Historisch Overzicht
Uit archeologische vondsten op verschillende plaatsen blijkt dat Bakel al zeer oud is. Reeds in de Romeinse tijd vestigden zich hier boeren ten westen van de Peel (Palus = moeras) op de hoge zandrug die zich gevormd had als gevolg van de Peelrandbreuk. Het was er droog genoeg om te wonen en er was overal voldoende drinkwater (kwelwater) voor mens en vee. Bovendien bestonden er in de Romeinse tijd al enige veilige en begaanbare routes via Bakel van noord naar zuid. Zo ontstond hier al vroeg een woongemeenschap op een hoge zandrug tussen bossen, de veengronden van de Peel en de natte gebieden langs het riviertje de AA (in latijn:AQUA). De naam Bakel zou ontstaan zijn uit een samenvoeging van BACLAOS (bac=rug/hoogte) en LAOS (=loo/bos)
Bakel, toen Bagaloso geheten, wordt het eerst genoemd in een Akte van 714, opgemaakt door de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal (bij Luik). Daarin vermaakt een zekere heer Herelaef, een Frankische edelman, de bezittingen van zijn moeder "tot heling van zijn ziel" aan St.Willibrordus, die als Angelsaksische monnik hier missioneringswerk verrichtte, eerst tezamen met H.Lambertus. Dit bekeringswerk gebeurde niet altijd op zachtzinnige wijze en leidde tot verzet bij de heidenen, die H.Lambertus en H.Bonifacius vermoordden.
Pepijn schonk aan St.Willibrord vele landgoederen in deze regio, die vervolgens door hem werden verdeeld onder de onvrije boeren, die de grond konden kopen ofwel mochten bewerken tegen een lage rente (= cijns) of tiende. Men moest dan elk jaar na de oogsttijd een tiende deel van de oogst naar een "tiendschuur" brengen. Lange tijd heeft er zo'n tiendschuur gestaan aan de Helmondsestraat. De rechten op de gronden werden na de dood van St. Willibrord overgedragen aan de abdij van Echternach of later ook aan lokale kerken of edelen.
Zo verwierf de kerk te Bakel hierdoor aanzienlijke inkomsten.
St. Willibrord is waarschijnlijk in 714 en 721 in Bakel geweest. Volgens een volksverhaal zou hij in Bakel verbleven hebben na een vermoeiende missiereis vanuit het noorden van ons land en toen gezegd hebben: HIC BACULUM MEUM PONO = HIER ZET IK MIJN STAF NEER, HIER RUST IK UIT.
In ieder geval wijdde hij in 721 hier een kerk in. Het was een houten kerk, eerst gewijd aan de apostelen Petrus en Paulus, daarna aan St.Lambertus en weer later aan St. Willibrordus.
De kerk in Bakel bleef 7 eeuwen lang de moederkerk (ecclesia matrix) voor de wijde omgeving. Van heinde en verre kwam men naar de kerk in Bakel. Dat verklaart waarom er zeker 10 wegen of paden naar Bakel liepen. Ook nu vindt men nog heel duidelijk de sporen van deze "kerkepaden" in Bakel terug.
In ieder geval was de kerk van Bakel verzekerd van inkomsten van kerkgangers uit Milheeze, Liessel, Vlierden, Deurne, Gemert.
Maar omstreeks 1400 veranderde dat. De inkomsten van de kerk in Bakel liepen sterk terug doordat de omliggende dorpen eigen kerken gingen bouwen en de inkomsten voor zichzelf hielden. Zo werd in Deurne in 1651 een kerk gebouwd en ook Gemert werd in 1437 een zelfstandige "pastorij". Tenslotte eiste ook de Duitse Orde in Bakel e.o. bepaalde rechten op. Bovendien werd de kerk in Bakel ten tijde van de Reformatie sinds 1648 door de protestanten opgeëist, zodat de rooms-katholieken moesten uitwijken naar elders, bijvoorbeeld een schuurkerk (locatie Muziekhofje) of naar de Kraayenhut op de grens van Deurne en Venray. Maar het aantal protestanten was zeer gering (in 1750 nog maar 17!) en daarom werd alleen het priesterkoor voor de diensten gebruikt en de rest diende als opslagruimte voor turf en hout. Daardoor brandden dan ook vaak grote delen van de kerk af en het duurde daarna weer lang voordat de kerk in z'n geheel werd gerestaureerd.
Na de Franse tijd kwam de kerk in 1818 weer in handen van de rooms-katholieken. Maar het sobere interieur herinnert nog steeds aan de protestantse periode. Vele attributen werden na die tijd dan ook uit andere gebouwen gehaald of deels uit de schuurkerk o.a. een deel van de preekstoel en de kroonluchter.