07 - De ruilverkaveling
In de gemeente Bakel hebben vanaf de jaren zestig verschillende ruilverkavelingen plaatsgevonden. De eerste ruilverkaveling betrof de Bakelse Akkers. Tot die vrijwillige ruilverkaveling was tijdens een speciale vergadering op 11 oktober 1960 besloten. Het gebied dat opnieuw verkaveld moest worden omvatte de Schouwse Akkers, een gebied van 120 hectaren met zestig landeigenaren, de Geeneneindse Akkers (veertig hectaren met 25 eigenaren) en de Nuyeneindse Akkers (vijftig hectaren met 38 eigenaren).
Vrijwillige ruilverkaveling, zo beseften ook de betrokkenen, kende vele voordelen. Zo kon het anders zo langdurige traject van verkavelen snel gebeuren en de kosten konden laag blijven. Iedere deelnemer zou er op vooruit gaan en zou voor aanvang al op de hoogte zijn van kosten perceelsinbreng en -toewijzing. Tenslotte gebeurde het voor iedereen op basis van vrijwilligheid. Dat een ruilverkaveling geen eenvoudig project is blijkt wel uit de duur ervan. De werkcommissie, die in oktober 1960 werd ingesteld, kon de ruilverkaveling Bakelse Akkers negen jaar later notarieel afsluiten.
Twee jaar later was Bakel opnieuw aan de beurt. In december 1971 stemden de betrokkenen over de wettelijke ruilverkaveling Bakel. Het overgrote deel, 85,2 procent van de eigenaren met 78,3 procent van de oppervlakte, bracht zijn stem uit. Van de 483 uitgebrachte stemmen waren er 177 voor de ruilverkaveling. Een meerderheid was dus tegen, maar omdat de stemming per oppervlakte wel een meerderheid opleverde (1795 van de 3378 hectaren 'stemden' voor) kon de ruilverkaveling toch doorgang vinden. Doel van de ruilverkaveling was het samenvoegen van percelen tot zo groot mogelijke eenheden en het vergroten van de huiskavels.
Het College van Gedeputeerde Staten benoemde een plaatselijke commissie die met het 7.660 hectaren grote gebied aan de slag kon. Behalve Bakel waren ook de gemeenten Beek en Donk, Aarle-Rixtel, Boekel, Deurne, Gemert en Helmond bij deze verkaveling betrokken. De in het verleden gereedgekomen vrijwillige ruilverkavelingen, waaronder de Bakelse Akkers en 47 ha van de reeds afgesloten ruilverkaveling Milheeze, werden in het nieuwe plan meegenomen. Dit was nodig in verband met de gebruiksrelatie van deze gebieden met de rest van het blok. Het totale te verkavelen gebied was onderverdeeld in 6.110 ha cultuurgrond (80 procent), 1.160 ha bos- en natuurgebied (vijftien procent) en 390 ha overige grond (vijf procent).
In het derde kwartaal van 1974 legde de commissie de eerste schatting vast. Deze werd tegelijk met de lijst van belanghebbenden ter visie gelegd. Het plan van toedeling werd negen jaar later, in mei 1983, ter inzage gelegd. Ook de procedure met betrekking tot het plan van wegen en waterlopen plus het bijbehorende landschapsplan kon rond die tijd worden afgerond.
In november 1985 werd de ruilverkavelingsakte gepasseerd, zodat in 1986 de akte van toedeling kon passeren en de lijst van geldelijke regelingen ter visie kon worden gelegd. In 1987, toen de bezwarenprocedure met betrekking tot de lijst van geldelijke regelingen was afgerond, was de ruilverkaveling volledig klaar en kon de commissie worden ontbonden.
Om het doel van de ruilverkaveling te kunnen bereiken, kregen vijf landbouwbedrijven een nieuwe plaats in het gebied. Ook werd het stelsel van openbare waterlopen uitgebreid naar 130 kilometer en bouwden de uitvoerende werkers veertig stuwen en een gemaal in de waterlopen. En ter ontsluiting van de bedrijfsgebouwen voorzagen zij zo'n 35 kilometer weg van verharding. Na de ruilverkaveling waren daardoor nagenoeg alle bedrijfsgebouwen aan een verharde weg gelegen. Dat de ruilverkaveling voor de landbouwbedrijven en de andere grondeigenaren behoorlijk grote gevolgen had, blijkt wel uit de onderstaande tabel. Waar de landbouwer eerst gemiddeld nog over bijna vijf kavels beschikte, waren dat er na de verkaveling nog maar twee. Opvallend is wel dat het aantal belanghebbenden na de ruilverkaveling groter is dan ervoor. Redenen hiervoor zijn dat er in de periode van de verkaveling een aantal delingen plaatsvond en dat het aantal grondeigenaren toenam. Aan Staatsbosbeheer werd bijvoorbeeld veel grond verkocht.
Behalve de landbouw speelt recreatie en landschapsbeheer een grote rol bij iedere ruilverkaveling. Ook in Bakel was dat het geval. Op het gebied van recreatie troffen de planmakers een aantal voorzieningen. Ze leverden een bijdrage in de aanleg van de visvijver in de Aarlese bossen en in het recreatie-object 'De Heibloem' in Bakel. Op de Grotelse Heide werd in samenwerking met de gemeente Bakel een bewegwijzerde wandelroute uitgezet. Verder legden ze een tweetal, onderling verbonden fietsroutes in de gemeenten Deurne, Bakel, Gemert en Aarle-Rixtel aan, met een totale lengte van zestig kilometer.
In het kader van het landschapsbeheer stelde de ruilverkavelingscommissie een landschapsplan op. In dit plan werden, ter compensatie van de in de ruilverkaveling verwijderde landschapselementen, bestaande elementen verstevigd en nieuwe gevormd. Ook werden ongeveer 170 hectaren cultuurgrond aan Staatsbosbeheer toebedeeld, waarvan 87 hectaren werden ingeplant. Verder werd 24 kilometer wegbeplanting aangelegd en zijn door belanghebbenden zelf 180 erfbeplantingen aangebracht. Het rijk leverde hierin een bijdrage.
Concentraties van deze landschapselementen zijn gelegen nabij De Schouw in Deurne, het Ravensgat in Bakel en langs de Peelse Loop en de Snelle Loop in Gemert. Natuurreservaten De Biezen en De Grotelse Heide kwamen in het landschapsplan eveneens aan de orde. De planmakers onttrokken vijftien respectievelijk veertig hectaren landbouwgrond aan hun bestemming en deelden ze toe aan Staatsbosbeheer. Hierdoor konden de natuur- en landschapswaarden in de reservaten veilig gesteld worden en in belangrijke mate worden verbeterd. In deze gebieden tracht men sindsdien de natuur zo veel mogelijk zijn gang te laten gaan en bijvoorbeeld door beweiding en verschraling de oude situatie te herstellen.