren, de navolgende dat aldaar gestolen waren, de navolgende goederen als ten
1e Een stuk zwarte saaij á 15 Ellen
2e Een stuk blauew saaij 30 "
3e Een dit 15 "
4e Een stuk blauwe mancester gekepert 10 "
5e Een stuk grijn rood en blauw gestreept ± 25 "
< Grijn of grein is weefsel van kemels- of geitenhaar en wol; wollen grein, dat geheel uit wol vervaardigd is, kamelot.>
6e Een stuk sits hoog bruine grond en rood gebloemt ± 10 "
< Sits = met bonte, meestal kleine figuren op lichte grond bedrukt katoen, dat oorspronkelijk in Indië gemaakt werd en daar nog veel
gedragen wordt: gebloemd sits>.
7e Een stuk dito sits 6 "
8e Een stuk katoen zwarte grond en rood gebloemt 10 "
9e Een lapje katoen groene grond wit bloemetje 6 "
10e Vier vestjes appelbloem en geel
11e Een stuk zwart wollen laken 5 elle 5 gulden de elle
12e Vijftig Neusdoeken van allerhande kleuren
13e Een stuk witte sits roode bloemetjes 6 "
14e Nog kleine lapjes van sits en katoen
15e Uit de winkel lade gehaald omtrent zes gulden
16e Een stuk blauwe katoen.
17e Een stuk klooster doek 15 "
18e Een stuk mutse strip 10 "
Wijders hebben wij na alles nauwkeurig opgenomen en onderzocht te hebben, bevonden dat aan de Zuidzijde van het huis, onder de glasraam eene opening in de muur is gebroken ter hoogte van twee voet vier duim boven de grond, en dat dezelve opening vijftien hoog en elf en een halve duim breed was.
Van al het welk wij het tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd, het welk tot informatie aan den Heere Officier der Regtbank van eerste aanleg te Eindhoven als mede een afschrift aan Zijne Excellentie den Heere Gouverneur dezer Provintie zal worden verzonden ten einden te handelen zoo als zal vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dagen ure en plaatsen voorschreven.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE
Getekend GRIENSVEN.
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 17.
d.d. 18-08-1817.
Op heden den achtienden Augustus Een Duizend Achthonderd en Zeventien des voormiddags om elf uuren compareerde voor mij Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD-BRABAND GEERIT ADRIAANS oud acht en veertig jaren en HENDRIKUS van NEERVEN oud vier en twintig jaren, bouwlieden wonende te MILHEEZE in het gehugt genaamt DE HOBERG, welke mij eenpaarlijk verklaart hebben, dat op gister avond ten negen uren hunne buurvrouw met name GEERTRUDIS van den BROEK huisvrouw van PETER van den LAAR Veldwachter dezer gemeente werd thuis gebragt door haar man en JAN NOIJEN op een kar, overleden in de armen van haar man, circa zeven uren van dien zelfden avond, op weg leidende van GEMERT naar MILHEEZE ter plaatse genaamt PAARDS-BERG; en hebben de comparanten dezelve mede van de kar genomen, en in hare woning gebragt; hetwelk zij des gerequireerd wordende met Eede kunnen bevestigen.
Ons onverwijld begeven hebbende ter woning van gemelde PETER van de LAAR, verzeld van den Heelmeester ANTOON FRANCIS JOSEPH SAUVÉ door hem gevisiteerd zijnde, hebben ingevolge zijne nevensgaande verklaring bevonden, dat eene opzwelling van den gandschen omtrek van het ABDOMEN of buik, alzoo den onder als boven buik zeer opgespannen waren, en denkelijk door de spanning welke al de deelen ondergingen den omloop van het bloed is belet geworden, en de vrouw haar leven door een belette ademhaling heeft moeten eindigen.
Wijders na alles nauwkeurig op genomen en onderzogt te hebben, hebben wij de volgende perzoonen ondervraagd als eerstelijk:
PETER van de LAAR dewelke verklaart gezeid te hebben aan den bij hem onderweg zijnde LEONARDUS van DOREN dat hij zoude vooruit gaan, om een kar te halen en om zijne bij hun zijnde ziek geworden vrouw daar op te zetten, dat de vrouw intusschen in zijne armen stierf, en dezelve door JAN NOIJEN op verzoek van gemelde L. van DOREN werd op een kar geladen en door den zelven naar zijne woning getransporteerd.
2.
LEONARDUS van DOREN oud acht en twintig jaren, bouwman, dewelke verklaart heeft, dat hij met dezelve vrouw en man van GEMERT naar
MILHEEZE gaande, onder weg den Veldwachter tot hem zeide, dat hij voor uit zou gaan om een kar te halen, wijl hij dacht anders zijne vrouw niet
t'huis te krijgen, het welk hij deed, gaande bij JAN NOIJEN die tevens zijne kar heeft in gespannen om ze te halen.
3.
JAN NOIJEN bouwman oud zes en veertig jaren, de welke verklaart heeft, dat hij de vrouw dood vindende ter plaatse genaamt DEN PAARDSBERG
alleen verteld van haar man die al schreijende om hulp riep, heeft op zijn kar geladen en naar hare woning getransporteerd.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd, en het zelve aan opgenoemde comparanten en getuigen voorgelezen die bij hunne verklaring hebben gepersisteerd, met aanbieding om dezelvdes gerequireerd wordende met heilige Eede te bevestigen. Zullende van dit Proces Verbaal een afschrift worden gezonden, aan Zijn Excellentie den Heere Staats Raad Gouverneur dezer Provintie, ten einde te handelen zoo als zal vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dage, ure en plaatse voorschreven.
De Burgemeester voornt.
Was geteekent F.N. van GRIENSVEN.
Notaris J.J.v.d.FOELART te Helmond, No 171.
d.d. 06-12-1817.
Compareerde voor mij JAN JACOB van de FOELART Openbaar Notaris residerende te HELMOND hoofdplaats van het kanton arrondissement EINDHOVEN, Provincie NOORD BRANBAND, in tegenwoordigheid van de na te noemen getuigen:
JASPER SLUYERS particulier wonende te HELMOND denwelke verklaarde, bij deze uit het reëel verband en hypotheek hem Competerende uit krachte van de op den, een en dertigsten December achttien honderd elf ten kantore der Hypotheken, te EINDHOVEN, Vol: 8 Nö 137 gedane inschrijving van een Obligatie groot in kapitaal een honderd en vijftig guldens lopende ten Interesse tot zes procente jaarlijks door JOOST JOOST MARTEN JOOSTEN wonende te BAKEL als schuldenaar principaal en ANTOY MATTIJS van OORSCHOT mede wonende te BAKEL als Borg en mede schuldenaer principaal ten behoeven van hem Comparant voor Schepenen van BAKEL en MILHEZE gepasseerd den vijf en twintigsten July achttien honderd negen, te ontslaan de vaste onroerende goederen, van voornoemde Borg ANTONY MATTHIJS van OORSCHOT gelegen binnen de gemeente van BAKEL en MILHEZE. Consenterende voor zo veel nodig dat hier van zal worden mentie gemaakt ten kantore der Hypotheken voormeld, verklarende wijders dien tengevolge den Heere Hypotheekbewaarder te EINDHOVEN te kwalificeren, tot het doen van het royement der voorschreven inschrijving voor zo veel de vaste goederen van genoemde ANTONY MATTIJS van OORSCHOT aangaat, renuntieren de mits dien aan alle regt en aanspraak hem Comparant uit die inschrijving Competerende.
Gedaan en gepasseerd binnen HELMOND op heden den zesden December achttien honderd zeventien, in tegenwoordigheid van JOHANNES van LIESHOUT Bakker en JOHANNES HENRICUS BERINGS Hoedemaker beide wonende te HELMOND als getuigen hier toe verzogt, die deze benevens den Comparant en mij Notaris na gedant voorlezing ondertekend hebben.
JASPER SLUYERS
J. v. LIESHOUT
J.H. BERINGS
J.J.v.d. FOELART Not.
Geregisteerd HELMOND acht December 1817 Deel 4
P 187 J Case 8 ontvangen met de verhoging negen en vijftig cents. WILLAARS
PS. 25/-59.
Nieuw Archief Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 19.
d.d. 25-12-1817.
Op heden den vijf en twintigsten der maand December Eenduizend achthondert en zeventien des voormiddags, omtrent tien uren, ontstond er in onze gemeente BAKEL en MILHEEZE, brand ten huize van ADRIAAN van OORSCHOT Bouwman in het gehugt DE HOEF No 67. Ons met alle haast begeven hebbende ter plaatse alwaar voorschreven brand woede, hebben wij door dien de brandspuit een uur verre af te weten in BAKEL was te halen, aan voor-schreven huizinge alles ten proy der vlammen moeten laten, en hebben met groote moeite nog de vlam van een naburig huis, circa vijf voeten van hetzelve afgelegen kunnen afkeeren. Na het vuur geblust te hebben en alles nauwkeurig onderzocht te hebben, hebben wij bevonden dat in en aan voorschreven huizinge alles met uitzondering van eene koei was verbrand van waar aan men twijfeld of dezelve nog zal kunnen behouden worden. Bestaande het door het van verteerde volgens opgave in tachentig vaten rogge wezende nog in het stroo, acht en dertig vate boekweit, erwten, haver, lijn en sloorzaat te zamen bestaande in tien vaten, zes stuks vee waar onder een trekosch, een jong varken, karren, ploeg en eegd en verder alle bouwmans gereedschap, zes á zeven duizend ponden hooi, bedding, linne, wolle, alle kleederen met uitzondering van die aan het lichaam, meubilaire met een woord alles wat maar in en aan voorscheve huisinge hem was comparerende.
Na alles nauwkeurig ondervraagd te hebben, hebben wij niet kunnen gewaar worden, hoe, of waardoor de voorschreven brand zou zijn ontstaan, bestaande dit dit huisgezin uit drie man, waar van vader en zoon naar de kerk waren, en de dochter alleen was te huize gebleven, deze den brand gewaar werdende, liep zonder door de verslagheid te peinzen er mede iets uit te nemen, na de buren, het was juist onder den Mistijd, en niemand bij de hand, om haar eenige hulp te kunnen bieden, zoo dat er alles is moeten verbranden.
Van al het welke wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd, het welk tot informatie aan den Heere Officier der Regtbank van eersten aanleg te Eindhoven alsmede een afschrift aan Zijn Excellentie den Heere Staats Raad Gouverneur der Provintie NOORD BRABAND zal verzonden worden ten einde hier mede te handelen zoo als zal vermeenen te behoren.
Aldus geformeerd ten dage en plaatse voorschreven.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE,
Geteekend F.N. van GRIENSVEN.
Gemeente Archief Helmond, inv.nr. 264.
Bestuur van de registratie en Domeinen. 1816 - 1826.
(Fragment).
BAKEL
1 Klamp de "KERKEINDSE" gepagt bij HENDRIK EVERTS landbouwer te BAKEL voor zes honderd guldens f. 600.==
Borgen: JAN REYDERS en WILLEM RAAYMAKERS beide landbouwers te BAKEL. Was geteekend, J.REYNDERS.
2 Klamp genaampt: De GEENENEINDSE: gepagt bij HENDRIK EVERS Landbouwer te BAKEL, voor zeshonderd twee en veertig guldens f. 642.==
Borgen JAN RIJNDERS en WILLEM RAAYMAKERS beide landbouwers te BAKEL. Was getekend J.RIJNDERS.
3 Klamp genaamd de Smalle, gepacht bij JAN KUUNDERS Landbouwer te BAKEL voor twee en zestig gulden, f. 62.==
Borgen THOMAS KANTERS en HENDRIK VLEMMINGS beide landbouwers te BAKEL. Was getekend JAN KUUNDERS en THOMAS KANTERS.
Bakel 1818.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 21.
d.d. 18-01-1818.
Op heden den negentienden der maand Januarij Een Duizend, achthondert en achttien, des namiddags om twee uren, vernamen wij, Burgemeester der Gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABAND, dat een dolle of razende hond, door verscheidene ingezetenen dezer gemeente werd agtervolgt, zonder dat zij hem hadden kunnen agterhalen.
Ons met alle mogelijken spoed van snaphaan voorziende en te hulp loopende, gelukte het om, hem dood te schieten, en hebben denzelven vervolgens ter behoorlijke diepte in de aarde doen stoppen.
Denzelven nauwkeurig bezien hebbende heeft niemand der bijwezende dien gekend, doch informerende hebben wij verstaan dat denzelven, uit HELMOND tot onze gemeente was overgeloopen, en zijnen loop over BAKEL verscheidenen honden heeft gebeten, tot hij eindelijk te MILHEEZE werd dood geschoten.
Verders hebben wij terstond naar het gebeurde de volgende maatregelen genomen; als ten 1ste:
Doen afkondigen dat alle ingezetenen terstond, na de afkondiging hunne honden moeten vastleggen, ten 2de:
Den Veldwagter belast, om alle gebetene, of zelfs die, waar aan men twijfeld van gebeten te zijn, te dood te schieten.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd, het welk tot informatie aan den Heere Officier der Regtbank van eerste aanleg, zitting houdende te Eindhoven als mede een afschrift aan Zijn Excellentie den Heere Staatsraad Gouverneur dezer Provintie zal verzonden worden, ten einde daar over te handelen zoo als zal vermeenen te behooren.
Aldus geformeert ten dage en plaatse voorschreven.
De Burgemeester voornoemd.
Geteekend GRIENSVEN.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 23.
d.d. 14-03-1818.
Op heden den veertiende Maart Eenduizend achthonderd en achttien ten twee uren namiddags compareerde voor ons Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABAND JOOST SIMON NOYEN Landbouwer oud zes en twintig jaren en GERRIT van den HEUVEL (bij den eerst genoemde) Landbouwersknegt oud achttien jaren dewelke ons verklaart hebben dat op den vijftiende Januarij dezes jaar ten hunnen woonhuize gelegen op DE SCHOUW onder BAKEL hen is afstolen de navolgende goederen als:
1.
Van den eerstgenoemde (NOYEN) Een stuk spek van het voorste been, een grove linne zak, gemerkt ses.
2.
Van den laatstgenoemde (van den HEUVEL) een blauwe en rood gestriept vestje, een paar blauw gestriepte kouzen, een paar zokken en eindelijk een katoene das met groene ruiten.
Verders hen des wegens nauwkeurig ondervraagende en waarom zij volgens plicht terstond naar het gepleegt hier van geen aangifte deden hebben zij ons wegens de gedane diefstal geen nader verslag kunnen geven, en antwoordende dat zij meende dat voor een kleine zaak geen aangifte noodig was.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd het welk ter informatie van den Edel Gestrenge Heer Regter ter instantie bij de Regtbank zitting houde te Eindhoven zal verzonden worden ten einde te handelen alzoo als zal vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dage, ter ure voorschreven.
De Burgm.
Geteekend GRIENSVEN.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 4/1. folio 10.
d.d. 10-04-1818.
Extract uit het Register der Besluiten van de Gedeputeerde Staten der Provintie NOORD-BRABAND.
De Gedeputeerde Staten der Provintie NOORD-BRABAND gehoord hebbende het gerapporteerde, ingevolge appointement Commisseriaal van den 7e dezer Lith C. op de Requeste van NICOLAAS van den EIJNDEN (*) te BAKEL, daar bij, verzoekende dat aan hem tegen zoodanige prijs als billijk zal worden gevonden in eigendom worde geconcedeerd <= ingewilligd> een perceel heigrond, ter groote van omtrent tien à twaalf Loopensen gelegen onder BAKEL achter het gehugt ESP omtrent HET WITTE VEN.
Gezien de op voors. Request ingewonnen bericht van den Commissaris van het Arrondissement EINDHOVEN, en het Gemeente Bestuur van BAKEL
Besluiten
Art. 1.
Het Gemeente Bestuur van BAKEL wordt bij deze geauthoriseerd, om aan den adressant te transporteeren en in Naam der Gemeente af te staan twaalf Loopensen Gemeente heigrond omtrent het gehugt ESP te plaatse door het Gemeente Bestuur te bepalen, tegen betaling van twee gulden per Loopense.
Art. 2.
De verkrijger zal gehouden zijn behalve de voorschreven koopsomme, nog te betalen de kosten van afmeting het regt van Registratie de Zegels tot de acte van afstand benoodigt en den Chijns aan het Domein verschult gerekend als van ouds tegen vijf en tachentig cents per Loopense zullende echter omtrent de voldoening van het aan het laatste door dit Bestuur nader worden gedisponeerd en daar van door het Gemeente Bestuur na aan den verkrijger worden kennen gegeeven.
Art. 3.
Het Provenú van voors. parceel zal uitsluitend moeten worden besteed tot afdragen der achterstalige loopende schulden der Gemeente en tot dat einde disponible worden gehouden.
Art. 4.
De verkrijger zal zich ten aanzien van het in Cultuur brengen van de voorschreven gronden, moeten gedragen naar de dispositien vervat in de Resolute van het Provintiaal Bestuur van BRABAND de dato 28 November 1797 met dien verstande, dat de voornoemde gronden wanneer dezelve tot boschland mogten aangelegd worden, niet zullen worden gehouden voor bepoot of beplant, dan wanneer er op elke 20 à 24 voeten een heester of opgaande boom of om de drie à vier voeten een struik wordt gevonden, en dat dezelve, in Contrarie geval over eenkomstig de voorschreeve Resolutie na verloop van drie jaren na het transport aan de Gemeente zullen vervallen zonder eenige restitutie van kooppenningen of eenig andere hoegenaamde kosten.
Art. 5.
Voorts zal de verkrijger genieten zoodanige vrijdommen als aan de ontginningen en de Cultuur van sterile gronden toegekend of daar aan bij vervolg toegekend mogten worden.
Art. 6.
Een afschrift van dit Besluit zal aan den adressant worden uitgereikt tot dispositie op zijn Requeste, en een gelijk afschrift door middel van den Commissaris van het Arrondissement EINDHOVEN aan het Gemeente Bestuur van BAKEL worden gezonden tot informatie.
S'BOSCH den 10e April 1818.
De Gedeputeerde Staten voornoemd
Gepasseerd C.G. HULTMAN Vrz,
Ter ordonnantie
Geteekend P.X. VERHEIJEN
Accordeert met voorschreven Register.
De Griffier
Geteekend P.X. VERHEIJEN
Voor eensluidend afschrift
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
(*)
NICOLAAS van den EIJNDEN is geboren te GEMERT +/- 1769, als zoon van DANIEL van den EIJNDEN en van MARIA BOSCH. Overleed te BAKEL 04-12-1834, is weduwnaar van JOHANNA GEERTS.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 4/1. folio 11verso.
d.d. 11-06-1818.
Aan hun Edel Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten der Provintie NOORD-BRABAND.
Op de Requeste van NICOLAAS van den EIJNDEN Landbouwer wonende binnen de Gemeente BAKEL en MILHEEZE en daar op gedaan berigt, is bij Besluit van den 10 April j.l. Lith Co. door de Edel Groot Achtbare Heeren Gedeputeerden Staten dezer Provintie het Bestuur der Gemeente geauthoriseerd geworden aan den Requirant twaalf Loopensen Gemeente heigrond tegen betaling van twee gulden per Loopense af te staan, mits nog, alle daar op loopende kosten door den verkrijger moeten geleden worden.
Dan nu het het Gemeente aangemerkt hebbende dat de Requirant belast met een te zwaar huisgezin, waar voor hij bezwaarlijk het eerlijk brood kan verdienen, daar hij nog, op den hem toe te komen grond een huisje moet gebouwd worden, heeft het Gemeente bestuur ook nu begrepen, dat hij tegen alle deze daar op loopende kosten niet bestand kan zijn en het dus billijk waren, hem zoo veel mogelijk hier in tegemoet te komen, ten einde hem van alle verdere last voor de Gemeente te bevrijden, waartoe hij niet tegenstaande, zijnen altijd getoond hebbende, en nog toonende werkzamen ijver, zonder eenige medehulp zoude moeten vervallen.
Waar om, na geraadpleegd te hebben, heeft het Gemeente Bestuur van BAKEL en MILHEEZE geraadzaamst geoordeeld aan voorgemelde Van den EIJNDEN de geheele kooppenningen bestaande in f. 24.== te remitteren en kwijt te slaan, en hem gemelde twaalf Loopense gratis te transporteren nemende bij deze eerbiedig de vrijheid aan hun Geacht namens te Gemeente Bestuur hiertoe authorisatie te verzoeken
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 24.
d.d. 21-07-1818.
Op heden den een en twintigsten der maand Julij Eenduizend achthonderd en achttien des avonds omtrent zes uren compareerde voor ons Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABAND HENDRIK ROVERS Bouwman oud vijff en vijftig jaren wonende binnen deze gemeente op het gehugt BROUWHUIS No 303, denwelke ons verklaart heeft, dat op gisteren avond omtrent zeven uren, zijne zuster met name ELISABETH ROVERS, Weduwe GERRIT van HEUGTEN, wonende op voorschreve geheugte, No 304, gegaan zijnde ten huize van haren buur, JAN van HOOF, mede op gezegd geheugt No 301 woonachtig; en aldaar door de vrouw van gezegde JAN van HOOF, met name FRANCINA van DUREN, onverwacht met slagen is onthaald geworden, dat dezelve aldaar zoodanig met eene askrab, stoel, en stok geslagen werd, dat zij zich thans buiten staat bevindt haar gewoon werk te verrigten, en dat zulks is geschied, in bij wezen van den Heere GERARDUS van der HEIJDE Pastoor onzer Parochie, en van JAN BIEMANS tweede Burgemeester dezer gemeente.
Waar na, deze beide laatste genoemde als getuigen ondervragende, heeft de eerste genoemde de Heer van der HEIJDE verklaart, dat hij met laatstgenoemde BIEMANS, ten voorscheve huize van Van HOOF was, en de meergemelde ELISABETH, Weduwe van HEUGTEN, als toen binnen trad, dat de vrouw van Van HOOF haar zeide: BETH gij moet hier uit en mede een instrument nemende, met welke zij de Weduwe eenige slagen toebragt, dat hij hier tot BIEMANS gezegd had: Ontzet deze vrouw welke terstond haar dat instrument of askrab ontvrong. Zij weder eenen stoel nemende dewelke haar weder ontvringede zij een derde instrument nam waarmede zij de weduwe tot buiten de deur vervolgde.
De tweede getuigen JAN BIEMANS ondervragende verklaart dezelve dat hij ten voormelde huize (met den Heere Pastoor, als gemeld is wezende; en als mede gemeld is) de voorschreeve Weduwe aldaar binnen tredende; hij mede de vrouw van Van HOOF hoorde zeggen; gij moet hier uit en haar almede terstond eenige slagen; met eene askees of askrab aan de Weduwe voornoemd, zag toebrengen; dat hij op verzoek van den Heere Pastoor; haar terstond dat instrument ontweldigde; zij wederom eene stoel nemende, hij denzelve haar weder ontnam; dat hij als toen wederom een derde instrument nam; waar mede zij als voorzeid; de Weduwe tot buiten de deur vervolgde.
Door onpasselijkheid buiten staat zijnde zelfs het gepleegde verder te gaan onderzoeken, en hetzelve belast hebbende, aan den tweeden Burgemeester, alhier mede als getuigen voorkomende, heeft dezelve zich onverwijld begeven ten woning van den eerst genoemde comparant; de lijderes of Weduwe, aldaar ontbiedende; en de ontvangene wonden bezichtigende; heeft bevonden dezelve te bestaan geheel volgens deze bij zijnde copie van het certificaat; van den Heeren Docter vroed en heelmeester A. KONINGS; te weten; en twee kneuzings wonden; op de linker wang; groot ongeveer een halve Duim; nog twee kneuzingen, de eene op het linker schouderblad ter groote van circa de palm van eene hand; de andere op de regter ter groote van eene Schelling; doch geene dezelve schenen doodelijk.
Verder de lijderes ondervragende hoe zich die zaak had toegedragen; heeft dezelve geantwoord; dat zij omtrent ten acht uren savonds ter voorgezegde woonhuize van meergemelde Van HOOF inkomende; haar terstond door deszelfs meergemelde vrouw werd aangezegd, hetzelve te ruimen; alvorens dit te kunnen doen haar met eene askees of askrab werd aangevallen; waarmede zij twee zware slagen op haar hoofd ontving; haar vervolgende buiten de deur; alwaar zij haar nog twee slagen met een bezwaarde hand of met een instrument toebragt; dat die lijderes als toen nog de vlugt nam; en ten huize van haren broeder invlugte; doch dat zij van de twee eerste slagen bijna in onmagt viel.
Van al het welk wij dit tegenwoordige Proces Verbaal hebben geformeerd en hetzelve aan comparant en getuigen voorgelezen hebbende; hebben dezelve bij hunne voorschreve verklaring gepersisteerd; met aanbieding; om des gerequireerd wordende hetzelve met Heilige Eede te bevestigen. Zullende dit Proces Verbaal ter informatie aan den Heere Officier der Regtbank van eerste aanleg zitting houdende te Eindhoven; als mede een afschrift aan zijne Excellentie, den Heere Staatsraad, Gouverneur dezer Provintie gezonden worden, ten einde hetzelve, te kunnen doen strekken zoo als zullen vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dagen en ure voorschreve.
Namens de Burgemeester
De tweede Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Geteekend J. BIEMANS.
Copie uit den brief van A. KONINGS Medicina Doctor Heel en Vroedmeester te HELMOND.
Pro Justitia.
Aan
Den Heere Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Den 20e dezer maand Julij savonds tien uren, heb ik ondergeteekende Mr. Docter, Heel en Vroedmeester, wonende te HELMOND; bij mij verbonden de Weduwe GERIT van HEUGTEN, Bouweres oud 55 jaren, geboren en wonende te BAKEL met twee gekneusde wonden, aan de linker wang groot circa een halve Duim en met twee kneuzingen, een op het linker schouderblad, groot circa de palm van eene hand, een op het regter, groot, omtrent eene Schelling; de lijderes heeft mij gedeclareerd de wonden te hebben ontvangen den 20e Julij savonds circa acht uren door de vrouw van JAN van HOOF Bouwman wonende op het BROUWHUIS, in bij zijn van den Heer Van der HEIJDE, Pastoor uwer gemeente en JAN BIEMANS Onder Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE; geen der wonden zijn gevaarlijk, en geloven binnen de tijd van twintig dagen volkomene genezing.
Gedaan te HELMOND den 21e Julij 1818.
Geteekend A. KONINGS
Voor copie conform het doorgeschrapte in den vierde regel van boven goed gekeurd.
De Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 28.
d.d. 14-10-1818.
Op gisteren den dertiende October Een duizend achthondert en achttien des savonds omtrent tien uren kompareerde ten huize van den Burgemeester der Gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABANT WILLEM EVERS Bouwman oud twee en vijftig jaren, wonende binnen deze gemeente op het gehugt genaamt RAVENSGAT dewelke verklaarde, dat ten zelven dage des namiddags tusschen twee en vijf uren, gedurende zijne en zijne huisgezins afwezigheid, dieven in zijne woning waren gekomen en hem eenige goederen hadden ontgestolen.
Op heden den veertienden October wij Vice Burgemeester (terzake van absentie des Burgemeesters) des morgens zeven uren ons begeven hebbende ten woning van voorgemelde WILLEN EVERS en denwelke ondervraagd hebbende, hebben wij uit hem verstaan, dat bij hem de navolgende voorwerpen gemist werden te weten:
Een blauw damast kamisool waar aan achttien zilveren knoopen te zamen door hem gewaardeerd op f. 8 "
Een paar effen zilvere schoengespen vierkante met gebroken hoeken gemerkt WT op f. 9 "
Een zilvere slot aan een halsdas op f. 2 "
Een blauwe wolle Laken mansrok op f. 18 "
Een zilvere vingerring f. 60
Een gehokkeld gouden kruis met daar bij behoorende knop en slot gewaardeerd op f. 12 "
Een roode halsdoek met witte spikkelen f. 1 25
Een dito met blauwe grond witte en roode droppen op f. 1
Een katoene witte op f. 40
Een stuk gebleekt linne van twee ellen à zeventig cents per elle is f. 1 40
Een stuk gebleekt linne a drie en een tweede elle vijf en zestig cents per ellen f. 1 67
Geld uit de kast gehaald als ook uit de broek f. 9 75
En eindelijk een stuk spek a drie pond is f. 1 20
Totaal f. 66 27
Dus te zamen zes en zestig gulden zeven en twintig centen.
Verder onderzocht hebbende hoe en waar de dieven zouden zijn doorgebroken, hebben wij bevonden, dat door een afbindsel van stroo waar door de zolder van den hooitas gescheiden wordt ten Noorden tegen aan het dak van het huis een gat was gebroken als ook in het hooi een legplaats alwaar iemand scheen gelegen te hebben bevonden - waaruit wij besluiten dat aldaar op gemelde hooitas iemand zich heeft verhouden tot zoolange de gelegenheid zich aanbood, en als toen over gemelde zoldering is na binnen gekomen ook door den zelven weg moet vertrokken zijn; terwijl gemelde EVERS savonds thuis komende, de deur noch na behooren gesloten bevonden heeft..
Wijders hem gevraagd hebbende, of hij bij zijn vertrek niemand had gezien welke hij als nu, voor dit misdrijf kon verdacht houden, heeft dezelve verklaart, dat hem dien dag noch zijne buren geene deswegens verdachte personen zijn voorgekomen, noch op die dag in dien omtrek geene vreemdelingen zijn gezien, doch dat er daags te voren des middags een bij hem twijfelachtig voorkomend persoon was geweest, voorgevende een Pruisisch deserteur te zijn geboortig uit de Provintie LIMBURG, omtrent AKEN, denwelke na aldaar ten zijne huize boter en brood gebruikt te hebben, vertrok (zoo hij zeide) op VLIERDE doch werd daarna door verscheidene onze gemeentenaren, in deze gemeente noch op verschillende punten gezien, verwijderd van die route welke hij volgens zijn zeggen zou moeten ingeslagen hebben; zijnde dezelve gekleed met blauw gespikkeld katoene buis, zwarte broek, dito kouzen, schoenen met riemen, hooge of ronde hoed en een blauwe kiel zijnde van middelbare grote gestalte en omtrent vier en twintig jaren oud.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd het welk tot informatie aan den Heer Officier bij de Regtbank van eerste aanleg zitting houdende te EINDHOVEN zal verzonden worden als mede een schrift aan Zijn Excellentie den Heert Staats raad Gouverneur dezer Provintie ten einde het zelve te doen strekken zoo als zullen vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dagen en plaatsen voorschreve, De Vice Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Geteekend J.BIEMANS.
Voor eensluidend afschrift de Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv.nr. 9/3, pagina 31.
d.d. 28-10-1818.
Op heden den acht en twintigsten der maand October des jaars een duizend achthondert en achttien om acht uren smorgens compareerde voor ons Burgemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD-BRABAND MICHIEL zoon van JOACHIMUS CROOYMANS oud vijftien jaren dewelke ons verhaalde dat de nacht te voren diefstal had plaats gehad ten huize van gemelde JOACHIMUS CROOYMANS Bouwman wonende binnen deze gemeente op het gehucht gezegd DE BRUG No. 221 en er vescheide goederen waren gestolen, waarop wij vice Burgemeester (ter zake van absentie des Burgemeesters) ons onverweild begeven hebbende ter plaatse alwaar voorschreve diefstal had plaats gehad en den voorgemelde JOACHIMUS CROOYMANS naawkeurig ondervraagd hebbende hebben wij uit den zelven verstaan dat aldaar gemist werden de navolgende voorwerpen te weten:
1. Een hoogblauwe wolle laken mansrok door hem gewaardeerd op de somme van f. 10.==
2. Een dito buis, gewaardeerd op f. 6.==
3. Een halve El blaauw wolle laken a drie gulden f. 1.50
4. Een paar gebreide wolle kouzen grijs of schaap grauw op f. 1.40
5. Twee Ellen linne laken a zestig cents per elle is f. 1.20
6. Een vrouwe halsdoek groen katoen roode bloemetjes f. =.75
7. Een dito blaauw katoen met witte bloemetjes a f. =.75
8. Een karhuif 10 Ellen linne 50 cents per Ellen is f. 5.==
9. Een manshembt a f. 2.==
10. Acht ponden spek veertig cents per pond is f. 3.20
11. Geld uit de kast en kist gemist te zamen f. 30.==
Totaal f. 61.90
Bedragende dus de in dezen diefstal gemist wordende goederen eene waarde van een en zestig guldens negentig cents.
Verder na alle naauwkeurig onderzocht en opgenomen te hebben, hebben wij bevonden dat aan de Oostzeide van het huis onder de daar zich bevindende staldeuren een gat ter groote dat er omtrent een man door kon was gegraven door welk de dief of dieven op den stal en vervolgens door de binnen staldeur tussen den stal en woonvertrek (welke gemelde CROOYMANS verklaart niet gesloten geweest te zijn) naar binnen zijn gekomen als ook door den zelven weg vertrokken, verlarende hij verder, dat hij dezen nacht omtrent twaalf uren zonder iemand noch iemand zijns huisgezins iets gewaarwordende was naar bed gegaan; heden des morgens opkomende onder de staldeuren een gat bevond hetwelk gedeeltelijk weder was aangevuld, kunnende hij verder geene voetstappen noch iets ontdekken waar uit hij veronderstellen kon naar welke zeide het zelve was uitgedragen.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd het welk tot informatie aan den Heer Officier bij de Regtbank van eerste aanleg zitting houdende te EINDHOVEN zal verzonden worden als mede een schrift aan Zijn Excellentie den Heert Staats raad Gouverneur dezer Provintie ten einde het zelve te doen strekken zoo als zullen vermeenen te behooren.
Aldus geformeerd ten dagen en plaatsen voorschreve, De Vice Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Geteekend J.BIEMANS.
Voor eensluidend afschrift de Burgemeester van BAKEL en MILHEEZE.
Bakel 1819.
N.A.A. Bakel en Milheeze, inv. 9/3, pagina 33.
d.d. 10-02-1819
Op heden den tiende der maand Februarij Eenduizend achthondert en negentien, des namiddags drie uren, compareerde voor ons Bugemeester der gemeente BAKEL en MILHEEZE Provintie NOORD BRABAND, PETER van de LAAR Veldwachter, der voorgemelde gemeente, vertoonende een persoon met name ARNOLDUS BEKS, verlofganger en loteling van 1815 getrokken volgens zijne opgave het nummer vijf voor de gemeente NUNEN, zijnde aldaar geboortig, zoon van JAN BEKS en van MARIE de GOOR welke veldwachter hem in deze gemeente vindende, vagebonderen hem naar zijn pas vragende, werd door gezegde BEKS hem geweigerd die te vertoonen om welke reden hem gezegde veldwachter op leide en naar denzelve door mij ondervraagd zijnde is bevonden van een verlofpas voorzien te zijn, afgegeven den twintigsten October 1818, denwelke den tijd van vier weken overschreven zijnde om dezelve het Bestuur der Gemeente NUNEN te vertoonen, hij als deserteur door mij is aangemerkt geworden, en vervolgens gearesteerd. Toen de gemelde arrestand ontwaarde dat hij naar het gevangenhuis moest, heeft hij zich tegen mij Burgemeester en tegen den Veldwachter, zoo mede tegen de Commisen der Accijnsen gestationeerd te HELMOND verzet, dewelke op dat oogenblik door mij ter assistentie geroepen zijn geworden.
Dan wij hebben hem gezamenlijk zoo, naar het gevangenhuis gebragt, hebbende hij als toen tegen mij Burgemeester, en verdere, allerlei soort van chocane uitgebraakt, als dreigende met de vuist "Ik zal u leeren brave menschen arresteren, ik wilde dat BAKEL verzonk honderdmaal herhalende, God-dome, ik wenschte dat BAKEL verzonk, ik zal u leeren enz. makende alzoo in het gevangenhuis noch grooter gebaar met drijgen op de deur slaan en heeft alden in hetzelve twee glasruiten naar buiten geslagen.
Van al het welk wij dit tegenwoordig Proces Verbaal hebben geformeerd, het welk benevens de van hem gevraagde, en door hem van het Corps verkregene verlofpas, ter informatie aan den Heere Officier bij de Regtbankzitting, houdende te Eindhoven, zal verzonden worden, alsmede een afschrift van hetzelve aan Zijn Excellentie den Heere Staatsraad Gouverneur dezer Provincie, zoo mede alnoch, een gelijk afschrift in duplo aan den Heere Auditeur Melitair, dezer gemelde Provincie ten einde hetzelve te doen strekken, zoo al zullen vermeenen te behooren.
Alden geformeert ten dage, plaatse en ure bovengenoemd.
De Burgemeester voornoend
Geteekend F.N. van GRIENSVEN
Voor eenluidend afschrift.
← Terug naar: Bakel 1800 -1809Verder naar: Bakel 1820 - 1829 →